Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Recent stelde Katholiek Onderwijs Vlaanderen voor om een versnelde loonsverhoging voor leerkrachten in het Brusselse onderwijs in te voeren. Het voorstel heeft tot doel jonge leerkrachten langer aan boord te houden, gezien het huidige probleem van vroegtijdig vertrek naar Vlaamse scholen.
De lonen van leerkrachten, leerondersteuners en directies in Brussel zou dan jaarlijks geïndexeerd worden, in tegenstelling tot de huidige tweejaarlijkse indexering. Hierdoor zou het loonverschil tussen Brusselse en Vlaamse leerkrachten toenemen en dat zou, naar verluidt, de kwaliteit van het onderwijs in Brussel positief beïnvloeden.
Als we kijken naar de onderwijskansarmoede-indicator (OKI) scoort het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest inderdaad zeer hoog, met een gemiddelde score van 2,31 op 4. Maar bijvoorbeeld Machelen scoort 2,52, Willebroek 2,5, Temse 2,47. De problematiek is dus niet beperkt tot Brussel. Bovendien krijgen de scholen extra middelen, in uren en euro, om met deze thematiek aan de slag te gaan. In werkingsmiddelen alleen al ging het vorig schooljaar over meer dan 140 miljoen euro. Er kan dus meer ondersteuning worden geboden aan deze doelgroep.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen verwijst ook naar de passage uit het rapport van de Commissie van Wijzen. Daarin lezen we inderdaad op pagina 138: “In die omstandigheden kan een gerichte financiële incentive naar scholen met bepaalde schoolkenmerken wel degelijk een doelmatige maatregel zijn. Onderzoek toont aan dat dergelijke incentives niet alleen positief kunnen zijn voor het aantrekken en vasthouden van leraren, maar ook een positief effect kunnen sorteren op de kwaliteit van onderwijs in scholen met veel kansarmoede.” Ik ben dan zelf eens gaan grasduinen in het onderzoek waarnaar wordt verwezen, met name het rapport ‘Het aantrekken en behouden van leraren in een grootstedelijke context’ van het Steunpunt Onderwijsonderzoek (SONO). Daaruit citeer ik graag enkele passages op pagina 61 en 62: “Uit de hierboven beschreven factoren kan worden geconcludeerd dat geen enkele contextfactor een duidelijke invloed heeft op de beslissing van leraren om al dan niet in een school te blijven werken. Zo zorgt de leerlingenpopulatie voor heel wat uitdagingen, maar tegelijkertijd zijn deze uitdagingen een bron van motivatie voor vele leraren om in de grootstedelijke context te werken.” en “Tot slot hebben ook het loon en de financiële voordelen geen duidelijke invloed op de beslissing van leraren. Enkele leraren zouden een verhoging van hun loon of bonus niet afslaan, maar twijfelen bij de juiste motivatie die eraan vasthangt. Een bonus voor leraren die in een grootstedelijke context werken, zou er namelijk voor kunnen zorgen dat dit nog meer leraren afschrikt."
Er is echter hoopvol nieuws uit Brussel: mede dankzij het optrekken van de anciënniteit voor zijinstromers en de lerarenbonus zien we sinds lange tijd een daling van het aantal openstaande vacatures in Brussel. In januari stonden er nu 209 betrekkingen open in plaats van 227 het jaar voordien.
Wat is uw reactie, minister, op het voorstel van Katholiek Onderwijs Vlaanderen?
Kunt u in uw beleid nog meer maatregelen nemen om leerkrachten die in een meer uitdagende context werken, extra te ondersteunen?
Dank u wel voor uw antwoord.
Minister Weyts heeft het woord.
Wel, dit is een boeiend maar geen nieuw debat. De discussie over meer of hoger loon voor leraren die tewerkgesteld zijn in Brussel of ruimer, in scholen met een meer uitdagende context, is niet nieuw. Een aantal van mijn voorgangers hebben in het verleden ook al met het idee gespeeld om premies toe te kennen aan leerkrachten in Brussel of in steden met een specifieke context. Die plannen zijn nooit in effectief beleid omgezet, omdat het niet zo evident is om aan een bepaalde groep leraren een hoger loon toe te kennen ten opzichte van een andere groep op basis van een specifieke tewerkstellingscontext. Er is inderdaad wetenschappelijk onderzoek dat alvast geen eenduidig antwoord – ik ben genuanceerd – biedt op de vraag of meer loon of hogere lonen daadwerkelijk helpen. Ik herinner me wetenschappelijk onderzoek van vrij recente datum dat tot de conclusie kwam dat vooral personeelsbeleid, hr-beleid, een dominante factor is die voor een hogere retentie zorgt, veeleer dan de omgevingsfactoren. Het beleid binnen de schoolmuren is belangrijker dan de omgevingsfacturen buiten de schoolmuren. Dat is op zich hoopgevend. Dat is één.
Daarbij sluit ik me ook aan bij het SONO-onderzoek waar u naar verwijst. Als je het stigma nog een beetje wilt vergroten, moet je dat vooral doen, en vooral zeggen dat we meer geld geven omdat we weten dat het daar verschrikkelijk is. Dus dat zou ik absoluut niet doen.
Ten derde, in het kader van het lerarentekort is er toch een waterbedeffect? Als je dat nu zou toepassen in Brussel, in de veronderstelling dat die maatregel succesvol is of zou zijn, dan heeft dat een effect op mijn regio, de Vlaamse Rand. Als je tenminste gelooft dat die maatregel een effect zou hebben. Dan zou dat er toe leiden, zoals bij de politie wel gebeurt, dat men geen werk zou zoeken in de politiezone in de Vlaamse Rand, maar wel in Brussel.
Er zijn ook andere factoren die daar spelen, trouwens. Even terzijde, dat heeft ook vooral te maken met weekenddienst voor startende politieagenten die dan aan een beter tarief, meer geld kunnen verdienen. Dat is misschien geen correcte vergelijking. Ik keer dus terug. Ongetwijfeld is er dan, als die maatregel succesvol is, gewoon een waterbedeffect.
Een onderwijskoepel is er dan ook niet bij gebaat dat men personeel aanzuigt naar de ene regio, in de wetenschap dat dat ten koste gaat van de tewerkstelling in een andere regio. We moeten gewoon trachten om via alle maatregelen die we nemen, mensen warm te maken voor de job van leerkracht, in de plaats van binnen de onderwijssector zelf elkaars vliegen af te vangen. We moeten vooral kijken hoe we meer mensen kunnen aantrekken naar onze onderwijssector.
Net daarom zetten we ook in op professionaliseringsmiddelen allerhande, om uiteindelijk de job aantrekkelijk te maken, zeker ook in functie van contextgebondenheid. De middelen die we voorzien voor professionalisering kunnen door de directies, door de scholen zelf, naar eigen inzicht worden ingezet. Ze kunnen dus verschillen naargelang de leerlingenpopulatie, naargelang de omgeving.
We hebben die budgetten verhoogd met 100 procent voor het lager onderwijs, met 50 procent voor het secundair onderwijs. Daar kan men dat inderdaad contextafhankelijk, leerlingenpopulatieafhankelijk, inzetten in functie van de professionalisering. Een schoolbestuur kan ook aan ervaren leraren in zijn scholen de naam van leraar-specialist toekennen, op basis van specifieke expertise. Die kan desgevallend ook context- en/of omgevingsgebonden zijn. Dus dat zijn vooral maatregelen waar ik eerder op zou inzetten.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Het is inderdaad geen nieuw debat. Het is absoluut ook niet de bedoeling – dan richt ik me ook tot de collega’s – om alle memoranda naar hier te brengen, en om die hier te bespreken.
Maar ik wilde hier toch een vraag over stellen, om echt te weerleggen wat Katholiek Onderwijs Vlaanderen beweert. Zij baseren zich uiteraard op het rapport van de Commissie van Wijzen. Zij beweren dat loon, en de Commissie van Wijzen heeft het over extra toeslagen, leerkrachten in scholen met meer uitdaging zou houden.
De Commissie van Wijzen verwijst naar het rapport van SONO, maar als ik dan naar dat rapport kijk, dan staat daar net het omgekeerde van wat de Commissie van Wijzen beweert. De Commissie van Wijzen pleit voor meer loon. SONO zegt dat het zelfs een omgekeerd effect zou hebben, omdat, zoals u net zei, minister, je ergens 250 euro meer verdient, omdat het daar echt vreselijk is. Dan gaan mensen daar geen les geven. Dat zou echt een pervers effect kunnen hebben.
Ik vind het vreemd wat er hier gebeurt. In het rapport van SONO staat inderdaad dat de cruciale factor de schoolleider is, niet het loon, de schoolleider. Die moet ervoor zorgen dat het team draait. Die moet er ook voor zorgen dat het team betrokken is bij de werking van de school. Dus ik denk dat u de juiste keuze maakt, minister: inzetten op het schoolleiderschap, ook met het profiel van de schoolleider dat we nu hebben, en inzetten op extra professionalisering. Verder heb ik straks geen repliek.
Minister Weyts heeft het woord.
Dus dan leid ik af dat we het eens zijn. Ik herinner me ook, uit een vorig leven – ik denk dat ik toen kabinetschef was –, dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie in het verleden een premie heeft ingevoerd om Vlaamse ambtenaren te verleiden om te komen werken en wonen in Brussel. Dat was rond 2006, in de regeerperiode tussen 2004 en 2009.
Het was een initiatief van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Men is daarmee gestopt. Nochtans was het een vrij ruime premie die werd toegekend. Die werd geconsumeerd door een tiental ambtenaren, die ordegrootte. Het had eigenlijk geen effect. Integendeel, het heeft een stigmatiserend effect. Als je al geld moet geven om mensen te verleiden om daar te komen werken en wonen, dan moet het daar al erg zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.