Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de verkeersveiligheid
Verslag
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ik heb veertien dagen geleden in de plenaire vergadering al aangekondigd dat ik het op dat moment, één of twee dagen na twee dodelijke ongevallen, niet gepast vond om meteen bijsturingen te vragen, en te verwachten dat u met concrete maatregelen kwam. We moesten op dat moment stilstaan bij het feit dat, alweer, een 11-jarige fietser in Hoogstraten werd aangereden door een vrachtwagen. Op dinsdagochtend werd een jonge vrouw met haar step door een vrachtwagen aangereden. Ze kwamen allebei om het leven. In het schooljaar 2021-2022 raakten 2588 kinderen gewond in het verkeer terwijl ze op weg waren naar of van school. Dat zijn ruim veertien ongevallen per schooldag.
Het leed bij elk van die ongevallen is onnoemelijk groot. De Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) heeft ons naar aanleiding van die ongevallen speciaal gecontacteerd om te zeggen dat 35 procent van de kinderen die met de fiets naar school gaan, de schoolomgeving niet veilig vindt.
Het Vlaams Verkeersveiligheidsplan 2021-2025 streefde naar een halvering van het aantal verkeersdoden en zwaargewonden tegen 2030 ten opzichte van het referentiejaar 2019. Tegen 2040 willen we in Vlaanderen geen dodelijke voetganger- of fietsslachtoffers in het verkeer. Die Vision Zero is dus de ultieme doelstelling, liever vandaag dan morgen. Maar we weten dat we niet op schema zitten. U hebt altijd gezegd dat als we niet op schema zitten, de ambities bijgestuurd moeten worden. Ik zou nog verder kunnen uitweiden over het aantal slachtoffers dat in 2022 is overleden en het feit dat het stagneert, of achteruitgaat, en zo niet kan blijven duren. Maar het is duidelijk dat zonder aanvullende maatregelen, die u eigenlijk al hebt aangekondigd door te zeggen dat we gaan evalueren, we de doelstellingen van het verkeerveiligheidsplan niet halen.
In de plenaire vergadering van 24 januari hebt u gezegd dat het verkeersveiligheidsplan wordt gemonitord. Ik ben dus bijzonder hoopvol, om u hier vandaag twee bijkomende vragen te stellen.
Welke bijkomende maatregelen zult u ten eerste nemen om de doelen op het gebied van verkeersveiligheid zoals vastgelegd in het regeerakkoord en het verkeersveiligheidsplan, te bereiken?
Wat zijn ten tweede de resultaten van de monitoring van het verkeerveiligheidsplan? Hoe evalueert u die? Hoe snel kunnen we verwachten dat bijsturingen worden doorgevoerd als de doelstellingen overduidelijk niet worden gehaald?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, in een ministeriële bijeenkomst op 30 januari hebben vooraanstaande actoren op het gebied van verkeersveiligheid samengezeten om gezamenlijke doelstellingen vast te stellen ter bevordering van de verkeersveiligheid in België. Minister, volgens de informatie op uw website zijn deze betrokken partijen gezamenlijk tien verbintenissen aangegaan met betrekking tot verkeersveiligheid. Het streefdoel blijft om het aantal verkeersslachtoffers, met inbegrip van doden en zwaargewonden, tegen 2030 te halveren, met als uiteindelijke doelstelling nul verkeersdoden tegen 2050.
Volgens u is een cruciaal aspect het integreren van de kindnorm. U benadrukt: “Er moet voortdurende aandacht worden besteed aan de behoeften van kinderen en jongeren bij het opstellen van nieuwe regelgeving. Nieuwe infrastructuur dient zoveel mogelijk te worden ontworpen met inachtneming van de kindnorm, waardoor kinderen vanaf 8 jaar zich zelfstandig, veilig en comfortabel kunnen verplaatsen.”
Naast deze inspanningen blijft Vlaanderen zich ook richten op sensibilisering en educatie om een gedragsverandering in het verkeer te bewerkstelligen. Bovendien blijft handhaving een essentieel sluitstuk in het streven naar veiligere wegen.
Mijn vragen hierbij zijn de volgende.
Hoe zal de implementatie van de kindnorm concreet plaatsvinden bij het opstellen van nieuwe regelgeving en de ontwikkeling van nieuwe infrastructuur?
Welke specifieke maatregelen zullen deze legislatuur nog genomen worden om het bewustzijn en de educatie met betrekking tot verkeersveiligheid te vergroten, en hoe zal het succes van deze initiatieven worden geëvalueerd?
Op welke wijze zal de handhaving worden versterkt om effectief bij te dragen aan de verwezenlijking van verkeersveiligere wegen?
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de vele vragen.
Ik denk dat we het best beginnen met de implementatie van de kindnorm. Alleszins is dat geen nieuw gegeven. In ons Verkeersveiligheidsplan Vlaanderen 2021-2025 hebben we reeds expliciet aandacht gegeven aan de doelgroep van kinderen en jongeren. We hebben daar ook al gezegd maatregelen te willen opnemen die deze doelgroep ten goede komen. Dankzij de implementatie van die kindnorm bekijken we het verkeer met de blik van een 8-jarige in plaats van die van de geïdealiseerde volwassene die meestal achter het stuur van een auto zit. Ik sta nog steeds voor driehonderd procent achter die keuze. Ik heb ook mijn collega-ministers van de andere gewesten en van de federale overheid overtuigd om dat mee op te nemen als een gemeenschappelijke doelstelling binnen het interfederale verkeersveiligheidsplan ‘All For Zero’.
Vandaar dat de kindnorm vorige week in de media ook opnieuw onder de aandacht werd gebracht en eigenlijk ook vandaar dat ons verkeersveiligheidsplan in die zin zeker niet halsoverkop een aanpassing nodig heeft. Integendeel, toen wij het verkeersveiligheidsplan hebben opgemaakt, heb ik altijd gezegd dat ik geen dik boek wilde, dat dan in de kast zou belanden en daar niet meer uit zou geraken. Neen, wij wilden een plan met 37 concrete maatregelen, met tussentijdse doelstellingen en einddoelstellingen, en we wilden dat allemaal continu blijven monitoren en blijven uitvoeren. Dat is ook wat we continu hebben gedaan.
We hebben al heel wat maatregelen opgenomen in het verkeersveiligheidsplan omgezet in concrete acties. Ik denk aan het afwegingskader voor snelheidsregimes binnen de bebouwde kom, aan het afwegingskader voor conflictvrije kruispunten, aan de inspiratiebundel voor de aanpak van verkeersveilige schoolomgevingen. We hebben in deze legislatuur ook verder volop ingezet op een subsidie voor veilige schoolomgevingen, zodat ook lokale besturen dat mee ter harte nemen, en op een subsidie voor veilige schoolroutes voor de lokale besturen, om ook daarop in te zetten. Tegelijkertijd hebben we de schoolroutes op gewestwegen zelf aangepakt.
Verder hebben we tal van initiatieven genomen om die ‘mental shift’ bij de bestuurder te realiseren. Ook dat is mee opgenomen in ons Vlaams verkeersveiligheidsbeleid. Daarbij focussen we echt op de actieve weggebruiker. We hebben ook sowieso gefocust op herkenbare wegbeelden, hetgeen voor kinderen heel belangrijk is. Met de afdeling Expertisecentrum van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) hebben we uiteraard ook heel wat verkeersveiligheidsscreenings gedaan van de ontwerpplannen voor nieuwe wegen of kruispunten. We hebben ook nog de subsidie voor Jonge Wegweters en de subsidie voor De Grote Sprong, om tieners die van de basisschool naar de middelbare school gaan mee te begeleiden. Met de jeugdsector hebben we basisteksten opgemaakt die zij kunnen hanteren en die wij ook als referentiepunt gebruiken in onze vademecums en onze afwegingskaders.
Kortom, er lopen heel veel initiatieven die voortvloeien uit het plan dat 2021-2025 als doorlooptijd heeft. We blijven dit ook verder doen. In die zin is het dus zeker niet zo dat dit een plan is geworden dat in de kast is beland en waar verder niks mee is gebeurd. Neen, het is een plan dat continu wordt bijgestuurd, waaraan continu acties worden gekoppeld en waaraan we continu blijven voortwerken. Dat kunt u zien aan de hand van de semestriële voortgangsrapportages. Die rapportage is er in de vorm van brochures die ter beschikking worden gesteld van alle lokale besturen en de lokale politiezones. Maar dat zit ook in onze provinciale overlegtafel en is sowieso ook online ter beschikking. U kunt die halfjaarlijkse voortgangsrapportage dus zeker bekijken. Ik zal vandaag dan ook geen samenvatting daarvan geven. Ik denk niet dat dat de bedoeling is. Maar het is wel een bewijs dat we continu bijsturen waar nodig. Dat is dan geen bijsturing van ons verkeersveiligheidsplan, dat voeren we uit, maar wel een continue bijsturing van de maatregelen, van de acties, van heel wat elementen, om zo effectief vooruitgang te kunnen boeken.
Jaarlijks hebben we ook een werkprogramma. Dat wordt ook telkens geagendeerd binnen de Vlaamse Regering. Daar worden dan telkens de prioriteiten en de concrete acties gedestilleerd uit het verkeersveiligheidsplan uiteengezet.
Mijnheer Bex, u vraagt om toch bijkomende maatregelen te nemen. Ik wil u toch even de cijfers meegeven. Met uitzondering van 2020, toen we ons veel minder verplaatsten door covid, vielen er nooit minder verkeersdoden in Vlaanderen dan in 2022. Het zijn er natuurlijk nog altijd te veel, maar we zien wel een daling. Dat is op zich belangrijk, denk ik. In de eerste negen maanden van 2023 waren er 36 verkeersdoden minder dan in de eerste negen maanden van 2022. Als u kijkt naar onze monitoring, naar onze semestriële voortgangsrapportering, dan ziet u dat er daar een daling is. Ik had ze ook liever veel sneller, maar we zien tenminste een daling. Dat is alleszins van belang. We blijven alles continu monitoren.
Ik blijf ook herhalen dat ik in het kader van de prioritaire aandachtspunten nog meer de focus leg op de kindnorm. Ik vind dat heel belangrijk. Jongeren zijn vaak kwetsbaar in het verkeer. U hebt zelf enkele spijtige voorvallen vernoemd. Wat dat betreft is die kindnorm voor mij heel belangrijk, uiteraard samen met veilige en comfortabele woon-schoolverplaatsingen, die van essentieel belang zijn.
Ook de andere killer, snelheid, verdient alle aandacht. Zones 30 worden in de praktijk nog steeds verder uitgerold. We zien dat ons afwegingskader voor snelheidsregimes bij de lokale besturen wel degelijk vaak ter harte wordt genomen en gebruikt.
Verder hebben we nog ons fietsvademecum, en de vernieuwing van het vademecum voor voetgangersvoorzieningen. Dat start nog dit jaar, en daarmee willen we een aantal positieve elementen naar voren schuiven. We gaan ook verder met de MIA Quick Scan (Mobiliteit Innovatief Aanpakken), en we zijn aan de slag met de uitgevoerde analyse op het vlak van de locaties inzake de dodehoekongevallen.
Mevrouw Fournier had een vraag over campagnes, om nog meer te focussen op kennis, inzicht en bewustzijn. Ik heb al meer dan eens gezegd dat het gedrag van elke weggebruiker, of het nu een gemotoriseerde of een actieve weggebruiker is, heel doorslaggevend is. Mensen zullen altijd fouten maken, maar we moeten de ernst van de gevolgen van die fouten tot een absoluut minimum herleiden. Vandaar dat we volop focussen op de ‘safe system approach’. Daarbij is het ook essentieel om veel in te zetten op campagnes en educatie. We blijven focussen op de killers in het verkeer: snelheid, afleiding en rijden onder invloed, en daarnaast ook op de dodehoekproblematiek en dergelijke. Er zullen binnenkort nog heel wat grootschalige campagnes ‘in the picture’ komen, zowel rond afleiding als rond fietsveiligheid enzovoort. Ook educatie is heel belangrijk. We blijven volop inzetten op educatie in de kleuterklassen en in het basisonderwijs, de verticale leerlijn, en ‘Getuigen onderweg’.
Ten slotte is er de handhaving. We hebben het eerder al over de GAS 5 gehad, maar we hebben ook de trajectcontroles langs de gewest- en autosnelwegen.
We doen dus heel veel. Als we één zilveren kogel hadden om ervoor te zorgen dat er geen enkel verkeersslachtoffer meer zou zijn, dan zou ik hem onmiddellijk gebruiken, maar u weet allemaal dat we die helaas niet hebben. We blijven wel continu schakelen en bijsturen, continu acties op touw zetten, om de gestage daling van het aantal slachtoffers te kunnen voortzetten.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, het klopt dat er in referentiejaar 2019 304 verkeersdoden geregistreerd werden en dat dat er in 2022 nog 271 waren, en dat het er dus op lijkt dat het een beetje in de goede richting gaat. Maar voor bepaalde categorieën van weggebruikers is de situatie de afgelopen jaren verslechterd. In totaal was in 2022 een op de drie verkeersslachtoffers een fietser of een voetganger. Het aantal fietsdoden bereikte in 2022 het hoogste niveau van de afgelopen tien jaar. Volgens de recente cijfers over 2023 lijkt dat aantal opnieuw te stijgen. Zonder aanvullende maatregelen zult u dus de doelstellingen van uw verkeersveiligheidsplan niet halen.
Ik blijf vandaag dus op mijn honger zitten. Ik had toch verwacht dat u wel met bijkomende maatregelen zou komen. Ik denk daarbij aan een idee dat ik zag passeren in een opiniestuk. Daarin werd gesteld dat veel truckchauffeurs voor hun levering op weg gaan met behulp van een Waze-systeem of iets dergelijks, op zoek naar de meest efficiënte weg, waardoor er gevaarlijkere situaties gecreëerd worden. Er zou ook geopteerd kunnen worden voor de meest veilige weg, waarbij ze het minst in de buurt komen van fietsende kinderen. Dat vind ik een interessant idee om mee aan de slag te gaan, als je als minister van Mobiliteit iets wilt doen aan de verkeersveiligheid omdat je ziet dat er kinderen sterven en als je sneller wilt gaan dan het zou gaan dan wanneer je gewoon zou vasthouden aan je plannen.
Soms wordt het zo uitgedrukt: “Ze dronken een glas, deden een plas en alles bleef zoals het was.” Dat zie ik hier nu vandaag. Ik bemerk te weinig urgentie om dit probleem aan te pakken en vind dat u meer zou kunnen doen. Dat betreur ik ongelooflijk hard, want vooral het leed van die families maar tevens van diegenen die zo’n ongeval veroorzaken, is onnoemlijk groot. We moeten alles doen wat we kunnen om tot minder verkeersdoden te komen. U doet niet alles wat u kunt.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord. Ik weet dat we allemaal pleiten voor nul verkeersdoden, uiterlijk tegen 2050. Ik weet ook dat u daartoe heel veel initiatieven neemt. Ik ben op dat vlak iets positiever dan de oppositie. Wij kunnen al die initiatieven die u neemt, alleen maar toejuichen. Dat is echt geen gemakkelijke opdracht.
Minister, u kunt investeren in grote infrastructuurwerken en dat doet u ook. U investeert ook in heel grote sensibiliseringsacties. Maar, minister, zolang het gedrag van de weggebruiker niet verandert, is het heel moeilijk om dat aantal van nul verkeersdoden te halen. Van sommigen kan het gedrag ook enkel veranderen als ze heel hard aangepakt worden. Wat ons betreft, mag er dus ook maximaal ingezet worden op handhaving. Iedereen schreeuwt telkens, terecht, moord en brand als er een slachtoffer valt. Maar als er dan ingezet wordt op handhaving, staan sommigen op de barricades omdat dit de privacy van de bestuurder zou kunnen aantasten. Maar als men niet te snel rijdt en als men niet onder invloed rijdt, dan hoeft men ook niets te vrezen.
Mevrouw Ryheul heeft het woord.
Minister, ik sluit me graag aan bij de bekommernissen van de collega’s omtrent de snelheid – of misschien beter: de traagheid – inzake het behalen van de door u opgestelde doelstellingen. In dat opzicht kunt u toch wel bevestigen dat deze commissie het u tijdens deze legislatuur, met al onze doorgedreven vragen, niet gemakkelijk gemaakt heeft.
U had het daarnet over die halfjaarlijkse evaluaties. Als ik het goed begrepen heb, worden enkel de cijfers bijgehouden over het aantal slachtoffers die overlijden binnen de dertig dagen na het ongeval en niet daarna. Die cijfers geven dus een vertekend beeld. Heel vaak blijken slachtoffers meer dan dertig dagen na het ongeval te overlijden. Die worden dus niet in de cijfers opgenomen. Waarom niet?
Ik las deze week in de pers dat Vlaanderen straks een ‘fietsprofessor’ zal hebben, een Amerikaanse dame die in de komende drie jaar samen met een onderzoeker het Vlaamse fietsbeleid onder de loep zal nemen. Ze moet dus het beleid adviseren en wil ook de fietscultuur verder versterken. Wat me opviel, en wat me ook wel verontrust, is dat die dame een heel duidelijke visie heeft op de auto, maar zelf geen auto bezit. Volgens haar staat de auto wel centraal en zal ze ook op zoek gaan naar mogelijke oplossingen voor de vele salariswagens die hier rondrijden. Daarbij denkt ze aan filetaksen en kilometerheffingen. Ik citeer haar: “De auto staat nog te centraal. Straatplanners leren in hun opleidingen tekenen voor de auto. Zelfs in Disneyfilms zien kinderen constant auto’s botsen zonder schijnbare gevolgen. Dat moet anders kunnen.”
Minister, 250.000 euro is toch niet niets. Dat is extra geld dat aan ons fietsbeleid wordt gegeven. Ik vraag me dan toch ook af hoe een fietsprofessor, die zelf geen auto heeft, objectief over dat fietsbeleid kan oordelen. Ze kan en zal de wagen toch alleen maar beschouwen als vijand. Zo’n project kan toch alleen maar slagen als je naast zo’n fietsprofessor ook nog een autoprofessor zet en als je hiervoor hetzelfde bedrag uittrekt. Wat denkt u daarvan, minister?
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, het is een beetje zielig dat we over de verkeerszones bezig zijn en dat er wordt gepleit voor autoprofessors, maar ik ga me daar niet verder in moeien. Maar om bij de vragen aan te sluiten: een op tien Vlaamse scholieren die een ongeval hebben gehad in het verkeer, op weg naar en van school, die bij de dokter of in het ziekenhuis terechtkwamen, waren fietsers. Er waren nog nooit zoveel fietsdoden. De collega heeft het aangehaald.
Het doel van uw verkeersveiligheidsplan, minister, was om in 2040 uiteindelijk naar nul verkeersdoden te evolueren. Het mag gerekt worden naar 2050, maar we zitten helemaal niet op schema, zelfs om 25 procent daling te realiseren in 2025. Dat vermoed ik, met het huidige beleid.
Waar ik eigenlijk naartoe wil gaan, en de meerderheid zegt dat iedere keer mooi, is dat er veel dingen zijn die u doet. We zeggen niet dat u geen boeken vol initiatieven hebt. Maar als je ziet dat bepaalde categorieën, en ik sluit aan bij collega Bex, bijvoorbeeld het aantal fietsdoden, nog nooit zo hoog zijn geweest als nu, dan moet je toch openstaan om ook andere visies toe te laten in het verkeersveiligheidsplan, zonder in te binden op wat u nu doet.
We pleiten niet om minder te doen, voor veilige schoolroutes bijvoorbeeld. Op dat vlak bent u goed bezig. Het mag allemaal wel iets sneller, maar je moet toch kijken naar de categorieën waarbij het niet vooruitgaat, en waarbij het eerder achteruitgaat. Dat zien we hier jammer genoeg niet gebeuren.
U zegt in uw voorwoord van de rapportages over die verkeersveiligheid zelf dat meten weten is. Wel, als meten weten is, dan tellen alleen cijfers. Dan moeten we ook zien, als er in bepaalde cijfers, in bepaalde categorieën, meer verkeersdoden zijn, zoals de fietsdoden, dat u daar een tandje zult moeten bijsteken.
Ik wil nog eindigen met te zeggen dat we gisteren, door de cijfers van de collega, in de plenaire vergadering hebben gevraagd, dat als u geld hebt voor een veilig fietsbeleid, u dat niet in je zakken moet laten zitten zoals nu, maar het dan ook effectief moet uitgeven voor een snel en veilig fietsbeleid. U hebt nog een paar maanden, minister Peeters, misschien komt er alsnog een kentering.
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, dat ik de urgentie van verkeersveiligheidsbeleid niet zou inzien, wil ik hier met klem ontkennen. Ik ben continu bezig geweest met verkeersveiligheid, en ik doe dat in de toekomst ook nog continu. Dus ik laat dat alleszins niet zeggen. Ik heb van verkeersveiligheid een topprioriteit gemaakt. We zitten vaak met experts inzake verkeersveiligheid aan tafel. We zijn daarbij continu aan het kijken wat we nog kunnen doen, en waar we nog een tandje kunnen bijsteken.
Ik heb in het verkeersveiligheidsplan tussentijdse doelstellingen opgenomen. De tussentijdse doelstelling inzake dodelijke slachtoffers hebben we gehaald. Ben ik daar blij mee? Eigenlijk niet, want er zijn nog altijd veel te veel slachtoffers, maar ik meet wel en ik monitor wel.
Dat is iets waarop we ook continu blijven inzetten, en dat is wat ik ook blijf herhalen: continu schakelen, continu kijken welke bijkomende maatregelen we moeten nemen. Dus het is absoluut niet zo dat we de ‘sense of urgency’ niet zouden zien. Integendeel, we zijn continu bezig met het uitrollen van tal van acties.
Ik ben dan ook blij dat mevrouw Lambrecht hier vandaag toch erkent dat we heel veel doen. Vaak heb ik een andere teneur vastgesteld bij u. Maar ik ben blij dat u vandaag zegt dat er inderdaad heel veel wordt gedaan.
Ik hou het geld absoluut niet in mijn zakken. Dat wil ik misschien ook nog wel even met klem tegenspreken. Natuurlijk, u weet dat als een aannemer is aangesteld, het geld moet worden vastgelegd, en dat het effectief naar buiten gaat op het moment dat de aannemer de werken, ordentelijk en conform het lastenboek dat is goedgekeurd, heeft uitgevoerd. Bij de uitvoering gebeurt ook de betaling.
Op het pleidooi voor een autoprofessor, ga ik niet in. We hebben een fietsprofessor aangeduid. Waarom? Omdat we de modal shift volop willen realiseren. We krijgen vanuit heel wat Europese landen schouderklopjes omtrent datgene dat we doen inzake fietsbeleid.
We denken dat we nog meer kunnen doen, als we ons daarin kunnen laten begeleiden, om nog meer mensen te kunnen overtuigen om de auto te laten staan en de fiets te nemen. Vandaar leek het ons aangewezen om een Leerstoel Fiets te implementeren aan de UGent. Vandaar dat we een fietsprofessor hebben aangeduid. Met een autoprofessor, als dat al bestaat tenminste, ga ik me niet bezig houden.
Collega’s, ik denk dat we echt wel heel veel doen inzake infrastructuur, handhaving, campagnes en educatie. Ik denk dat jullie dat ook moeten erkennen.
Het gedrag is nog altijd doorslaggevend. Als iemand een fractie van een seconde onoplettend is, en niet gefocust is op de weg of op de andere weggebruiker, dan kan dat fatale gevolgen hebben. Het gebeurt iedere dag opnieuw. Ik denk niet dat je dat te allen tijde kunt voorkomen, maar ik denk wel dat je al het mogelijke kunt doen om ervoor te zorgen dat onze weg, onze infrastructuur, en onze leefomgeving zodanig zijn ingericht dat een kind van 8 jaar zich veilig en autonoom kan verplaatsen.
Daarom vind ik die kindnorm bij het ontwerpen van onze leefomgeving en weginfrastructuur van essentieel belang. Dat is een ideaalbeeld, maar als we die kindnorm continu in ons achterhoofd houden, bij eender welk project dat we realiseren, dan ben ik er zeker van dat het veiliger zal worden. Of er dan geen ongevallen meer zullen gebeuren, ga ik niet zeggen. Wellicht gaan er nog ongevallen gebeuren, maar de ernst of impact van de gevolgen van die ongevallen zal alleszins een pak beter zijn.
Ik ga dus verder op de ingeslagen weg. We gaan continu blijven monitoren en nieuwe acties opzetten. Ik denk dan aan de MIA Quick Scan. Het is niet ‘stick to your plan’. De MIA Quick Scan stond niet nominatief in het verkeersveiligheidsplan, maar is wel gekoppeld aan een van de acties. Sneller en accurater naar oplossingen zoeken met alle mogelijke stakeholders, dat was een actie die we en cours de route, in navolging van ons verkeersveiligheidsplan, erbij hebben gehaald. Ik vind dat we dat moeten blijven doen: continu nieuwe acties op touw zetten om ervoor te zorgen dat het veiliger wordt in Vlaanderen, en dat de verkeersveiligheid erop vooruitgaat.
De heer Bex heeft het woord.
U doet zeker een aantal dingen, minister. Maar dat u al het mogelijke doet, daarover denk ik dat we zwaar van mening zullen verschillen. Ik vrees dat dat niet meer zal veranderen tijdens deze legislatuur.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Ik heb geen slotrepliek meer.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.