Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Maertens heeft het woord.
Ik heb in deze commissie door de jaren heen veelvuldig vragen gesteld, zowel schriftelijk als mondeling, over het Seine-Scheldeproject. Het is een heel belangrijk project, niet alleen voor Vlaanderen, maar ook voor heel Europa, waarbij het Scheldebekken wordt verbonden met de Seine door onder andere in Frankrijk een nieuw kanaal aan te leggen om ervoor te zorgen dat de waterwegen in Vlaanderen en voor een deel in Wallonië, in het bijzonder de Schelde en de Leie, breed en diep genoeg zijn en toekomstbestendig zijn om grotere schepen en grotere volumes via het water te vervoeren.
Recent bezorgde u me in antwoord op een schriftelijke vraag een overzicht van de realisatie van de verschillende deelprojecten binnen het Seine-Scheldeproject. We stellen vast dat al een behoorlijk aantal projecten werd voltooid, wat goed nieuws is, maar het is natuurlijk al jaren bezig. Daarnaast zijn er projecten in uitvoering of in voorbereiding. Maar er zijn ook nog projecten die nog uit de startblokken moeten schieten. Dat is niet onbelangrijk, omdat de einddatum voor Europa in principe in 2030 ligt.
Ik maak me toch een klein beetje ongerust. Ik volg het al bijna tien jaar in het Vlaams Parlement. Je ziet de vooruitgang, maar het gaat traag, wat natuurlijk voor heel veel investerings- en infrastructuurprojecten in Vlaanderen geldt. Het baart mij een beetje zorgen, want hoe dichter we bij die deadline van 2030 komen, hoe meer we moeten focussen op de afwerking van heel wat projecten, zeker als het gaat over de centrale as op de Leie zelf, los van de nevenassen zoals bijvoorbeeld het kanaal Roeselare-Leie, het toekomstige scenario van het kanaal Bossuit-Kortrijk, het kanaal Gent-Oostende en ga zo maar verder.
In september vorig jaar werd een nieuwe oproep tot projectvoorstellen onder het tweede Connecting Europe Facility (CEF2) gepubliceerd. De uiterste indieningsdatum is 30 januari 2024. We weten uit het verleden en twee eerdere subsidieoproepen dat Europa, wat betreft de projecten Seine-Schelde, de helft subsidieert. Dus 50 procent van de infrastructuurkost wordt gesubsidieerd door Europa, wat toch niet onbelangrijk is. Als je als overheid een euro maar één keer kan uitgeven, moeten we maximaal beroep doen op de subsidies van andere overheden. In de context van de Vlaamse overheid is dat uiteraard altijd Europa.
In deze context heb ik een aantal vragen.
Werd er in het kader van de verdere realisatie van het Seine-Scheldeproject door de Vlaamse overheid of haar entiteiten ingetekend op deze nieuwe projectoproep CEF2? Zo ja, kunt u de ingediende projectvoorstellen nader duiden? Zo neen, waarom niet? En in welke mate hypothekeert het niet-indienen van projecten voor een nieuwe subsidieronde de verdere realisatie van het Seine-Scheldeproject?
Kunt u toelichten of de huidige stand van zaken en voortgang van het Seine-Scheldeproject al dan niet eerder toegezegde Europese cofinanciering in het gedrang brengt? Want ik merk toch een zekere vertraging. Als we die projecten niet tijdig voleindigen, komen die Europese subsidies dan in het gedrang? Als dat het geval is, dan moeten we daar uiteraard iets aan doen.
Alvast bedankt voor uw antwoorden.
Minister Peeters heeft het woord.
Inderdaad, onze CEF-middelen zijn zeer belangrijk en we moeten er zeker over waken dat we die ook te allen tijde zullen krijgen. Ik wil u zeker al geruststellen. Op 26 januari van dit jaar werd door de vier projectpartners, die u kent en die ik niet allemaal ga opnoemen, een gezamenlijk projectvoorstel voor Seine-Schelde 2.3 ingediend in antwoord op de derde oproep tot projectvoorstellen voor CEF2. Het ingediende projectvoorstel heeft een looptijd van 59 maanden en loopt van 1 februari 2024 tot en met 31 december 2028. Voor het Vlaamse luik van dit projectvoorstel, dat volledig getrokken wordt door De Vlaamse Waterweg, zijn een aantal elementen opgenomen in studies en ook een aantal elementen in werken. Ik zal ze even opsommen aangezien u ze ook in detail vraagt.
Qua studies zijn er voor projectmanagement en communicatie voor een bedrag van 14,78 miljoen euro projecten voorzien. Het gaat hier vooral over algemene projectwerking en ondersteuning alsook over de personeelskosten en dit voor de jaren 2027 tot 2028. Daarnaast is er ook een projectstudie voorgesteld die gaat over de uitvoering van de voorbereidende projectstudies voor de opwaardering van de Leie-as, het kanaal Roeselare-Leie en het kanaal Brussel-Charleroi. Dan is er specifiek qua werken voor de Leie-as een verdere uitvoering van het geïntegreerde Seine-Scheldeprogramma op de Leie voorzien voor een bedrag van 60,70 miljoen euro.
Ik weet niet of ik ook alle deelaspecten moet geven, maar ik weet dat mevrouw Fournier graag zal horen dat de doortocht van Menen er ook instaat voor fase 2 met een bochtafsnijding voor een bedrag van 20,65 miljoen euro, de herbouw van de brug Wevelgem-Lauwe voor 24,9 miljoen en een verdere implementatie van het luik Rivierherstel Leie voor 15,2 miljoen. Verder worden er pompinstallaties of turbines voorzien op de sluizen in Menen en Sint-Baafs-Vijve voor 8,19 miljoen, de herinrichting van de stuwarm in Sint-Baafs-Vijve inclusief het wegwerken van de ‘missing links’ voor het fietsverkeer voor 2,19 miljoen. Voor de modernisering van de stedelijke kaaimuren langsheen de oude Leie-arm in Kortrijk aan de Handelskaai gaat het over een bedrag van 84 miljoen. Naast de Leie-as hebben we ook voor de Boven-Schelde de modernisering en upgrade van de bestaande Va-sluizen in Asper, Oudenaarde en Kerkhove voor 11,5 miljoen euro. Dan hebben we voor het kanaal Gent-Oostende fase 2 van de herbouw van de Steenbruggebrug en de aanpassing van de kanaalbocht voor 39 miljoen euro. Voor het kanaal Roeselare-Leie is er de modernisering van de kaaimuur ter hoogte van de firma Zandhandel Roeselare voor 9,43 miljoen euro en dan, ten slotte, voor het kanaal Brussel-Charleroi de modernisering van de oevers ter hoogte van de site Molens van Ruisbroek in Sint-Pieters-Leeuw voor 9,11 miljoen euro.
Het ingediende projectvoorstel omvat voor het Vlaamse luik van het Seine-Scheldeproject een totaalpakket aan investeringen ten bedrage van 147 miljoen. Zoals ik al zei, is het qua verdeling 17,2 miljoen voor studies en 129,8 miljoen euro voor werken. De opgenomen werken werden vanuit Vlaanderen ingediend na afweging van enerzijds de maturiteit van het project – hoe ver staan we met het project en is het ook op korte termijn realiseerbaar, hoe is het met de studies, de ontwerpen en dergelijke meer? – en, wat ook heel belangrijk is, het bekomen van de omgevingsvergunningen. Anderzijds was er de afweging van de binnen het geïntegreerd investeringsprogramma (GIP) voorziene financieringen. Het globale projectvoorstel Seine-Schelde 2.3 gaat samen met de projecten van de andere partners over een bedrag van 4,4 miljard euro. Men verwacht dat de resultaten van de beoordeling van deze projectvoorstellen bekend zullen zijn tegen juli 2024.
Wat betreft uw tweede vraag in verband met de eerdere programma’s die we nog lopen hebben, weet u dat het Seine-Scheldeprogramma drie Europese subsidieovereenkomsten telt, de ‘grant agreements’ zoals we dat noemen. CEF1 ging over een bedrag van 360 miljoen euro. Daarvan verwachten we dat tegen juni 2024 96,5 procent uitgevoerd zal kunnen worden. CEF2.1 loopt tot december 2026 en zit ook op schema. Daarvan is eind 2023 een tussentijdse rapportering gemaakt en dat zit dus volledig op schema. Ook CEF2.2. bevindt zich volledig op schema.
Bij de opmaak van ons definitief GIP 2024 zal ik er uiteraard op toezien dat de budgettering van de middelen om al deze projecten te realiseren, zeker zijn opgenomen. Zoals u inderdaad zegt, mijnheer Maertens, gaat het hier over een zeer hoog subsidiepercentage dat we van Europa kunnen krijgen. Daarrond moeten we zeker geen enkel risico nemen en alles op alles zetten zodat we de engagementen kunnen waarmaken. Desgevallend moeten we met projecten schuiven, tenzij de begroting zo goed is en er bijkomende middelen kunnen komen. Ik zie u al met de wenkbrauwen fronsen – het is eerder wishful thinking.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, wat dat laatste betreft is het natuurlijk altijd een keuze. Er zijn prioriteiten, maar die van mij zullen anders zijn dan die van andere collega's. In een regering is dat zoals in een goed bestuur: je probeert daar uiteraard een overeenkomst in te vinden.
Ik hoop vooral dat de urgentie voor iedereen duidelijk is. Er wordt niet alleen gewerkt aan nieuwe zaken, dat weet u, maar er moeten ook kanalen hersteld worden, zoals het kanaal Roeselare-Leie, om ze opnieuw vaarwaardig te maken voor goederentransport, of een versterking ervan zeker niet tegen te gaan.
Seine-Schelde is een breed project met heel wat kleinere deelprojecten die op hun beurt ook groot kunnen zijn. Er gaan heel veel miljoenen in om. Het is soms moeilijk om door de bomen het bos nog te zien. Er zijn Europese middelen, er zijn die CEF-calls, er zijn ook zaken die gebeuren met eigen middelen van De Vlaamse Waterweg. Het is wat moeilijk allemaal, maar het indienen is wel een belangrijk signaal. Dat betekent dat we het niet zomaar op zijn beloop laten en dat we het belang van Seine-Schelde echt wel hoog blijven inschatten. Het is belangrijk inzake de geloofwaardigheid ten aanzien van de partners: Europa, Wallonië, Frankrijk – dat voor het gros van die 4 komma zoveel miljard euro instaat –, de betrokken steden en gemeenten – en dat zijn er toch heel wat –, maar ook ten aanzien van de vele bedrijven waarvoor we het eigenlijk doen. De essentie van het verhaal blijft dat we proberen de bedrijvigheid langs het water te versterken. We moeten proberen vrachtwagens van de weg te halen voor een duurzamer alternatief dat geen files veroorzaakt, namelijk transport over het water.
De uitdagingen zijn er. U schetst een hele reeks budgetten. We zitten natuurlijk in een specifieke politieke context met aankomende verkiezingen. De volgende regering zal opnieuw prioriteiten moeten bepalen. Ik hoop dat we als Vlaamse overheid, meer specifiek De Vlaamse Waterweg, goed voorbereid zijn en een mooi werkstuk kunnen voorleggen waarbij de uitvoering van Seine-Schelde tot 2030 kan worden bepaald en kan worden gebudgetteerd. Hiermee kan de volgende regering aan de slag gaan.
Ik heb een vraag over het ritme waarmee we vandaag bezig zijn, want daar heb ik u eigenlijk niets over horen zeggen. Zijn er garanties dat we eind 2030 – de deadline is al verschoven door Europa, ik dacht dat het initieel 2027 was – klaar zullen zijn? Ik denk dan niet alleen aan het budgettaire, maar ook qua studiewerk en qua outsourcing van bepaalde zaken. Zijn er garanties wat dat betreft?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, laat me toe om nog eens over de grens te kijken. Dat heb je met grensgevallen. Ik kijk naar de grens van Frankrijk. Collega Keulen kijkt altijd naar Nederland.
Ik denk dat de problematiek van de Seine-Schelde heel duidelijk geschetst werd door collega Maertens. Maar wat belangrijk is in dezen, is het nieuwe kanaal dat gegraven moet worden in Frankrijk. Als het kanaal niet gegraven wordt in Frankrijk, mogen we onze bruggen nog zo hoog mogelijk maken, en onze schepen nog zo hoog mogelijk maken, dan heeft dat weinig zin.
Als ik me niet vergis, zijn ondertussen de werken gestart aan het kanaal van 107 kilometer tussen Compiègne en Combray. Maar die timing, net zoals de timing bij ons, werd ook al ettelijke keren aangepakt en verzet. Nu is de einddatum voorzien op 2028.
Ik wil gewoon van u weten, minister: hebt u een stand van zaken over het aanleggen van het kanaal? Want nogmaals, zonder het kanaal in Frankrijk te graven, heeft het niet veel zin om schepen van 4500 ton toe te laten. Als ze niet van de Seine kunnen komen, geraken ze ook niet tot aan de Schelde.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de bijkomende vragen. Ik denk opnieuw dat door het feit dat het zo’n hoog percentage aan subsidies is, en dat was ook zo in het verleden, dat De Vlaamse Waterweg alles op alles zet om iedereen aan te moedigen om die projecten goed op te volgen, en om ervoor te zorgen dat we die subsidies ook effectief kunnen binnenhalen. Ik neem aan dat een volgende beleidsploeg dat ook zeker zal willen doen, omdat al deze projecten – ook inzake duurzaam transport, die modal shift die we allemaal willen, ook voor het goederenvervoer – op zich een zeer belangrijk aspect zijn. In die zin denk ik dat we daar wel gerust op kunnen zijn.
U zult straks in de definitieve GIP zien dat we zeker onze engagementen willen waarmaken, en dat we er zeker op willen toezien dat we tijdig het een en ander gerealiseerd kunnen zien.
Veel staat of valt natuurlijk ook wel met de vergunningen en dergelijke. Ik heb daarstraks de verbinding gemaakt tussen de studiekosten en de effectieve uitvoering, maar werken kun je pas uitvoeren als er effectief een vergunning is. Ik denk maar aan de Dendervallei bijvoorbeeld. U weet dat het niet altijd evident is om werken uit te voeren als er tegenkantingen komen. Maar laat ons niet negatief zijn, laat ons daar vooral positief naar kijken. De Vlaamse Waterweg volgt dat zeker ook met argusogen op.
We moeten inderdaad kijken naar de andere kant van de grens, mevrouw Fournier, naar Frankrijk. Ik heb daarstraks gezegd dat het globale projectvoorstel dat nu is ingediend door de vier partners, en waarbij Frankrijk, en ook het comité van het Seine-Scheldeproject zelf, uiteraard ook een heel belangrijke partner is.
Als ik daarstraks heb gezegd dat het gaat over een bedrag van 4.460.000.000 euro, dan is het aandeel van De Vlaamse Waterweg 147 miljoen euro. Dan zie je ook onmiddellijk dat er voor het comité van het Seine-Scheldeproject zelf een bedrag van 3,4 miljard euro is uitgetrokken. Dus het gaat over immens grote bedragen.
Ze weten natuurlijk ook dat ze ofwel de subsidie krijgen, of dat ze die niet krijgen. Europa zal ook bij hen wel continu blijven controleren of alles op schema zit. Natuurlijk, als het in Frankrijk niet gaat, kunnen ze ook niet tot bij ons geraken. Dus ik denk dat dat op zich wel een duidelijke zaak is.
Ik zie het hele verhaal van de Seine-Schelde als zoiets zoals we met het Albertkanaal hebben gedaan. Van 2007 tot 2024 hebben we 62 bruggen verhoogd, alle bottlenecks weggenomen. Dat moeten we ook hier doen, zodat we die schepen van een hogere klasse kunnen laten varen, om zo de modal shift inzake goederenvervoer volop te kunnen faciliteren. Als we dat met Europese middelen kunnen doen, denk ik dat we daar ten volle gebruik van moeten maken.
Dus we blijven er volop naar uitkijken om dat hier te doen. Maar u weet ook dat er vaak andere elementen komen. Ik denk aan waterbeheersing en dergelijke. Dus als er telkens verschoven moet worden, is dat moeilijker. Ik pleit wat dat betreft zeker voor een investeringscatalogus, om er zeker voor te kunnen zorgen dat we die financiële middelen te allen tijde effectief kunnen binnenhalen, zeker die Europese subsidiemiddelen.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zie een aantal belangrijke mijlpalen. Ten eerste schetst u het definitieve GIP 2024, met een doorkijk naar de volgende jaren 2025 en 2026. Ten tweede is er de bekendmaking van de beoordeling van de Europese subsidie in juli 2024. Ten slotte, als de kiezer het mij toelaat om dat ook in de toekomst verder op te volgen, is er een volgend regeerakkoord, een volgend meerjarenplan van de Vlaamse Regering dat ervoor moet zorgen dat er voldoende middelen staan tegenover die Europese subsidies. Dat zal belangrijk zijn. Het voordeel is inderdaad dat de werken aan het Albertkanaal afgerond zijn en dat men daar nu de tweede werf, de grootste werf van de waterwegen kan voortzetten. We zullen dat met argusogen blijven volgen.
Het is ruimer dan het realiseren van een snelweg over het water vanuit Vlaanderen, of zelfs vanuit Nederland over Vlaanderen en door Wallonië naar Frankrijk. Het gaat ook over hoe je als Vlaamse overheid Europese programma’s en subsidies kunt gebruiken – niet misbruiken – om ook in Vlaanderen noodzakelijke werken uit te voeren, zodat de bedrijvigheid langs en over het water er de komende honderd jaar wel bij zal varen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.