Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik kom net van de commissie Sport, waar alles peis en vree was, een en al harmonie.
Hier is het altijd rock-’n-roll!
Rock-’n-roll over vaste energiecontracten. De Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) stelt in zijn memorandum voor om opnieuw opzegtermijnen of opzegvergoedingen voor vaste contracten te introduceren om zo een betere prijszetting voor de consumenten te creëren. Ze doen dit vanuit de vaststelling dat het prijsverschil tussen variabele en vaste contracten in Vlaanderen momenteel heel groot is.
Op het moment van het schrijven van de vraag bedraagt het goedkoopste variabele energiecontract voor zowel gas als elektriciteit samen ongeveer 2200 euro per jaar. Het meest voordelige vaste energiecontract bedraagt ongeveer 2600 euro per jaar, wat 400 euro duurder is dan het variabele alternatief. Toch geven veel Vlaamse huishoudens blijkbaar de voorkeur aan contracten met vaste energieprijzen, en zijn ze bereid deze ‘gemoedsrustpremie’ te betalen, maar die loopt dus wel op. Momenteel heeft ongeveer 80 procent van de huishoudens een variabel energiecontract, terwijl 20 procent een vast contract heeft. Deze verhouding was voor de energiecrisis omgekeerd.
Het prijsverschil tussen vaste en variabele contracten vindt volgens de VREG zijn oorsprong in het feit dat huishoudelijke afnemers wettelijk vrij zijn om van leverancier te veranderen wanneer ze maar willen. Ik ken ook mensen die dat effectief elke maand doen. Ze hoeven daarbij geen rekening te houden met de vorm of de duur van het contract tussen hen en de leverancier. Dit verhoogt de kost voor de energieleveranciers, aangezien zij rekening moeten houden met vroegtijdige beëindigingen.
Door opzegvergoedingen opnieuw mogelijk te maken, wil de VREG meer zekerheid bieden aan energieleveranciers en het risico op vroegtijdige beëindigingen beperken. De Federatie van de Belgische Elektriciteits- en Gasbedrijven (FEBEG) ondersteunt dit voorstel en erkent dat het kan leiden tot goedkopere vaste energiecontracten. Hoeveel goedkoper was niet meteen duidelijk, maar men verwees naar Nederland, waar de vaste contracten goedkoper zijn dan de variabele. FEBEG zou ook openstaan voor het vinden van een eerlijke opzegvergoeding voor klanten. Consumentenorganisatie Testaankoop blijft echter voorzichtig, waarbij ze aandringt op garanties voor lagere prijzen, het in ruil verbieden van de huidige vaste vergoedingen en een geleidelijke verlaging van opzegvergoedingen, afhankelijk van de duur van het contract.
Minister, ik heb de volgende vragen. Volgt u de redenering dat het prijsverschil tussen vaste en variabele contracten te verklaren is door het verbod op de opzegvergoeding? Vindt u dat de opzegvergoeding opnieuw zou moeten worden ingevoerd, zoals de VREG voorstelt? Wat is er volgens u nodig om te kunnen garanderen dat de prijzen ook effectief zullen zakken bij de herinvoering van de opzegvergoeding? Hoe staat u tegenover de voorstellen van Testaankoop? Hebt u hierover al overleg gepleegd met de sector? Zult u deze problematiek aankaarten bij uw federale collega?
Minister Demir heeft het woord.
Wat dat laatste betreft: ik weet het. Als we binnenkort in een onafhankelijk Vlaanderen leven, dan zal dat allemaal beter georganiseerd zijn en moeten we niet meer bij het federale niveau smeken om een protocol of wat dan ook. Dat geheel terzijde. Dat is een persoonlijk standpunt.
Het confederalisme is al passé.
Zoals u weet, ben ik voor een onafhankelijk Vlaanderen. Dat is voor tijdens of na de verkiezingen.
Vaste contracten zijn gemiddeld duurder dan variabele contracten, omdat de leverancier uiteraard prijsstabiliteit moet bieden aan klanten met een vaste prijs, hetgeen een risico vormt voor de leverancier indien prijzen onverwacht stijgen. Door een hogere prijs te vragen bij een vast contract wil de leverancier zich indekken tegen dit risico.
Het prijsverschil tussen variabele en vaste energietarieven is in België echter relatief groot. Dit is volgens sectorfederatie FEBEG te wijten aan twee factoren. De prijsvolatiliteit en marktrisico's blijven relatief hoog en onvoorspelbaar. Daarnaast kan het contract voortijdig opgezegd worden door de klant, maar kan het niet voortijdig opgezegd worden door de leverancier als hij ziet dat hij geld verliest bij stijgende prijzen.
Het feit dat er in België dus geen opzegvergoeding betaald moet worden bij het opzeggen van een vast contract draagt wellicht bij aan het prijsverschil tussen variabele en vaste contracten. Het invoeren van een opzegvergoeding zou dus tot lagere prijzen kunnen leiden voor vaste contracten. Dit is geen zekerheid. Dergelijke opzegvergoedingen zullen met zekerheid wel betaald moeten worden door mensen die overstappen van de ene naar de andere leverancier. Anderzijds zorgt het ontbreken van een dergelijke opzegvergoeding ervoor dat het eenvoudig is om over te stappen van de ene naar de andere leverancier. Je zult misschien de ene groep blij en de andere groep kwaad maken. Dat is nooit goed als je iets invoert met goede bedoelingen.
Dat zou bij de onafhankelijkheid van Vlaanderen ook het geval kunnen zijn.
De bespreking over de herinvoering van een opzegvergoeding bij vaste contracten is gepland bij de omzetting van de herziene Elektriciteitsrichtlijn. Verwachting is dat deze richtlijn in april in het Europees Publicatieblad zal staan. Dat is een geschikt moment om alles wat met de elektriciteitsmarkt te maken heeft, als geheel te bekijken en te evalueren.
Er is immers ook een erg complexe bevoegdheidsverdeling op dit vlak, waarbij op dit moment niet eenduidig gezegd kan worden wie op welke manier de maatregel kan invoeren. Gelet op de vele bevoegdheidsdiscussies binnen Energie is het best om dit samen met de andere niveaus te bekijken en te bespreken. Je hebt natuurlijk ook Consumentenzaken die daar mee aan tafel zal zitten. Ik denk dat we dat niet roekeloos moeten gaan doen, maar dat we in het kader van die herziene Elektriciteitsrichtlijn alles in zijn geheel moeten bekijken en dan met alle niveaus uitklaren hoe of wat.
Indien vergoedingen voor het veranderen van leverancier zouden worden aangerekend, stelt de Europese Elektriciteitsrichtlijn dat deze vergoedingen duidelijk aan de afnemer moeten worden meegedeeld voordat het contract wordt aangegaan en dat dergelijke vergoedingen evenredig moeten zijn en niet meer mogen bedragen dan het rechtstreekse economische verlies dat de leverancier lijdt als gevolg van de burger die zijn contract opzegt en dat de bewijslast voor het rechtstreekse economische verlies bij de leverancier ligt. Dat zijn de uitgangspunten in de richtlijn. Uiteraard zal dit allemaal zeer goed gemonitord moeten worden door de regulerende instanties. In een goed werkende markt zou de concurrentie er echter toe moeten leiden dat prijzen zullen zakken.
De aanbevelingen van Testaankoop pleiten onder meer voor een garantie op lagere prijzen. Aangezien energieprijzen door de markt bepaald worden, kunnen dergelijke garanties uiteraard juridisch niet opgelegd worden. Maar deze aanbevelingen zullen meegenomen worden bij de omzetting van de herziene Elektriciteitsrichtlijn en de besprekingen hierover.
In het kader van besprekingen en de evaluatie van de noodleveranciersregeling is dit punt met de sector besproken. De sector gaf hierbij aan dat het ontbreken van een opzegvergoeding bij vaste contracten leidt tot hogere risico’s voor de leveranciers. Dus wij zijn in overleg.
Dit onderwerp maakt inderdaad deel uit van het vrolijke intra-Belgisch overleg binnen ENOVER.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Vrolijk is goed, minister. Ik vind het bewonderenswaardig hoezeer uw pleidooi voor samenwerkingsfederalisme in dit kader zal leiden tot harmonie, zoals daarnet al aangekondigd. We kijken daarnaar uit.
Er is iets dat nog belangrijker is. Aangezien u zelf de timing van april naar voren schuift, zal het nog deze legislatuur zijn dat minstens dat overleg zou moeten opstarten om een aantal zaken duidelijk te maken. Het is een dilemma. Zoals u zelf zegt: als we het ene invoeren, zullen we andere mensen misschien weer minder gelukkig maken.
Keuzevrijheid lijkt mij heel belangrijk. Als er een systeem wordt ingevoerd, moet men kunnen kiezen voor een contract met of zonder opzegvergoeding. En als er een contract wordt geïntroduceerd met een opzegvergoeding of met een opzegtermijn – want daarover hebben we het niet gehad, maar ook dat is eventueel een optie – moet er effectief een garantie zijn dat men een lagere prijs hanteert en dat een opzegvergoeding bijvoorbeeld alleen maar mogelijk is als men een prijszetting hanteert die 10 procent lager is dan andere contracten die men aanbiedt.
Het feit dat het in Nederland anders kan en anders gaat, in een gelijkaardige markt als de onze, bewijst toch dat we een aantal zaken moeten bekijken. Zeker het prijsverschil van gemiddeld 400 euro per aansluitingspunt per jaar tussen vast en variabel is op dit moment vrij groot, wetende dat 80 procent van de markt momenteel variabele contracten zijn. Het is belangrijk om te sector te monitoren.
De sector van leveranciers heeft het moeilijk gehad, maar het is niet de bedoeling dat men zich hier nu rijk kan rekenen door de zogezegde onzekerheid die in de markt wordt geïntroduceerd. Een versterkte monitoring van de winsten die hiermee worden gerealiseerd, is misschien wel nuttig en nodig om het debat in april te voeden.
De heer Aerts heeft het woord.
Collega’s, het al dan niet opnieuw invoeren van de opzegvergoeding is inderdaad een dilemma. Blijkbaar komen de twee energieregulatoren daarin ook niet overeen. De Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) heeft immers de visie dat het op dit moment nog niet opportuun is om dat weer in te voeren, omdat het dan hogere prijzen zou veroorzaken, en het eerste dat Testaankoop aanhaalt, is net dat dat niet de bedoeling kan zijn.
Ik ben het ook absoluut eens met de twee andere voorwaarden die Testaankoop daaraan koppelt en waarnaar ook collega Bothuyne verwijst. Als we de opzegvergoedingen introduceren, moet er ook worden gekeken naar de vaste kosten. Dan moeten die weer worden verlaagd. Je kunt niet én-én doen, want dan komt de consument er bekaaid af.
Het is ook van belang om die opzegvergoeding gradueel in de tijd te laten dalen. Als je dan in de laatste twee maanden vaststelt dat het wel heel hard aan het oplopen is, hoef je niet de hele opzegvergoeding van de twaalf maanden te betalen, maar enkel voor de laatste twee maanden. We moeten daarnaar kijken, zodat we niet terug naar af gaan om gewoon de vaste contracten te kunnen stimuleren.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik wil nog een beschouwing meegeven. De oplossing is niet eenduidig. Ik stel vast dat de variabele prijzen voor de residentiële markt, of laten we zeggen voor de laagspanningscontracten, niet zo hard fluctueren als de industriële prijzen. De grootverbruikers kunnen werkelijk dag op dag een andere prijs hebben, terwijl dat bij particulieren eerder een gemiddelde is per kwartaal. Dat gemiddelde per kwartaal wordt telkens herrekend, en dat wordt dan doorgerekend in de eindafrekening.
Wat hebben we moeten vaststellen tijdens de vorige energiecrisis? De energiecrisis heeft niet zo lang geduurd, ongeveer een jaar. Daardoor hebben mensen met een variabel contract weliswaar ongeveer drie tot vier kwartalen een verhoging gezien, maar dan hebben ze met een zekere vertraging een verlaging zien aankomen. Vaste contracten zijn de facto altijd duurder, puur als je kijkt naar de commerciële markt. Of het nu gaat over energie of iets anders: een leverancier die zich moet indekken voor twaalf maanden, houdt rekening met mogelijke risico’s. Als de markt zeer volatiel is, zet hij dat risico hoger, want voor hem is dat een verzekeringspremie. Stel je voor dat je morgen aan de brave uitbaters van je tankstation vraagt of ze gedurende de komende twintig maanden een vaste prijs kunnen garanderen voor je benzine, dan zullen ze jou een hogere prijs aanrekenen, omdat ze het risico moeten incalculeren. Die prijs zal hoger zijn dan mocht je gewoon aan de dagprijs tanken en achteraf evalueren. Dat is nu eenmaal de marktwerking.
Ik vind het nogal moeilijk om dan de vergelijking door te trekken en dat hier ook te doen. Wat die opzegvergoeding betreft: je kunt niet van twee walletjes eten. Als de opzegvergoeding plausibel zou zijn, moet je dat ook in de contractprijs zien.
Mensen vragen mij vaak of ze een variabel dan wel een vast contract moeten nemen. Ik krijg die vraag bijna elke dag. Ik zeg dan eerlijk dat ik al mijn hele leven een variabel contract heb. Ben ik daar het beste mee af? Ik denk van wel. Heb ik op een bepaald moment veel betaald? Ja, maar ik betaal nu ook weinig. En iemand die toevallig een jaar geleden een vast contract heeft afgesloten, zit nu met een vrij duur vast contract.
Het is een zeer moeilijke discussie. Het is zoals collega Bothuyne het zegt: je moet de mensen de vrijheid geven. Ben je bereid om voor twee jaren te tekenen bij de leverancier en dan een opzegvergoeding te betalen, dan ga je een goedkopere prijs krijgen. Ben je niet bereid om een opzegvergoeding te betalen, dan zul je misschien een duurdere prijs krijgen. We moeten ervoor zorgen dat die vrijheid blijft bestaan en vooral dat het zeer duidelijk wordt gecommuniceerd. We moeten de leveranciers ertoe verplichten om het zeer duidelijk te communiceren aan de klant, zodat die weet waar hij aan toe is. Heb ik een vast contract met of zonder opzegvergoeding? Heb ik een variabel contract? Wat zijn daarvan de gevolgen?
De heer Schiltz heeft het woord.
Over de Vlaamse onafhankelijkheid is minder eensgezindheid, maar over de nood aan een vrije energiemarkt, vrije keuze en transparantie lijken de violen meer gelijkgestemd. Het is evident dat, zoals collega Gryffroy het mooi heeft geduid, als je naar de bank gaat voor een mooie woninglening, je ook kunt kiezen tussen een vaste of variabele rentevoet. Dat gaat over de risicoberekening.
We hebben gezien dat energieleveranciers die veel vaste contracten hadden verkocht aan hun klanten tijdens de energiecrisis, nu in de problemen komen omdat ze die goedkope prijzen moeten doorrekenen, maar dat is een ander verhaal.
De essentie voor de consument is om zijn contract zo transparant mogelijk te kunnen begrijpen. Het is dus verdedigbaar dat er tegenover een vast contract een zekere verbrekingsvergoeding staat. Ik heb iedereen hier horen zeggen dat het niet de bedoeling is dat de consumenten aan cherrypicking kunnen doen en de leveranciers uiteindelijk failliet gaan. We vergeten soms dat zij geen grote marges hebben.
In ons land hebben wij voldoende instrumenten om erover te waken dat de hoogte van die verbrekingsvergoedingen in verhouding zijn en er vermeden kan worden dat iemand in een soort wurgcontract terechtkomt dat bijna onmogelijk opgezegd kan worden. Dat is eerder consumentenrecht, maar ik heb begrepen dat ook de regulator er mee op toekijkt dat dit niet het geval is. Ik heb nog geen melding gekregen dat dat het geval is, dus volgens mij zit dat wel snor.
Als we ons zorgen maken over een zo betaalbaar mogelijk energieprijs, dan is volgens mij de leverancier maar een heel kleine schakel in de keten en speelt vooral de productie een belangrijke rol. Daarover is het een en ander in beweging. Zo zijn er kerncentrales verlengd, wordt er ook door u fors geïnvesteerd om hernieuwbare energie op te tuigen en het verbruik van mensen te verlagen. Dat zijn allemaal zeer wenselijke evoluties. Meer duurzame productie en simpele vergunningen zoals Ventilus zijn de beste garantie om het aanbod groot genoeg te houden zodat de prijs accuraat blijft en reflecteert wat de kosten van dergelijke diensten zijn.
Samengevat zijn wij dus geen tegenstander van een verbrekingsvergoeding zolang die in verhouding staat tot het contract en niet tot wurgcontracten leidt.
Minister Demir heeft het woord.
Ik heb verschillende standpunten gehoord. Ik denk dat er geen bijkomende vragen zijn. Zoals ik heb gezegd, is mijn ervaring dat als we iets invoeren, we ervan uitgaan dat daar niet te veel voor wordt gevraagd. Achteraf blijkt die verbrekingsvergoeding toch hoger dan wat wij voor ogen hadden. Ik geef toe dat ik er zelf nog niet uit ben en ik wil niet vooruitlopen op de gesprekken die er zijn.
Ik heb vier jaar de eer gehad om het energiebeleid in dit land te mogen doen, waar ik heel vrolijk over ben. Ik heb één ding geleerd, namelijk dat je, zeker bij Energie, niet zomaar iets mag invoeren en dat je goed moet nadenken over wat of hoe, omdat het meestal verregaande gevolgen heeft voor lange tijd. Dus hier gaan we eerst toch eens heel goed over nadenken. (Opmerkingen van Willem-Frederik Schiltz)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Nadenken is altijd goed, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.