Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Buysse heeft het woord.
In de aanloop naar de verkiezingen is overheidscommunicatie onderworpen aan bepaalde regels. Zo mag deze op Vlaams niveau bijvoorbeeld niet worden gebruikt om het imago te bevorderen van een minister of een politieke partij. Daarover werd een protocolakkoord opgemaakt.
Ook voor het lokale en provinciale niveau gelden specifieke richtlijnen die men op het vlak van overheidscommunicatie in acht dient te nemen. In de specifieke omzendbrief over raadsbeslissingen tijdens een verkiezingsjaar staat hierover de volgende passage. Ik citeer de minister: “Daarnaast vraag ik de lokale en provinciale overheden met aandrang om in de lokale en provinciale informatiebladen of in andere publicaties van het bestuur de nodige kiesheid aan de dag te leggen. Dat geldt ook voor de informatie die elektronisch ter beschikking wordt gesteld.”
De minister uit hierin duidelijk een bezorgdheid omtrent de neutraliteit van lokale overheidscommunicatie naar de inwoners. De minister stelt daarbij zelfs expliciet dat dergelijke informatiebladen – ik citeer opnieuw – “officiële publicaties van de overheid zijn en niet van de zetelende meerderheid” en dat dergelijke publicaties die “verspreid worden met de steun van het bestuur niet politiek gekleurd mogen zijn”. Dat zijn duidelijke richtlijnen die de minister ook doortrekt buiten de sperperiode aangezien “officiële overheidscommunicatie geen blijk mag geven van partijdigheid”.
Lokale besturen beschikken echter ook over nog andere manieren om te communiceren, naast de informatiebladen en andere publicaties. Een van de manieren is bijvoorbeeld het organiseren van infoavonden waarbij het college in directe dialoog treedt met de inwoners. Het kan hierbij gaan om een enkel dialoogmoment of om een aantal dialoogmomenten binnen een zogeheten ronde van het dorp of ronde van de stad. Op dergelijke momenten kan een college ook de eigen verwezenlijkingen in de verf zetten en de inwoners direct bevragen over de noden naar de toekomst. Dikwijls gaat dit dan nog eens gepaard met het aanbieden van de nodige dranken en versnaperingen. In een verkiezingsjaar kan dit een oneerlijk voordeel opleveren tegenover partijen buiten de meerderheid en zelfs tegenover raadsleden.
In de betrokken omzendbrief wordt niet gesproken over dergelijke dialoogmomenten en lijkt er dus ergens een grijze zone te bestaan.
Wat de situatie dit jaar nog complexer maakt, is dat er in de aanloop naar de lokale verkiezingen van 13 oktober ook parlementaire verkiezingen worden georganiseerd. Lokale bestuurders die tevens kandidaat zijn voor de verkiezingen van 9 juni maken duchtig gebruik of soms misbruik van hun lokaal mandaat om te communiceren met de burger. Niet zelden gebeurt dit ook op kosten van een lokaal bestuur of met medewerking van het gemeentepersoneel.
Minister, dienen dialoogmomenten of andere initiatieven vanuit lokale besturen om in gesprek te gaan met inwoners of vanuit lokale besturen georganiseerde inspraakmomenten met inwoners ook als een vorm van officiële overheidscommunicatie te worden beschouwd?
Indien ja, welke initiatieven zult u ondernemen om lokale besturen hiervan op de hoogte te stellen? Zijn dergelijke momenten dan eveneens onderworpen aan deze regels tijdens de hele legislatuur of enkel tijdens de sperperiode?
Welke stappen zult u ondernemen om te vermijden dat lokale bestuurders hun lokaal bestuursmandaat misbruiken om indirect campagne te voeren voor de parlementsverkiezingen?
Hoe zult u optreden tegen lokale bestuurders die bovendien hun persoon promoten op kosten van een lokaal bestuur?
Neemt u extra initiatieven om te vermijden dat personeelsleden van de lokale besturen worden ingezet in dienst van politieke partijen of bestuurders die parlementskandidaat zijn?
Minister Rutten heeft het woord.
Dank voor uw vragen, collega Buysse. Ik zal ze gebundeld beantwoorden.
De omzendbrief over raadsbeslissingen tijdens het verkiezingsjaar en het gebruik van informatiemiddelen brengt voor de lokale besturen de regels die ter zake gelden, helder en duidelijk in herinnering.
Mijn voorgangers hebben voor de lokale verkiezingen van 2012 en 2018 telkens een volledig gelijkaardige omzendbrief verstuurd. Dat wil zeggen dat ik die niet heb verstuurd vanuit een bezorgdheid, maar wel in een goede traditie. Er is geen bijzondere aanleiding om dat te doen, het gaat eerder gewoon over helderheid en duidelijkheid.
Infoavonden of dialoogmomenten waarnaar u verwijst, zijn uiteraard een onderdeel van officiële overheidscommunicatie. Iedereen die lokaal actief is, weet dat. Dat lijkt mij evident, daar hoef ik de lokale besturen niet nog eens apart van op de hoogte te stellen.
In algemene termen zou ik u willen antwoorden dat voor mij hier het principe van de lokale autonomie telt. Het gaat over lokale autonomie en eigen verantwoordelijkheid. Een lokaal bestuur is zelf verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat lokale overheidscommunicatie correct wordt toegepast.
Dat wil zeggen dat lokale mandatarissen, zowel tijdens de periode voorafgaand aan de verkiezingen als daarbuiten, alle vormen van communicatie en interactie met de burgers moeten toetsen aan de regels uit de deontologische code, die geldt voor de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen.
Een inbreuk op de deontologische code behoort tot de bevoegdheid van de deontologische commissie. U weet ondertussen dat elk lokaal bestuur verplicht is om zo’n commissie in te richten. Die commissie rapporteert vervolgens aan de gemeenteraad. In een lokale democratie – want daar spreken we hier over – is het dus de gemeenteraad die haar rol moet vervullen en die ervoor moet zorgen dat de deontologische code daadwerkelijk door alle mandatarissen wordt gerespecteerd. Het spreekt voor zich dat ik hiervoor in de eerste plaats op het gezond verstand vertrouw van onze lokale bestuurders.
Als er vragen zijn over de omzendbrief of over het gebruik van lokale overheidscommunicatie, dan kunnen de lokale besturen terecht bij het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB). Als er klachten zouden zijn – dat kan natuurlijk ook gebeuren –, dan is het altijd mogelijk om klacht in te dienen bij het ABB als toezichthoudende overheid. En als zo’n klacht wordt ingediend, dan zullen die feiten worden getoetst, enfin, eerst onderzocht en dan getoetst, aan de omzendbrief. Als het dan nodig zou zijn – we zitten nu wel heel erg in de voorwaardelijke wijs – dan kunnen er toezichtsmaatregelen worden genomen.
Ik ben – en dat wil ik natuurlijk onderlijnen – van mening dat lokale bestuurders doorgaans heel goed weten – en ik wil het voor alle duidelijkheid nog eens heel duidelijk zeggen – dat zij geen personeelsleden van lokale besturen tijdens de werkuren mogen inzetten voor hun verkiezingscampagnes. Maar dat er daarvoor extra initiatieven nodig zijn, dat denk ik niet.
De heer Buysse heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
Ik had op iets meer gehoopt, natuurlijk. Als ik in mijn eigen stad zie wat er allemaal gebeurt, dan heb ik niet de indruk dat iedereen perfect weet waaraan hij zich moet houden. Maar u hebt de klachtenproceduremogelijkheden beschreven.
Nogmaals, wat de inforondes en inspraakmomenten betreft: ik begrijp zeer goed dat men dat het eerste of het tweede jaar van de legislatuur doet. Men bevraagt de bevolking, men vraagt wat er moet veranderen. Dat vind ik allemaal heel logisch. Men kan daar de jaren nadien aan werken. Maar drie of vier maanden voor de verkiezingen nog bij de burgers langsgaan om te horen wat er leeft bij hen, dat kan toch niets meer te maken hebben met het beleid van de lopende legislatuur.
Dan, een van de aspecten – wat een groot verschil is met de vorige verkiezingen – is het gebruik van sociale media. Ik geef een concreet voorbeeld om te tonen dat het niet allemaal uit de lucht gegrepen is. Wij hebben in Brugge een groot ziekenhuis, AZ Sint-Jan. Zij hebben een Facebookpagina en daarop promoten zij, tegen betaling, berichten waarin de foto van de voorzitter van het ziekenhuis duidelijk aan bod komt. Maar men vergeet natuurlijk niet dat die betrokken persoon ook lijsttrekker is bij de parlementsverkiezingen voor een politieke partij. Dat zijn toch zaken die volgens mij niet kunnen. Het gebeurt zelfs met overheidsgeld, zogezegd in een andere hoedanigheid. Als men de foto van een kandidaat ziet passeren met zijn naam, kan dat volgens mij impact hebben op de verkiezingsuitslag.
Ik heb wat de klachten betreft nog een informatieve vraag, minister. We gaan naar een periode waarbij vanaf begin mei het parlement gesloten is. Dan hebben we de parlementsverkiezingen, waarna er wellicht toch een kleine periode van lopende zaken komt. Het is juist in die periode dat de klachten kunnen binnenkomen. Hoe gebeurt dat concreet? Is er een verschil in het monitoren van die klachten door het ABB in die periode? Hoe moet ik me dat voorstellen? Speelt het kabinet daar dan een andere rol in, of geen rol? Ik had daar graag, informatief, wat meer verduidelijking over gekregen.
De heer Tommelein heeft het woord.
Ik begrijp natuurlijk wel wat de heer Buysse bedoelt, maar we moeten alles in zijn juiste context plaatsen. Het gaat niet enkel over een aantal politici die kandidaat zijn. Het zijn ook ambtenaren, lokale bestuurders die geen kandidaat kunnen zijn voor de parlementsverkiezingen en die hun job moeten doen, en dat stopt nu eenmaal niet omdat er nationale verkiezingen zijn.
Nu, als je dergelijke zaken doet, moet je natuurlijk wel wat reserves in acht nemen. Ik vind het inderdaad ook niet correct, mijnheer Buysse, dat een lijsttrekker voor een provinciale kieskring in een dergelijke periode foto’s vanuit een andere hoedanigheid gebruikt om rond te sturen. Ik vind dat iets waarop gelet moet worden.
Je hebt natuurlijk informatie, je hebt reclame en je hebt propaganda. Dat zijn allemaal verschillende vormen van communicatie. Je hebt dan ook het medium dat je kunt gebruiken, zoals een brief, een website of een folder in de bus. En dan heb je natuurlijk nog de doelgroep. En daar relativeer ik wel eventjes. Je bent natuurlijk gemeenteraadslid en straks kandidaat voor de lokale verkiezingen in de grootste stad van West-Vlaanderen, maar dat zijn nog altijd maar een goede 80.000 kiezers, terwijl de kieskring West-Vlaanderen meer dan 800.000 kiezers telt. Met andere woorden, beïnvloedt dat in zeer sterke mate de uitslag voor de parlementaire verkiezingen? Neen. Dit gaat over een klein gebied.
Maar u hebt wel gelijk dat de lokale bestuurders die kandidaat zijn voor de parlementsverkiezingen, geen zaken mogen doen die de zaak effectief in een verkeerd daglicht kunnen stellen. Ik denk dat er voldoende regels zijn. Ik denk, zelfs als er geen verkiezingen zijn, dat ook de nodige reserves in acht moeten worden genomen. Zo hebben wij in Oostende een handleiding die foto’s van bestuurders op de website van de stad en nevenorganisaties niet toelaat. Dat doen wij niet, als wij communiceren vanuit de stad doen we dat nooit met foto’s van mandatarissen. Dan gaat het over de inhoud. Dat is niet alleen bij verkiezingen zo, dat is altijd zo. Ik vind dat dat ook zo hoort.
Een lokaal bestuur moet wel zijn taken kunnen uitvoeren. Dat is het pleidooi dat ik hier wil houden. Dat is niet omdat er parlements- of Europese parlementsverkiezingen zijn. Daar loopt de kieskring in de miljoenen, van Dessel tot Oostende. Het aantal kiezers in Dessel zal het verschil niet maken of u verkozen raakt of niet, mijnheer Van Dijck, zelfs niet eens de kiezers van Oostende.
Ik denk dat het belangrijk is om inspraakmomenten en luistersessies te organiseren en burgers aan het woord te laten. Dat is nu eenmaal eigen aan goed lokaal bestuur. Die trajecten lopen meestal over verschillende jaren. Men zal dat niet plots in enkele weken veranderen. Als men goed luistert en inspraak heeft, van het gemeentebestuur naar de inwoners, over heel de legislatuur, moet dat zo kunnen blijven in de periode van parlementsverkiezingen.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik wil de volledige tussenkomst van de heer Tommelein onderschrijven. Ik denk dat het belangrijk is dat de lokale bestuurders ook kunnen verderdoen. Het is aan u, minister, om eventuele klachten op te volgen. Als u hier nu zou vertellen dat er immens veel klachten zijn, die dan ook nog terecht zijn, zou ik gealarmeerd zijn, maar ik vermoed dat u dat niet zult doen.
Minister Rutten heeft het woord.
Dank u wel. U vroeg nog, mijnheer Buysse, of er nog een aparte of andere procedure is. Neen, het is de normale procedure die blijft doorlopen. De klachten blijven behandeld door de toezichthoudende overheid. Dat is de minister en/of de gouverneur, tot de nieuwe minister de eed aflegt. Dat gebeurt gewoon op dezelfde manier.
Ik onderschrijf ook de nood om … (Onverstaanbaar)
Mijn antwoord was duidelijk. Ik verwijs naar de deontologie en misschien naar de omzendbrief zelf. U vroeg nog hoe dat telt voor andere communicatiemiddelen. Wel, er wordt gevraagd om in informatiebladen en andere de nodige kiesheid aan de dag te leggen. Er staat ook bij dat dit ook geldt voor informatie die elektronisch en digitaal ter beschikking wordt gesteld. Men moet dat op neutrale en objectieve wijze doen. Men moet informeren over de organisatie en werking van de dienst enzovoort. Dat mag allemaal niet politiek gekleurd zijn. De heer Tommelein heeft daar ook naar verwezen.
Tot slot zegt de omzendbrief dat de deontologie daar speelt. Ik heb op dit moment geen weet van een massale toestroom van klachten. Als dat verandert, zullen jullie me daar in deze commissie zeker op wijzen en over ondervragen.
De heer Buysse heeft het woord.
Natuurlijk heeft collega Tommelein gelijk. Het lokale bestuur moet gevoerd kunnen worden tot de laatste dag. Daar gaat het zeker niet over.
Er is dit jaar wel een grijze zone. Het gaat specifiek over lokale bestuurders die ook deelnemen aan de verkiezingen van 9 juni. Ik geef het voorbeeld van mijn eigen stad. De burgemeester staat op geen enkele lijst, daar zijn geen problemen, maar als men acht topkandidaten heeft die ook schepen zijn, is het soms toch moeilijk om de lijn te trekken.
Wat in mijn ogen niet voldoende benadrukt wordt, is wat er gebeurt met de afgeleide mandaten. Ik gaf het voorbeeld al. Men is afgevaardigd in andere verenigingen of organisaties en men maakt van die weg gebruik om te communiceren. Dat mag voor mij nog iets meer worden verfijnd door het kabinet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.