Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Tussen dinsdag 10 oktober en donderdag 30 november 2023 werd de derde editie van de taalscreening georganiseerd in elke derde kleuterklas. De taalscreening brengt via de zogenaamde KOALA-test (Kleuteronderwijs Luistervaardigheid) de taalvaardigheid en de nood aan extra taalondersteuning van de kleuter in kaart. Dit schooljaar werd er tevens voor het eerst een digitale versie gratis ter beschikking gesteld. De resultaten werden op maandag 12 februari bekendgemaakt.
Op basis van gegevens opgevraagd bij een representatieve steekproef van 294 kleuterscholen, goed voor ongeveer negenduizend leerlingen, blijkt dat 85 procent van de kleuters in de groene code terechtkwam en dus voldoende taalvaardig is om de overstap naar het lager onderwijs te maken. 11 procent kwam in de oranje zone terecht en heeft extra taalondersteuning nodig. Ongeveer 4 procent eindigde in de rode zone, die aangeeft dat er nog intensieve begeleiding nodig is. Bovendien maakte ongeveer de helft van de kleuterscholen gebruik van de digitale KOALA-test. Dat is toch ook belangrijk om te vermelden.
De cijfers voor dit schooljaar liggen in lijn met de cijfers van de twee vorige schooljaren. In het schooljaar 2021-2022 had 15 procent van de kleuters extra taalondersteuning nodig, vorig schooljaar was dat 14 procent. Net zoals de vorige twee schooljaren zijn er opnieuw grote verschillen tussen regio’s en scholen. In scholen met veel kinderen met een andere thuistaal ligt het aandeel kinderen die intensieve begeleiding nodig hebben dubbel zo hoog, op 8 procent, en zijn er ook veel meer kinderen die extra ondersteuning nodig hebben, namelijk 19 procent.
Ook in steden zijn er meer leerlingen met een taalachterstand. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de resultaten echter opmerkelijk slechter dan die van de vorige twee schooljaren. Waar de vorige twee schooljaren nog ongeveer 75 procent van de Brusselse kleuters voldoende taalvaardig was, 17 procent extra ondersteuning nodig had, en 8 procent intensieve begeleiding, is dit schooljaar slechts 62 procent voldoende taalvaardig, heeft 22 procent extra taalondersteuning nodig en 16 procent intensieve taalondersteuning. Scholen worden uiteraard ondersteund om kleuters met een taalachterstand te remediëren. Naast de extra middelen die verbonden zijn aan de taalscreening, ontvangen scholen waar minstens de helft van de leerlingen een andere thuistaal heeft sinds dit jaar extra middelen om in te zetten op dat Nederlands. In Brussel specifiek gaat het om 163 scholen die daar extra personeel mee kunnen aantrekken, meer lesuren Nederlands mee kunnen inrichten, of extra expertise kunnen inkopen.
Er is echter maar zo veel dat het onderwijs kan doen. Ook ouders hebben de verantwoordelijkheid om hun kinderen buiten de schoolmuren met het Nederlands in contact te brengen. In een reactie op die resultaten, riep u op tot striktere engagementen van ouders op dat vlak.
Hoe evalueert u die resultaten van de derde editie van de taalscreening in de derde kleuterklas? Welke conclusies verbindt u hieraan?
Hoe verklaart u de sterke toename van het aantal kleuters met een taalachterstand in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Overweegt u om, naast het extra werkingsbudget voor scholen waar minstens de helft van de leerlingen een andere thuistaal heeft, extra maatregelen te nemen, specifiek met betrekking tot Brussel?
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u wel, we stellen vast dat de verschillen in de resultaten van de KOALA-screening ten opzichte van de vorige jaren, groter zijn in scholen waar veel leerlingen een andere thuistaal hebben. In scholen waar veel leerlingen thuis Nederlands praten, zijn de verschillen tussen 2021 en 2022 eerder verwaarloosbaar.
Een extra aandachtspunt, of misschien zelfs alarmbel, is de vaststelling dat in scholen met veel leerlingen die thuis een andere taal spreken dan het Nederlands, het aandeel kleuters dat voldoende taalvaardig is om straks te starten in de lagere school met 2 procentpunten daalt ten opzichte van 2022. Het aandeel kleuters dat extra taalondersteuning nodig heeft, stijgt met 2,2 procent. Het aandeel kleuters dat intensieve begeleiding voor Nederlands nodig heeft, daalt wel met 2,3 procent.
Wat een logische vaststelling is in dit verhaal, is het gegeven dat het aantal leerlingen met ondersteuningsnoden hoger is in scholen met meer leerlingen die thuis een andere taal dan het Nederlands spreken. In Antwerpen, de Vlaamse Rand en het Brussels Gewest zijn er aanzienlijk meer kinderen die extra taalsteun nodig hebben. Een verklaring voor de sterke stijging in Brussel hebben we niet onmiddellijk voorhanden, maar het lijkt mij wel logisch dat de cijfers dalen in klassen waar een grote groep leerlingen zit die het Nederlands niet beheerst. Dat weegt op de onderwijskwaliteit voor alle kinderen. Niet alleen voor de hulpbehoevende kinderen zelf, maar voor alle kinderen.
De resultaten bevestigen voor mij opnieuw dat we volop moeten inzetten op Nederlands, op de school én daarbuiten. Nederlands is de sleutel. Het is de sleutel die alle kinderen en jongeren nodig hebben om toegang te krijgen tot schoolse kennis en tot onze samenleving. We kunnen dat niet genoeg benadrukken en we kunnen daar niet kordaat genoeg in zijn.
Toch blijkt het nog altijd nodig dat we daar een signaal moeten geven, toch blijkt het nog altijd zo dat sommigen een diffuus signaal geven en zeggen dat die thuistalen toch ook een rol hebben binnen de schoolmuren. Neen, men beargumenteert dat door te zeggen dat Vlaanderen meertalig wordt, maar dat is het juist: hoe meertaliger Vlaanderen wordt, hoe Nederlandstaliger ons onderwijs moet zijn. Nederlands is het bindmiddel en zorgt ervoor dat het de factor is van sociale mobiliteit, net omdat kennis van het Nederlands vereist is voor de verwerving van alle andere kennis. Als het fout zit met dat kader, zal het geheid fout lopen met het verwerven van alle andere kennis. We mogen daar dus geen zachte heelmeesters toelaten, maar we moeten een duidelijk signaal geven dat er binnen de schoolmuren eigenlijk alleen maar plaats is voor het Nederlands. Al de rest en alle alternatieve verhalen leiden tot een chaos. Als we verschillende thuistalen ook binnen de schoolmuren gaan tolereren, dan krijg je groepjes van Arabischtaligen, Franstaligen, Spaanssprekenden en noem maar op, die allemaal gescheiden van elkaar zullen blijven. Wat wordt er dan verondersteld van leerkrachten? Moeten die dan ook al die talen kennen? Dat is gewoon een Babylonische verwarring.
Geef dus duidelijk signalen. Kinderen, jongeren, maar ook ouders, hebben nood aan duidelijke afspraken, duidelijke structuren, en duidelijke boodschappen: binnen de schoolmuren enkel een focus op Nederlands. Waarom? Omdat we vanuit een sociale bewogenheid bekommerd zijn voor de toekomst- en onderwijskansen van kinderen. Er is niets socialer dan kordaat te zijn en niet toelaten dat kinderen starten in het lager onderwijs met een achterstand op het vlak van kennis van het Nederlands. Dat moeten we verhinderen. Er is niets socialer dan dat, want zulke kinderen hebben anders geen gelijke kansen. Dat is een duidelijke boodschap die we met zijn allen moeten brengen. We mogen geen diffuse signalen geven in de zin dat Nederlands wel belangrijk is, maar toch moeten we … Neen, stop daarmee, breng een duidelijke boodschap.
We hebben daar trouwens de daad bij het woord gevoegd, en ik zou daar graag nog verder willen gaan. We hebben ervoor gezorgd dat die taalscreening is ingevoerd, dat de kleuterscholen extra middelen hebben gekregen – 12 miljoen euro – om ook met die resultaten aan de slag te gaan. In oktober en november wordt die taalscreening uitgevoerd, en vervolgens hebben de kleuterscholen een jaar de tijd om de betrokken kinderen waarbij een taalachterstand wordt vastgesteld, bij te spijkeren gedurende de derde kleuterklas. Daarvoor hebben we extra middelen gegeven en een inspiratiegids aangereikt. Daarin staat welk taalintegratietraject je kunt toepassen.
Vervolgens moeten we nog altijd vaststellen dat zelfs kinderen, ook aan het einde van de derde kleuterklas, niet voldoende Nederlands kennen om met succes te kunnen starten in het lagere onderwijs. Toch is het vandaag nog altijd zo dat de klassenraad van de kleuterklas een overgang naar het lager onderwijs niet kan verhinder. Men kan wel adviseren om niet over te gaan naar het eerste leerjaar, maar ze kunnen het niet verhinderen. De ouders kunnen het advies nog altijd naast zich neerleggen. Ik vind dat we vertrouwen moeten hebben in de klassenraad van het kleuteronderwijs en hen effectief ook de bevoegdheid geven om te oordelen dat een kind geen gelijke kansen heeft om met enige kans op slagen te kunnen starten in het lager onderwijs. De klassenraad kan dan zeggen dat het beter is voor dat kind om die derde kleuterklas nog eens over te doen. Ik zie niet in waarom de klassenraad van het kleuteronderwijs daar niet verantwoordelijk mee zou omspringen. Ik zie niet in waarom het kleuteronderwijs op dat vlak ons vertrouwen niet zou verdienen. Ik vind dat dus wel.
Ten tweede vind ik ook dat we dwingender moeten optreden richting de ouders, om ze diets te maken dat het cruciaal is voor de toekomstkansen van hun kinderen dat ze ook buiten de schooluren in contact komen met het Nederlands. We moeten erkennen dat de scholen alleen het niet aankunnen. De scholen kunnen nog hun stinkende best doen om van 8.30 uur tot 15.30 uur die kinderen onder te dompelen in het Nederlands, maar als de kinderen vervolgens na 15.30 uur volledig gedeconnecteerd geraken van het Nederlands – niet alleen na 15.30 uur, maar ook elke woensdagnamiddag, elk weekend en elke schoolvakantie –, dan zijn er natuurlijk heel veel inspanningen die verloren gaan. De ouders moeten dus ook hun verantwoordelijkheid nemen en ervoor zorgen dat kinderen in contact komen met het Nederlands via Nederlandstalige media, via Nederlandstalige boekjes, via het Nederlandstalige verenigingsleven. Wij vragen niet dat er thuis alleen Nederlands wordt gesproken, dat vragen wij niet. Het gaat er over dat er thuis ook ruimte is voor het Nederlands, naast andere thuistalen. Dat kan, dat leggen we niet op. We gaan ook niet gaan controleren thuis, daar gaat het niet over. Het gaat erover om, naast eventuele andere thuistalen, ook ruimte voor het Nederlands te voorzien als je het goed voorhebt met de toekomst van je kind. Elke ouder heeft het toch goed voor met zijn kind?
Die boodschap moeten we misschien nog sterker accentueren. In de plaats van op dat vlak enkel een wortel en een stimulans aan te bieden, moeten we in de toekomst in sommige gevallen misschien ook negatief kunnen optreden. Sommigen kunnen blijkbaar enkel maar een boodschap begrijpen als daar een sanctie tegenover staat. Wel, dat moet dan maar. Ik vind dat je dan maar moeten optreden via de schooltoeslag of andere alternatieven.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ik vond het eigenlijk wel frappant dat onze fractie de enige fractie is die hierover een vraag stelt. Het is toch een zeer belangrijk thema. Ik denk dat iedereen het daar wel over eens is. Het is ook al meermaals in deze commissie aan bod gekomen. Nederlands is toch wel dé sleutel om tot leren komen, om tot die gelijke kansen voor al onze leerlingen te komen. Dan vind ik het heel frappant dat onze fractie hier als enige een vraag over stelt.
Wat we al wisten uit die vorige twee edities, maar ook uit de internationale onderzoeken zoals Progress in International Reading Literacy Study (PIRLS) en Programme for International Student Assessment (PISA), zien we nu eigenlijk zelfs nog sterker terugkeren. Dan hebben we het over die link met de thuistaal. In scholen en steden met veel leerlingen met een andere thuistaal zijn er beduidend meer leerlingen met een taalachterstand. In Brussel specifiek zijn de resultaten wel opvallend slechter in vergelijking met de twee vorige edities maar dat hoeft dan eigenlijk ook niet te verbazen. We hebben het hier onlangs in de commissie nog gehad over de toename van het aantal leerlingen die thuis geen Nederlands spreken in Brussel, en dat gaat over drie op vier leerlingen in Brussel.
De grote meerwaarde van de taalscreening is uiteraard dat het niet alleen bij meten blijft maar ook dat er een verplichte taalremediëring aan vastgekoppeld wordt. Naast de extra middelen die hiervoor worden vrijgemaakt, zijn er sinds dit jaar ook extra SES-middelen (socio-economische status) voor scholen met minstens de helft leerlingen met een andere thuistaal. Dan heb ik het, collega’s, nog niet gehad over de bijkomende maatregelen die in het kader van het Schooljaar van het Nederlands zullen worden uitgerold. Ik kan dus eigenlijk niet zeggen dat er niets gebeurt. Wel integendeel, vanuit het beleid worden alle, alle zeilen bijgezet. Ik denk dat er nog nooit zoveel ingezet is geweest op het Nederlands, nog nooit zoveel middelen werden uitgetrokken, als tijdens deze legislatuur.
Maar, minister, u hebt het ook al gezegd en tijdens de vraag van mevrouw Beckers is het ook al aangehaald geweest: de school, de overheid, kan maar zoveel doen. We hebben ook medewerking van de ouders nodig. Ik kan dat niet genoeg benadrukken. Neem nu het voorbeeld van Brussel. Ja, Brussel heeft een heel specifieke context. Je kunt dat nog altijd niet vergelijken met Antwerpen, met Gent: het is nog zo veel diverser. Het aantal oefenkansen voor Nederlands op straat is veel beperkter. Daarom is het zo belangrijk dat die ouders ook hun verantwoordelijkheid nemen. Schrijf uw kind in bij Nederlandstalige verenigingen; laat hen deelnemen aan een Nederlandstalige sportclub; laat hen naar Ketnet kijken; wanneer ze met de iPad bezig zijn, laat hen dan die apps die door onder andere Ketnet ontwikkeld werden, gebruiken. Ik kijk ook naar Brusselse besturen, de regering, de gemeenten. Stop met Nederlands te behandelen als die tweederangstaal. Investeer in die noodzakelijke Nederlandstalige infrastructuur zodat de leerlingen ook buiten de school aan die extra oefenkansen kunnen geraken.
Minister, ik had nog één afsluitende vraag met betrekking tot die taalscreening. U hebt in het verleden aangegeven dat u werkt aan een adaptieve versie die meer gedifferentieerd en gericht kan worden ingezet. Hoe ver staat het daarmee?
De heer Laeremans heeft het woord.
Ja, ik wil er graag nog eventjes bij aansluiten. Ja, ik zou daar ook wel graag een vraag over gesteld hebben maar wat er in de kranten verschenen is, was toch een beetje mager om dieper op in te gaan. Ik mis in dit hele verhaal – waar wij dus principieel achter staan, laat me dat duidelijk maken – grondige cijfers, zeker voor de Vlaamse Rand. Hoe zit het daarmee? Kunnen we daar eens wat nauwer naar gaan kijken? Ik zie ergens dat er 16 procent ondersteuning nodig is en 6 procent intensieve begeleiding. Ik zou dat toch wel in detail verder willen kunnen bekijken.
Een tweede zaak waar we een beetje in het duister tasten, is dat remediëringstraject. Daar zijn middelen voor en het is zeer goed dat er daar nog zelfs extra middelen voor zijn toegekend, maar wat houdt dat juist in? Hoe wordt dat gebruikt in de scholen? Welk effect heeft dat op die kinderen? Dat mis ik toch een beetje en ik zou daar grondig van gedachten willen wisselen. Hoe werkt dat? Kunnen we daar goede praktijken vaststellen? Zijn er misschien scholen waar dat niet goed gebeurt? Ik begrijp dat u zegt dat u planlast gaat geven aan de scholen. Ik vind dit toch echt wel belangrijk om grondiger op te volgen en zicht te krijgen op dat remediëringstraject en de resultaten daarvan.
En dan is er natuurlijk het sluitstuk: de eindbeslissing over de overgang naar het eerste leerjaar moet bij de klassenraad liggen. Daar zijn we het over eens. Dat hebben we van in het begin gezegd. Als er daardoor meer kinderen zouden zittenblijven, dan zullen er natuurlijk ook wel extra middelen moeten zijn om extra klaslokalen bij te maken, want we willen ook niet kleuterleidsters in de derde kleuterklas belasten met dertig kleuters als al die van het jaar ervoor moeten zittenblijven. Dan heb je natuurlijk extra volk en extra klaslokalen nodig. Daar is er dus nog wel wat werk aan de winkel.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de ontwikkeling van adaptieve toetsen betreft, die oproep staat open, maar daar is nog niet op ingetekend. Dat is dus nog niet afgesloten, nog niet toegewezen.
U weet dat we ook met betrekking tot de evaluatie een onderzoek hebben lopen, namelijk op basis van een bevraging van de leerkrachten in het eerste leerjaar over wat hun ervaring is en of ze in de instroom in het eerste leerjaar een effect zien van die KOALA-testen en het taalintegratietraject dat erop gevolgd is, in vergelijking met de periode voor de KOALA-testen en de taalintegratietrajecten. Maar wat het cijfermatige betreft, zitten we natuurlijk ook met de privacyregelgeving. Wij kunnen nu de data meegeven voor de scholen per cluster, per regio. Het algemene percentage van de geteste kinderen die onvoldoende Nederlands kennen om met succes te kunnen starten in het eerste leerjaar, en dus bijgespijkerd moeten worden, is 15 procent. Regionaal is er een grote variatie. Voor de Vlaamse Rand is dat om en bij de 22 procent. Voor Antwerpen is dat – uit het blote hoofd – 28 procent, voor Gent rond 25 procent. Maar GDPR-gewijs (General Data Protection Regulation) denk ik niet dat we naar een lagere schaal kunnen schakelen, omdat de privacy dan mogelijk in het gedrang komt. Ik heb daar bij herhaling vragen over gesteld.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Onze fractie stelt hier als enige een vraag over dit belangrijke thema, maar wat ik nog het meest frappant vind, is dat links hier zelfs totaal niet over tussenkomt. We hebben het hier over de leerkansen van onze leerlingen, over de toekomst van ons onderwijs. Taalachterstand hypothekeert de verdere schoolcarrière, hun toekomst. Dan kan daar toch geen discussie over zijn.
Dat is hier al ik-weet-niet-hoeveel-keer gepasseerd.
Kom, zeg. (Opmerkingen van Steve Vandenberghe)
Gelukkig heeft het beleid daar heel veel aandacht voor, zet het alles op alles om de kennis van het Nederlands zo vroeg mogelijk te versterken, maar uiteraard is het een bredere maatschappelijke uitdaging, die het onderwijs niet alleen aankan. We moeten ouders mee in het bad trekken en hen bewustmaken van de enorme bijdrage die ze kunnen leveren aan de gelijke onderwijskansen van hun kinderen. (Opmerkingen van Steve Vandenberghe)
Minister, mijn fractie zal dan ook elk initiatief steunen dat u hiertoe neemt. Dank u alvast.
De vraag om uitleg is afgehandeld.