Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
In dit parlement hebben we de laatste jaren meermaals gedebatteerd over de problematiek van grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs. Al snel bleek dat dat een problematiek was die te lang onder de mat geschoven werd, en waar op alle niveaus alle zeilen moeten worden bijgezet. Helaas moeten we vaststellen dat dit tot op de dag van vandaag nog niet overal de aandacht krijgt die het verdient.
Daar waar de hogeronderwijsinstellingen tot voor kort zelf bevoegd waren, weliswaar binnen het kader van de welzijnswet, ontbrak een specifiek decretaal kader. Dat kader kwam er eerder dit werkjaar. Centraal daarin stonden de inrichting van interne meldpunten, het aanduiden van vertrouwenspersonen en het inschrijven van meldingen in een centraal register. Een groot manco is evenwel het ontbreken van een apart centraal meldpunt. Daar kom ik zo meteen op terug.
Heel wat hogeronderwijsinstellingen hadden al een beleid over grensoverschrijdend gedrag, wat niet wegneemt dat dit vaak te wensen overliet. Het decreet moest daar een nieuwe impuls aan geven.
VRT kopte eind februari dat “kwart medewerkers UGent te maken krijgt met grensoverschrijdend gedrag”. Ik besef dat de bevraging dateert van voor het nieuwe decretaal kader, maar dat neemt niet weg dat de resultaten meer dan problematisch zijn. Vooral het feit dat jongere medewerkers lage scores geven, net zoals mensen die zich identificeren als non-binair, baart zorgen. Daarnaast springen de hoge cijfers over seksueel grensoverschrijdend gedrag in het oog.
Voor ons moet er op alle niveaus sterk bijgestuurd worden. Deze cijfers zijn zorgwekkend en laten zien dat er nog veel werk op de plank ligt om grensoverschrijdend gedrag in ons onderwijs, en specifiek het hoger onderwijs, aan te pakken.
Wat is uw reactie op de welzijnsbevraging van de Universiteit Gent (UGent)?
Hebt u zicht op de welzijnsbevragingen van de andere hogeronderwijsinstellingen? Welke conclusies trekt u daaruit?
Wilt u de regeringscommissarissen van de hogeronderwijsinstellingen opdracht geven om een evaluatie te maken van de aanpak van grensoverschrijdend gedrag? Ik besef dat dat al eens is gebeurd, maar ik denk dat we nu zo ver zijn om dat opnieuw te vragen. Wilt u de hogeronderwijsinstellingen aanzetten om hun beleid ter zake te verstevigen?
Ik stelde daarnet dat er geen apart centraal meldpunt is. Dat klopt, maar er is wel een breed meldpunt. Het Vlaams Mensenrechteninstituut (VMRI) doet namelijk vandaag dienst als breed meldpunt voor situaties die onder Vlaamse bevoegdheden vallen. Dit is wat ons betreft veel te breed, omdat alle Vlaamse sectoren hieronder vallen. Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit meldpunt ten volle centrale meldingen aangaande grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs kan opnemen?
Zijn er vandaag medewerkers actief binnen dit meldpunt die specifiek hogeronderwijsexpertise hebben?
Hoe zult u binnen dit VMRI aan doelgroepmanagement doen?
Wat gaat u doen om dit meldpunt bredere bekendheid te geven, ook voor hogeronderwijsaangelegenheden?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is toevallig dat er eerder deze week een internationale studentenconferentie plaatsvond in het kader van het EU-voorzitterschap. Ik heb daar zelf gesproken in het voorprogramma van collega Goeman die na mij sprak. Er waren ongeveer 120 studentenvertegenwoordigers uit heel Europa. Net dat thema kwam ook aan bod.
Het was trouwens goed georganiseerd door de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS).
Op de tweede dag hebben we ons beleid rond grensoverschrijdend gedrag toegelicht. Daaruit bleek dat Vlaanderen een frontrunner is en dat er veel interesse was van de studenten in ons beleid ter zake. Ons beleid is betrekkelijk uniek.
We leven nog niet in een ideale wereld, maar ik denk dat we wel degelijk een coherent beleid hebben ontwikkeld rond grensoverschrijdend gedrag. Wij, en vooral de hogeronderwijsinstellingen, zijn alles nog volop aan het uitrollen en implementeren, maar we hebben ze allemaal mee, wat enkele jaren geleden enigszins anders was.
We willen ook niet zeggen dat er geen cases van grensoverschrijdend gedrag meer zullen zijn. Die illusie mogen we niet wekken, maar we mogen wel het vertrouwen wekken dat men meldingen kan doen in alle vertrouwen en dat er daadkrachtig wordt opgetreden. Dat zal er absoluut toe leiden dat er eerst meer gevallen gemeld zullen worden voordat het zal stabiliseren. Dat maakt deel uit van die cultuuromslag en dat vraagt steun van iedereen. Nu al om een evaluatie vragen, lijkt me echt voorbarig. Ik geef u ook op een blaadje dat, als we dat nu doen, we simpelweg gaan vaststellen dat men nog niet overal klaar is met het uitrollen van dat beleid.
Over het rapport van de UGent geef ik graag mee dat de bevraging dateert van voor het nieuwe beleid. Van de UGent heb ik ook begrepen dat ze dat rapport zelf hadden besteld en hebben gepresenteerd op een bestuursvergadering. Op korte termijn volgt er nog in elke faculteit een diepgaandere toelichting van de resultaten. Ook worden de medewerkers van de centrale administratie binnenkort uitgenodigd voor een verdere toelichting.
Het is een goede zaak dat men die bevraging heeft georganiseerd en dat ze dit in alle openheid willen bespreken. Dat toont aan dat men er echt mee bezig is. Natuurlijk zijn de resultaten op zich nogal confronterend.
Een aantal thema’s zoals stress, burn-out en grensoverschrijdend gedrag komen in de bevraging naar voren als thema’s waar men blijvend aandacht aan moet besteden, maar een aantal aspecten worden in de bevraging positiever beoordeeld dan in de bevraging van vijf jaar geleden. Dit werd ook bevestigd door de vicerector. In deze editie werd er meer gefocust op grensoverschrijdend gedrag.
Welke maatregelen heeft men daar genomen?
Zoals gezegd, dateert de bevraging van voor het nieuwe decretale kader rond grensoverschrijdend gedrag. Sinds kort heeft de UGent, in navolging van de decretale verplichting, ook een deontologische code opgesteld. Daarin vind je een verwijzing naar de gedragscode inzake grensoverschrijdend gedrag en de non-discriminatieverklaring.
Men heeft ook een sessie ‘Active bystander training: gepast reageren op ongepast gedrag’ georganiseerd. Die staat open voor alle medewerkers.
Men heeft over grensoverschrijdend gedrag een FAQ-brochure uitgewerkt om medewerkers en studenten wegwijs te maken, indien ze grensoverschrijdend gedrag zouden willen melden.
Naast de interne meldpunten hebben we sinds dit academiejaar ook het externe meldpunt grensoverschrijdend gedrag. U weet dat dat berust op een samenwerking van mijn twee collega’s in de regering, namelijk tussen het Agentschap Justitie en Handhaving en het Vlaams Mensenrechteninstituut. Er werken op dit moment twaalf medewerkers voor het externe meldpunt. Vier medewerkers werken specifiek voor het hoger onderwijs: twee voor de hogescholen en twee voor de universiteiten. Met elke instelling van hoger onderwijs zijn ze in nauw overleg om het interne beleid en de interne procedures van de betreffende instelling goed te kennen, zodat ze goed kunnen samenwerken wanneer er meldingen worden gedaan. Sommige instellingen worden ook echt begeleid in het vormgeven van hun beleid. Ook daar is er ondersteuning.
Voorlopig komt het merendeel van de meldingen echter uit de privésfeer, dus niet, zoals we hadden verwacht, uit de sectoren onderwijs, sport en media.
Ik denk dat we kunnen concluderen dat ze goed zijn gestart. Het heeft wel wat voeten in de aarde gehad, maar ze werken gestaag verder. Ik denk dat we ook daar echt op de goede weg zijn.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik wil erkennen dat we hier allemaal samen in het parlement heel erg aangedrongen hebben op bijsturingen voor wat betreft de aanpak van grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs. Het resultaat daarvan is inderdaad dat er wetgeving ligt. Ik wil zeker beamen dat er veel meer aandacht voor is. Maar het werk is nog niet af, zoals u terecht zelf ook zegt.
Ik heb nog drie bijkomende vragen.
Hebt u zicht op de welzijnsbevraging van de andere hogeronderwijsinstellingen? Ik neem aan dat iedereen dat wel af en toe eens doet. Dat moet in het kader van de federale wetgeving rond welzijn op het werk.
Wilt u misschien toch eens aan de regeringscommissarissen vragen dat zij het beleid ter zake monitoren? Ik neem aan dat een regeringscommissaris niet alles kan doen in het kader van zijn opdracht. Hij moet erop toezien dat de hele wetgeving wordt toegepast. Dat is onmogelijk. Hij of zij moet een aantal keuzes maken. Ik zou u dus toch willen vragen dat de regeringscommissarissen daar prioriteit aan zouden geven. Wilt u dat doen?
Wij weten dat je bij het VMRI terechtkunt met hogeronderwijsaangelegenheden, maar ik denk dat de brede bekendheid daarvan toch nog wel wat te wensen overlaat. Wilt u dat meldpunt breder communiceren, ook bij studenten en personeelsleden van het onderwijs, zodat zij weten dat zij daar terechtkunnen, als zij om de een of andere reden liever niet bij de eigen instelling melding doen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik wil een paar zaken toevoegen. Ik heb het in het verleden namens de NV-A-fractie al gezegd, en ik ga het nog eens herhalen: wat in deze legislatuur in verband met grensoverschrijdend gedrag en het mentaal welbevinden van studenten, en ruimer in de instellingen van het hoger onderwijs, is gebeurd, is op twee manieren goed en vooruitstrevend. Het is goed omdat er eindelijk stappen zijn gezet en daar zijn we het, denk ik, allemaal over eens in deze commissie. Twee, ik wil ook het meldpunt, maar ook de studenten van VVS bedanken voor hun constructieve impact in dezen. Ik denk dat zij daar ook een faciliterende rol hebben gespeeld.
Dat beleid verdient een verdere uitrol. Collega’s, ik verwijs er toch ook nog even naar dat de decreten die dit ingang moeten laten vinden – het befaamde artikel 61, waarover in een vorige commissie werd gevraagd om dat uit te stellen –, ook samenhangen met de evaluatie van de docenten hoger onderwijs. Het lijkt me nu geen juist signaal te zijn – dit is voor de collega’s die daarvoor gepleit hebben – om er in de plenaire nog eens voor te pleiten om dat uit te stellen. Het is natuurlijk van twee zaken een. Als er zaken uitkomen, vind ik ook dat we op die manier in het kader van de evaluatie van personeelsleden moeten kunnen optreden, los van de bedenking, die de minister ook heeft gemaakt, om op dit moment geen actieve rol te geven aan de regeringscommissarissen, omdat men het beleid aan het uitrollen is. Dat is een.
Twee, de bevraging die gebeurd is aan de UGent, treed ik wel bij, want zoals de minister ook gezegd heeft, heeft men die bevraging georganiseerd. Het eerste om stappen te zetten en dingen te veranderen in uw instelling is het weten en het willen weten, en bevragingen doen, is het willen weten. Dat is een goede zaak. Ik geef wel nog mee dat bepaalde personen aan de betreffende universiteit heel dikwijls met de morele vinger op Twitter zwaaien naar allerlei andere organisaties. Ik denk dat het tijd is om iets minder op Twitter te zitten en hieraan meer tijd te besteden, want als een op vier van de medewerkers van de UGent inderdaad grensoverschrijdend gedrag, van verbaal geweld tot seksuele intimidatie, meemaakt, is er, denk ik, wel iets aan de hand en moet er ook iets gebeuren. Maar ik heb begrepen dat men daar absoluut mee aan de slag wil gaan.
Een laatste belangrijk gegeven, beste collega’s, is dat nu ook in milieus van hogeronderwijsinstellingen en universiteiten, waar er toch ook nog altijd een vorm van machtsrelatie is – het gaat dan meestal over een aantal doctoraatsstudenten en assistenten die postuleren voor één plaats –, die bewustwording er bij iedereen is, en ook bij de omstaanders. Die hebben in dezen een belangrijke rol, maar ik denk inderdaad dat we dit beleid in een volgende regeerperiode verder moeten evalueren en moeten kijken waar we nog moeten bijsturen.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, als het over echt grensoverschrijdend gedrag gaat, moet dat nauwgezet worden opgevolgd. Daar zijn we het allemaal over eens.
Nu, we hebben hier nog niet zo lang geleden over een decreet gestemd en ik heb toen tijdens de bespreking onder andere gezegd dat er in het nieuwe decreet heel weinig gezegd wordt over de monitoring en de evaluatie van de maatregelen die erin staan. Er worden geen concrete mijlpalen of doelstellingen opgesteld. De vraag is hier of dat toch niet moet worden aangescherpt. Vanuit onze fractie denken we bijvoorbeeld toch aan een jaarlijkse rapportage van de regeringscommissarissen aan de Vlaamse overheid, om te kijken of alle maatregelen sinds de invoering van dat decreet rond het grensoverschrijdend gedrag nageleefd worden, een beetje zoals het toezicht op het al dan niet naleven van de taalregelgeving in het hoger onderwijs, dat u een tijdje geleden hebt ingesteld. Ik vind het zelfs aangewezen dat er een rechtstreekse rapportage zou zijn aan het Vlaams Parlement als decreetgever. Het beleid wordt nu wel uitgerold, maar zou het toch niet opportuun zijn om dat op te nemen in het uitvoeringsbesluit? Want als het gaat over de aanpak van grensoverschrijdend gedrag, is het zeker en vast nodig dat we de vinger aan de pols houden.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik hou het heel kort. Ik heb weet van andere onderzoeken aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB), waarbij allerlei vormen van intimidatie, zowel intern binnen de eigen organen als extern, in kaart werden gebracht. Twee, wat de rol van de regeringscommissarissen betreft, is het natuurlijk altijd hun taak om toe te zien op de correcte uitvoering en omzetting van het beleid en de regelgeving, en dat doen zij ook inzake grensoverschrijdend gedrag. Ik weet niet of hen daarover jaarlijks te laten rapporteren opportuun is. Dat leidt misschien snel tot ‘rapportmoeheid’, maar het is wel zo dat, wanneer er zich problemen voordoen, zij heel snel terug aan mij rapporteren en melding maken. Maar laat hen alstublieft nu eerst dat nieuwe beleid gestalte geven. Ik zie dat dat goed loopt, dat de interne meldpunten tot stand komen, en we hebben een extern meldpunt. We volgen het alleszins op de voet, ook via de regeringscommissarissen.
De heer Danen heeft het woord.
Misschien is een jaarlijkse rapportage wat veel, maar ik denk toch dat het goed is dat we regelmatig – die periodiciteit kan worden afgesproken – wel eens horen hoe ze omgaan met het nieuwe decreet en met alles rond grensoverschrijdend gedrag. Want we stellen toch wel vast dat het decreet met horten en stoten tot stand is gekomen, niet de goedkeuring ervan uit hoofde van de regering of van het parlement, maar wel uit hoofde van een aantal hogeronderwijsinstellingen die daar helemaal geen vragende partij voor waren.
En die rapportage moeten we misschien combineren met de uitslag van de welzijnsbevraging. Nogmaals, ik wil de UGent niet met de vinger wijzen – het is goed dat ze die bevraging hebben gedaan –, maar we moeten toch zicht krijgen op hoe het ermee gesteld is en wat de stand van zaken is, want op dat vlak denk ik dat de politiek veel te lang, van voor uw tijd, achter de feiten aan heeft gelopen. Nu is het een kwestie van voorop te lopen en daar kunnen we allemaal onze verantwoordelijkheid in nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.