Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
De lokale vrijetijdsmonitor is een meetinstrument van de Vlaamse overheid dat de activiteiten van lokale cultuurhuizen, bibliotheken en zo verder die ze zelf organiseren of die ze te gast krijgen, telt. De monitor moet eigenlijk een helikopterzicht geven over het lokaal cultuurbeleid sinds de oormerking van de middelen naar de lokale besturen voor cultuurbeleid is afgeschaft. U weet dat wij dat nog steeds betreuren.
Maar de laatste lokale vrijetijdsmonitor geeft meer en meer een vertekend beeld, aangezien de rapporteringsplicht is weggevallen. Veel lokale overheden vullen de gegevens niet meer in of vullen ze gedeeltelijk of fout in. Het resultaat is dat Leopoldsburg als grootste cultuurtempel uit het rapport komt. Antwerpen noch Gent komt in de top 10 voor. In Gent is er zelfs nul activiteit geregistreerd. Brussel komt helemaal niet voor in de monitor, hoewel de hoofdstad natuurlijk een zeer bruisend Nederlandstalig lokaal cultuurleven heeft, dat ook vanuit Vlaanderen wordt gesubsidieerd.
Lokale cultuurhuizen hebben door deze onvolledige vrijetijdsmonitor geen overzicht en gegevens meer – hier komen we weer op data – om hun beleid af te stemmen. Er is geen bewijs meer of lokale besturen nu wel degelijk investeren in lokaal cultuurbeleid dan wel of de middelen zonder de oormerking toch gewoon in de gemeentekas verdwijnen, zoals gevreesd.
Ik heb de volgende vragen, minister-president.
Op welke manier wilt u ervoor zorgen dat de lokale vrijetijdsmonitor doet wat die moet doen: de lokale vrijetijdsactiviteiten monitoren?
Zult u ervoor zorgen dat het volledig en correct invullen van de monitor verplicht wordt voor de lokale besturen?
Hoe evalueert u het stoppen van het oormerken van de lokale middelen voor cultuur en de evolutie van het huidige lokaal cultuurbeleid in Vlaanderen? Ook dat kunnen we niet monitoren.
Alvast dank voor uw antwoord.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Segers, de lokale vrijetijdsmonitor werkt, naast de registratietool waarin lokale besturen zelf data over het vrijetijdsbeleid aanleveren, met heel wat externe bronnen. De reden hiervoor is de planlast bij de lokale besturen zo goed mogelijk te minimaliseren. Het past bovendien in het brede databeleid van de Vlaamse overheid. Data worden niet tweemaal opgevraagd als men ze al heeft. Om het overzicht van het vrijetijdsaanbod te maken, start de lokale vrijetijdsmonitor met de UiTdatabank van publiq. Deze data worden aangevuld met bijkomende vragen voor de lokale besturen.
Ondanks wat het artikel in De Standaard vermeldde, zijn in de lokale vrijetijdsmonitor wel degelijk gegevens van Gent of Antwerpen opgenomen. Je kunt kijken op de kaart ‘Totaal aantal vrijetijdsactiviteiten in Vlaanderen’ en de grafiek ‘Totaal aantal vrijetijdsactiviteiten volgens benchmark’. Het is wel zo dat niet alle gemeenten de UITdatabankgegevens verder aanvullen met hun andere activiteitengegevens.
Het feit dat dat de kaart en de grafiek rond ‘Totaal aantal vrijetijdsactiviteiten per 10.000 inwoners’ twee bronnen samenvoegt, houdt inderdaad het risico in dat er louter op basis van de kaart mogelijk te snel verkeerde conclusies worden getrokken, bijvoorbeeld dat Leopoldsburg meer activiteiten zou hebben dan Gent. Het team achter de lokale vrijetijdsmonitor is zich hiervan bewust en zal in een volgende ontsluitingsronde deze data nog beter duiden.
Zal ik ervoor zorgen dat het volledig en correct invullen van de monitor verplicht wordt? De lokale vrijetijdsmonitor was bij zijn ontstaan opgevat als een tool waaraan lokale besturen vrijwillig hun medewerking zouden verlenen. Dit gebeurde op de uitdrukkelijke vraag van de lokale besturen en de diverse partners. Ondanks de vrijwillige deelname van de lokale besturen weet de lokale vrijetijdsmonitor toch een responsgraad van 87 procent te realiseren. Dat zijn 262 lokale besturen op een totaal van driehonderd die gegevens hebben ingevoerd. 44 procent van die lokale besturen vulde in 2021 specifiek de vragen over cultuuraanbod en -participatie in. Algemeen is de responsgraad hoger dan in de eerste ronde, per thema varieert de responsgraad dan weer wel.
De deelname is dus algemeen hoog. Dit resultaat werd mede gehaald dankzij een intensieve communicatiecampagne van het Departement Cultuur, Jeugd en Media en de diverse partners van de lokale vrijetijdsmonitor zoals de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen (VVBAD), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), cult!, Sport Vlaanderen enzovoort. Samen zullen zij zich ook opnieuw inzetten om minstens een even goed resultaat te realiseren in de komende ronde tijdens 2024 over werkjaar 2023.
Het klopt, u hebt daar gelijk in, dat er geen bevraging is bij de Brusselse gemeenten. De data uit de externe bronnen bevatten wel gegevens over de Brusselse gemeenten. De bijkomende bevraging richt zich op de lokale besturen van het Vlaamse Gewest waarvan de middelen indertijd zijn toegevoegd aan het Gemeentefonds. De Brusselse besturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) hielden hun lijn binnen het decreet Lokaal Cultuurbeleid.
U vroeg ook hoe we het stoppen van het oormerken van de lokale middelen voor cultuur evalueren. Het was bij de overheveling van de middelen lokaal cultuurbeleid een van de steeds weerkerende bezorgdheden dat de gemeenten de cultuurmiddelen zouden wegknippen en anders inzetten. In vorige antwoorden heb ik u ook steeds meegegeven dat we moeten kunnen uitgaan van vertrouwen in de lokale besturen en dat de vrees vaak onterecht was.
Mijn administratie voert momenteel een analyse uit van de lokale cultuurbudgetten op basis van data voorhanden uit de beleids- en begrotingscyclus (BBC) van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Als deze analyses afgerond zijn, wil ik er graag dieper op ingaan bij een volgende gelegenheid in deze commissie.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel. Dat laatste is alleszins heel belangrijk en heel interessant. Ik ben bijzonder benieuwd naar die resultaten, om na te gaan hoe binnen de BBC in Vlaanderen de cultuurbudgetten – en ruimer, de vrijetijdsbudgetten – evolueren.
Ik besef natuurlijk heel goed dat er vertrokken wordt vanuit de oude databank. Zoals u aangaf, hangt het ook af van de goodwill van de lokale besturen om al dan niet verder aan te vullen. De cijfers uit het artikel in De Standaard tonen toch aan dat er grote discrepanties zijn op dat vlak.
Minister-president, ik wil er dus toch voor pleiten om een brede oproep te doen. Ik weet niet op welke manier, misschien via een brief. Momenteel worden 262 van de driehonderd vragenlijsten ingevuld. Er worden er dus nog steeds een aantal niet ingevuld. Ik wil ook oproepen om een aantal richtlijnen te geven voor wat er allemaal ingevoerd moet worden. Zo kan ik me voorstellen dat bijvoorbeeld privaat georganiseerde concerten of buurtfeesten niet worden ingevoerd – allerlei initiatieven van burgers. Daar zullen we dus geen zicht op hebben.
U hebt in het artikel ook kunnen lezen over de bezorgdheid van de VVBAD. Zij zeggen dat ze vandaag op deze manier onmogelijk het bibliotheekbezoek kunnen monitoren, terwijl data nochtans cruciaal zijn. Ik verwijs hierbij opnieuw naar het decreet over digitale cultuur. Die data zijn zo cruciaal; het is zo belangrijk om die zorgvuldig en systematisch te verzamelen. Zo kan bijvoorbeeld nagegaan worden of bibliotheken zullen verdwijnen als gemeenten fuseren en welke impact dat zal hebben op bibliotheekbezoek. Het is heel belangrijk om dat te kunnen monitoren. Ook cult! heeft zijn bezorgdheid geuit omdat ze vandaag geen helikopterview meer hebben en evenmin een budget om zelf onderzoek te betalen.
Verder denk ik dat het ook belangrijk is om te bekijken hoe we Brussel in de vrijetijdsmonitor kunnen opnemen, want er gaan toch niet weinig subsidies naar de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS), het Kaaitheater en andere. Dat gaat over grote budgetten, dus moeten we daar een zicht op kunnen hebben. Wat zult u doen om de gemeenten toch een incentive te geven en richtlijnen over hoe er aangevuld moet worden? Hoe kunnen we Brussel hierbij betrekken?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik zal de suggesties meenemen. We hebben natuurlijk een brede communicatie gevoerd naar de gemeentebesturen. Ook de VVSG deed dat. We zullen uw suggesties dus meenemen.
Ik wil nog opmerken dat buurtfeesten wel in de UiTdatabank staan. U pleit ervoor om volledigheid na te streven en daarover ben ik het met u eens. We zullen met de VGC bekijken hoe we ook Brussel hierbij kunnen betrekken, want dat is inderdaad ook belangrijk.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik kijk enorm uit naar de analyse die gemaakt wordt op basis van de BBC en hoop dat die in de komende maanden beschikbaar wordt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.