Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Collega’s, deze vraag is ingegeven door de berichtgeving die we wellicht allen hebben vernomen, namelijk dat de UGent haar interne regels heeft veranderd en dat studenten met meer dan een jaar studievertraging niet langer in aanmerking komen voor het huren van een studentenkamer in beheer van de UGent. De UGent geeft aan dat men hierdoor meer plaatsen wil vrijmaken voor studenten die voor het eerst aanspraak willen maken op een studentenkamer en dat de schaarste hen dwingt tot deze maatregel.
Het mag duidelijk zijn dat dit een beslissing is van de UGent, die volledig intern is genomen. Ik heb ondertussen, sinds het indienen van de vraag, begrepen dat deze beslissing ook via de sociale raad is gepasseerd. Niettemin wou ik graag uw visie horen, minister, niet alleen over de specifieke maatregel, maar ook over het algemene probleem. Ik weet dat de problematiek van de studentenkamers voor de coördinatie bij minister Diependaele zit, maar omdat de UGent hier specifiek de link maakt tussen studievoortgang en een studentenkamer, lijkt het mij wel belangrijk dat u als minister van Onderwijs uw licht daarop laat schijnen.
Was u op de hoogte van deze maatregel? Hoe kijkt u ernaar?
Welke oplossing ziet u voor studenten die op basis van inkomen recht hebben op een studentenkamer, maar die door de nieuwe regel van de UGent dit recht verliezen?
Hoe draagt u vanuit uw bevoegdheden – zoals ik zei, onder coördinatie van minister Diependaele – bij aan het fundamentele probleem, zijnde de schaarste aan studentenkamers?
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u voor de vraag, mijnheer Verbeurgt, en meteen ook voor de antwoorden die u formuleert. Op dat vlak zijn we het inderdaad wel eens.
De instellingen hoger onderwijs zijn autonoom voor hun interne regels rond het beheer van de studentenkamers. Zij treden in dezen op als verhuurder voor de kamers die ze in eigen beheer hebben.
Ik heb begrepen dat ze, gelet op de schaarste, gezocht hebben naar een ‘criterium des onderscheids’. Die beslissing is inderdaad genomen op advies van de sociale raad. Die sociale raad is paritair samengesteld, voor de helft uit studentenvertegenwoordigers en voor de andere helft uit vertegenwoordigers van het universitair bestuur. De sociale raad van de UGent was unaniem positief, en daar zitten ook studentenvertegenwoordigers in.
De maatregel houdt in dat het aantal jaar dat een student in een studentenhome van UGent kan verblijven, geplafonneerd wordt. Zodoende komt er meer ruimte voor generatiestudenten. Dat is niet volledig onlogisch; ik begrijp dat. Het aantal jaar dat een student in een home mag verblijven, wordt gelijkgesteld aan de duur van de opleiding plus één extra jaar. Indien een student zich heroriënteert naar een andere opleiding, dan wordt voor het bepalen van het verblijfskrediet rekening gehouden met het aantal jaren dat men reeds verbleven heeft in een home.
Wat betreft het probleem van het kotentekort: ik snap de ratio. Ik vind dat een vrij objectief onderscheidend criterium. In het geval van een wachtlijst moet je immers wel een onderscheidend criterium gebruiken, en dan vind ik dit redelijk verantwoord en objectief, een breed gedragen criterium, gelet op de stemming in de sociale raad.
Ik denk dat mijn collega op het vlak van de kotenproblematiek echt wel goede initiatieven heeft genomen, waarbij wordt ingezet op een aanbodverbreding van de betaalbare studentenhuisvesting, en waarbij eenmalig ook nog bijna 25 miljoen euro voorzien is voor het aankopen van gronden voor basiskoten. Ik denk niet dat het in het verleden ooit al gebeurd is dat zulke directe financiële initiatieven genomen zijn in het kader van deze problematiek. De Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) koopt de gronden rechtstreeks aan, en de hogeronderwijsinstellingen kunnen die dan in erfpacht nemen. Vanuit de Vlaamse Regering voorzien we trouwens ook nog eens 100 miljoen euro aan renteloze leningen voor hogeronderwijsinstellingen, om basiskoten te bouwen of te renoveren.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord. Ik heb ondertussen geleerd dat het veiliger is om het antwoord zelf te geven. Dan weet je waar je uitkomt. (Gelach)
Ik heb al slechtere antwoorden van u gekregen, minister.
Alle gekheid op een stokje: niemand zal ontkennen dat er door deze Vlaamse Regering inderdaad maatregelen genomen worden. Over de modaliteiten kun je discussiëren, maar het is natuurlijk een maatregel op het einde, hoewel we al jaren met de problematiek van de schaarste zitten, en – dat is voor mijn fractie toch wel problematisch – waarbij hier door de UGent de koppeling gemaakt wordt met studievoortgang. Ik denk dat er alternatieven zijn die socialer waren, wetende dat studievoortgang, zeker van één jaar – er gebeurt altijd iets –, toch zeer radicaal is, al heb ik begrepen dat er uitzonderingscriteria worden gezocht. Dat is zeker zo wanneer we weten dat de prijskloof tussen een publieke en private studentenkamer zeer groot is. We weten dat studievertraging vaker voorkomt bij jongeren die toch ook wel wat met uitdagingen zitten in de privésfeer, sociaal-economisch. Als we die combinatie maken, is het weer dezelfde groep die de dupe is van deze maatregel. Ik ben zelf studentenvertegenwoordiger geweest en kan dus zeggen dat ook studentenvertegenwoordigers ook niet altijd de waarheid in pacht hebben. Vanuit onze fractie is er dus toch de dringende oproep – en we hopen dat u die onderschrijft – dat de UGent deze maatregel grondig herbekijkt en evalueert, en op individueel niveau goed bekijkt welke studenten hier de dupe van zijn.
Daarnaast is het natuurlijk duidelijk dat naast de maatregelen die deze Vlaamse Regering neemt, de volgende Vlaamse Regering blijvend en bijkomend zal moeten inzetten op het uitbreiden van het aanbod, op alle mogelijk manieren. Want de vraag naar studentenkoten is vandaag veel groter dan het aanbod, en dat is natuurlijk het fundamentele probleem. Op dat vlak moeten we denk ik alle zeilen bijzetten.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik was net aan het denken dat als je in deze commissie vragen aan jezelf stelt, dat misschien ook iets te maken heeft met wachtlijsten in andere sectoren. Dit terzijde.
Ik vind het wel een interessante vraag, omdat ik de argumentatie die vanuit de UGent en de hogere studentenraad wordt ontwikkeld, wel onderschrijf: we moeten ervoor zorgen dat mensen zeker binnen kunnen in de homes. Ik vind dat u daar een eerlijke redenering maakt die ook aansluit bij een veel ruimer beleid dat we met deze regering voeren.
Het tekort aan koten is één zaak. De verlenging en de zeer groot doorslaande flexibilisering aan de andere kant, maken ook dat studentenvoorzieningen, koten, studentenverblijven, langer worden bezet dan nodig. Want een student die start, die zou kunnen starten met zestig studiepunten. Bij de ene zegt men dat het te maken heeft met achtergrond en dergelijke meer, maar ik zie ook studenten starten die zeggen maar 56 studiepunten op te zullen nemen, omdat ze dat een moeilijk vak vinden en het zullen uitstellen. Dan begin je natuurlijk al met een onvolledig studiejaar, en brei je er voor jezelf bijna automatisch al een jaar aan. Om die reden vind ik de viertrapsraket die we hebben ontwikkeld – de Columbusproef, advies van de klassenraad, starttoetsen en dan eventueel een snelle heroriëntering –, in het belang van de student en zijn studiecarrière. Dat is absoluut belangrijk, en staat voor alle duidelijkheid op nummer 1. Maar wat er natuurlijk aanhangt, is dat je geen studentenhuisvesting gaat bezetten die op dat moment eigenlijk niet nodig was voor die student, omdat je hem beter sneller zou heroriënteren.
Daarnaast stellen we ook vast dat in die studentenkamers studenten blijven hangen die afgestudeerd zijn, maar vervolgens nog een aantal extra zaken aan hun opleiding hangen om blijvend gebruik te kunnen maken van studentenvoorzieningen. Dat kan natuurlijk ook niet de bedoeling zijn, want er was in de contracten geen opzegrecht. Vandaar wil ik de argumentatie die in de studentenraad en ook in de sociale raad opgenomen was, eigenlijk wel benadrukken.
Ik wil ook nog meegeven – want ik vind dat het hier iets te weinig gezegd wordt – dat er een ventielprocedure is. Voor studenten die vanwege een ziekte of een moeilijke thuissituatie langer over een opleiding doen, is er dat ventiel. En dat vind ik wel belangrijk. Het is niet blind. Er zijn wel degelijk situaties waarvoor men het langer kan voorzien. Dat vind ik dus belangrijk. Moet dat geëvalueerd worden? Uiteraard.
En last but not least: bijkomend zoeken van studentenvoorzieningen, zeker. Maar, mijnheer Verbeurgt, ik moet u zeker niet vertellen dat uw partij ook zegt dat men er in steden voor moet zorgen dat mensen ergens kunnen blijven wonen en dat niet elk huis in een straat opgekocht moet worden om er studentenkoten van te maken, en dat de prijzen van de gewone huizen worden opgedreven voor burgers in het kader van wooncapaciteit. Dat is ook een bekommernis die wij met de N-VA hebben. Die evenwichten moeten we inderdaad maximaal proberen na te streven in het belang van iedereen in onze verdichte maatschappij. Als we te veel ruimte aansnijden, is het uw collega Tobback die zegt dat we er niet voor moeten zorgen dat er meer gebetonneerd wordt, meer gebouwd, maar dat open ruimte gewaardeerd moet worden. Dat begrijp ik. Ik onderschrijf het ook. We moeten die evenwichten met elkaar in balans proberen te brengen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat de heer Verbeurgt het in grote lijnen eens was met mijn antwoord. Ik ben het in grote lijnen eens met zijn repliek, net zoals met de tussenkomst van de vorige spreker. (Opmerkingen)
Een kumbayamoment, zo vlak voor de lunch. (Gelach. Opmerkingen)
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Ik ben blij dat de minister mijn rol als bruggenbouwer erkent in dit parlement. Dat mag ook eens benoemd worden.
Collega Daniëls, u geeft zelf een interessantere suggestie. Na een eerste opleiding blijven hangen, maar dan wel nadat je de opleiding met succes hebt beëindigd, dat vind ik inderdaad problematisch. Ik denk dat we daar eerlijk in moeten zijn. Vanuit onze fractie is het punt vooral: als de student nog in de eerste opleiding zit en daar studieduurvertraging oploopt, vinden wij het problematisch om dan repercussies te geven op de huisvesting, wetende dat het alternatief vandaag ontbreekt. Er waren wat ons betreft betere alternatieven dan wat de UGent nu heeft toegepast. Wij hopen dus inderdaad dat die grondige evaluatie er komt. En wij rekenen ook op de minister om daar het gesprek met de onderwijsinstellingen rond te voeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.