Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega’s, Vlaanderen werd opgedeeld in vijftien vervoerregio’s om de samenwerking rond mobiliteit tussen gemeenten te verbeteren. Binnen die vervoerregio’s hebben we, in onze streek, de vervoerregio Waasland en de vervoerregio Mechelen. Die grenzen aan elkaar, ware het niet dat daartussen de mooie rivier de Schelde stroomt, met daarover de Temsebrug. Die Schelde blijft helaas tot op de dag van vandaag een harde grens, minister. In uw voorbereiding zult u allicht zien dat ik over dit onderwerp in dit parlement al tig jaren een ontelbaar aantal schriftelijke vragen heb gesteld. De laatste aan u was op 24 oktober 2023, vraag nr. 156.
Nu blijkt eigenlijk dat er aan beide kanten van de Schelde, van het Waasland richting Vlaams-Brabant, voor de mensen die daar wonen, belangrijke zaken zijn, zoals het ziekenhuis in Bornem, grote industriezones voor tewerkstelling en grote scholen. Maar ook in de omgekeerde richting stellen we vast dat mensen van Klein-Brabant richting Temse komen. Voor de mensen die daar wonen, is de Schelde dus geen harde grens, maar voor ons openbaar vervoer blijkbaar wel. Dat is nog altijd zo.
Ik betreur dat echt ten zeerste. Ik ben daar niet alleen in, ook de inwoners betreuren dat. Er is volgens mij ook een actieve en professionele burgerbeweging. U kent allemaal hun naam: ‘Haal DE LIJN over de Brug’. Het kan niet kenmerkender zijn dan dat.
Wat is er eigenlijk aan de hand, collega’s? Er zijn twee problemen: een eerste probleem betreft de trein. Ik weet dat u niet bevoegd bent voor de trein, minister, maar het was misschien beter wel zo geweest. We zitten daar met lijn 54 van Sint-Niklaas richting Mechelen. Daar rijdt één trein per uur over een spoor dat niet meer zo top is, waardoor die trein niet zo geweldig vlot kan rijden – als u van uw koffie een frappé wilt maken, dan moet u die trein nemen en uw tas koffie op het tabletje zetten; dan gebeurt het automatisch.
Daarnaast hebben we een belangrijke busverbinding. Dat is de lijn 93 die gaat van Temse richting Antwerpen. Voor mensen uit Klein-Brabant zou het dus optimaal zijn om met de trein naar het station van Temse te komen, en daar dan die bus te nemen om op die manier snel in Antwerpen te geraken, en niet heel de omweg te moeten doen. Langs de andere kant zouden de mensen uit de omgeving die de trein naar Mechelen willen nemen, en zo verder naar Brussel willen reizen, moeten kunnen overstappen aan het station.
Wat blijkt nu, collega’s? De bus stopt nog altijd niet aan het station, maar wel 600 meter verder. Dat is zo om allerlei redenen; ik heb al van alles gehoord. De bus zou niet kunnen draaien, maar alle vrachtwagens en gelede bussen van private firma’s kunnen daar wel draaien. Temse heeft inspanningen gedaan om draaien daar wel mogelijk te maken, maar volgens De Lijn kan dat nog altijd niet. Daarnaast is er het argument dat er een andere halte is, en dat die halte dus niet verplaatst kan worden, omdat die dan dichterbij ligt dan 600 meter. Ja, uiteraard, verplaats die halte dan, die nu wat verder ligt en waar mensen 600 meter voor moeten wandelen, naar het station en je krijgt wat we willen, namelijk dat de Hoppinpunten ook knooppunten zijn. Nu hebben we een mobiliteitsknooppunt bij het station en de trein, maar het Hoppinpunt is daar niet. Het Hoppinpunt ligt eigenlijk op een andere plaats.
Dat is nu toch iets dat gerealiseerd moet kunnen worden? Iedereen bij de vervoersregio’s vraagt daarnaar, maar dan krijgt men het antwoord van De Lijn dat dat dan vijf minuten meer is, en dat dat niet gaat. Minister, dat is toch wel absoluut een probleem, denk ik.
Het tweede probleem is die verbinding op de spoorwegen die slechts om het uur komt. Ik breng dat hier toch nog eens aan, samen met het feit dat we binnenkort geen rechtstreekse verbinding meer hebben als we van Sint-Niklaas richting Brussel sporen. We moeten dan overstappen.
Minister, bijgevolg heb ik vragen over het bereik van die jongeren, de bereikbaarheid van het ziekenhuis AZ Rivierenland, de verschillende bedrijventerreinen, en een vlotte verbinding over de Schelde, ook in de andere richtingen.
Ik ga het toch vragen, en ik hoop dat u ‘ja’ antwoordt: bent u op de hoogte van de problematiek die al vele jaren speelt?
Welke stappen stelt u voor om ervoor te zorgen dat de Schelde niet langer de mobiliteitsgrens is tussen vervoerregio Waasland en vervoerregio Mechelen, maar dat we eindelijk ook de grens tussen de verschillende directies van De Lijn in Oost-Vlaanderen en Antwerpen kunnen overstijgen?
Wat is nu eigenlijk de reden waarom er geen aansluiting kan worden verzorgd tussen enerzijds De Lijn en anderzijds het station van Temse, waardoor het Hoppinpunt, het knooppunt, de verschillende lijnen op één plaats zouden samenkomen? Dat is toch echt de idee die achter ons decreet zit?
Zijn er al contacten genomen met NMBS om die verbinding tussen beide regio’s uit te breiden tot een trein om het half uur?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Daniëls. Het is alsof we hier in de vervoerregioraad zitten om dergelijke … (Opmerkingen van Koen Daniëls)
Twee vervoerregioraden dan. Ik vind het een vreemde zaak om hier dergelijke detailvragen te moeten behandelen, maar soit, ik heb een antwoord gekregen van mijn administratie en zal u dan ook sowieso antwoorden. U zegt zelf dat er al heel wat schriftelijke vragen rond zijn geweest, dus ik denk dat een en ander wel geweten is. Alleszins is de problematiek ons op het kabinet wel degelijk bekend, door de burgerbeweging ‘Haal DE LIJN over de Brug’, maar die is uiteraard ook bekend bij De Lijn en bij het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. Er zijn dan ook al heel wat onderlinge gesprekken geweest.
Op haar vragen heeft de burgerbeweging steeds duidelijk toegelicht gekregen waarom bepaalde keuzes werden gemaakt of waarom bepaalde keuzes niet kunnen worden doorgevoerd. Het station van Temse heeft heel wat minder reizigers dan de stations van Puurs of Sint-Niklaas. Het werd daarom ook als regionaal Hoppinpunt gedefinieerd, en niet als interregionaal Hoppinpunt. Bijkomend moet ook gemeld worden – en dat is ook al telkens aan het actiecomité meegedeeld – dat de vervoersvraag voor verplaatsingen over de brug veel kleiner is dan die voor de verplaatsingen binnen de regio’s zelf. Ik herinner u eraan dat wij een vraaggestuurd model hebben. Ik kan u dat duidelijk tonen op de presentaties die men mij heeft meegegeven, maar ik vermoed dat u dat zelf ook wel weet.
Volgens de huidige verplaatsingsstromen en het intrinsieke potentieel dat men berekend heeft als voorafname op de nieuwe openbaarvervoernetten, is er voor het openbaar vervoer voldoende aanbod tussen de beide vervoerregio’s. Er is een zeer uitgebreid aanbod naar Linkeroever vanuit de verschillende delen van het Waasland. Dat aanbod werd met de basisbereikbaarheid nog uitgebreid. Dat zal er komen zodra alle plannen volledig zijn uitgerold. Alleszins zijn alle buslijnen doorgetrokken naar het Van Eedenplein om de bereikbaarheid van Antwerpen te vergroten.
Wat uw derde vraag betreft, kan ik u meegeven dat de gemeente Temse twee Hoppinpunten heeft, die op 300 meter van elkaar liggen, namelijk Temse Vrijheidstraat en Temse Station. Voor lijn 93 Sint-Niklaas-Temse-Antwerpen wordt de overstap geregeld aan het Hoppinpunt Temse Vrijheidstraat. De lijn 99 Hamme-Temse geeft aansluiting aan het Hoppinpunt Temse Station. De huidige halte voor de overstap van deze hoogfrequentielijn is de halte Vrijheidstraat. Die ligt op 350 meter wandelafstand van het station. Voor een persoon die moeilijk te been is, biedt het flexvervoer, de Mobiliteitscentrale Aangepast Vervoer (MAV) of de Dienst Aangepast Vervoer (DAV) nog altijd een oplossing, ook tot in Bornem. Zo wordt ook rekening gehouden met mensen die moeilijker te been zijn om die 300 meter te overbruggen. Het flexvervoer van Waasland Oost brengt reizigers indien nodig ook nog rechtstreeks tot in Bornem.
Als lijn 93 ook nog het station van Temse zou bedienen, zou dat, zoals u zelf al aangaf in uw vraagstelling, een verliestijd van minimaal vijf minuten met zich meebrengen, waardoor doorgaande reizigers langer onderweg zijn, terwijl de opzet net is de reistijden te verminderen, om zo concurrentieel met het autovervoer te worden.
Het beperkte aanbod van maar één trein per uur per richting kan het ombuigen van de kernnetlijn 93 met haar twintigminutenfrequentie in de dal absoluut niet verantwoorden. Deze lijn heeft een belangrijke snelle verbindende functie. Daarom is De Lijn niet geneigd om hierop in te gaan. Uit diverse onderzoeken blijkt bovendien dat de meeste reizigers van lijn 93 andere eindbestemmingen dan het station hebben.
Wat uw vierde vraag betreft: een halfuurverbinding op spoorlijn 54 is opgenomen als onderdeel van de gewenste openbaarvervoerstructuur in de regionale mobiliteitsplannen van beide vervoerregio’s. NMBS zetelt als adviserend lid in beide vervoerregioraden. We zullen dan ook bij NMBS blijven aandringen om zo snel mogelijk werk te maken van die halfuurverbinding.
Vooraleer ik het woord geef aan collega Daniëls, wil ik zeggen dat ik de vraag iets te detaillistisch vind voor de commissie, maar ik wil er wel bij vermelden dat collega Daniëls in het verleden hierover al twee vragen om uitleg heeft ingediend. Ik heb die toen onontvankelijk verklaard, omdat een schriftelijke vraag hier een beter element voor zou zijn. Collega Daniëls heeft dat toen correct gedaan en de vragen schriftelijk ingediend. Zo heeft hij een dossier opgebouwd waarop hij hier vandaag, met terechte vragen, wel een vraag om uitleg in de commissie mag stellen. Daarbij informeert hij ook naar beleidskeuzes die u hebt gemaakt en vraagt hij of er contacten zijn met het federale niveau. Volgens mij is het dus wel correct dat we dat hier vandaag in de commissie behandelen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Inderdaad, voorzitter, ik heb het dossier eerst via schriftelijke vragen opgebouwd, maar daar bleef het hangen. U kunt het allemaal nagaan: er zijn tien schriftelijke vragen voorafgegaan aan dit dossier, over verschillende jaren. Dat is de reden waarom ik de vraag heb ingediend en de voorzitter ze heeft laten passeren.
Minister, uw antwoord stemt mij niet zo blij. We blijven immers hangen en dat is net de reden dat ik deze vraag hier stel, namelijk om uit die cirkelredenering te geraken.
Ik haal er een aantal zaken uit. Ten eerste, De Lijn zegt dat ze bus 93 niet naar het station kan laten rijden omdat dat niet gaat, maar in uw antwoord geeft u aan dat bus 99 wel aan het station passeert. Als de ene bus er kan komen, kan de andere dat ook. Dat is alvast één argument dat we samen kunnen wegvegen. Dat is al opgelost.
Ten tweede is er de verknoping. Het is logisch dat we willen dat de bus aan het station komt. Voor de ene kan dat wel, voor de andere niet. U zegt dat, als de mensen er niet geraken, die 350 meter kan worden overbrugd met flexvervoer. Serieus? We gaan toch geen flexbussen inzetten om mensen van het station naar de bushalte 350 meter verderop te vervoeren? We hebben daar de capaciteit niet voor en bovendien dienen ze daar ook niet voor. De oplossing is eenvoudiger: de bus aan het station laten stoppen. Ik wil dat pleidooi hier toch nog eens met zoveel vuur blijven houden. Dit overstijgt het gezonde en logische verstand.
In uw antwoord verwijst u naar de vijf minuten. Dat antwoord heb ik al ettelijke keren gehoord. Naar aanleiding van de evaluatie is het nu het moment om die plannen bij De Lijn te herbekijken. Ik doe dan ook de oproep om die plannen te herbekijken.
Ten derde geeft u aan dat men de bussen naar Antwerpen allemaal tot aan het Frederik Van Eedenplein laat rijden. Misschien zit daar de oplossing. Ik zal ze u suggereren. De tram rijdt daar de hele tijd naast de bus. In alle schriftelijke vragen heb ik suggesties gedaan, maar ook daarop wordt er niet ingegaan. Dat is de reden waarom ik die vragen hier vandaag stel. Dat kan een oplossing zijn: laat ze niet naast elkaar rijden en dan krijgen we capaciteit op een andere plaats.
Dat u er bij NMBS op blijft aandringen om ook in Vlaanderen goede treinverbindingen te hebben, kan ik enkel mee onderschrijven.
Wim Verheyden heeft het woord.
Voorzitter, als Bornemnaar is het dossier mij uiteraard niet helemaal onbekend. Ik heb er al vragen over gesteld, zowel hier als in de gemeenteraad. Onze schepen is trouwens voorzitter van de Vervoerregio Mechelen. Ook daar botst men op een muur. De goed uitgebouwde burgerbeweging heeft ondertussen heel wat kennis opgebouwd en botst ook steeds op die muur.
Minister, ik heb de indruk dat De Lijn niet helemaal doorheeft wat basisbereikbaarheid inhoudt. De Lijn weet niet wat er leeft onder haar cliënteel, wat er onder de gebruikers leeft en welke verzuchtingen daar heersen. De mensen van ‘Haal De LIJN over de Brug’ hebben inderdaad een hele hoop data waaruit blijkt dat die klachten en de oplossing die zij voorstellen, wel degelijk gefundeerd zijn. Zij voeren die metingen trouwens ook zelf uit, maar wanneer zij vergaderen met De Lijn, worden die gewoon van tafel geveegd.
Minister, ik wil erop aandringen om daar rekening mee te houden. Ik heb vorig jaar, tijdens de hoorzitting waarin De Lijn kwam rapporteren, deze problematiek aangehaald. De vertegenwoordiger van De Lijn zei toen dat alles was opgelost. Alles was in orde. Er was een overeenkomst en voortaan zou alles vlot verlopen.
We zijn nu zeven à acht maanden verder en er is nog altijd niets veranderd. Minister, ik zou u willen aanmanen om bij De Lijn aan de mouw te trekken. Ik heb immers de indruk dat de provinciale bastions die vroeger bestonden bij De Lijn en waar we van af wilden, nog altijd heersen. Treed dus alstublieft op en zorg ervoor dat basisbereikbaarheid echte basisbereikbaarheid wordt en geen onbereikbaarheid.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, enerzijds ben ik het met u eens dat het gaat om een heel specifieke vraag over een regionale kwestie. Ik wil het hier ook niet hebben over de Grote Markt in Menen, daarvoor dienen schriftelijke vragen, denk ik. Op zich is de vraag wel interessant omdat het gaat over grenzen. We hebben het hier over grenzen binnen de vervoerregio’s in Vlaanderen, maar er zijn ook grenzen tussen de vervoerregio’s en andere gewesten en andere landen, zoals Wallonië, Frankrijk en Nederland. Die verbindingen over de grenzen heen zijn wel cruciaal voor de arbeidsmobiliteit en voor het toerisme. Minister, ik weet dat u altijd zegt dat deze contacten gelegd moeten worden door de vervoerregio’s zelf. Toch wil ik u het volgende vragen: hebt u enig zicht op het verloop van die samenwerkingsverbanden met de andere gewesten en met de andere landen?
De heer Bex heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat we allemaal weten dat collega Daniëls alleen het woord neemt wanneer dat strikt noodzakelijk is. Ik wil hem ook bedanken voor zijn vraag. (Gelach. Opmerkingen van Marino Keulen)
Het klinkt misschien als een provocatie, maar ik vind dit oprecht een terechte vraag, die ook duidelijk goed gestoffeerd is, niet alleen door de schriftelijke vragen van collega Daniëls maar ook door het terreinwerk van de actiegroep ‘Haal DE LIJN over de Brug’. Er werden hier in het verleden al heel veel vragen over gesteld. Ik beperk me nu tot te stellen dat ik die vraag steun en dat ik denk dat collega Daniëls hier een aantal beweringen van De Lijn weerlegd heeft.
Ik wil een aantal punten aanhalen die ik problematisch vind in het algemene beleid rond basisbereikbaarheid. Door die vervoerregio’s, die op zich een goede zaak zijn, loopt men wel het risico dat er te weinig aandacht is voor openbaar vervoer over die vervoergrenzen heen. Een overkoepelende visie vanuit het niveau van het Vlaams beleid ontbreekt soms.
Minister, als u van deze commissie dergelijke vragen krijgt, denk ik dat u toch opnieuw vragen moet stellen aan De Lijn, bijvoorbeeld de volgende. Hoe kunnen we verzekeren dat er een bushalte is aan het station? Ik vind dat een heel terechte vraag. We roepen u op om daar werk van te maken.
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, ten eerste wil ik dit toch even herhalen: men zegt mij dat de vraag klein is om lijn 93 tot aan het station te verzekeren en dat het vijf minuten extra tijd zou vergen. Ik bedoel dan niet alleen vijf minuten extra tot aan het station maar ook omgekeerd. Dat heeft een impact op de reistijden. Daarom heeft De Lijn tot nog toe tegen de burgerbeweging gezegd niet in te gaan op die vraag.
Ik heb de mensen zelf niet ontvangen, maar ik hoor dat dat moeilijke gesprekken waren. Uiteraard moet er geluisterd worden. Ik neem aan dat dat ook besproken werd in de vervoerregioraden, zeker wat het grensoverschrijdende betreft, mevrouw Fournier. Vorige week zat ik nog samen met collega Philippe Henry om het te hebben over het grensoverschrijdende verhaal. Uiteraard moet daarnaar gekeken worden. Het kan niet zo zijn dat het openbaar vervoer stopt aan de grenzen – of het nu gaat over vervoerregiogrenzen, gewestgrenzen of landgrenzen. Dat kan uiteraard niet, je moet daar verder op blijven inzetten.
Ik kan u enkel zeggen wat men mij verteld heeft. Ik kreeg te horen dat er regelmatig gesprekken zijn op provinciaal niveau en binnen de vervoerregioraden, ook met de mensen van De Lijn, en dat het daar vaak botst, omdat sommigen hun gelijk niet halen. Ik heb er totaal geen probleem mee om nogmaals aan de CEO van De Lijn te vragen om zelf aan tafel te gaan zitten en om te bekijken wat mogelijk is. Dan moet er natuurlijk wel potentieel zijn, want het gaat nog altijd over een vraaggestuurd model. Waar de vraag groot is, gaan we het aanbod verruimen. Waar de vraag klein is, gaan we geen kernnetlijnen opzetten, kernnetlijnen die overigens goedgekeurd zijn door de vervoerregioraden en andere. Als er dus een gebrek of fout zit in een kernnetlijn, dan moet er bijgestuurd worden. We moeten er dan wel van overtuigd zijn dat zowel het intrinsieke potentieel als de huidige vraag om, in dit geval, lijn 93 door te trekken naar het station, groot genoeg is. We willen af van die grote, lege bussen met weinig opstappers die wel overal rijden. Als het actiecomité kan bewijzen dat dat hier niet het geval is, dan zal De Lijn moeten bijsturen. Alleszins is het een vraaggestuurd model en moet er voldoende vraag zijn. Volgens wat men mij tot nog toe zei, woog het intrinsieke potentieel om lijn 93 door te trekken tot aan het station niet op tegen de vertraging, de afbreuk aan een snelle verbinding.
Dit alles neemt niet weg dat ik aan de CEO van De Lijn zal vragen om zelf aan tafel te gaan zitten met het actiecomité ‘Haal DE LIJN over de Brug’. Ik wil daar zelf ook wel aanwezig zijn. Dan horen we wat er gebeurt. Ik geef nog een voorbeeld uit het verleden in het Antwerpse. Ik denk dat het ging over tramlijn 4 en 7. Toen hebben we op een gegeven moment ook aan de alarmbel getrokken. Als iets hier niet gebeurt omdat bepaalde mensen beweren alle wijsheid in pacht te hebben, wil ik dat zeker wel herbekijken. Maar dan moet er echt wel een potentieel zijn, want we gaan lege bussen laten rijden tot aan het station als er nauwelijks opstappers zijn. Wat men mij nu probeert aan te tonen met cijfermateriaal, is dat er daar nu veel te weinig opstappers zijn.
Ten slotte, wat de NMBS betreft: zij hebben een aangepast plan. Vanaf 2026 zou de frequentie opgedreven kunnen worden tot elk half uur.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister, om dat gesprek op gang te brengen. We zijn een beetje in een loopgravengevecht terechtgekomen waar niemand mee gediend is. Ik wil een oproep doen.
Eén is gezond verstand. We hebben een knooppunt aan het station dat door één lijn wordt gebruikt. Als we daar een knooppunt van maken voor zowel lijn 93 als 99 als de trein, zeker in combinatie met het goede nieuws dat u brengt dat er een halfuurverbinding zou komen op die lijn, op het spoor, dan denk ik dat we al heel veel mensen gelukkig maken. Ik ben het niet alleen, er zijn ook de verschillende gemeenteraden, er zijn moties in gemeenteraden, het komt in vervoerregio’s, er worden vragen over gesteld, het is niet alleen bij mij dat dit leeft.
We laten geen lege bussen rondrijden, minister, maar ik kan u geruststellen: op die twee lijnen rijden zeker geen lege bussen. Als de bus het rondje maakt langs het station, zal die ook niet leeg zijn. Daar moet u zich geen zorgen over maken. Er zijn wel degelijk heel wat mensen die die 350 meter wandelen en zich afvragen waarom lijn 99 aan het station stopt en lijn 93 niet. Dat lijkt me niet meer dan logisch.
Inderdaad, over de grens, ik ben blij dat u het aanhaalt. We hebben ook in het Waasland die verbinding over de grens naar Nederland. Ik hoop – als u die gesprekken wilt aanknopen richting Hulst – vanuit Sint-Niklaas was er een belangrijke busverbinding, die is er nu niet meer –, neem die verbinding over de grens richting Frankrijk dan mee voor de collega.
Mijn laatste punt, minister, beste collega’s, dat ik hieraan wil toevoegen, is dat ik hoop, als dat gesprek heeft plaatsgevonden, dat ik hier geen schriftelijke vragen meer moet stellen en dat u mij hier niet meer ziet. Ik hoop dat ik mijn tijd kan wijden aan andere belangrijke zaken. Maar zolang dit leeft, zullen we hierover vragen stellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.