Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, ik stel de vraag voor heel veel collega's. Het is tot bij ons gekomen vanuit de gemeente Kuurne. Zowel collega Tommelein, Dochy, Ronse als Vaneeckhout werden gecontacteerd. Het is over de partijgrenzen en over de grenzen van meerderheid en oppositie heen dat we deze vraag stellen. Het leek ons niet nuttig om hier met vijf mensen een vraag te komen stellen op hetzelfde moment.
Minister, het gaat over drie nieuwe kaarten met overstromingsgevoelige gebieden, waar een vergunningverlenende overheid die over een vergunning, een plan of een programma beslist, sedert 1 januari 2023 rekening mee moet houden.
Concreet zal een beslissing van een vergunningverlenende overheid een beschrijving moeten bevatten van de ligging van het project, ten eerste op de kaart overstromingsgevoelige gebieden fluviaal, ten tweede op de kaart overstromingsgevoelige gebieden pluviaal en ten derde op de kaart overstromingsgevoelige gebieden vanuit zee.
Hoewel desbetreffende kaarten definitief zijn vastgesteld en derhalve deel uitmaken van de watertoets op grond van artikel 1.3.1.1. van het gecodificeerd decreet van 15 juni 2018 betreffende het integraal waterbeleid, bestaat tot op heden nog steeds geen duidelijkheid over de invloed van de verplichting om met die kaarten rekening te houden in hangende vergunningsprocedures.
De vraag rijst dan ook hoe een vergunningverlenend overheid wordt geacht te handelen ingeval het zich na de inwerkingtreding van de nieuwe kaarten moet uitspreken over een omgevingsvergunningsaanvraag voor stedenbouwkundige handelingen, wanneer deze kaarten ten tijde van het voorliggen van een omgevingsvergunningsaanvraag voor het verkavelen van gronden nog niet in werking waren getreden. Om het in mensentaal te zeggen: het college heeft een verkaveling vergund maar ondertussen moeten ze ook met andere zaken rekening houden.
Zo is het mogelijk dat een omgevingsvergunningsaanvraag voor het verkavelen van gronden aanvankelijk de watertoets heeft doorstaan, maar dat een vergunningverlenende overheid bij nazicht van de nieuw in werking getreden kaarten niet tot het verlenen van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen kan besluiten, aangezien het project in overstromingsgevoelig gebied is gelegen.
Minister, ik heb vier heel simpele vragen voor u. Tot op heden bestaat geen duiding omtrent de vraag hoe een vergunningverlenende overheid in omgevingsvergunningsaanvragen na 1 januari 2023 reeds vergunde verkavelingsvoorschriften moet opwegen tegenover de nieuw in de watertoets opgenomen kaarten met overstromingsgevoelige gebieden. Kunt u hier duiding bij geven? Wat moet een vergunningverlenende overheid doen in dat geval?
Welke zijn de gevolgen naar eventuele opeisbaarheid van planschade? Met andere woorden: kan de eigenaar die zijn bouwrecht hier ziet verloren gaan door de nieuwe kaarten waarmee rekening moet worden gehouden, een vergoeding eisen? Zo ja, is dit ten aanzien van diegene die de vergunning heeft afgeleverd dan wel tegenover diegene die de vergunning weigert?
Kreeg u hierover reeds vragen van Vlaamse gemeentes? Welk antwoord werd daarop desgevallend gegeven?
Hoeveel hangende vergunningsprocedures zijn geïmpacteerd door dit nieuwe beleid?
Minister Demir heeft het woord.
Bij elke omgevingsvergunningsaanvraag, zowel een verkavelingsaanvraag als een latere aanvraag voor het oprichten van een woning, moet de vergunningverlenende overheid inderdaad die watertoets uitvoeren, godzijdank. Deze toetsing moet gebeuren op basis van de meest recente beschikbare informatie. De geactualiseerde watertoetskaarten ondersteunen daarbij de vergunningverlener en de adviesinstanties. Deze kaarten geven een inschatting van de overstromingskans bij terugkeerperiodes van tien, honderd en duizend jaar. Ze zijn richtinggevend en houden dus geenszins een algemeen bouwverbod in.
Het is niet omdat een perceel bij de gewestplannen als woongebied is aangeduid, dat de watertoets niet zou moeten gebeuren. Dus ook daar moet dat gebeuren en dat op basis van de meest recente en accurate gegevens. Evenmin is het zo dat een verkavelingsvergunning van jaren geleden een vrijgeleide betekent om geen watertoets meer te moeten uitvoeren bij de aanvragen voor de woningen.
Ook wanneer sprake is van een gefaseerde ontwikkeling van een groot verkavelingsproject, zal bij elke fase opnieuw moeten worden bekeken of er voldaan is aan de meest recente watertoetskaarten. Zowel op het niveau van de verkaveling als op het niveau van de vergunning zal moeten worden bekeken of daar maatregelen nodig zijn om aan de waterproblematiek, als die aanwezig is in dat gebied, te remediëren.
Dat kan dan leiden tot een aanpassing van de oorspronkelijke verkavelingsvergunning door bijvoorbeeld het bijkomend aanleggen van een infiltratiebekken. Dat kan ook leiden tot bijkomende randvoorwaarden voor de vergunning van de woningen, gaande van een hemelwaterput, infiltratievoorziening, een woning op palen, enzovoort.
Belangrijk hierbij is dat er bij elke verkaveling die zich in deze situatie bevindt, steeds dossier per dossier zal moeten worden bekeken wat mogelijk is. Het uitgangspunt daarbij moet steeds zijn dat geen bijkomende ruimte voor water mag worden ingenomen. We mogen de mensen natuurlijk niet in de miserie duwen. Ik denk dat dat ook logisch is. Als je weet dat die watertoets negatief is, en als je weet dat je er niet zal komen met de bijkomende randvoorwaarden zoals een infiltratiebekken of hemelwaterput, dan denk ik dat je als vergunningverlenende overheid – of dat nu op lokaal, provinciaal of Vlaams niveau is – niet mag vergunnen. Zo simpel is het gewoon. Daar gaan we toch echt niet nog eens de fouten uit het verleden maken?
Vanuit de administratie zijn er geen vragen bekend die erop zouden wijzen dat hier een probleem ontstaat. Er is ook geen sprake van zogenaamd nieuw beleid waardoor vergunningsdossiers een impact zouden ondervinden. De watertoets is een instrument dat al jaren wordt gebruikt om de impact van concrete dossiers op het watersysteem te onderzoeken. De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) stelt dat een vergunning moet worden geweigerd in de gevallen waarin, overeenkomstig het decreet betreffende integraal waterbeleid, geen vergunning kan worden afgeleverd. Deze beoordelingsgrond staat los van de ligging in een verkaveling of niet. Vergunningen in waterziek gebied kunnen niet worden toegekend.
U weet dat het Departement Omgeving hier ook toezicht op houdt. Wij gaan systematisch in beroep, gezien de geschiedenis. Dan verwijs ik naar wat wij allemaal meemaken met woningen die wel gebouwd zijn in gebieden waarvan we ons allemaal afvragen hoe dat mogelijk is. Die fout gaan we echt niet meer maken. Dat is de reden waarom we met het Departement Omgeving consequent in beroep gaan.
Planschadevergoedingen zijn niet aan de orde. Dat is enkel in het geval een perceel van bestemming verandert. Dan moet je wel een planschadevergoeding betalen. Maar het is niet omdat je geen bouwvergunning verleent, dat je dan een planschadevergoeding moet betalen. Dat is ook iets heel raar. Mensen denken dat ze recht hebben op een bouwvergunning wanneer ze een stuk grond hebben. Dat is niet zo. Ik weet niet waar dat vandaan komt. Het staat niet in de decreten of in de wetten. Er moet dan ook geen planschade worden betaald.
Wanneer moet dat wel betaald worden? Bij herbestemming via een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) of aanduiding als watergevoelig openruimtegebied (WORG). We hebben bijvoorbeeld heel wat WORG’en aangeduid. In dat geval zet je die bestemming om, en is dat geen woongebied. Dan is het logisch dat je aan die mensen een schadevergoeding betaalt. Enkel in de gevallen bij WORG en herbestemming via een RUP moet dat dus.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u, ik vond dat een duidelijk antwoord, minister.
Ik denk dat u terecht ook aangeeft dat er opties zijn om alsnog iets toe te staan. U verwijst naar waterinfiltratie in het bekken, de wadi’s, de hemelwaterinfiltratie, of een paalwoning. Ik denk dat dit belangrijk zal zijn, want wat je heel vaak hebt bij vergunningsverlening – u gaf het zelf een beetje aan –, is dat er wel regels zijn, maar dat men toch een beetje overal alles doet. Dat is een beetje de Vlaamse ziekte. In het verleden is dat toch vaak gebeurd. Ik vermoed dat u mijn mening deelt dat het aan politici is om moedig te beslissen, maar ook om eerlijk te communiceren, en dat dat in het verleden te weinig is gebeurd. Zeker als dan nog eens de zwarte piet wordt doorgeschoven naar mensen die dan eens de problemen proberen op te lossen.
Ik dank u voor het duidelijke antwoord, en ik maak het over aan de gemeente Kuurne.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Dank u wel, collega, om de vraag te stellen. Het antwoord van de minister is inderdaad duidelijk. Ik denk dat het belangrijk is dat de vergunningverlenende overheid de laatste omzendbrief toepast. Die is zeer duidelijk naar vergunningverleners toe, en betekent gewoon: ruimte voor water, het water niet beknotten, zorgen dat je de problemen niet verplaatst of vergroot. Aandacht voor water is, samengevat, de bedoeling van die omzendbrief. Bij die omzendbrief zijn inderdaad de geactualiseerde en bijhorende watertoetskaarten, collega Veys verwees er ook naar in zijn vraag. Die kaarten veranderen, want het klimaat verandert. De kaarten worden daarom elke zes jaar geactualiseerd.
Minister, de percelen krijgen nu ook een score in die kaarten: A, B, C of zelfs D. U zei daarnet in uw antwoord dat vergunningen in waterziek gebied niet kunnen en dat het Departement Omgeving daarom consequent in beroep gaat wanneer er toch vergunningen worden verleend in waterziek gebied. Bedoelt u dan dat perceelscore D absoluut te vermijden is om te bebouwen, of moeten we dat anders interpreteren?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, de omzendbrief is inderdaad vernieuwd. Daarin wordt uitgelegd dat we sinds 2022 niet alleen rekening moeten houden met fluviale overstromingsgebieden, maar ook met pluviale overstromingsgebieden. Dat is een belangrijke aanpassing. Minister, in hoeverre zijn alle administraties daarin mee?
Ik heb een case waaruit blijkt dat De Vlaamse Waterweg (DVW) eigenlijk alleen maar advies verleent over fluviale overstromingsgebieden, terwijl de zones liggen in pluviale overstromingsgebieden. Er wordt een positief advies verleend, in plaats van op basis van de pluviale overstromingsgebieden een negatief advies te verlenen. Op die basis gaan lokale bestuurders dan beslissen om vergunningen te verlenen.
Mijn vraag, minister, is of u weet hebt van die problematiek. Zult u De Vlaamse Waterweg erop wijzen dat zij niet alleen naar de fluviale, maar ook de pluviale overstromingskaarten moeten kijken in hun advies?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega's, ik denk dat één ding duidelijk mag zijn, en dat is dat we inderdaad rekening moeten houden met ruimte voor water. Daar waar de gronden effectief te laag gelegen zijn, of daar waar verzamelpunten voor water zijn, is het inderdaad niet gepast om te bebouwen. Ik hoop ook dat eenieder de watertoets op een goede manier toepast.
Minister, als we kijken naar de kaarten en we kijken door de jaren heen – het is soms wel interessant, je kan die aanklikken op het scherm en dan zie je hoe dat wijzigt –, dan moet ik wel vaststellen dat het dermate wijzigt en verandert dat we ook wel de vraag moeten stellen of het kan dat iets wat zes jaar geleden perfect vergunbaar was en niet in zo’n gebied lag, zes jaar later plots wel in een gebied ligt waar er zogezegd een overstromingsrisico is. Ik stel mij dus toch enigszins de vraag naar de rechtszekerheid, maar ook naar de toepasbaarheid van deze kaarten en hoe dat we daar beleidsmatig mee om moeten gaan. Op korte tijd kan er zoveel veranderen.
Ik moet ook vaststellen, minister, dat gebieden soms wijzigen afhankelijk van het beheer van het water in die omgeving, dat het beheer medebepalend is voor welke percelen in risicogebied komen te liggen en welke niet. Dat wil zeggen dat het beheer een gigantische impact kan hebben.
Daarnet heeft de collega verwezen naar het feit dat percelen een codering krijgen. Ik weet niet in welke mate die codering gekend is bij eigenaars, in welke mate dat die ook tegenstelbaar is en dat zij ook kunnen nakijken van waar die codering precies afkomstig is die een perceel inderdaad gevoelig maakt. Als we weten dat het beheer ook een belangrijke impact heeft op die kaarten, dan wil dat zeggen dat uw perceel dat zes jaar geleden misschien geen probleem was om te bebouwen, dat u gekocht heeft en dat u vandaag wilt bebouwen, daardoor wel een grote impact kan hebben.
Minister, in deze is mij niet duidelijk hoe daar mee omgegaan moet worden. Als de codering dan effectief zou willen zeggen dat het niet bebouwbaar is, hoe wordt daar dan mee omgegaan, en hoe wordt er met die rechten dan omgegaan?
Zijn die kaarten tegenstelbaar geweest, ja dan neen?
Ten tweede, werkt dat effectief zo hard door dat het een codering niet bebouwbaar of wel bebouwbaar wordt?
Minister, ik wil nog even ingaan op uw punt. U hebt gelijk, niet elk perceel is bebouwbaar. Je moet inderdaad een bouwvergunning kunnen bekomen. Maar we hebben in het instrumentendecreet ook wel aangehaald dat als je een perceel hebt in woongebied, en als zou blijken dat dat uiteindelijk niet bebouwbaar is – omdat er effectief wateroverlast is, of te veel risico is, of als er daar ruimte voor water nodig is – we ook wel verwachten dat er eventueel een bestemmingswijziging zou gebeuren.
Aan die bestemmingswijziging hangt dan inderdaad ook een schadevergoeding vast. Dus in die zin wil ik ook de vraag stellen, minister. Hebt u vanuit lokale besturen al de vraag gekregen om ook effectief bestemmingswijzigingen door te voeren, op basis van die nieuwe kaarten? Of vragen ze hoe men daarmee om moet gaan?
Minister Demir heeft het woord.
Zoals u weet, collega’s, zijn die kaarten niet nieuw. Die zijn door de Vlaamse Regering al even geleden goedgekeurd, een jaar of twee ondertussen, denk ik. Die dienen ook als basis voor de watertoets.
Die scores zijn een indicatie, voor alle duidelijkheid, voordat er van alles over wordt gezegd. Die scores geven een indicatie van de overstromingsgevoeligheid. Ik denk dat het logisch is dat elke vergunningverlenende overheid dat weet, zodat ze daar ook in hun vergunning rekening mee houden.
Want zoals ik zei: soms kun je een heel pak maatregelen nemen, bijvoorbeeld infiltraties, een hemelwaterput, en wat nog allemaal. Er bestaan tegenwoordig heel wat technieken. Ik heb nog niet zo lang geleden met architecten samengezeten. Die zeiden dat ze op een andere manier kunnen bouwen. Dus daarom is het een indicatie. Het is dus geen bouwverbod of wat dan ook. Het is niet bindend, collega Rombouts.
Die kaarten werden ook voorgelegd aan lokale besturen. Die hebben daar ook inspraak in gehad. Dat lijkt me ook logisch. Dat is ook goedgekeurd door de regering. De vorige kaarten van 2012 waren achterhaald. We hebben die dan ook met de voltallige Vlaamse Regering geüpdatet. De mogelijkheid werd voorzien om die kaarten aan te passen, indien er iets verandert in de ene of de andere richting.
De vraag om uitleg is afgehandeld.