Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het postgraduaat voor schooldirecteurs
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, de opleiding van schooldirecteurs blijft een heel belangrijk aandachtspunt. Vanaf het schooljaar 2025-2026 start Katholiek Onderwijs Vlaanderen met een opleiding voor directeurs en adjunct-directeurs in het katholiek basisonderwijs. De koepel sloot daarover een akkoord met de katholieke hogescholen die een lerarenopleiding aanbieden en met de Katholieke Universiteit Leuven. Het postgraduaat, dat in elke provincie zal worden ingericht, duurt drie jaar en leidt dan tot een certificaat. Voor directeurs in het katholiek secundair onderwijs bestaat er al een postgraduaat, maar dan in samenwerking met de Universiteit Antwerpen. Het gemeenschapsonderwijs werkt dan weer samen met de Universiteit Gent voor zijn directeursopleiding, die één jaar duurt. Daarnaast heeft de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG) dan nog een tweejarige opleiding voor directeurs, die zij zelf organiseert. Dat is dus allemaal een beetje apart, maar het wordt toch allemaal wel georganiseerd.
Minister, vandaar mijn vier concrete vragen. Wat is uw visie wat deze evolutie betreft? In welke mate zijn deze opleidingen in lijn met het kernprofiel van de schooldirecteur? In welke mate wordt tussen de opleidingen samengewerkt? Zijn er vrijstellingsmogelijkheden indien schooldirecteurs van opleiding wisselen?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Aansluitend op de vraag van collega Van den Berghe: Katholiek Onderwijs Vlaanderen kondigde heel recent aan vanaf het schooljaar 2025-2026 een postgraduaat voor startende directeurs en adjunct-directeurs in het basisonderwijs te zullen aanbieden. De opleiding zal drie jaar duren en leidt tot een officieel certificaat. Het betreft geen voltijdse opleiding, maar wel enkele dagen per jaar. Met dit postgraduaat krijgt de bestaande, interne opleiding die directeurs van basisscholen nu al krijgen, een upgrade, want de KU Leuven en de katholieke hogescholen brengen hun knowhow en wetenschappelijke expertise in.
De thematiek van de schooldirecteurs kwam al vaker aan bod in deze commissie. Er zijn verontrustende cijfers over het ziekteverzuim bij schooldirecties, maar ook het aantal directiewissels, voornamelijk vanuit het basisonderwijs, is niet te negeren.
Aan het begin van dit schooljaar deed ik nog een begraving, ik bedoel bevraging, bij de schooldirecteurs uit het basisonderwijs. Daarin kwam duidelijk naar voren dat, als ze er de tijd voor vinden of kunnen maken, schooldirecteurs ten zeerste vragende partij zijn voor verdere professionalisering. Een postgraduaat is daartoe wel een interessante vorm van professionalisering.
Minister, ik heb de volgende vragen voor u. Welke maatregelen zult u nog nemen om de schooldirecties en -teams uit het basisonderwijs nog meer te ondersteunen op het vlak van professionalisering? Welke andere initiatieven zult u nemen om onderwijsmensen ertoe aan te zetten een functie als directielid op te nemen? Welke maatregelen zult u nemen om ervoor te zorgen dat onze huidige schooldirecteurs ook aan boord blijven?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is natuurlijk prima dat er zulke initiatieven ontstaan. Dat past ook bij de aanpak en de ambitie die ik had vooropgesteld en waarbij er fasegewijs wordt gewerkt. Ten eerste werd gestart met een betere verloning van de directeurs, waarbij we uitgaan van een loonspanning van minstens 35 procent in een volgende regeerperiode en 31 procent in deze regeerperiode. Dat hebben we ondertussen gerealiseerd, wat wil zeggen dat een directeur 31 procent meer verdient dan een leerkrachtfunctie. Ten tweede zijn we vervolgens met de diverse sociale partners enige tijd bezig geweest met het uittekenen van een kernprofiel van directeur of schoolleider. Ook dat is afgerond.
Nu gaan we vervolgens naar een gemeenschappelijke opleiding, als het even kan, of alleszins naar opleidingen met dezelfde sokkel, dezelfde basis, aangezien bepaalde kennis en vaardigheden ter zake dezelfde zijn voor alle koepels en netten.
Wat de praktische modaliteiten betreft van wat werd aangekondigd: daar heb ik nog niet echt een zicht op. Ik ben wel verheugd, zoals gezegd, dat er wordt vastgesteld dat er nood is aan opleiding, aan verdere professionalisering voor schooldirecteurs. Het kernprofiel vormt de basis voor die verdere professionalisering. Ook de Commissie van Wijzen benadrukt in haar rapport het belang van goed opgeleide schoolleiders.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen communiceerde over de nieuwe opleiding, en zei ook expliciet dat de opleiding het kernprofiel als uitgangspunt heeft. Ik ga ervan uit iedereen zal gebruikmaken van dat kernprofiel om verder gestalte te geven aan het professionaliseringsaanbod, aangezien het kernprofiel duidelijk en zichtbaar maakt waar leiderschap in scholen eigenlijk over gaat. Het kernprofiel zet dus de neuzen in dezelfde richting, maar dat belet natuurlijk ook niet dat onderwijsverstrekkers daar nog eigen pedagogische inzichten, een eigen pedagogische project aan kunnen toevoegen.
Dit initiatief past natuurlijk ook in de engagementsverklaring die overeengekomen is met de lerarenopleidingen. Daarin engageert het hoger onderwijs zich om samen met het werkveld een algemeen geharmoniseerd kader voor de opleiding van schoolleiders te bewerkstelligen.
U weet natuurlijk dat de professionalisering van schoolleiders behoort tot de autonomie en verantwoordelijkheid van de werkgever, dus van het schoolbestuur. We voorzien daarvoor als overheid ook nascholingsmiddelen. Die middelen hebben we vanaf dit jaar voor het basisonderwijs verdubbeld en voor het secundair onderwijs met 50 procent verhoogd. Een schoolbestuur kan ervoor kiezen om die middelen in te zetten voor eigen pedagogische begeleidingsdiensten of voor externe organisaties.
Het GO! en de onderwijskoepels bieden soms via hun pedagogische begeleidingsdiensten maar ook via externe partners al ondersteuning in opleiding aan. Ze bereiken hiermee zowel starters als mensen die al langer in de job staan.
Naast het kernprofiel, het verhogen van het professionaliseringsbudget en de rol van de pedagogische begeleidingsdiensten hebben we deze regeerperiode ook nog enkele extra initiatieven genomen. Zo hebben we gedurende de schooljaren 2021-2022 en 2022-2023 tien professionaliseringsprojecten voor schoolleiders van het basis- en secundair onderwijs ondersteund. Die projecten richtten zich op de versterking van het onderwijskundig leiderschap of op het versterken van het leiderschap in functie van een betere schoolorganisatie. Die projecten werden ook wetenschappelijk opgevolgd, en de bevindingen kunnen meegenomen worden in de uitwerking van verdere initiatieven. Het rapport en een praktijkgids zijn gepubliceerd op onze website onderwijsonderzoek. Eind volgende maand organiseren we hierrond ook een studiedag.
Van 1 april 2021 tot februari 2022 voerden de Universiteit Gent en de Arteveldehogeschool op mijn vraag een onderzoek uit rond het versterken van het welzijnsbeleid in scholen. Ook daaraan werd een inspiratiegids gekoppeld. Die richt zich expliciet tot de schoolbesturen. Zij spelen als werkgever een belangrijke rol in het beleid inzake psychosociaal welzijn in scholen. Op het preventieve vlak moet ook het welzijn van hun directeurs bewaakt worden.
Tot slot zorgde cao XII voor een financiële waardering van de directeur via een eerste trap van de gefaseerde aanpak die we ondertussen hebben doorgevoerd. Dat belet niet dat er nog een inspanning wacht van 4 procent, die we tijdens de volgende regeerperiode zouden moeten kunnen bewerkstelligen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik ben blij dat u, naast die opleiding, ook aandacht besteedt aan de verdere professionalisering. Want het moment dat directeurs hun opleiding voltooid hebben, is eigenlijk nog maar het begin. Die professionalisering en begeleiding zijn dan heel belangrijk om zich verder te ontwikkelen als directeur en om de job op lange termijn vol te houden, opdat er geen uitval is.
Ik weet ook dat u er niets aan kunt doen dat de koepels, het GO! en OVSG zelf initiatieven nemen om die opleidingen te organiseren, al moeten ze zich uiteindelijk wel richten op dat kernprofiel. Het is wel belangrijk dat die opleidingen gericht en doeltreffend zijn.
Minister, ik heb hierover de volgende vraag aan u over die kerncompetenties. Ik wil zeker niet aandringen op controle of pamperen, maar zult u met uw kabinet in de toekomst regelmatig overleg blijven hebben met de koepels en met het gemeenschapsonderwijs om na te gaan of die opleidingen voldoen op het vlak van kerncompetenties en of bepaalde zaken nog ondersteund kunnen worden? Het mag daarbij zeker niet de bedoeling zijn om te pamperen of extra regels op te leggen, ik vind ook dat we die mensen vrijheid en vertrouwen moeten geven. Maar dat kan misschien wel eens bekeken worden. Ze kunnen op die manier misschien eveneens leren van elkaar. Ik vind het wel belangrijk dat ze niet elk op hun eigen eiland werken maar ook kunnen leren en evalueren als ze die opleidingen geven en misschien ook interessante cases met elkaar kunnen uitwisselen. Hoe ziet u dat, minister? Ik vind wel dat het moet gebeuren op een constructieve manier, zonder te pamperen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister.
We hebben het hier al vaak gehad over het beleidsvoerend vermogen van scholen dat onder druk staat, en dat gekoppeld aan de uitval van directeurs. We zijn soms wel in een begrafenisstemming als we het daarover hebben – ik had het daarnet over ‘begraving’ in plaats van een ‘bevraging’, een slip of the tongue. Dat schooldirecteurs vragende partij zijn voor professionalisering, is algemeen geweten en bekend. Ik denk dat we er alles aan moeten doen om hen daar ook in te ondersteunen. De opleiding tot schooldirecteur, het vormgeven van wat we dan precies verwachten van die opleiding, daar zijn stappen in gezet.
Ik verwijs ook graag naar goede initiatieven die er zijn om directeurs gedurende hun loopbaan ook samen te brengen. Er is een mooi initiatief van de Vereniging Leidinggevenden Vlaams Onderwijs (VLVO), Directies Coaching en Mentoring (DiCoM), waarbij er intervisiemomenten bestaan. Ik hoor van directeurs dat dat voor hen ook een zeer welgekomen iets is om eens uit te wisselen, los van de eigen achterban, los van de eigen school.
Maar u startte, minister, met de verloning van de directeurs. Sta mij toe om nogmaals op dezelfde nagel te kloppen. U had het over de loonspanning van de directeurs. Ik herhaal graag nog een keer mijn vraag om ook werk te maken van die loonspanning bij de adjunct-directeurs. Ik weet dat dat een herhaling is, maar goed, ik blijf op die nagel kloppen, omdat ik het echt wel belangrijk vind en ook op het terrein zie dat het bij scholen die echt werk willen maken van een modern hr-beleid en een directieteam vaststellen, dan ook nodig is dat we hen op dezelfde manier valoriseren. Idem dito ook voor de directeurs van het CLB en de directeurs van de internaten, want dat is ook wel belangrijk, denk ik.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat we al een grote inspanning gedaan hebben. Je kunt zeggen dat iedereen meer moet krijgen, dat is inderdaad betrekkelijk gemakkelijk, maar ik denk dat we grote inspanningen hebben gedaan en ook gezorgd hebben voor niet alleen het loon van de directeurs, maar ook de ondersteuning, wat belangrijk is. Ik weet dat dat door het grote getal, zeker in kleine scholen en zeker als het gaat over basisscholen, maar in beperkte mate tot op de schoolvloer komt. Maar ook inzake de beleidsondersteuning en de creatie van een adjunct-directeur en de mogelijkheid voor scholen om zelf keuzes te maken om de toegekende middelen te besteden aan een adjunct-directeur dan wel aan beleidsondersteuning: ook daar hebben we eerst een bedrag van 23 miljoen euro uitgetrokken en dat vervolgens nog eens verhoogd door het mogelijk maken van de figuur van adjunct-directeur. We hebben net die figuur gecreëerd, dus laat ons eerst stappen en dan lopen, alleszins in het basisonderwijs. Dan sluit ik in de toekomst vanzelfsprekend niets uit, maar je kunt niet zomaar alles beloven. Het zal voor een volgende regering ook de ambitie moeten zijn om nog te zorgen voor extra middelen voor het onderwijs. In de afgelopen periode zijn we gegaan van iets onder de 13 miljard euro naar 16 miljard euro, dat is dus een gevoelige toename van de onderwijsbudgetten.
Inzake professionalisering zijn er die extra nascholingsmiddelen die we bieden, zeker voor het basisonderwijs – plus 100 procent –, en voor het secundair onderwijs is het plus 50 procent. Dat biedt mogelijkheden, ook voor de directeurs. Maar ik vind het wel belangrijk dat we ook de afspraak hebben gemaakt in het kader van de engagementsverklaring met de lerarenopleiding dat we ook zorgen voor een overlegplatform tussen de lerarenopleidingen en het afnemende veld, wat eigenlijk tot op heden niet bestond. Dat geven we nu vorm: we zijn nu bezig met het afkloppen van de samenstelling, met de ambitie om ervoor te zorgen dat er mensen uit de praktijk in zitten, waarbij de onderwijsverstrekkers aan tafel zitten samen met de lerarenopleidingen. Maar er moet dus meer overlegd worden tussen de lerarenopleidingen en het afnemende veld. Dat gaat dan zowel over de inhoud van de lerarenopleiding als bijvoorbeeld ook over de samenwerking inzake de opleiding van directeurs. Ik verwacht wel dat we die samenstelling binnen dit en een maand ook kunnen afkloppen en daarmee van start kunnen gaan. Het is dus niet de bedoeling dat de ‘usual suspects’ daarin zitten, namelijk de leidende figuren van bijvoorbeeld de onderwijsverstrekkers, maar echt mensen uit de praktijk – directeurs en anderen –, zodat mensen uit de praktijk met elkaar in overleg kunnen gaan.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik kan de opmerking van collega Vandromme wel begrijpen. De taken die adjunct-directeurs in grotere secundaire scholen uitvoeren, zijn gigantisch, als we het over beleidsvoerend vermogen en human resources hebben. Ik wil daarmee geen afbreuk doen aan de taken die de directeur doet, maar die adjunct-directeur is van onschatbare waarde om de school te laten draaien.
Natuurlijk, je hebt enerzijds het loon en anderzijds de waardering. Ik weet ook dat niet alles in een keer kan worden betaald. Maar ik vind het wel een opmerking die we moeten meenemen, zeker naar waardering toe. Die mensen doen heel veel werk, veelal op het niveau van de directeurs. Ik sluit me aan bij collega Vandromme.
Dit is een thema dat we verder moeten volgen. Ik vind de initiatieven die worden genomen zeer goed. Ik ben ook heel blij dat er in vergelijking met pakweg vijf, zes, zeven jaar geleden nu eindelijk veel meer aandacht wordt besteed aan de opleiding en de coaching en de begeleiding van directeurs. Dat is een enorm positieve evolutie. Het is belangrijk dat we dat blijven opvolgen en kijken hoe we de koepels en het gemeenschapsonderwijs kunnen blijven ondersteunen en helpen om het op termijn nog beter te maken.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoorden, minister.
Ik volg u dat we er alles moeten aan doen om onze directeurs te versterken, maar ik blijf mijn oproep herhalen om zeker ook de leerkrachten of de directieteams in hun geheel te versterken. En ja, ik durf ook te pleiten voor de versterking van de directeurs in het CLB en in de internaten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.