Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Bex heeft het woord.
Dit is een vraag van de oppositie, misschien gaat het er nu iets pittiger aan toe. (Opmerkingen van Nadia Sminate)
In het parlement mag iedereen spreken, mijnheer Bex.
Dat is zo en ik juich dat toe.
Minister, in 2021 lanceerde uw voorganger, minister Somers, het Kopenhagenplan om gemeentebesturen te stimuleren om nieuwe fietspaden aan te leggen en bestaande fietspaden te verbeteren tegen eind 2025. Naast collega Somers vraagt iedereen zich wellicht af waarom in godsnaam een minister van Binnenlands Bestuur zich daarmee moest bezighouden, en niet de minister van Mobiliteit. Dat lijkt me een interne partijaangelegenheid.
De Vlaamse Regering heeft daarvoor 150 miljoen euro uitgetrokken. Minister Somers maakte zich bij de lancering van het plan sterk dat die 150 miljoen euro zou zorgen voor 450 miljoen euro aan fietsinvesteringen. De gemeenten zouden immers per euro zelf 2 euro moeten investeren. Nu, nogal wat gemeenten hebben de voorziene trekkingsrechten niet opgenomen, en er werd dus een tweede ronde voorzien. Provincies, havenbedrijven en gemeenten die hun trekkingsrecht hadden opgenomen, kwamen daarbij in aanmerking om het saldo op te nemen, waarbij ze slechts 1 euro per ontvangen euro zouden moeten investeren.
Bijna 100 miljoen euro van de 150 miljoen euro kwam volgens minister Somers van Europese relancemiddelen. Uit het antwoord van u, minister Rutten, op mijn schriftelijke vraag nummer 78 blijkt dat van de 150 miljoen euro tot nu amper 14 miljoen euro uitgegeven is. Een voorwaarde voor de Europese relancemiddelen is echter dat ze moeten worden uitgegeven voor eind 2025. Dat lijkt dus enigszins problematisch te kunnen worden. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 407 aan minister Peeters blijkt bijvoorbeeld dat zij haar reguliere middelen voor fietspaden slechts zeer moeizaam uitgegeven krijgt. Dat gaat veel trager dan voorzien in de begroting omdat de uitvoering van zulke projecten traag verloopt.
Ik heb in 2023 minister Somers al gewaarschuwd dat de sterke inflatie een impact zou hebben over de impact van het budget, en dat die kon resulteren in minder uitgevoerde kilometers en beperkte mogelijkheden voor herstellingen. Nu moet u vaststellen dat begin 2024 nog geen 10 procent van het budget besteed is. Dat wordt dus alleen maar prangender.
Ik wil u dus graag vandaag de volgende vragen stellen.
Hoe evalueert u de stand van zaken van de besteding van de Kopenhagenmiddelen?
Hoe wilt u de lokale besturen ondersteunen om de uitvoering van de projecten te versnellen? Vaak krijgen we te horen dat de capaciteit bij de lokale besturen niet altijd voldoende is. De mankracht ontbreekt, behalve in Dessel, en de realisatie kan in nogal wat gemeenten een moeilijkheid vormen.
Welke andere maatregelen acht u nodig om de uitrol van fietsinvesteringen te versnellen? Overlegt u hierover – en over andere aspecten van dit dossier – met uw collega van Mobiliteit en Openbare Werken? Zij vindt dat alles voorbeeldig verloopt, ik ben het daar niet mee eens.
Kunt u verduidelijken hoeveel relancemiddelen in die eerste ronde voorzien zijn voor het Kopenhagenplan, wanneer deze moeten worden uitgegeven, en of er een risico bestaat dat Vlaanderen Europese middelen zou mislopen door een te trage uitvoering?
Minister Rutten heeft het woord.
Collega Bex, u kent de Kopenhagenflow. Ik geef even de doorlooptijd van dit proces. Dat begint met een aanmelding bij het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) waar je de naam en het aantal kilometers moet doorgeven. Dan moet je naar een projectstuurgroep Mobiliteit. Daar kom ik nog op terug. Dan moet de overheidsopdracht uitbesteed worden. Daarna is er een mogelijkheid om een voorschot te vragen. Dan moet de omgevingsvergunning afgeleverd worden. Daarna volgt de uitvoering van het project. Tot slot kan het restbedrag worden opgevraagd. Dat is het in het kort. U kunt de procedure meer gedetailleerd krijgen als u dat wilt.
Het Kopenhagenplan werd gelanceerd in februari 2021. Eind 2022 werden de maximale subsidiebedragen voor ieder bestuur definitief vastgelegd. Er zijn momenteel 201 aanvragen voor een voorschot en/of saldo ingediend.
Voor 117 van die 201 aanvragen is er inmiddels een voorschot – en soms een saldo – uitbetaald. Nog 84 aanvragen zijn in behandeling. De besturen kunnen pas een aanvraag indienen, dat heb ik daarnet even gezegd, voor het voorschot van 80 procent na gunning van de werken. Er moet dus eerst een gunning gebeuren. Het saldo van 20 procent komt dan na oplevering van de werken. Zo gebeurt de verdeling.
Er is inderdaad een tragere start van de aanvragen, eerst en vooral voor de aanvragen van het voorschot van 80 procent. Dan speelt die flow weer een rol. Projecten moeten namelijk eerst in een projectstuurgroep mobiliteit besproken worden. Dat wil zeggen dat alle relevante stakeholders op het vlak van mobiliteit gaan samenzitten, bijvoorbeeld de provincie, de lokale politie, het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (DMOW), het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), en dergelijke meer.
Als het gaat om een aanleg of heraanleg, dan moet er een uitgetekend plan worden voorgelegd aan de projectstuurgroep. Vaak doen gemeenten hiervoor een beroep op studiebureaus. Er moet ook een unieke verantwoordingsnota worden opgemaakt voor de fietsinfrastructuur. Daarin moeten de gemeenten het project uiteenzetten vanuit verschillende invalshoeken. Bijvoorbeeld: hoe past het in de omgeving? Wat is de huidige verkeerssituatie? Welke infrastructuuringrepen stelt men voor? Hoe wordt de kostprijs ingeschat? Enfin, iedereen die dat op lokaal niveau al eens heeft gedaan, weet dat het een behoorlijk proces is. En dan krijg je normaal een goedkeuring van de projectstuurgroep. Dan komt de volgende stap: een bestek uitschrijven voor een overheidsopdracht en dat, evident, in de markt zetten. Soms doen gemeenten dat zelf. Soms besteden ze dat uit aan een studiebureau.
Welke stappen moeten er worden gezet vooraleer je een saldo kunt aanvragen? Voor sommige projecten is een omgevingsvergunning noodzakelijk. Dat wil dan ook zeggen dat alle stappen inzake het omgevingsdossier en de aanvraag voor de omgevingsvergunning moeten doorlopen zijn. We weten allemaal dat dat de nodige tijd vergt.
Dan heb je soms ook nog grondverwervingen nodig voor fietsprojecten, om een fietspad te kunnen realiseren. Dat wil zeggen dat je het akkoord van de eigenaar moet hebben, maar daarna moet ook nog de notaris zijn of haar werk doen: de aktes moeten worden verleden, om nog maar te zwijgen van die situaties waarin de eigenaars niet meteen akkoord zijn.
Dan heb je de kleinere bedragen, bijvoorbeeld voor het plaatsen van verlichting naast een fietspad. We merken dat er daar geen voorschot voor wordt aangevraagd. Gemeenten zetten die administratieve stap niet, en gaan ineens door naar het eindbedrag. Dat bespaart hen een administratieve stap, maar dat betekent ook dat er waarschijnlijk al kleinere werken gegund en in uitvoering zijn zonder dat we die op dat moment in de cijfers kunnen zien.
En dan moet je ook nog rekening houden – het is tenslotte België of Vlaanderen, zoals u wilt – met weerverlet. U weet dat asfalteren, maar ook het aanleggen van speciale slemlagen op fietspaden waar met kleuren wordt gewerkt, niet kan als het bijvoorbeeld te veel regent of de temperaturen niet ideaal zijn. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ja, sommige gemeenten hebben daardoor drie maanden niks kunnen doen. Ook de fietsen die je daarop wilt hebben: dat gaat niet in alle weersomstandigheden.
Ik gaf het proces aan dat je moet doorlopen, de verschillende stappen die moeten worden gezet en de – helaas – trage uitvoering die daar soms mee gepaard gaat. Conclusie: de verwachting is dat pas einde 2024 het merendeel van de werken effectief gegund zal zijn. Daarmee zijn we er nog niet. Het kan zijn dat de uitvoering dan ook nog in de loop van 2025 zal gebeuren.
De realisatie van zo’n project kan enkel mits een goede samenwerking tussen de lokale besturen, de provincies en Vlaanderen. Het DMOW zetelt lokaal in de projectstuurgroepen, en ondersteunt op die manier al die verschillende projectaanvragen. Tussen het ABB en het DMOW is er regelmatig overleg over praktische en inhoudelijke vragen waarmee lokale besturen geconfronteerd worden. Samen proberen zij oplossingen naar voren te schuiven.
U weet ook dat er een groot tekort is in de gemeenten – niet alleen in steden en gemeenten, maar algemeen in de samenleving – aan mensen met technische profielen. Daar speelt heel vaak een tekort en daardoor is er te weinig capaciteit om de werken snel vooruit te doen gaan. Ik heb het dan heel specifiek over de expertise om bouwplannen uit te tekenen, en die om te zetten in een bestek voor een overheidsopdracht. Dat is een arbeidsmarktprobleem, dat kunnen wij vanuit Binnenlands Bestuur niet alleen oplossen.
Voor het Kopenhagenplan in het bijzonder lijkt het mij daarom – vanwege al die verschillende elementen – aangewezen om in 2025 de uitvoeringsgraad te evalueren. Ik denk dat we dan pas zicht gaan hebben op wat er concreet gerealiseerd is. Waarom zeg ik 2025? Omdat op dat moment niet alleen alles gegund zal zijn, – dat zal grotendeels in de loop van dit jaar gebeuren – maar ook uitgevoerd zal zijn. Dat zal in de loop van 2025 zijn.
Belangrijk om mee te geven, is dat het Kopenhagenplan aanvankelijk deel uitmaakte van het federale relanceplan dat gefinancierd werd met Europese middelen. U hebt daar ook naar verwezen. Het Kopenhagenplan is echter uit het federale relanceplan gelicht, omdat niet werd voldaan aan de opgelegde Europese voorwaarden rond de gevraagde rapportering.
Waarom is dat gebeurd? Die rapportering zou van de betrokken partijen onverantwoorde inspanningen vragen die helemaal haaks staan op het uitgangspunt van de subsidie, namelijk met zo weinig mogelijk administratieve lasten toch nog een grote stap vooruitzetten. Ik heb u al gezegd welke administratieve stappen er toch noodzakelijk moeten worden doorlopen. Dat zou hebben betekend dat er daarbovenop nog eens een extra rapporteringsverplichting zou zijn gekomen. Om die reden heeft men dat uit het federale relanceplan gelicht.
Dat wil dus ook zeggen dat het Kopenhagenplan niet meer wordt gefinancierd met Europese middelen, en dat het probleem van timing daar dus niet speelt. Het Kopenhagenplan wordt gefinancierd met Vlaamse middelen. Ik verwijs naar uw vraag. De Vlaamse Regering heeft in de betrokken begrotingsjaren een maximum van 157 miljoen euro voorzien. Om heel precies te zijn: het gaat over 157.278.000 euro.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, laat mij beginnen met te zeggen dat ik uw antwoord bijzonder interessant vind. Voor een minister van Binnenlands Bestuur kent u toch wel wat van de moeilijkheden die lokale besturen ondervinden op hun weg om fietsinfrastructuur aan te leggen. Het lijkt wel alsof u terwijl ook nog burgemeester bent.
Ik denk dat het schoentje op een paar punten knelt, als ik toch even kritisch mag zijn. Minister Somers heeft destijds heel voluntaristisch gezegd dat we een turbo zouden zetten op de fietsinvesteringen met die Europese middelen. Uiteindelijk bleek het systeem van de Europese middelen helemaal niet geschikt te zijn om zulke kleinschalige ingrepen te doen waarbij je je dan de hele tijd moet verantwoorden dat het Europese geld goed is besteed. De Vlaamse Regering moet dus het geweer van schouder veranderen, en dat doen met reguliere begrotingsmiddelen. De versnelling van de investeringen in fietsinfrastructuren is nog altijd welgekomen.
Maar als ik dan kijk naar een Vlaamse Regering waar zowel u als uw collega-minister Peeters vijf jaar aan de slag zijn geweest – ik beschouw u en minister Somers even als één persoon, maar zal dat maar eenmalig doen –, dan zijn jullie eigenlijk vijf jaar bezig geweest met heel veel geld, om op het einde van de rit vast te stellen dat het toch wel heel moeilijk is om fietspaden aan te leggen. Dat wisten jullie natuurlijk ook al in het begin. Dan vraag ik mij af welk beleid deze Vlaamse Regering heeft ontwikkeld om het aanleggen van fietspaden sneller te laten gaan? (Opmerkingen van minister Gwendolyn Rutten)
Dat moet ik dan aan een andere minister vragen. Ik weet het, dat is de absurditeit van deze hele opdeling. U mag altijd zeggen dat u het ermee eens bent dat het absurd is. Ik zal het u niet vragen, maar ik zie u knikken.
Dat betekent wel dat twee ministers hier een beetje naast elkaar geld hebben zitten uitgeven, zonder echt beleid te voeren, al zullen ze vast ook wel hebben samengewerkt. Waarom zeg ik dat, minister? Minister Peeters heeft een budget van 1,4 miljard euro gekregen voor fietsinfrastructuur. Tel daar deze bedragen nog bij. Dat is goed, maar daarvan heeft ze in deze legislatuur maar 33 procent kunnen uitgeven. Dat gaat gewoon veel te traag. Er is geen beleid ontwikkeld om de aanleg van die fietspaden sneller te laten gaan.
Minister Peeters – en u nu ook – schermt nog altijd met het feit dat procedures te lang duren enzovoort. De Vlaamse Regering heeft daar wel middelen voorzien, maar is eigenlijk in gebreke gebleven in het voeren van echt beleid om ervoor te zorgen dat die fietspaden ook sneller kunnen worden aangelegd.
Ik weet dat u niet voor verplichte fusies bent, maar misschien hebt u lessen geleerd uit de bestuurscapaciteit bij lokale besturen, namelijk dat het misschien toch wel is aangewezen om in een iets grotere organisatie met die problemen aan de slag te kunnen gaan. Dat zal er ook voor zorgen dat men gemakkelijker personeel zal kunnen vinden, maar daarover wil ik nu niet oeverloos uitweiden.
Wat ik u nog wil vragen, is of er een vooruitgang is ten opzichte van de schriftelijke vraag die ik u heb gesteld. U hebt immers een aantal cijfers genoemd over projecten, maar de vraag is nu ongeveer twee maanden geleden gesteld. Kunt u misschien een indicatie geven of het vooruitgaat?
Ten tweede: gaat u er nog altijd van uit dat alle middelen zullen kunnen worden besteed zoals die nu zijn toebedeeld? Ik weet dat men vanuit de provincies projecten heeft klaarstaan waarvoor ze de middelen kunnen gebruiken. Is het eventueel denkbaar dat er nog middelen worden geheroriënteerd binnen deze portefeuille? Wanneer zou u dat willen doen? Of wilt u dat op zijn beloop laten, het proces zijn gang laten gaan, en is het dan aan de volgende minister om te oordelen of er moet worden bijgestuurd?
De heer Warnez heeft het woord.
Collega's, ik denk dat we over de doelstelling van meer fietspaden niet discussiëren met z’n allen. Over de manier waarop kun je uiteraard wel discussiëren. Ik denk dat vriend of zelfs vijand niet kan zeggen dat het Kopenhagenplan op zich een slechte zaak is. In de zin dat er op die manier geld vrijgemaakt is voor fietspaden, en dat er ook wel gezegd is dat we een prioriteit maken van die fietspaden.
Ik denk dat niemand kan ontkennen dat het Kopenhagenplan een plan is met vallen en opstaan. Mijn oorspronkelijke gevoel houdt eigenlijk nog altijd stand. Ik denk dat we eigenlijk beter die Fietsfondsprojecten, die provinciaal zijn, wat meer hadden gespekt. Want er zijn kwatongen, als je sommigen op de administratie hoort, die misschien zouden durven zeggen dat de fiets sneller versleten is dan het fietspad er ligt. Terwijl liggen er bij die Fietsfondsprojecten eigenlijk gewoon dossiers klaar. Bij ons in de provincie West-Vlaanderen bijvoorbeeld, zegt het provinciebestuur dat de dossiers klaarliggen, maar dat de centen niet volgen. Ik ben ervan overtuigd dat we daar eigenlijk meer en sneller zaken hadden kunnen realiseren. Dat is een les die we op z’n minst deze periode moeten leren richting een volgende regering, wie dat dan ook mag zijn.
Projecten kregen subsidies toegewezen, minister. Op het terrein merken we wel dat de prijzen uiteraard stijgen, en niet alleen als het gaat over fietspaden. Dat betekent dat er misschien ook wel andere budgettaire gedachten zijn, ook bij die lokale besturen. Mijn vraag is dus of u merkt dat er lokale besturen zijn die misschien hun project niet zullen uitvoeren, omdat ze zien dat de niet-subsidieerbare component stijgt? Is dat iets waar we vanuit deze Vlaamse Regering nog iets aan kunnen doen?
Minister Rutten heeft het woord.
Ik zal misschien beginnen bij collega Bex. Uw vraag was wel nog redelijk recent. Er wordt geen systematische update gegeven van dossiers. Ik kan nu dus niet zeggen wat er precies veranderd is ten aanzien van uw vorige vraag.
Waar ik het niet mee eens ben, is wanneer u vraagt wat er nu gebeurd is. Ik heb daarnet het cijfer genoemd. Er zou in totaal 157 miljoen euro naar fietsinfrastructuur gaan vanuit Vlaanderen. De vergunningsmolen, de aanpak maalt soms traag, maar goed, hij maalt wel. Om precies te weten waar we staan, denk ik dat we, zoals ik zei, even de tijd moeten nemen tot eind 2024 voor wat het gunnen betreft, en eind 2025 wat de uitvoering betreft. Het feit dat het Vlaamse middelen zijn geworden, maakt ook dat daar in principe de einddatum ligt. De einddatum ligt op eind 2025. Dat is dus toch wel een behoorlijke inspanning, en dat zijn heel vaak moeilijke dossiers. Het feit dat Vlaanderen de impuls heeft gegeven, maakt ook dat gemeenten dat effectief hebben vastgepakt en je – zij het dan met een beetje vertraging – de resultaten wel zult zien. Ik ben er over het algemeen dus wel positief over. Ik denk dat we een grote stap te zetten hebben op het vlak van fietsen. Uit alle cijfers, ook uit Europese cijfers, blijkt ook dat we die wel degelijk aan het zetten zijn.
Of er onderbenutting zal zijn, mijnheer Warnez – en de heer Bex vroeg het, denk ik, ook –: ik veronderstel van wel, maar nu praat ik in de voorwaardelijke wijs. Je gaat waarschijnlijk wel projecten hebben die ofwel niet zijn afgewerkt voor de einddatum, ofwel – om wat voor reden dan ook – toch zijn blijven steken. Ik spreek dan uit lokale ondervinding. Soms gebeurt het toch dat er elders een oplossing gevonden wordt, en men toch bijvoorbeeld voor een alternatief kiest. Maar het is echt onmogelijk om daarop vooruit te lopen, dat is puur een aanvoelen. Mijnheer Warnez, dat gaan we pas weten op het moment dat we er zicht op hebben. Op dit moment is het heel duidelijk dat die aanvraag is aangediend. Die gemeenten rekenen erop. Die middelen zijn voorzien. We gaan nu niet beginnen die middelen weg te nemen, want dan zetten we die steden en gemeenten echt wel in de miserie. Zal ik het zo zeggen?
Mocht blijken dat er en cours de route toch een stukje onderbenutting in zou zijn, wil ik alvast – gesteld dat ik er dan nog zit en we er zicht op hebben – ervoor pleiten dat we het ook bij de provincies bijkomend in hun Fietsfondsprojecten investeren. Maar daarvoor is het nu in elk geval nog een beetje te vroeg.
De heer Bex heeft het woord.
Dank u, minister.
Hadden we hier maar over kunnen debatteren in het begin van de legislatuur, dan hadden we misschien samen een oplossing kunnen vinden om de uitvoering efficiënter te laten verlopen dan nu het geval is. U hebt wel gelijk dat het op zich een verdienste is dat deze Vlaamse Regering geïnvesteerd heeft in fietspaden. Alleen – dat blijft de vaststelling van Groen – gaat het te traag om de middelen die worden opgenomen te laten uitmonden in fietspaden. Ik geef een voorbeeld: minister Peeters heeft deze week gecommuniceerd over de staat van de fietspaden langs gewestwegen. Amper 1,9 procent is nu in betere staat dan twee jaar geleden. Het gaat gewoon te traag, zeker als je met zulke middelen en ambities dat beleid aanvat.
Ik noteer dat dat in een volgende legislatuur verder moet worden opgevolgd, en dat alvast deze minister vanuit haar ervaring zegt dat men het dan maar ineens aan de Fietsfondsprojecten van de provincies moet geven. Die kunnen daar iets beter mee overweg.
De vraag om uitleg is afgehandeld.