Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vraag om uitleg over de overbevissing voor de Belgische kust
Verslag
De heer Vandenhove heeft het woord.
Collega's, minister, ik heb een vraag over de bevissing in de Noordzee. Ik heb met de voorzitter afgesproken dat ik mijn vraag ga stellen en dan terug verdwijn, om zaken niet nodeloos op te houden en vragen uit te stellen. Ik lees het dan wel in het verslag.
Het gaat inderdaad niet goed met het visbestand in onze Noordzee. Dat blijkt niet alleen uit recente berichten van actiegroepen of milieugroepen zoals Climaxi. Ook een aantal andere milieugroepen en organisaties trekken aan de alarmbel. Volgens hen is de oorzaak enerzijds de overbevissing, maar anderzijds ook de opwarming van het zeewater. Onder andere Climaxi was duidelijk. “Er is geen tong meer, er zijn nog amper garnalen.” Dat horen we ook in de media: “De Noordzee is leeg.” Dat is natuurlijk een beetje overdreven, maar wat het verhaal over de tong en de garnalen betreft, denk ik dat we het regelmatig in de media horen. Vissers getuigen dat het de slechtste vangsten in veertig jaar zijn.
Ook de visserijtechniek, het zogenaamde flyshooten, zou deel van het probleem zijn. Bij die techniek worden kabels in een kilometerlange cirkel op de bodem uitgezet en via een lier binnengehaald. De directeur van de maritieme tak van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) volgt de sector al sinds begin jaren ‘90 en trekt aan de alarmbel. Dat is denk ik een heel ander gegeven dan een milieugroepering of actiegroepen. Het huidige flyshooten zou inderdaad problematisch zijn voor het visbestand in de Noordzee. Polet adviseert om flyshooten geleidelijk onder controle te brengen.
Behalve de overbevissing heeft ook het veranderde klimaat een invloed op het visbestand. De ondiepe Noordzee is warm geworden en dat jaagt vissoorten en hun voedsel weg, noordwaarts.
U bent uiteraard op de hoogte van die problematiek. Welke maatregelen zult u nemen?
Wat maritieme tech betreft, kan volgens het onderzoek van ILVO de industriële visserij ook duurzaam zijn en kan overbevissing tegengaan worden als bepaalde voorwaarden vervuld zijn, zoals een goed gereguleerde en goed beheerde omgeving met vangstbeperkingen, goede dataverzameling, met beschermde gebieden of periodes waarin niet gevist mag worden, enzoverder. Hoe ziet u dit in de toekomst evolueren? Bent u van plan ook in die zin bepaalde maatregelen te nemen.
Ook het veranderende klimaat heeft een grote invloed op het visbestand. Zult u – samen met de Vlaamse collega’s, maar ook in Europees verband – concrete maatregelen nemen om de opwarming van de Noordzee tegen te gaan? Zijn daarover contacten met de bevoegde federale minister voor de Noordzee?
Het zal zo’n vaart wel niet lopen, maar uiteraard denk ik dat we toch ook wel moeten opletten dat we niet hetzelfde verhaal met de vissers krijgen als op dit moment met de landbouwsector. Maar ik denk dat de vissers bravere mensen zijn dan de boeren. (Lacht)
Dat laatste is natuurlijk een interpretatie uwentwege, mijnheer Vandenhove.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik ga me ook de opdracht besparen om daar verdere uitspraken over te moeten doen.
Minister, de collega heeft natuurlijk al heel veel gezegd. Het waren ook wel spectaculaire krantenkoppen, die toch wel wat onheilspellend klonken. “Er is geen tong meer, er zijn amper nog garnalen. Is de Noordzee leeggevist?” Een visser zegt dat de vangstresultaten van de twee kroonjuwelen van de Vlaamse visserij, namelijk de tong en garnalen, het slechtst zijn in veertig jaar.
Er wordt inderdaad gewezen naar verschillende oorzaken. Enerzijds is er de beschuldigende vinger naar de grote, veelal Nederlandse vaartuigen die de techniek van flyshooten gebruiken. Deze van oorsprong Deense vistechniek is in wezen behoorlijk duurzaam, omdat de zeebodem ongeschonden blijft. Dat is een absoluut voordeel. Maar die techniek wordt zodanig opgetrokken, met netten die steeds groter worden en met schepen die steeds sneller varen, ook 's nachts, dat het risico op totale overbevissing en het snel leegvissen van de visgrond heel reëel wordt.
Onze Belgische, Vlaamse vissers kijken er met lede ogen naar, heel herkenbaar: het is net zoals toen ze geconfronteerd werden met Nederlandse pulsvissers. Ook toen werden ze geconfronteerd met een leeggeviste zee.
Een analyse van de Franse Atlantische visserij, in opdracht van Bloom, toont de nefaste gevolgen van schaalvergroting en industrialisering van de visserijsector aan, zowel ecologisch als sociaaleconomisch. Enkel met een strikt regelgevend kader en bijhorende controles kunnen we overbevissing tegengaan. Die overbevissing is niet alleen qua duurzaamheid een drama, maar moet ons ook bezorgd maken over de socio-economische toekomst van onze visserijsector, waarvan ik weet dat er andere collega’s hier in de commissie heel doordrongen zijn.
Voor een tweede oorzaak wordt er inderdaad gewezen naar de klimaatverandering. Door de opwarming van onze kustwateren zien we verschuivingen in de biodiversiteit. Nieuw opduikende soorten en verdwijnende soorten zorgen voor het zoeken naar een nieuw evenwicht in de voedselpiramide in de zee. Ook voor de visserijsector brengt dit verschuivingen met zich mee. We vangen nieuwe soorten die in de markt gezet moeten worden, terwijl andere soorten die in onze markt een heel belangrijke plek innemen of innamen, zodanig schaars worden dat nauwelijks een fractie van de quota nog raakt opgevist.
Onze vragen hierbij zijn daarom de volgende.
Klopt het aanvoelen van de vissers dat de Noordzee is leeggevist, toch zeker wat tong en garnaal betreft?
Hoe kijkt u naar flyshooten en het risico op overbevissing? Is er meer reglementering nodig rond deze vistechniek? Kan de Vlaamse vloot voldoende concurreren met de buitenlandse schepen die deze techniek optimaliseren?
U bent nog een drietal maanden medevoorzitter van de Europese Unie op het gebied van visserij. Welke initiatieven zult u hierrond nemen, zowel binnen de eigen 6 mijlszone als in het ruimere kader van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie?
Hoe kijkt u naar het opwarmende zeewater en de gevolgen ervan op de Vlaamse visserijsector? Hoe zult u er enerzijds, vanuit Vlaanderen en Europa, voor zorgen dat die opwarming zich niet gestaag verderzet? En hoe zult u anderzijds de sector ondersteunen om zich aan die nieuwe realiteit aan te passen?
Moeten de quota en vistechnieken aangepast worden op basis van de migratie van soorten naar andere visgronden?
Hoe wilt u die migratie en de algemene situatie rond onze visbestanden zo goed mogelijk monitoren?
Mijnheer Tommelein, u krijgt straks het woord. Zoals gewoonlijk volgt eerst het antwoord van de minister. Maar ik begrijp uw ongeduld wel.
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, ik begrijp natuurlijk ook de ongerustheid van de burgemeester van de stad die meent de beste garnaalkroketten in Vlaanderen te serveren. Collega’s, bedankt voor de vragen, die tweeledig zijn en ook wat uitleg over de context behoeven.
De Belgische visserij verdeelt zijn activiteit over een aantal zeebekkens, waaronder de Noordzee. De totale jaarlijkse vangsten van de Belgische vloot over alle visgebieden bleef stabiel tot 2016. In 2017 werd de laagste hoeveelheid sinds 1993 aangeland en het daaropvolgende jaar evenwel een uitzonderlijk hoge hoeveelheid. Er zitten dus schommelingen in wat er gevangen wordt.
De totale toegestane vangsten (total allowable catch, TAC) en quota van de verschillende visbestanden worden vastgesteld op basis van wetenschappelijke vangstadviezen. De vismogelijkheden voor tongbestanden zijn in 2024 in verschillende ICES-vangstgebieden (International Council for the Exploration of the Sea) gedaald. Voor tong in de Noordzee bijvoorbeeld bedroeg deze daling voor 2024 61 procent ten opzichte van 2023.
Zoals jullie terecht opgemerkt hebben, heeft de Belgische vloot slechts een heel klein aandeel in de tongvangsten in de Noordzee. De Nederlandse vloot daarentegen vangt ongeveer 80 procent. In de periode 2011-2021 paste de Nederlandse vloot de efficiënte pulstechniek toe om tong te vangen. Mogelijk kon de impact van deze efficiënte techniek niet snel genoeg ondervangen worden in de wetenschappelijke adviezen met inschatting van de grootte van het aanwezige bestand. Het gevolg daarvan zou kunnen zijn dat het ICES-advies voor de TAC in die periode wellicht te hoog stond, waardoor er nu minder tong beschikbaar is. Ik hoop dat u mij begrijpt: ze vissen heel efficiënt en pas twee jaar later wordt dat weerspiegeld in de adviezen, waardoor er minder tong is. Ik vind het belangrijk om dat te melden, omdat meestal het omgekeerde het geval is. Ik ben wel wat ongelukkig omdat die wetenschappelijke adviezen op de realiteit achterlopen. Die geven dus totaal geen stabiliteit aan onze vissers. Ze waren nochtans bedoeld om stabiliteit te creëren en de vissers wat meer vooruit te kunnen laten kijken. Daarom heb ik samen met een aantal collega-ministers in december – net voor ik de voorzittersbel mocht hanteren en toen ik nog volop mijn eigen mening mocht geven – in de Europese ministerraad gepleit voor het gebruik van meer recente gegevens voor de vangstadviezen. Nu worden veelal data met een tot twee jaar achterstand gebruikt voor het bepalen van de adviezen voor het volgende jaar. Dat is voor niemand goed. Dat is niet goed voor het visbestand en dat is ook niet goed voor onze vissers. Tot zover de tong.
Wat het garnalenbestand betreft, is het een ander verhaal. Garnaal is geen quotasoort. We kunnen alleen maar zeggen dat er in 2023 weinig garnalen waren. In 2022 was de garnaal de vis van het jaar en waren er ontzettend veel garnalen, in 2023 was de situatie helemaal anders. In het verleden werd dit altijd verklaard door de aanwezigheid van grote hoeveelheden wijting in de Noordzee. Niet alleen mensen eten graag garnalen, ook wijtingen eten enorm graag garnalen. De wijting is een predator van de garnaal. Volgens de getuigenis van vissers zit er op dit moment bijzonder veel jonge wijting in de Noordzee. Ook de onderzoekers van ILVO hebben een grote aanwezigheid van wijting vastgesteld. Veel wijting is dus slecht voor onze garnalen.
Het is niet correct om dus zomaar te concluderen dat het niet goed gaat met de visbestanden in de Noordzee. Er kunnen schommelingen optreden van jaar tot jaar. Ik vermoed dat een combinatie van factoren de oorzaak is, zoals de klimaatwijziging maar mogelijk ook de bouw van windmolenparken. We kunnen de gevolgen daarvan nog niet helemaal inschatten. Wel zien we dat de relatief ondiepe Noordzee langzaam opwarmt waardoor sommige bestanden zich naar koudere gebieden verplaatsen.
We zullen dus samen met de sector en de wetenschappers verder moeten bekijken wat de tendensen zijn. TAC en quota worden jaarlijks bijgestuurd op basis van wetenschappelijk onderzoek van de bestanden. De voorstellen voor meerjarige beheersplannen worden geformuleerd via de regionale Noordzeegroep, waarin alle lidstaten rond de Noordzee vertegenwoordigd zijn. Bij ons visserijbeheer maken we samen met de sector een zo optimale mogelijke verdeling en spreiding op van de beschikbare hoeveelheden quota doorheen het jaar.
Er waren ook vragen over de bevindingen van Hans Pollet. Wat de duurzame bevissing betreft binnen een goed gereguleerde en beheerde omgeving, speelt Vlaanderen een voortrekkersrol. Dat heb ik Hans Pollet ook met zoveel woorden horen zeggen. Onze vloot is met zijn kleine omvang, zijn brede waaier aan visgronden en zijn unieke geavanceerde datacollectie een ideaal ‘living lab’ om nieuwe vormen van beheer uit te testen. De Belgische vloot is daardoor ook ideaal voor een pilootproject om meer inclusieve, positieve en op echte verandering gerichte beheersmaatregelen uit te testen.
De sector is bijvoorbeeld volop bezig met de uitbouw van het systeem van VISTools. Dat is uniek in de wereld: realtime en automatisch stromen data van het vaartuig met betrekking tot locatie, snelheid, brandstofverbruik, trekkrachten, vangsten, vismaten en vissoorten door naar de cloud. Van daaruit stromen die data, omgezet in bruikbare actiegerichte informatie, verder door naar het schippersdashboard, de reder en onze wetenschappers. Eind 2023 waren reeds 38 vaartuigen uitgerust met dit systeem. Dit is ook goed voor de vissers, omdat ze hiermee de visactiviteit in detail kunnen opvolgen en kunnen nagaan hoe ze zuiniger kunnen varen.
Er waren ook vragen over de flyshootvisserij. Flyshooten is een techniek die door slechts zeer weinig Belgische vissersvaartuigen beoefend wordt. Het aantal flyshooters bij ons is beperkt tot maximum zes, waarvan er momenteel slechts een à twee actief zijn. De meeste Belgische vissersvaartuigen vissen met de boomkor. Flyshoot wordt algemeen erkend als een energiezuinige visserijtechniek en een van de meest duurzame manieren om te vissen. Hierbij worden de vissen met kabels die over de bodem slepen en stofwolken opwerpen in het net gedreven. Maar als de netten vergroot worden, dit alles aan een krachtiger vaartuig hangt en als men ook nog eens ’s nachts vist, wordt het een heel ander verhaal op het vlak van duurzaamheid. Het is dus zogezegd wel het meest duurzame, maar als je dat allemaal laat escaleren, is het niet meer duurzaam.
Bij de vaartuigen die met boomkor vissen, is de beroerde bodemoppervlakte veel kleiner dan bij flyshootvisserij en werd de duurzaamheid verhoogd door de intensiteit van de bodemberoering te verminderen via het gebruik van bijvoorbeeld een lichter vistuig en van rolsloffen.
De flyshootvisserij heeft, net zoals alle andere vistechnieken, zijn voor- en nadelen. Deze techniek kan inderdaad een zeer sterke visserijdruk uitoefenen en het is dan ook van belang om die heel gebalanceerd toe te passen, goed te monitoren en de impact goed in kaart te brengen. Dat is zeker zo, collega’s, omdat onze boomkortechniek, die al zoveel verbeterd is, ook onder druk staat.
Wat de initiatieven betreft: de activiteit van flyshooters in het Belgisch deel van de Noordzee is zeer gering. Er is overleg tussen de lidstaten in en rond de Noordzee om de impact van de flyshoot te beheersen. Deze techniek is in andere lidstaten veel uitgebreider en vraagt ook nog bijkomend wetenschappelijk onderzoek om de impact correct in te schatten.
Dan kom ik tot de vragen rond de klimaatverandering. De effecten van de klimaatverandering zijn divers en de directe impact op de visbestanden is nog altijd moeilijk in te schatten. Het opwarmende zeewater, maar ook andere klimaateffecten zoals saliniteit en stromingen, hebben een effect op de vispopulaties. Soorten kunnen migreren naar andere gebieden of naar diepere wateren. Het hele ecosysteem heeft hier invloed op. Denk maar aan vislarven die te weinig geschikt voedsel vinden. Alles hangt dus aan elkaar, als het over vis gaat.
De visserijsector heeft zelf ook een verantwoordelijkheid om bij te dragen aan de reductie van de uitstoot. Voor investeringen in energie-efficiëntie en katalysatoren voorzie ik steun via het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA) en via het Vlaams Financieringsinstrument voor Visserij en Aquacultuur (FIVA).
Moeten de quota aangepast worden? De quota worden jaarlijks aangepast op basis van wetenschappelijke adviezen. U kent mijn commentaar daarop: die adviezen zijn twee jaar oud en staan het duurzaam beheer van een vloot echt in de weg. Wij vragen dus een aantal aanpassingen.
Wat de monitoring van de migratie betreft: met Europese en Vlaamse middelen zetten we sterk in op dataverzameling voor visserij, zodat we de migratie zo goed mogelijk kunnen monitoren. Dit gebeurt door ILVO. De kennisopbouw over onze zeeën en oceanen wordt ook ondersteund. Dit onderzoek gebeurt zowel door ILVO als door het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ). Deze gegevens verhogen onze kennis over het hele ecosysteem, dus zowel over visbestanden als over de beschikbaarheid van voedsel voor deze vissen.
Dat was dus een uitgebreid en uitbundig antwoord, maar de vragen waren ook uitgebreid en uitbundig.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel voor dit uitgebreide antwoord, minister. De uitbundigheid laat ik aan de West-Vlamingen.
Dan is collega Vaneeckhout de eerste West-Vlaming die in aanmerking komt om die uitbundigheid te delen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Collega Vandenhove heeft een verplichting in een andere commissie. Hij loopt dus niet zomaar weg.
Dank u wel, minister, voor het antwoord. Ik zal proberen even uitbundig te zijn als u.
Op zich zijn de cijfers niet per se iets om uitbundig over te zijn, maar u geeft wel een aantal pertinente antwoorden op de gestelde vragen.
Dit is voor mij iets waar we dichter op moeten zitten. We zijn de voorbije maanden in de commissie al een paar keer in gesprek gegaan over die cijfers en over het feit dat data pas na twee jaar gebruikt worden om de quota te bepalen. Het is goed dat u dit in december op Europees niveau hebt aangekaart, maar ik ben vooral benieuwd naar het vervolg. Is er een bevestigend antwoord gekomen van de Europese overheden en diensten die daarvoor verantwoordelijk zijn? Is er een tijdspad opgezet, wanneer er geschakeld zou kunnen worden? Op welke manier wordt er verder mee aan de slag gegaan?
Wat betreft de flyshootmethode: u hebt nu natuurlijk een unieke gelegenheid – niet om te toveren, dat kan niet – maar wel om zes maanden te proberen om een aantal dingen in beweging te zetten. U wijst heel terecht op het feit dat de techniek op zich niet onduurzaam is. Er liggen dus misschien wel kansen, maar die techniek zo intensief en zo grootschalig gaan toepassen heeft natuurlijk heel nefaste gevolgen. Dat zien we nu al.
Ik ben bezorgd dat we door de vele onderzoeken pas binnen drie, vier, vijf, zes, zeven jaar tot een beslissing komen. Ziet u manieren om op Europees niveau de negatieve kanten sneller in te dammen? Dat wil niet zeggen dat er een absoluut verbod op die techniek moet komen, maar misschien wel wat betreft de schaal waarop die wordt toegepast. Het is een boeiend debat, maar we zullen het Europees moeten aanpakken. Enkel in onze zesmijlszone dat doen, zal niet het gewenste effect hebben. Misschien voor garnalen wel, maar voor andere dingen niet.
Dat waren mijn twee aanvullende vragen, want onze bezorgdheid blijft bestaan. Als dit een aantal jaar duurt, dreigt onze sector heel erg in de problemen te komen en dreigt ook onze ecologische voetafdruk alleen maar dramatischer te worden.
De heer Tommelein krijgt de kans om uitbundig te zijn.
Dank u wel, voorzitter.
Het is niet zo, minister, dat wij zeggen dat we de beste garnaalkroketten hebben. We hebben goede, maar vooral: de Oostendse garnaalkroket is erkend als een belangrijk streekproduct door het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM). We zeggen uiteraard wel dat we de hoofdstad zijn, maar bon, in de hoofdstad is niet altijd alles het beste.
Goed, minister, de berichten over deze problematische omvang van de visbestanden in de Noordzee komen toch wel deels als een verrassing. We hebben in feite al sinds jaar en dag een goede reputatie inzake duurzaam beheer van onze visbestanden. Dat is hier al dikwijls aan bod gekomen. De vraag is natuurlijk wat er zo fundamenteel verandert en – u hebt er al voor een groot stuk op geantwoord – welk aandeel onze eigen vissers hebben. Als het gaat over tong, is dat minimaal en kunnen onze eigen vissers daar weinig verandering in brengen.
Nu, dat de visbestanden evolueren in functie van de klimaatverandering is ondertussen een gekend gegeven. Trouwens, over de visbestanden rond de windmolenparken zijn een aantal voordelen bekend. Wat betreft de klimaatverandering: daar werd in het regeerakkoord van 2019 al op gewezen. De eerste uitdaging is natuurlijk hoe we die evolutie monitoren. U hebt het al gezegd: de adviezen komen altijd een beetje achter de feiten aanhollen. We moeten sneller aan databeheer doen om te weten welke visbestanden uitdunnen. We weten bijvoorbeeld dat kabeljauw een problematische soort is om in het opgewarmde Noordzeewater te blijven gedijen. Maar ook, welke visbestanden komen er nieuw bij? Ik denk bijvoorbeeld aan sardines en inktvis die toch wel in groten getale aanwezig zijn. We hebben het VLIZ en ILVO. Zij hebben een uitgebreid databestand. De vraag is in welke mate deze Vlaamse instituten dit allemaal beter kunnen opvolgen en sneller in kaart kunnen brengen.
De nieuwe vistechnieken zijn al uitgebreid aan bod gekomen. Het is juist: dit is dikwijls een intrinsiek waardevolle techniek maar hij wordt misbruikt. Als het juist en gedoseerd wordt gebruikt is er op zich geen probleem. De vraag is of deze geschiedenis met de flyshoottechniek zich zal blijven herhalen. Het is een techniek die al jaren in de Noorse wateren wordt gebruikt. Telkens is het verhaal dat de nieuwe techniek leidt tot een kleiner visbestand. Dan is de enige juiste conclusie dat de vistechniek gedoseerd moet worden gebruikt en efficiënt moet worden ingezet. Nu, dat heeft misschien wel een impact op het aantal visdagen, vermits er meer op korte termijn wordt bovengehaald. De vraag is of daar nauwlettend op wordt toegezien.
Tot slot ga ik nog even in op mijn stokpaardje. Deze evolutie van de uitgedunde visbestanden sterkt mij in de overtuiging dat we moeten blijven inzetten op aquacultuur. Ik herhaal dat al deze hele legislatuur. De vraag naar vis zal niet dalen. Mensen eten graag vis, ze houden van vis. Als we het aanbod willen verzekeren, zullen we de natuur toch moeten helpen door viskweek op land of in aquacultuurprojecten op zee uit te bouwen.
Ik benadruk nogmaals dat het wel moet gaan om duurzame projecten. Vandaag eten we vis die overal ter wereld gekweekt wordt. Een voorbeeld daarvan is zalm, die massaal wordt ingevoerd vanuit andere landen. Andere vissoorten worden ingevoerd vanuit Azië en daarvan is de duurzaamheid absoluut niet verzekerd. Ik vind dus dat wij daarin, met Europa maar zeker ook met Vlaanderen, het voortouw kunnen nemen.
Vorig jaar raakte bekend dat onze regio zou kunnen rekenen op een ondersteuning van meer dan 6 miljoen euro voor de ontwikkeling van duurzame aquacultuur via het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur. Als streefcijfer werd een nieuwe productiecapaciteit van 425 ton per jaar binnen de aquacultuursector voorgelegd. Hoe ver staan we nu in die ambitie om die duurzame aquacultuurprojecten te laten renderen in ons land? Is er al een stijging van de productiecapaciteit? Hoe verlopen de huidige projectoproepen? Is daarvoor interesse vanuit de sector? Het komt er sowieso op neer om ook onze eigen vissers te doen inzien dat dit aanvullend is, dat dit complementair is, dat dit geen bedreiging is. Integendeel, het zou zelfs een nieuw elan kunnen geven aan de visserij.
Onze fractie rekent ook op het Ondersteuningsfonds voor visserij in transitie, het door mij zeer geliefde OVIS, dat een bijdrage levert tot innovatie en verduurzaming van de sector. Er werden verschillende projectoproepen gelanceerd. Kan OVIS ook een rol spelen om onze sector te wapenen tegen en aan te passen aan de veranderende realiteit, namelijk de klimaatopwarming en de wijzigende soorten in de Noordzee? Bent u bereid om hierover verder in dialoog te treden?
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
We hebben het er inderdaad over gehad bij vorige vragen in deze commissie: die ICES-adviezen lopen twee jaar achter en schommelen vaak erg. Ze bieden dus geen stabiliteit aan onze vissers inzake wat ze mogen opvissen. Aan de andere kant hebben onze vissersboten, zoals u ook zei, heel wat data aan boord die in realtime kunnen worden verwerkt. Ik denk dat een mogelijke oplossing zou kunnen bestaan uit een koppeling van die realtimegegevens aan wetenschappelijke adviezen inzake de visbestanden op lange termijn en de biodiversiteit die daaraan vasthangt. Dat moet inderdaad op het Europese niveau gebeuren. Wij zijn nu voorzitter. Ik denk dat er heel veel bezoeken op het programma staan, aan vissersboten maar ook aan onze wetenschappelijke instellingen, waarmee we zeker dat debat en die dialoog kunnen aangaan. De vraag is of er vanuit Vlaanderen nu heel concrete voorstellen op tafel gelegd kunnen worden. Mogelijk hebben, in het brede debat, ook andere landen concrete voorstellen. Misschien moeten we die ICES-adviezen naast ons neerleggen en overgaan tot een andere methode om toch vooruitgang te boeken. Hebben andere lidstaten hierover adviezen? Welke lidstaten denken hier al op eenzelfde manier over na?
Dan kom ik tot een tweede vraag. Het klimaat verandert. Dat heeft uiteraard gevolgen voor de biodiversiteit in de Noordzee en in alle andere zeeën. Ik dacht dat op de website van het VLIZ staat dat het goed zou zijn om dat mee te nemen in het klimaatadaptatieplan. Uiteraard is Vlaanderen bevoegd voor Visserij. Als ik het goed heb, is daarover nu nog niets opgenomen in het klimaatplan richting 2030. Het is dus interessant om dat verder wetenschappelijk te bekijken, ook met de sector, en om die insteken van de visserij ook mee op te nemen in de aanpassingen aan dat plan of in een volgend klimaatplan.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor alle geïnteresseerde vragen waar ik nu een aanvullend antwoord op zal geven. Ik ga één schema als bijlage bij het verslag laten voegen, want ik vind het spectaculair. Jullie kunnen het misschien zien, maar dat is de hoeveelheid grijze garnaal in 2023 en dat is de wijting in 2023. U moet dat bekijken, die wijting. Dat zijn de voorbije jaren. Ik ga dat toch meegeven aan onze secretaris. (Opmerkingen van Bart Tommelein)
Wel, er zit garnaal in de wijting. (Gelach)
Ik heb net nog eens nagevraagd of dat nu het volledige jaar is, maar ik vind dat wel een spectaculaire grafiek om toch te vereeuwigen als bijlage bij vragen die gesteld worden. Want dat is toch wel spectaculair, vind ik zelf.
Ik kom tot de bijkomende vragen. Collega Vaneeckhout, eerst en vooral, die flyshoottechniek – ik heb dat gezegd – zorgt voor visserijdruk. Ik heb ook al overleg gehad daarover met mijn Franse collega, omdat de druk in het Engels Kanaal groter is dan in de Noordzee. We moeten dat dus zeker ook met hen bekijken. Op ons voorstel hebben vervolgens de Franse, de Nederlandse en onze eigen producentenorganisaties overlegd om te kijken of er een sectorinitiatief genomen kan worden voor de beperking van die flyshoot. Als de sector zich immers zelf niet reguleert, gaan er misschien straffe maatregelen komen, terwijl je het kind ook niet met het badwater moet weggooien. Daar zijn we nu eigenlijk aan het stimuleren om de sector zelf tot een oplossing te laten komen om te vermijden dat de kritiek op de flyshoottechniek blijft aanzwellen.
Cijfers en data, daar zijn we in Vlaanderen excellent in. Er zijn in de Noordzee voor een aantal soorten minder mogelijkheden, maar we zijn toch heel goed alle flankerende omstandigheden aan het bekijken. De voortplanting van onze vissen zit volgens de ICES-adviezen iets onder duurzaam niveau, vandaar dat er uit voorzorg zo’n sterke daling geweest is van de quota. Maar de basiskritiek dat we twee jaar achterlopen, blijft voor mij altijd aanwezig. Dat proberen we nu echt opgelost te krijgen.
Collega Tommelein, ons Noordzeequotum in 2024 is min 63 procent, maar ik wil daar een belangrijke kanttekening bij maken, collega. Onze vissers hebben in 2022 maar 12,37 procent van het hun toegekende quotum effectief opgevist, en in 2023 19,35 procent van hun quotum. Dat zijn eigenlijk ook slechte cijfers, want ze hebben heel weinig opgevist van wat ze mochten vissen. U hebt absoluut gelijk dat men nu op veel andere soorten gaat vissen, zeker de inktvis.
Sardientjes zwemmen trouwens in scholen en worden via andere technieken opgevist dan de technieken waar onze vissers doorgaans gebruik van maken.
Er zijn aquacultuurmogelijkheden – we hebben het daar al vaak over gehad. Ik blijf zeggen dat er weinig interesse is vanuit de privésector. De oorzaak komt eigenlijk vooral door de concurrentie met niet-Europese landen en de zeer hoge investeringen die nodig zijn. Ik weet niet of u er was bij dat nieuwe ondernemerslab in Oostende. We hebben daar wel interessante gesprekken gehoord waarom dat niet van de grond komt. Dat heeft niets te maken met politieke onwil, maar je moet mensen vinden die willen investeren en er is ook al heel veel concurrentie van elders. Maar in de basis ben ik het met u eens.
OVIS kan zeker ook helpen. We wenden ook de middelen aan volgens de mogelijkheden die toegelaten zijn in het staatssteunkader. We kijken dus zeker naar OVIS, maar ook naar ons Zeevissersfonds en uiteraard ook naar ons Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en het Financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij- en Aquacultuursector. Er zijn dus echt wel veel mogelijkheden om die transities in de visserij zwaar te ondersteunen.
We hebben rond die aquacultuur op 7 februari alle lidstaten op één lijn gekregen om daar Europees op in te zetten. In de Raadsconclusies zetten we voedselzekerheid, duurzaamheid en klimaatverandering centraal. De aandacht voor de aquacultuur is dus echt groot en het aquacultuurbeleid is al een stukje verbeterd, maar we moeten de Europese financiering nog kunnen verbeteren, omdat we weten dat die financiële drempels bijzonder groot zijn.
Collega Coudyser, u vroeg wat ik als voorzitter doe. Op elke informele raad worden er voorstellen en bezorgdheden geuit. U weet dat er straks ook een informele Raad is waar we die toekomst van onze visserij informeel zullen bespreken. We zullen ook kritisch moeten blijven kijken naar het Europees beleid. Als we erin slagen om de Europese handvatten te bieden aan onze vissers om duurzamer te vissen zonder de mogelijkheden om nog handel te drijven te belemmeren, sta ik daar volledig achter. Ik ga er ook van uit dat de nieuwe Commissie daar een heel grote rol in zal spelen. Maar in Brugge hebben we twee dagen uitgetrokken om net daarover duurzaam van gedachten te wisselen. Ik hoop dat we daar ook tot conclusies zullen kunnen komen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de aanvullende antwoorden. Ik denk dat het heel duidelijk is dat de vissers het eerste slachtoffer zijn, naast de vis zelf natuurlijk, van quota die inderdaad een stuk gedateerd zijn of gebaseerd zijn op cijfers van twee jaar geleden.
Ik kreeg net nog een melding van de VRT NWS-app binnen, waar er sinds een half uur een artikel online staat: “Worden garnaalkroketten stilaan onbetaalbaar? Het tekort aan Noordzeegarnalen is nooit zo erg geweest.” Daar komt inderdaad een soort noodkreet van Steven Timmermans van groothandel Alfa Fish naar voren om te zeggen dat de prijs de afgelopen jaren eigenlijk maal vier gegaan is, als het gaat over de veilingprijs van garnalen, en de marktprijs maal twee of maal drie, afhankelijk van welke basis je neemt. Dus het toont ook wel aan dat, los van de quotadiscussie, de specifieke garnalendiscussie een thema is waarrond we bedachtzaam moeten blijven. Er wordt specifiek rond de garnalen inderdaad gewezen op twee effecten. Dat is de wijting – daar hebt u ook de cijfers van getoond en ik denk dat we allemaal weten wat ons te doen staat. Maar ten tweede maakt ook de klimaatopwarming het voor garnalen minder aantrekkelijk om hier in onze wateren te blijven.
Ik wilde rond de flyshoottechniek nog het volgende aangeven. Ik vind het goed dat u de sector de mogelijkheid geeft om zichzelf te reguleren. U zult van mij ook verwachten dat ik hoop dat we daar in de komende maanden stappen in zien en dat ik er anders op terug ga komen, omdat we het niet eeuwig van de sector kunnen laten afhangen. Uiteraard zullen er een aantal mensen zijn die er belang bij hebben om die techniek dominant te blijven gebruiken. Maar laat ons bekijken wat het sectoroverleg oplevert.
Collega Tommelein heeft mij wakker geschud met zijn liefde voor zijn mooie stad en deed mij tot het volgende besluit komen – en sorry, collega Coudyser, het is niet persoonlijk bedoeld. Ik kan alvast vaststellen dat in Oostende de partij van minister Crevits, de partij van collega Tommelein en mijn partij allemaal samen trots op Oostende zijn. Dat kunnen we hier toch samen besluiten. Dank u wel.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.