Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik heb hier al meerdere keren gesproken over levenslang leren, en we gaan er weer over beginnen, minister, want 2021 moest ‘the learning twenties’ worden. Met een gedurfd initiatief wilde u de leercultuur in Vlaanderen versterken. Het doel is natuurlijk om alle Vlamingen te overtuigen van het belang van een voortdurende investering in levenslang leren. Die inspanningen zijn niet alleen gericht op de werkzoekenden, maar op hen die momenteel niet actief zijn op de arbeidsmarkt en de werkenden. Op die manier willen wij iedereen klaarstomen voor de arbeidsmarkt van de toekomst.
Alleen via een permanente bijscholing en het afstemmen van vaardigheden en competenties op de noden van de arbeidsmarkt, versterken we de positie van onze arbeidsmarkt. Wie permanent leert, heeft ook meer kansen. We kijken ook naar de ondernemingen om een steentje bij te dragen.
Het stimuleren van levenslang leren is niet alleen de opdracht van de Vlaamse overheid, maar ook van de federale overheid. In de arbeidsdeal werden zo een aantal initiatieven uitgerold, namelijk het opmaken van een opleidingsplan voor bedrijven met minstens twintig werknemers, en het individueel opleidingsrecht voor medewerkers van vijf dagen per jaar.
Uit een rondvraag blijkt echter dat, twee maanden voor de deadline van het verplicht opleidingsplan, zes op de tien kmo’s nog niet in orde zijn. Daarover heb ik ook enkele vragen.
In welke mate kunnen kmo’s bij Vlaanderen terecht voor ondersteuning bij het opmaken van een opleidingsplan? Hoe worden die Vlaamse partners en initiatieven hierbij betrokken?
Hoe kan deze federale verplichting een hefboom zijn om kmo’s beter te ondersteunen en te sensibiliseren om meer te investeren in levenslang leren?
Minister Brouns heeft het woord.
Kmo’s kunnen in Vlaanderen terecht voor ondersteuning bij het opmaken van het opleidingsplan bij de dienstverleners aangesteld via de opdracht ‘Competentiecheck in Vlaamse ondernemingen’ gelanceerd door Europa WSE (Werk en Sociale Economie). De opdracht is van start gegaan op 1 januari 2023 en loopt tot het einde van dit jaar. Hiermee wil ik 622 organisaties bereiken. Deze opdracht zet in op het begeleiden van kmo’s naar een toekomstgericht competentiebeleid waarbij het opleidingsplan een incentive kan zijn om deel te nemen aan de begeleiding. Het opleidingsplan is ook een ingangspoort voor dienstverleners om kmo’s te bereiken.
De begeleiding wordt op twee manieren aangeboden: op vraag van de organisatie zelf of via het netwerk van de sectorconsulenten. Sectorconsulenten geven in hun contacten met organisaties aan dat er een beroep kan worden gedaan op de competentiecheck. Ook via de sectorconvenants 2023-2025 wordt ingezet op het ondersteunen van ondernemingen via opleidingsplannen. Elf sectoren maken hiervan expliciet melding in hun convenant. Zij bieden op verschillende manieren ondersteuning bij de opmaak van het opleidingsplan.
Wat de federale verplichting betreft, wil ik in eerste instantie aangeven dat ik voor de besluitvoering hiervoor niet betrokken ben. Dat spreekt voor zich. Maar de federale verplichting kan volgens mij het bewustzijn van het belang van levenslang leren bij kmo’s en hun werknemers nog doen groeien. De federale overheid is bezig met het ontwikkelen van de Federal Learning Account, een online toepassing waarin werkgevers en werknemers het individueel opleidingsrecht kunnen opvolgen. Vanuit Vlaanderen blijven we afstemmen met de federale overheid rond de Individual Learning Account. Dat samenwerkingsakkoord is actueel in opmaak. Deze toepassing is een uitbreiding van de Federal Learning Account en zal ook nog heel wat andere informatie zoals opleidingshistoriek en opleidingsrechten bundelen.
Ik vind het belangrijk dat burgers voldoende ondersteund worden bij het leren en ook op de hoogte zijn van hun mogelijkheden. Vanuit deze filosofie werd in Vlaanderen reeds het opleidingstegoed ontwikkeld, een platform waarin burgers hun recht op de Vlaamse opleidingsincentives kunnen nakijken. Bij de ontwikkeling van deze initiatieven hanteren we het ‘no wrong door’-principe. Dat betekent dat burgers over verschillende toegangspoorten zullen beschikken van waaruit men de weg kan vinden naar relevante informatie, zodat ze zelf, of in gesprek met hun werkgever, aan de slag kunnen gaan met levenslang leren. Sinds september 2023 werd via deze tool al meer dan 122.000 keer het opleidingstegoed van iemand berekend.
Ook in kader van het actieplan van het Partnerschap Levenslang Leren wordt aandacht besteed aan leren binnen ondernemingen. Het mobiliserend project van het Expertisecentrum Innovatieve Leerwegen, het onderzoek naar de inzet van brugfiguren voor levenslang leren en het onderzoek naar informeel leren in organisaties, zijn sleutelcomponenten om kmo’s en hun werknemers te stimuleren en bewust te maken van het belang van investeren in levenslang leren. Door lokale initiatieven op te zetten en samen te werken met verschillende actoren, wordt leren praktischer en relevanter gemaakt voor organisaties en hun werknemers. Het doel is om de leergoesting aan te wakkeren en samen te werken aan drempels, waardoor levenslang leren toegankelijker wordt, zowel op de werkvloer als daarbuiten.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, uw antwoord is een hele boterham. We weten ook dat levenslang leren een mentaliteitswijziging vergt. We moeten daarop blijven inzetten. We kunnen dat niet in een-twee-drie realiseren; dat weten we ook. Er ligt dus nog altijd heel veel werk voor de boeg, zeker als we ook kijken naar de individuele leer- en loopbaanrekening.
Er zijn stappen vooruitgezet om het aanbod beter en bekend te maken. Dat hoor ik ook. U hebt daarover ook wat cijfers genoemd. Maar het blijft toch wel een moeilijke oefening om de Vlaming te overtuigen om te investeren in zijn competenties en vaardigheden. We hebben het zonet al gehad over artificiële intelligentie, die een invloed zal hebben op onze arbeidsmarkt. Jobs zullen veranderen. Het is dus echt wel nodig dat we daar verder op inzetten. We zien dat ondernemingen veranderen, herstructureren of verdwijnen. Die technologische ontwikkelingen en digitale toepassingen, daar gaat natuurlijk tijd over, maar we moeten daar echt op blijven inzetten.
In uw antwoord zonet focuste u vooral op de werknemer, maar ook de werkgevers hebben daar alle belang bij. Dat miste ik een beetje. Het is ook niet altijd even evident voor werkgevers om hun werknemers een opleiding te geven. Vaak is de vrees dat als men hen te sterk maakt of te veel bijschoolt, ze misschien naar een andere job gaan. Er zijn immers heel veel vacatures. Ze vrezen dat ze werknemers gaan kwijtspelen en gaan de afweging maken: is dat nu een opportuniteit voor het bedrijf of houdt dat het risico in dat men die mensen kwijt is? In de huidige strijd om talent hebben ze er echter wel belang bij om hun werknemers te soigneren. Investeren in personeel moet eigenlijk altijd lonen, natuurlijk. Minister, wat doet Vlaanderen om die vooroordelen bij onze werkgevers en onze ondernemingen over het investeren in mensen en opleidingen weg te nemen?
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Opnieuw dank aan collega Claes voor deze vraag. Het is inderdaad een grote uitdaging op onze arbeidsmarkt om het leren, het versterken van competenties toch te laten gebeuren. Cijfers leren ons dat Vlaanderen, hoewel we eigenlijk een sterk onderwijs hebben, qua levenslang leren echt nog niet de sterkste speler is. Minister, het is dus inderdaad een kwestie van alle instrumenten maximaal inzetten. Ik heb daar een concrete vraag over. Ik heb u een schriftelijke vraag over de kmo-portefeuille gesteld, namelijk schriftelijke vraag nr. 167. Die ging over de besteding van de kmo-portefeuille aan hr en personeelsmanagement. Dat waren zeer interessante cijfers. Er gaat ongeveer 43 miljoen euro naar de kmo-portefeuille. In 2023 ging in totaal ongeveer 4,5 miljoen euro daarvan naar personeelsmanagement, en daarvan ging een half miljoen euro naar competentiebeleid. Qua competentiebeleid is dat cijfer in de loop der jaren vrij stabiel gebleven, dus 500.000 à 600.000 euro. Mijn vraag is vooral: wordt er ook gecheckt wat de impact daarvan is? Het zijn altijd dezelfde bedrijven die dat aanvragen. We zien dat terugkeren. Zien we een impact van dat jaarlijkse half miljoen euro? Heeft dat ook echt een effect? Wordt dat gemeten, niet alleen op beleidsniveau, maar ook op het niveau van de kmo-portefeuille? Dat lijkt me immers een instrument dat we kunnen inzetten om het competentiebeleid in Vlaanderen te versterken.
Minister Brouns heeft het woord.
De vraag was hoe je er meer voor kunt zorgen dat het opleiden van mensen, het permanent leren, het levenslang leren de bedrijven niet afschrikt, omdat ze geen mensen willen verliezen op die manier. Zoals ik vaak zeg, de Vlaamse werkvloer zou de grootste school van Vlaanderen moeten zijn. Dat is het beeld dat ik gebruik. Dat is echt mijn overtuiging. Als je voor alle uitdagingen die vandaag op je afkomen, waarbij de digitalisering en de groene transitie de twee hele grote zijn, niet de nodige competenties hebt en niet de nodige competentieontwikkeling aanbiedt, hink je hopeloos achterop. Ik begrijp natuurlijk ook wel dat bedrijven ervoor beducht zijn om mensen die heel sterk zijn te verliezen, maar ik ben ook daar veeleer de positieve benadering genegen. Als je dat niet doet, dan verlies je zelf je sterke profielen. We zien steeds meer en steeds vaker dat bij de start van een loopbaan jonge mensen jobs gaan beoordelen op de mate dat ze opleidingskansen krijgen. Dat neemt niet weg dat wij dat vanuit de overheid maximaal moeten ondersteunen. Ik geloof dus ook wel in het Vlaams opleidingsverlof, waarbij er bijvoorbeeld een relatie wordt gemaakt tussen werknemer en werkgever. Als je die tot een vergelijk laat komen over het te volgen traject, dan wordt dat verdubbeld, van 125 tot 250 uur. Dat wordt terugbetaald. Dat zijn heel concrete zaken die wij doen om het opleiden van mensen positief te stimuleren.
De vraag over het meten van effecten klinkt heel logisch, maar daar heb ik heel concreet nog geen zicht op. Er zijn natuurlijk heel wat factoren die daar een impact op hebben, niet alleen de opleiding als dusdanig, maar ik vind het wel belangrijk. Het is voor mij ook een deel van een goed hr-beleid dat als je als bedrijf mensen uitzendt of intern opleidingen verstrekt, je de impact daarvan voor het bedrijf wel nagaat, en dat die kennis, of die competenties, ook worden gedeeld. Er is een algemene evaluatie voor de kmo-portefeuille in voorbereiding, met ook een analyse van de impact op de productiviteit. Misschien kan dat daar dus een onderdeel van zijn. Het is misschien goed om te weten voor volgende vragen: die studie wordt in maart opgeleverd.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik heb geen slotbemerking, want mijn volgende vraag gaat uiteindelijk over hetzelfde thema. (Opmerkingen van minister Jo Brouns)
Ik ga de discussie dus nog eventjes openhouden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.