Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Sinds de coronapandemie hebben leerlingen in Vlaanderen heel wat leerachterstand opgelopen. In reactie hierop richtte u in 2020 voor het eerst een zomeraanbod in: de zomerscholen. Gedurende minstens twee weken in de zomervakantie kunnen leerlingen werken aan kennis en vaardigheden waar ze in het schooljaar een zekere achterstand in hebben opgebouwd, in combinatie met een vrijetijdsaanbod. Het aanbod is volledig gratis. Het nut in de strijd tegen de leerachterstand werd ook reeds aangetoond in een studie van de KU Leuven.
De zomerscholen waren meteen een schot in de roos. Sindsdien zijn het aantal aanvragen en ingeschreven leerlingen alleen maar in stijgende lijn gegaan. Ook toen het ergste van de coronapandemie achter de rug was, bleven scholen, ouders en leerlingen er het nut van inzien. Zeker in de voorbije zomer van 2023 was er een explosie in het aantal leerlingen: een stijging van maar liefst 43 procent of 4836 leerlingen. Opvallend daarbij is dat het laatste jaar de zomerscholen enorm hard hebben gefocust op Nederlands en wiskunde.
Binnenkort stromen de aanvragen voor de zomerscholen van 2024 opnieuw binnen. Ik kan alleen maar verwachten en hopen dat het succes zich voortzet. Intussen lijkt het me daarom ook tijd om het aanbod eens grondig te evalueren zodat er zeker geen kansen onbenut worden gelaten.
Ik heb daarover volgende vragen.
Welke signalen ontvangt u uit het onderwijsveld over de zomerscholen? Leveren zij het gewenste resultaat op in de strijd tegen leerachterstand? Waar kunt u uw beleid nog wijzigen om aan hun vragen tegemoet te komen? Wordt daarbij ook gekeken naar het subsidiebedrag?
Zijn er regio’s of andere parameters waar het aanbod lager ligt? Is daar ook minder nood aan zomerscholen? Zult u op basis van de beschikbare cijfers hierop sensibiliseren of het aanbod aanpassen aan de noden?
Zult u, gezien het overdonderende succes, de budgetten voor zomerscholen eventueel verhogen? Zullen hier ook gekleurde middelen bij zitten voor bijvoorbeeld een focus op Nederlands en wiskunde, of om extra kansarme leerlingen aan te trekken? Hebt u nog andere mogelijkheden voor ogen?
Wat is uw toekomstperspectief met betrekking tot het concept van de zomerscholen? Wilt u ze in hun huidige vorm behouden? Hebt u verdere verfijningen voor ogen? Kunt u dit toelichten?
Minister Weyts heeft het woord.
We zijn daar ten tijde van de coronapandemie eigenlijk een beetje kwansuis mee begonnen. Dat was een ogenblikkelijk succes, en dat is steeds toegenomen en aangegroeid. Vorig jaar zijn we voor alle indicatoren gegroeid. Er waren 122 unieke organisatoren die vorig jaar een zomerschool organiseerden, daarvan waren er 78 gemeenten en 44 scholen. In totaal zijn er meer dan 15.700 plaatsen voorzien. Er namen uiteindelijk 12.328 leerlingen effectief deel in 206 zomerscholen verspreid over Vlaanderen.
We slagen erin om een nieuw aanbod te simuleren en lokale besturen en scholen te overtuigen om mee op de trein te springen. Om u een idee te geven: van de 44 scholen die een zomerschool inrichtten in 2023, waren er 21 scholen die voor het eerst zijn ingestapt. Je hebt ook een hoge mate van retentie, namelijk dat degene die er één keer mee begonnen zijn, niet meer afhaken. Integendeel, we zien onmiddellijk dat er in hoofde van leerlingen en ouders meteen een vraag wordt gecreëerd. Het is een perpetuum mobile: zodra men gestart is, is er bijna geen weg terug. Dat is natuurlijk goed.
Als ik vergelijk met 2021, zie ik een sterke toename wat betreft het effectieve aantal leerlingen. In 2021 zaten we op 7700 leerlingen die effectief deelnamen, nu is dat 12.328 om precies te zijn. Dat is dus een toename met 42 procent.
Aangezien de inschrijving kosteloos is, was er aanvankelijk de vrees dat men zich wel zou inschrijven maar misschien niet effectief zou deelnemen. We zien dat het percentage effectieve deelnames is toegenomen. In 2021 was dat 67 procent, nu zijn we gestegen naar 78 procent. Dat is, denk ik, ook wel een goed percentage.
Inhoudelijk geven we in de oproep voor de projecten zomerscholen de vraag mee, zij het zonder daarin te stringent te zijn, om te focussen op wat ik altijd de essentie noem, namelijk Nederlands en wiskunde. Dat was ook de afgelopen jaren zo. We zien ook wel dat dat gevolgd wordt. 99 procent van de zomerscholen zet in op Nederlands, en bijna 80 procent op wiskunde. Dat wordt dus gevolgd, maar opnieuw, we zijn daar niet te stringent in. We vragen het gewoon. Maar je ziet dat dat ook op het terrein wel wordt gedragen, dat men daar ook dezelfde bezorgdheid heeft, zeker als het gaat over Nederlands, maar die 80 procent voor wiskunde spreekt eigenlijk ook boekdelen.
De voorbije jaren gebeurde er al wel wat onderzoek naar het effect van zomerscholen op leerachterstand. Verleden jaar was er de studie van professor De Witte en Letizia Gambi van de KU Leuven die een positief effect van zomerscholen vaststelde dat aantoont dat zomerscholen wel degelijk het leerverlies qua Nederlands en wiskunde tegengaan. Die ervaring wordt enkel maar bevestigd door heel veel leerkrachten, zeker in het basisonderwijs. Zij zeggen dat men hun in september niet hoeft te vertellen welke leerlingen de zomerschool hebben gevolgd, dat ze die er zo uitpikken. Dat is misschien het mooiste compliment.
We blijven de zomerscholen natuurlijk evalueren en monitoren. Momenteel voert het Expertisecentrum Onderwijs en Leren van Thomas More een evaluatieonderzoek uit naar de zomerscholen van 2023, waarbij ook wordt voorzien in een financiële analyse van de werking van de zomerscholen. Niettegenstaande de schitterende cijfers blijven we dus gewoon wel de vinger aan de pols houden en verbeterpunten detecteren.
Om organisatoren van zomerscholen dit jaar te ontzorgen, heb ik samen met de minister van Binnenlands Bestuur, mijn collega Rutten, een overheidsopdracht uitgeschreven om de technisch-administratieve drempels voor zomerscholen te detecteren. We willen dat het inhoudelijke materiaal dat de vorige jaren werd ontwikkeld en digitaal ontsloten – ik denk dat we dat ook via KlasCement hebben gedaan – ook wordt gevalideerd. Daardoor helpen we de organisatoren ook om zich te focussen op een nog betere kwaliteit van het aanbod.
Ik hoop ook dat het onderzoek van Thomas More ook wel wat extra inzichten oplevert over waarom hier dan weer niet voor wordt gekozen, dus hoe we nog meer lokale besturen of scholen over de drempel kunnen trekken, welke obstakels daar nog zijn, zodat we de 10 miljoen euro die we recurrent hebben uitgetrokken, uiteindelijk maximaal kunnen uitputten. Daar is immers nog wel enige marge. Er is dus nog groeipotentieel. Daarom heb ik samen met collega Rutten ook een tweede overheidsopdracht uitgeschreven om potentiële organisatoren te stimuleren om zo’n zomerschool in te richten of om in nog meer plaatsen te voorzien. De opdrachtnemer van die communicatieopdracht moet onder andere op basis van concrete strategieën wel wat flexibele oplossingen aanreiken.
Momenteel voorzien we dus in een budget van 10 miljoen euro. In gekleurde middelen is momenteel niet voorzien. Ik denk ook niet dat dat nodig is. Dat loopt goed, dus laten we dat niet opnieuw in bepaalde hokjes gaan vastleggen. Thomas More stelde bijvoorbeeld in haar onderzoek vast dat bijna de helft van de leerlingen die deelnamen, aangaf thuis met niemand Nederlands te spreken. Maar liefst 44 procent van de coördinatoren plande een aanbod voor OKAN-leerlingen (onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers). In 2020 werden de meeste zomerscholen nog ingericht met het oog op het bereiken van leerlingen met leerachterstand, kansarme leerlingen en anderstalige leerlingen. We willen de organisatoren van zomerscholen natuurlijk ook geen extra planlast bezorgen. Verregaand kleuren zou ik dus echt niet gaan doen, want dat vereist natuurlijk ook verantwoording en dus planlast. Ik denk dat het aanvraagformulier zoals dat momenteel bestaat betrekkelijk laagdrempelig is. Ik wil dat ook zo houden.
Verder wacht ik het evaluatieonderzoek af, dat ten laatste op 30 april zou worden opgeleverd.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoorden, minister. Ik weet dat sommige lokale besturen inderdaad wat terughoudend zijn om het te organiseren wegens praktische bezwaren of om andere redenen. De lokale besturen die het wel doen, hebben ofwel een sterke dienst Onderwijs of werken samen met een organisatie die hen ondersteunt en bepaalde praktische, logistieke zaken overneemt. Daardoor wordt het haalbaar voor zo’n lokaal bestuur.
U sprak over een studie en over een overheidsopdracht die u hebt uitgeschreven om lokale besturen nog meer over de drempel te trekken om eraan deel te nemen. Het is nu al februari. Zult u de bevindingen daarvan meenemen voor de aanvragen van dit jaar of is dat eerder iets voor volgend jaar? Want de vorige jaren moesten scholen nogal kort voor de zomervakantie een aanvraag doen of kregen ze dan pas zicht op die subsidie. Loopt die timing dit jaar ongeveer gelijk? Of komt alles al wat vroeger? Zeker voor besturen die het voor de eerste keer organiseren, is het wel belangrijk dat ze wat zicht krijgen op die subsidie, omdat het kostenplaatje altijd meespeelt. Het is toch wel belangrijk om te kunnen melden dat het, wanneer je het op een juiste manier organiseert, perfect mogelijk is om binnen die subsidie te organiseren. Hoe sneller een bestuur daar een zicht op kan krijgen, hoe sneller het misschien ook gemotiveerd is om die stap te zetten. U zei dat er nu 78 gemeentes meedoen. Ik denk dat er inderdaad nog wel wat groeimarge is.
Een belangrijke zaak die u meegaf, was dat de KU Leuven aangaf dat zomerscholen belangrijk zijn om leesverlies tegen te gaan, eerder dan voor het wegwerken van een achterstand. Ik denk dat dat ook iets heel belangrijks is dat we in de communicatie moeten meenemen en gebruiken om leerlingen te stimuleren om deel te nemen aan die zomerscholen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij deze vraag om uitleg. Ik heb in het verleden ook al vragen gesteld over die spreiding, minister. Ik denk inderdaad dat het belangrijk is om besturen in gebieden waar er nog geen zomerscholen zijn en waar er wel potentieel is, aan te spreken.
Dan zet ik even met mijn petje van lokaal bestuurder op. Ik sluit mij aan bij de vraag van collega Krekels over de timing van de nieuwe oproep rond de zomerscholen. Ik hoor in mijn gemeente al vragen of ze opnieuw zullen plaatsvinden. We zijn er graag vroeg bij om alles goed te organiseren, lokalen te reserveren, mensen aan te spreken. Ik hoop dus op een snelle timing.
Minister, ik hoor u graag zeggen dat de kleuring van de middelen niet nodig is, dat men op het terrein goed aanvoelt wat de noden zijn van de leerlingen en dat gekleurde middelen vooral planlast veroorzaken. Ik heb dat genoteerd. Ik heb dat goed gehoord, en ik hoop dat we dat niet alleen in de zomerscholen maar ook in ons gewoon leerplichtonderwijs, in het secundair onderwijs en zeker in het basisonderwijs, kunnen toepassen, vertrekkende vanuit vertrouwen in het veld en om planlast te vermijden.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de mogelijkheden tot samenwerking betreft: lokale besturen en scholen kunnen perfect met een derde partner samenwerken. Maar het is wel een van de twee die formeel het initiatief moet nemen en de trekker moet zijn.
Ten tweede lopen er inderdaad overheidsopdrachten, die nog voor de start van de zomerscholen opgeleverd zullen worden. Maar we gaan niet wachten op een en ander en ervoor zorgen dat we vroeg genoeg zijn met de oproep, die nu voor advies voorligt bij de Inspectie van Financiën. Zodra het daar gepasseerd is, kunnen we vrij snel gaan met het lanceren van de oproep. Ik denk dat we er nog nooit zo vroeg bij geweest zijn, al zal datg ongetwijfeld voor sommige scholen ook niet het juiste moment zijn, die vinden dat het nog te veraf is. We zullen die oproep misschien nog eens moeten herhalen, dat weet ik niet. Maar voor elke timing valt wel iets te zeggen en tegen elke timing valt ook wel iets in te brengen.
Wat natuurlijk ook wel een bezorgdheid is, is de regionale spreiding. Dat is zeker zo. Als je spreekt over de dertien centrumsteden, dan zie je dat elf van de dertien betrokken centrumsteden minstens één zomerschool aanbieden. In veel betrokken steden is dat schier onvoldoende, natuurlijk.
Voor de gemeenten die staan gekwalificeerd als ‘gemeente met economische aantrekking’ is dat nog maar een op de drie, dus 25 van de 74 besturen. De helft van de kustgemeenten doet mee, en 40 procent van wat we de ‘verstedelijkte gemeenten’ noemen. Er zijn er 25 met die titulatuur. Dus, 10 op de 25 hebben daar de rol van organisator opgenomen.
Het valt tegen dat er in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest maar één gemeente meedoet: Sint-Jans-Molenbeek. Ze doet dat wel al voor de derde keer op rij, blijkbaar met succes, maar dat slaat nog niet over op andere gemeenten. Dat is spijtig. Ik doe een warme oproep aan de collega’s die iets te zeggen hebben in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest om dat meer aan te moedigen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden.
Ik ben samen met u blij met het succes van de zomerscholen. Ik hoop uiteraard dat het zich nog verder kan spreiden en dat er, door de natuurlijke focus die gemaakt wordt op wiskunde en Nederlands, geen kleuring nodig is. Dat is meegenomen.
Verder zullen we kijken naar de evaluatie van 30 april. We volgen dat op. We verwachten dat daar opnieuw mooie cijfers kunnen worden neergelegd.
Hartelijk dank voor het initiatief.
De vraag om uitleg is afgehandeld.