Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister, recent werd onder het Belgische voorzitterschap een akkoord bereikt over de nieuwe Europese begrotingsregels, intussen de richtlijnen van Gent genoemd, denk ik. Samengevat blijven de kerngetallen van de Maastrichtnormen van toepassing. Het begrotingstekort mag maximaal 3 procent bedragen, met een maximale schuldgraad van 60 procent. Landen die boven de 90 procent zitten, moeten hun schuldgraad jaarlijks met 1 procent doen dalen.
In het nieuwe systeem is echter wel een beetje flexibiliteit ingebouwd door het mogelijk te maken om die begrotingsdoelstellingen waar te maken in een periode tussen vier à zeven jaar als men engagementen nakomt op twee vlakken. Ten eerste gaat het om hervormingen van de arbeidsmarkt, fiscaliteit en dergelijke meer, en ten tweede om bepaalde investeringen, in het bijzonder wat betreft defensie en klimaat, alsnog behapbaar te maken.
Er is ook een nieuw boetesysteem uitgewerkt. Dat werkt met lagere boetes, veel lagere boetes – ik denk 0,025 procent bbp –, net omdat de andere in het verleden zo hoog waren dat ze nooit werden toegepast. Dat was dus in de feiten enkel pro forma een boetesysteem. Hier heeft men een veel getrapter systeem uitgewerkt om het toezicht op de lidstaten te versterken. Ook al is de boete verlaagd, in de feiten zal er meer dreiging uitgaan van die kleine boete dan van diegene die zo hoog was dat ze toch nooit werd toegepast – dat bewijst het verleden.
Die doelstellingen gelden natuurlijk voor – ik zal het zo zeggen – de nv België ‘as such’. Binnen ons land is er weliswaar een samenwerkingsakkoord over hoe we daarmee moeten omgaan, maar daar kunnen we misschien in tweede orde op terugkomen.
Mijn vraag is: wat is de opinie van de Vlaamse minister van Financiën over deze nieuwe Europese begrotingsregels? Hebt u enig zicht op welke inspanning dat voor Vlaanderen al dan niet zou kunnen betekenen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor uw vraag, mijnheer Van Rompuy.
In de nacht van 9 op 10 februari bereikte de Raad, vertegenwoordigd door het Belgische voorzitterschap, en het Europees Parlement een akkoord over de herziening van de Europese begrotingsregels. Meer specifiek werd een akkoord gevonden over het voorstel betreffende de preventieve arm, waarvoor het Europees Parlement medewetgever is.
Gezien de grote impact op de beleidsruimte van Vlaanderen, heeft de Vlaamse Regering de herziening van het stabiliteits- en groeipact (SGP) sinds het begin actief opgevolgd. In januari 2022 heeft de Vlaamse Regering een duidelijk standpunt ingenomen. Zowel onze diplomatiek vertegenwoordiger bij de Europese Unie als ikzelf heeft dat standpunt vervolgens aan de man gebracht bij de Europese Commissie, andere lidstaten en het Europees Parlement.
Het akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement is nog vers. Ik begrijp dat de teksten pas vorige week op technisch niveau zijn afgewerkt, maar ik zal u alvast mijn eerste appreciatie geven.
In een antwoord op een vraag van de heer Coel over hetzelfde onderwerp, zei ik hier een paar weken geleden al dat ik een gemengd gevoel had bij de positie die de Raad op 20 december van vorig jaar had aangenomen. Dat gevoel heb ik nog steeds als ik naar het uiteindelijke akkoord kijk.
Eerst en vooral, laat mij beginnen met wat goed is. In het akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement blijven de algemene principes behouden. Zoals ik al zei in mijn antwoord aan de heer Coel, vind ik de nieuwe werkwijze op basis van nationale budgettair-structurele plannen op de middellange termijn positief. Die budgettair-structurele plannen hebben een looptijd van minstens vier jaar, zoals u zelf ook aangaf. Lidstaten moeten, naast hun begrotingstraject, hervormingen en investeringen opnemen. Het meerjarenperspectief en die holistische kijk op de begroting, hervormingen en investeringen zijn een goede zaak.
Daarnaast, als tweede positief punt, juich ik de overstap naar een uitgavennorm toe – het zou er nogal aan mankeren, aangezien we er zelf hard aan hebben gewerkt. Het begrotingstraject moet voortaan worden geformuleerd als een “netto uitgavenpad”. Een uitgavennorm wordt dus het centrale budgettaire kompas. Dat sluit perfect aan bij de Vlaamse visie.
Ten derde, verder vind ik het positief dat in het uiteindelijke akkoord de waarborgen voor voldoende schuldafbouw en tekortreductie uit het voorstel van de Raad worden behouden.
De Maastrichtnorm voor het tekort is, zoals jullie weten, 3 procent. Onder de nieuwe regels moeten de lidstaten echter een buffer opbouwen, en toewerken naar een maximaal tekort van 1,5 procent. Die bijkomende marge is positief en moet lidstaten beter in staat stellen economische schokken op te vangen.
De schuldwaarborg garandeert op zijn beurt een minimale jaarlijkse gemiddelde schuldafbouw van 1 procentpunt voor lidstaten met een schuldquote hoger dan 90 procent van het bruto binnenlands product (bbp) en 0,5 procentpunt voor lidstaten met een schuld tussen 60 procent en 90 procent van het bbp.
Verder, in het Vlaamse standpunt lag de klemtoon op een striktere naleving en handhaving, en hier blijf ik toch fameus op mijn honger zitten.
In die nieuwe controlerekening zullen de afwijkingen van het begrotingstraject worden bijgehouden, zowel jaarlijks als cumulatief. Dat is een goede zaak, want vele kleine afwijkingen over de jaren heen kunnen tot een grote afwijking leiden.
Als de drempelwaarden overschreden worden, 0,3 procent bbp op jaarbasis of 0,6 procent bbp cumulatief, kan de Commissie voorstellen om een buitensporigtekortprocedure te openen. Dit systeem heeft tot hiertoe nog niet echt geleid tot wijzigingen van het begrotingsbeleid in België, om niet te zeggen 0,0 procent.
Mijnheer Van Rompuy, we zouden daar een weddenschap over kunnen afsluiten: het is vooral op dit punt, naleving en handhaving, dat het mij zeer sterk zou verwonderen mocht het de komende drie, vier, vijf jaar ook maar één keer effectief van toepassing zijn dat er boetes moeten worden betaald. We zijn er in het verleden nooit echt fan van geweest, in de zin dat het tot weinig resultaat heeft geleid. Ik vrees dat ook nu. Maar goed, ik hoop op het beste, natuurlijk.
Het Europees Parlement vroeg om meer ruimte voor investeringen te creëren. De Raad kwam het Parlement daarin tegemoet, door onder andere nationale cofinanciering van EU-fondsen uit te sluiten van de definitie van netto-uitgaven. De concrete impact daarvan analyseren we nog.
Verder werd enige flexibiliteit gecreëerd om aan lidstaten een verlenging van hun budgettair aanpassingstraject toe te kennen.
Om aanspraak te maken op een verlengd aanpassingstraject moet een lidstaat een pakket aan hervormingen en investeringen opnemen dat voldoet aan vijf criteria: eerst en vooral groeibevorderend zijn; bijdragen aan budgettaire houdbaarheid; de landenspecifieke aanbevelingen aanpakken; bijdragen aan de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU; en ten vijfde, het niveau van investeringen tijdens het plan mag niet lager zijn dan het middellangetermijninvesteringsniveau voor het plan.
Waar in de Raadspositie aan alle vijf die criteria moest worden voldaan, vroeg het Parlement enige flexibiliteit. Om die flexibiliteit te creëren werd toegevoegd dat “as a general rule” aan die vijf criteria moet worden voldaan. Er wordt dus enige ruimte gemaakt om van de regel af te wijken.
Ik weet niet of u zich de totstandkoming van de Maastrichtnormen herinnert, maar ook daar was er in de jaren 90 iemand uit uw partij, die recent weer tot leven gewekt is, die een soortgelijke bepaling heeft toegevoegd. Toen werd er gezegd dat te beperken tot 60 procent schuld, maar wie evolueerde in de goede richting, was ook al goed. Ik weet niet of u zich dat herinnert, maar in de jaren 90 is dus exact hetzelfde gebeurd, wat uiteindelijk heeft geleid tot een totale uitholling van de normen en bepalingen die opgenomen zijn in het verdrag. Hier valt volgens mij hetzelfde te vrezen. Dat maakt het kader onduidelijker en geeft meer discretionaire bevoegdheid aan de Europese Commissie bij het beoordelen van het pakket aan hervormingen en investeringen. We gaan moeten zien in welke mate en hoe de Commissie hiervan zal gebruikmaken.
Verder zijn om tegemoet te komen aan het Europees Parlement sterkere verwijzingen opgenomen naar de sociale dimensie van het Europees Semester. Daar staan wij enigszins sceptisch tegenover: de Vlaamse Regering is altijd van mening geweest dat het Europees begrotingsbeleid gericht moet blijven op begrotingscoördinatie.
Een laatste negatief punt is dat de regels uiteindelijk erg complex blijven. Dat klinkt misschien als een beperkt gebrek, maar heldere regels zijn ook makkelijker toe te passen en na te leven. Aan de andere kant besef ik dat die complexiteit de prijs is van een compromis tussen 27 lidstaten, en vervolgens met het Europees Parlement.
Wat betreft de begrotingsinspanning die Vlaanderen en de andere entiteiten zullen moeten leveren, kan ik nog niet zo veel zeggen.
Op 21 juni van dit jaar zal de Europese Commissie haar zogenaamde referentietraject voor België publiceren. Met andere woorden, het voorstel van de Commissie voor een uitgavenpad voor een periode van vier en zeven jaar – na de verkiezingen, toevallig. Dat referentietraject is het richtsnoer voor lidstaten bij het opstellen van het begrotingstraject in hun budgettair-structureel plan.
In de komende weken moet de Federale Regering de intra-Belgische gesprekken opstarten over de implementatie van het nieuwe kader. Onze stelling daarover is eigenlijk altijd heel duidelijk geweest en ik zie, ook naar aanleiding van de nieuwe Europese regels, niet echt een reden om dat te verduidelijken. Wij blijven ervan uitgaan dat iedereen voor zijn eigen deur moet vegen. Andere deelstaten in dit land mogen altijd ons voorbeeld volgen, dat is geen enkel probleem, maar er is daar ook maar weinig marge. Als je effectief het totale begrotingsprobleem van de Belgische overheid moet aanpakken, van de totale Belgische overheid … Als je weet dat onze bijdrage bij het begrotingstekort 3 procent is en het federale tekort 89 procent, dan weet je al vanwaar de inspanning grotendeels zal moeten komen. Eigenlijk, in alle eerlijkheid, de discussie daarover, om zo veel mogelijk verantwoordelijkheid richting de deelstaten te schuiven, vind ik van weinig niveau als je alleen al de cijfers kent, en van politieke, ja, lafheid.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Dank u voor uw genuanceerd slot, minister. (Gelach)
Ik heb een aantal zaken op een rijtje. Ik denk dat er op het vlak van sanctionering in ieder geval een vooruitgang is tegenover de regeling zoals ze was. Zoals ik zei: de boete was zeer hoog en ze is nooit toegepast, zoals u ook beaamt hebt. Of dat de meest efficiënte stok achter de deur zal zijn, is nog een andere vraag.
Ik zie wel twee zaken die volgens mij in een eerder stadium wel als sanctie zullen optreden.
Ten eerste is er nu ook – en die discussie hebben we hier ook al gehad, maar dan meestal met minister-president Jambon – dat diezelfde hervormingen terugkomen in het subsidiemechanisme rond de Recovery and Resilience Facility (RRF). Voor de Europese fondsen worden diezelfde hervormingsinspanningen gevraagd. Als men ze niet nakomt, dan krijgt men die middelen niet. Ik denk dat de twee pistes die zich nu aan het ontwikkelen zijn, niet los te zien zijn van elkaar en dat de sanctie – dat men toch vele miljarden euro’s steun waar men op rekent, niet kan krijgen – een effect zal hebben. Dat zie je bijvoorbeeld bij Italië. Maar niet enkel bij Italië, ook bij andere landen, zoals bijvoorbeeld Hongarije, maar zelfs Polen, zie je dat dat wel degelijk effecten heeft.
Ten tweede, door een duidelijk en transparant traject te zetten, waarvan men geacht wordt het op te volgen, volgen de financiële markten die trajecten natuurlijk ook op. Als men te ver afwijkt, dan zal men dat in de rente voelen. Maar ik deel uw mening dat het boetemechanisme het ultimum remedium is. Of het ooit zal worden toegepast, zullen we in de toekomst zien, maar ik denk dat het sanctioneringsmechanisme zoals het zich in de komende jaren zal voordoen, toch wel van een andere orde zal zijn dan tot voor kort het geval was.
Ik ben samen met u ook tevreden dat men werkt op basis van een uitgavennorm. Daar hebben we ook hier met de collega’s – onder andere met collega Muyters – nog een eigen voorstel vanuit het parlement ingediend met betrekking tot de Vlaamse begroting.
U had dan ook nog een opmerking gemaakt over die uitzondering van evolueren naar 90 procent in de jaren 90. Nu, in alle eerlijkheid, er is nooit een grotere budgettaire inspanning geleverd dan in de jaren 90. Het wegwerken van het primair tekort in die periode is, denk ik, samen met – ik vermoed – begin jaren 80, de grootste inspanning die al geleverd geweest is.
En dan – en dat is misschien nog het belangrijkste waar we het nog eens over kunnen hebben –: zoals u weet, heb ik in de vorige legislatuur al eens een keer een conceptnota ingediend, met als voorstel dat de Hoge Raad van Financiën (HRF) elk jaar voor elke entiteit een doelstelling oplegt. Die zou voor Vlaanderen uitgesproken de minste zijn, omdat wij op het beste begrotingspad zitten, maar wij hebben er alle belang bij dat de andere regeringen in dit land ook voor hun verantwoordelijkheid worden geplaatst. Stel dat er zich toch boetes of sancties zouden voordoen, zouden wij daarvoor de rekening dan niet gepresenteerd krijgen, maar wel diegene die zich niet houdt aan het pad. Ik denk dat we het op dat vlak, binnen onze architectuur in België, beter kunnen doen. Ik heb dus een voorstel ingediend, al in de vorige legislatuur: “Hoge Raad van Financiën, maak voor elke regering een pad.” Voor elke regering verschillend, want sommige wijken veel meer af dan andere, en dan wordt dat opgevolgd. Als men dat niet opvolgt, dan zal de boete die we mogelijk zouden kunnen krijgen vanuit Europa, doorgerekend worden aan die regeringen die niet in de pas lopen. Trouwens, we hebben al zo’n akkoord gemaakt in het kader van de RRF-fondsen waar ik het net over gehad heb. Ook daar is er een regeling gemaakt waarbij we zeggen: “Kijk, Vlaanderen moet deze hervormingen doorvoeren. Als het die doorvoert, dan zullen de middelen die we vanuit Europa niet krijgen omdat de hervormingen die de andere regeringen geacht worden te doen, niet worden uitgevoerd, voor hun conto zijn.” Ik vind dat we eenzelfde regeling als diegene die u mee onderhandeld hebt over de RRF, eens zouden moeten hebben voor het intra-Belgische begrotingstraject. Niet om Vlaanderen meer te doen betalen voor het intra-Belgische begrotingstraject, niet om Vlaanderen meer te doen betalen dan zijn deel is, wij hebben al begrotingsinspanningen genoeg. Ook wij hebben een tekort van 3,5 miljard euro. We moeten ons pad lopen, maar dat zal significant minder ingrijpend zijn dan de andere, die er in alle eerlijkheid – en zeker de Walen, de Brusselaars en de Franse Gemeenschap – een absoluut potje van gemaakt hebben en die voor hun verantwoordelijkheid moeten kunnen worden gesteld. Wat ik absoluut wil vermijden, is dat wij mede de rekening zouden moeten betalen, omdat de andere zich niet aan de afspraken houden. Dat is dus het voorstel zoals ik het al in het verleden een keer heb ingediend. Eigenlijk komt het erop neer dat, als er nu geen akkoord is, het pad van de Hoge Raad van Financiën niet in werking treedt. Mijn voorstel is: als er geen akkoord is, dan wordt het pad van de Hoge Raad van Financiën toch toegepast. Lees: de andere deelstaten moeten voor hun financiële verantwoordelijkheid worden geplaatst.
De heer Coel heeft het woord.
Ik kan mij voor een heel stuk vinden in de repliek van collega Van Rompuy, met die nuancering dat het recente verleden of de actualiteit aantoont niet echt een aansporing te zijn om te geloven in zijn optimisme over het niet krijgen van Europese middelen als stok achter de deur of als motivator om toch bepaalde hervormingen uit te voeren. Wij wachten nog altijd op de afhandeling van de eerste schijf van Europese middelen, waar een aantal hervormingen tegenover stonden. Tot nu toe heeft dat nog niet het effect gehad dat men beoogde, bijvoorbeeld rond de pensioenhervorming. Daar heeft men op het federale niveau al de nodige stappen gezet.
Met betrekking tot de intra-Belgische verdeling van de inspanningen en de handhaving daarrond lijkt het mij een logisch principe dat iedereen voor eigen deur veegt. Maar als je ziet dat België zich wellicht zal onthouden bij het beoordelen van de regels, ondanks het feit dat de regelgeving onder Belgisch voorzitterschap is tot stand gekomen, dan is dat toch ook niet meteen een hoopvol signaal dat iedereen intra-Belgisch ten volle gemotiveerd zou zijn om met de nieuwe spelregels aan de slag te gaan en daar de nodige inspanningen voor te leveren. In die zin ben ik het eens met uw betoog dat we nood hebben aan een intra-Belgisch afsprakenkader. Wie zijn deel van de inspanning niet wenst te doen, moet idealiter opdraaien voor de consequenties die daartegenover staan. Maar ja, ik denk dat de geesten op andere niveaus nog wat zullen moeten rijpen, om echt geloofwaardig met de nieuwe regels aan de slag te gaan.
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik ga niet in op een aantal discussies. Ze zijn boeiend, laat daarover geen twijfel bestaan. Maar ik zal mijn stokpaardje bovenhalen, minister. U hebt er even naar verwezen. Het akkoord stelt ook dat men grote strategische investeringen over meerdere jaren kan spreiden. U hebt daarnet gezegd dat u nog aan het bekijken bent wat op Vlaams niveau de implicaties zijn van de nieuwe spelregels inzake investeringen. Zou u dat iets meer kunnen toelichten? Wat is de impact op de beslissing van de aanpassing van de begrotingsregels? We hebben – ik hoef het u niet te zeggen – de afgelopen jaren daarover regelmatig gediscussieerd. Ik weet wel dat begroting iets anders is. Maar het zou mij wel interesseren hoe u dat bekijkt, wat de mogelijke impact is op de grote investeringsprojecten op Vlaams niveau.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, de concrete impact wordt nog geanalyseerd. De Raad komt het Parlement daarin tegemoet door onder andere de nationale cofinanciering van EU-fondsen uit te sluiten van de definitie van netto-uitgaven. Dat is dus het deel waarbij je van Europa centen krijgt om iets te doen, bijvoorbeeld een gemeenschappelijk landbouwbeleid of wat dan ook. Of denk aan het Europees Sociaal Fonds (ESF) waar wij van Europa een euro krijgen, waar wij dan een euro naast moeten zetten. Dat deeltje dat wij ernaast moeten zetten, moet je niet meerekenen in die berekening van de 1,5 procent. Dat is het deel waarvan we de impact nog willen bekijken.
Mijnheer Rzoska, we gaan daar niet flauw over doen, het is zeer terecht uw stokpaardje, maar deze nieuwe regeling maakt geen verschil voor het idee van het buiten de begrotingsdoelstellingen houden. Dat blijft iets waarover Europa zich niet uitspreekt. Dat zit enkel op Belgisch niveau. Wij moeten dat altijd volledig meenemen. Oosterweel en dergelijke nemen wij volledig mee richting de EU. Dat blijft zoals het is.
Mijnheer Van Rompuy, ik denk dat we niet zo ver van elkaar liggen, op een paar details na. Een paar zaken. We hebben twee jaar geleden, toen de Vlaamse overheid haar standpunt bepaalde, ook al gediscussieerd over de sanctionering. Ik heb toen ook al aangegeven dat dat voor mij heel moeilijk blijft. Wij vragen om een budgettaire inspanning te doen. En als je die niet haalt, vragen wij een boete en zullen we de budgettaire situatie nog verslechteren. Dat is moeilijk. Wij hebben toen aangegeven dat we de mogelijkheid van een kwalitatieve sanctionering willen bekijken. Het staat ook zo in het standpunt van de Vlaamse overheid. Maar ik geef toe dat dat niet gemakkelijk is. Dat is niet evident. Wat je bijvoorbeeld zou kunnen, is dat je een deel van je stemrecht verliest en dat je puur politiek verantwoordelijk wordt gesteld, bijvoorbeeld door geen commissaris meer te mogen aanduiden. Dat was in de discussie over de Grondwet van Europa de bedoeling. Niet elk land zou nog een commissaris krijgen. Men is daarop teruggekomen. Een derde van de landen zou geen commissaris mogen aanduiden. Dat zijn manieren waarop je landen doet inboeten aan impact. Dat zijn ook manieren waarop je veel meer hefbomen hebt, denk ik. Een pure boete is dat veel minder. Dat zijn de kwalitatieve sancties, maar goed, dat is allemaal weg na die discussies over de Grondwet. Dat bestaat niet meer. Ik vind dat jammer. Volgens mij zou dat wijzen op een veel grotere politieke volwassenheid van de EU, maar die mis ik nog altijd. Ik vind de EU wel degelijk een schitterend project, maar het is een ‘tough love’ want ze voldoen totaal niet aan hun opdrachten, als je het mij vraagt.
Wat betreft de vergelijking met het RRF-systeem snap ik uw punt, maar het is toch een heel groot verschil om een extraatje eenmalig niet te krijgen dan om een boete te moeten betalen. Dat leidt volgens mij tot twee verschillende zaken. Ik begrijp wel uw punt dat men bij de RRF – en ik ben nog niet heel sceptisch of wantrouwig – voorlopig aangeeft dat men die hervormingen ernstiger zal controleren. Ik wil het nog wel eens zien gebeuren. Ik laat hun het voordeel van de twijfel. Daar lijkt het toch op. Voorlopig geeft men toch die indruk.
Ik ben het ermee eens dat in de jaren 90 veel grotere budgettaire inspanningen zijn geleverd. Maar mijn punt was dat toen letterlijk op papier stond dat je pas tot de Economische en Monetaire Unie (EMU) kon toetreden als je minder dan 60 procent schuld had. Dat was toen een heel harde grens. Daar heeft de persoon naar wie ik verwijs in de Belgische Regering van dat moment laten inschrijven “of je evolueert ernaartoe”. Dan mocht je ook toetreden tot de EMU. Op basis daarvan heeft hij het gehaald. Anders hadden we er niet bij gezeten, toch niet op dat moment. Maar goed, dat is voor de geschiedenisboeken.
Ook wat betreft het verdelen van de inspanning denk ik niet dat we zo ver van elkaar zitten. Mijn vrees is – en u geeft dat zelf ook aan – dat dat niet de bedoeling kan zijn. De startpositie is nu anders. Wij hebben al een deel van ons traject gelopen. Wij hebben al een deel van de inspanning gedaan. Wij hebben al 50 meter gedaan van de 100 meter, terwijl de anderen maar 20 meter hebben gedaan en dan zeggen dat ze van hetzelfde punt beginnen. Neen, dan klopt het niet. Dat is niet juist. Dat is mijn vrees. Dat is waarom ik er heel hard op aandring dat we voor onze eigen deur moeten vegen en dat anderen dat ook moeten doen.
We hebben inderdaad het principe waarnaar u zelf verwijst. In artikel 10 of 11 van het samenwerkingsakkoord staat het geschreven: diegene die verantwoordelijk is voor het niet-naleven van de hervorming in het kader van de RRF, gaat het ook financieel moeten ophoesten als er een boete komt. Dat principe staat er inderdaad in. De vrees voor een verschillende vertrekbasis blijft bestaan. Dat zou op basis van de intra-Belgische verdeling niet correct zijn. Daarom houd ik vast aan het idee dat iedereen voor zijn deur moet vegen.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Het is zoals u zelf zegt: ik denk ook dat de standpunten niet zo ver uit elkaar liggen. Als je mijn voorstel neemt om de Hoge Raad van Financiën in te schakelen om iedereen voor zijn budgettaire verantwoordelijkheid te stellen, betekent dat niet dat iedereen vanuit dezelfde situatie vertrekt. Diegenen die historisch gezien de grootste tekorten hebben opgebouwd, zullen ook de grootste inspanningen moeten leveren om ze weer af te bouwen. Dat zal ook de manier zijn waarop de Hoge Raad van Financiën dat bekijkt.
Ik denk dat er wel wat meer elementen dan in het verleden zijn om trapsgewijs een sanctionering op te bouwen. Kwalitatieve sancties worden nu enkel toegepast … Maar u bent zelf nog medewerker geweest in het Europees Parlement, dus u weet het misschien beter dan ik. Het afnemen van het stemrecht kan, maar ik denk dat het enkel kan bij het niet respecteren van bepaalde grondrechten. Niet in een budgettaire context. Dat is een voorbeeld … (Opmerkingen van minister Matthias Diependaele)
Oké. U weet het beter dan ik want u bent er nog werkzaam geweest.
De vraag om uitleg is afgehandeld.