Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de maatregel individueel maatwerk (IMW) loopt intussen meer dan een half jaar. De maatwerkbedrijven en andere organisaties, zoals de sociale tewerkstellingsondernemingen binnen de sociale economie, hebben jarenlang contacten opgebouwd met de dienst voor intensieve dienstverlening binnen VDAB, in functie van een vlotte bemiddeling voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Vandaag wordt verwacht dat de sectorale bemiddelaars van VDAB de bemiddeling op zich nemen voor IMW.
Bovendien mogen organisaties en bedrijven binnen de sociale economie die zelf reeds contact hebben met een persoon die mogelijk in aanmerking komt voor een ticket IMW, volgens het huidige kader niet zelf meer het initiatief nemen ten aanzien van VDAB om een indiceringsproces te initiëren, terwijl het voor de betrokken personen vaak een enorme administratieve drempel is om zelf de stap te zetten naar VDAB om een indiceringsproces op te starten.
Dit betekent een enorme vertraging voor de samenwerking tussen VDAB en de bedrijven en organisaties binnen de sociale economie die mensen met een ticket IMW willen tewerkstellen.
Minister, hebt u ook die signalen van ongerustheid ontvangen uit de sector en bent u hierover al in overleg gegaan? Welke signalen ontvangt u vanuit VDAB over de toeleiding naar IMW? Hebben sectorale bemiddelaars bij VDAB voldoende kennis en ervaring om een afweging te maken in het kader van IMW? Vindt u het wenselijk dat maatwerkbedrijven, sociale tewerkstellingsondernemingen en andere organisaties binnen de sociale economie een rechtstreekse lijn kunnen behouden met de dienst voor intensieve dienstverlening, ook als het gaat over bemiddeling voor IMW en het initiëren van een indiceringsproces?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Annouri, laat me starten met te zeggen dat ik regelmatig in contact sta met de sector. Ons kabinet en de administratie volgen de uitrol van de maatregel op de voet op, zowel voor de kant van de reguliere als van de sociale economie. Er is regelmatig overleg tussen de betrokken stakeholders, waaronder zeker ook VDAB, om tijdig signalen op te vangen en hiervoor tot gedragen oplossingen te komen. Ik deel wel de bezorgdheid rond de toeleiding en ik heb aan mijn diensten gevraagd om te komen tot voorstellen om de vertraging tegen te gaan.
Het is belangrijk om te onderstrepen dat we ervoor hebben gekozen om IMW niet voor te behouden voor een beperkte groep ondernemingen met een erkenning. De doelstelling is net om deze personen volledig te integreren in de reguliere arbeidsmarkt. IMW is een financiële incentive aan alle werkgevers uit alle sectoren die personen met een arbeidsbeperking willen aanwerven of tewerkstellen, bijvoorbeeld personen die re-integreren en behoefte hebben aan ondersteuning. Het moet kansen geven aan deze groepen om een tewerkstelling mogelijk te maken.
Hier komen twee kernopdrachten van VDAB samen: ten eerste werkgevers en werkzoekenden matchen en ten tweede een behoefte aan ondersteuning aan IMW vaststellen.
VDAB heeft in de eerste zes maanden van 2023, voor de opstart van het IMW, meer aanvragen voor indicering ontvangen voor de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP), de lokale diensteneconomie (LDE), de sociale inschakelingseconomie (SINE) en maatwerkafdelingen, de vier maatregelen die ingekanteld zijn in IMW. De LDE-organisaties hebben hun contingent maximaal ingevuld om een beroep te kunnen doen op de overgangsmaatregelen. De personen die toen zijn aangeworven, kunnen hun LDE-traject afwerken, dus voor een periode van maximaal vijf jaar. Verder heeft VDAB ook bijkomende inspanningen gedaan om de screenings uit te voeren die de organisaties moesten toelaten om de overstap naar IMW te zetten.
Met de komst van IMW blijft het aantal aanvragen tot indicering bij VDAB hoog, en dit doet ons uiteraard plezier, want het geeft ook aan dat burgers hun weg naar de maatregel vinden en erin geloven. Eind januari waren er al 13.143 werkzoekenden zonder werk met een geldig advies IMW. Zodra de werkgever deze personen aanwerft, kan de werkgever dus de premie IMW aanvragen bij het Departement Werk en Sociale Economie (WSE). Eind januari waren er 3.528 premies IMW toegekend.
Ondanks de inspanningen die VDAB heeft geleverd om de indicering van IMW voor te bereiden, merken we dat de doorlooptijden voor indicering momenteel te lang zijn. De hoge piek aan aanvragen net voor IMW speelt hier zeker een rol in.
Voor uw vraag rond de sectorale bemiddelaars geef ik graag het volgende mee. Het was een bewuste keuze om IMW voor alle werkgevers mogelijk te maken. We streven immers naar een inclusieve arbeidsmarkt met meer tewerkstellingskansen voor mensen met een arbeidsbeperking. Het was dan ook een bewuste keuze om de maatregel zo breed mogelijk te doen landen bij VDAB en bij alle sectorale bemiddelaars en ons niet te beperken tot de bemiddelaars van de intensieve dienstverlening alleen.
Van sectorale bemiddelaars verwacht VDAB dat zij de doelgroep IMW herkennen, dus het vermoeden van een zekere afstand tot de arbeidsmarkt of een arbeidsbeperking vaststellen. Vanuit die vaststelling doen zij een beroep op indiceerders binnen VDAB in functie van het bepalen van de ondersteuningsnood. We verwachten dus niet van alle VDAB-bemiddelaars dat zij burgers kunnen indiceren. We verwachten wel dat zij de doelgroep kunnen detecteren, alsook dat zij met deze klanten aan de slag kunnen, zodra zij het advies gekregen hebben.
De maatwerkbedrijven en voormalige LDE-organisaties worden, zoals andere werkgevers, al betrokken in de indicering van hun werknemers. Met toestemming van de persoon kunnen zij informatie over het arbeidsmatig functioneren aanleveren om de indicering uit te voeren. VDAB bekijkt hoe de communicatie hierover beter verspreid kan worden, zodat het voor werkgevers duidelijker is om welke informatie het gaat en wat de verwachte volgende stappen zijn. De beslissing over het advies en het al dan niet delen van deze informatie is een beslissing van de burger.
Ik heb VDAB gevraagd om te bekijken hoe de doorlooptijden kunnen worden ingekort. Ik merk dat er al heel wat inspanningen zijn gebeurd op dat vlak. Ik blijf dit ook nauwgezet opvolgen, want laat het duidelijk zijn dat het een gedeelde zorg is. Dat is een terechte opmerking. OCMW’s die een samenwerkingsovereenkomst met VDAB hebben, kunnen bijvoorbeeld ook indiceren. Dat is niet onbelangrijk. Dit komt ook de doorstroom van personen met een tijdelijke werkervaring, de zogenaamde ‘artikel 60’ers’, naar IMW ten goede. Ik zie potentieel om het aantal samenwerkingsovereenkomsten tussen VDAB en de OCMW’s te verhogen zodat we nog veel meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt bereiken en nog veel meer mensen op die manier kunnen indiceren.
Verder onderzoeken we ook of er drempels in het proces zijn die we kunnen uitschakelen. Zo kregen recent alle personen met een geldig advies collectief maatwerk in hun dossier ook een advies IMW voor dezelfde duurtijd. Hierdoor moeten personen die hun advies collectief maatwerk voor de inwerkingtreding van IMW kregen, niet langer een aanvraag bij VDAB indienen en moeten VDAB-bemiddelaars dit niet langer administratief onderzoeken.
U ziet, collega, dat dit een ‘ongoing process’ is. We staan in contact met de stakeholders van de sector en zoeken naar gedragen oplossingen om wel degelijk van het IMW een groot succes te maken. Dit moet ons helpen om de arbeidsmarkt nog inclusiever te maken dan ze vandaag is.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is alvast belangrijk dat u de alarmsignalen en de ongerustheid in de sector heel duidelijk hoort, want heel wat mensen maken zich zorgen.
Er komen verschillende factoren samen. Toen de LDE is afgeschaft, was er voor heel wat mensen geen plek in het collectief maatwerk, waar u daarnet naar hebt verwezen. Die mensen lopen nu wat verloren. Als het gaat over VDAB, heb je ook wel de nodige expertise nodig, waarbij de vraag kan worden gesteld of die er altijd is, om te weten hoe je die mensen op de juiste manier kunt begeleiden en de juiste ondersteuning kunt geven in het hele traject. Bovendien denk ik dat in heel deze zaak waar we, zoals u zelf zegt, een inclusieve arbeidsmarkt van moeten maken, je niet zomaar op zoek moet gaan naar mensen voor vacatures, maar dat je ook gewoon moet nadenken over hoe je vacatures kunt aanpassen, zodat die aansluiten bij wat die mensen kunnen, om ervoor te zorgen dat je zo inclusief mogelijk werkt en dat mensen hun plek op de arbeidsmarkt kunnen vinden. Ik denk dat dat een doelstelling is. Over de manier waarop men daarnaartoe moet gaan, verschillen we misschien van mening, maar dat is toch een doelstelling die we allemaal met elkaar delen.
Ik kom terug op uw eerste punt. U hebt gezegd dat u aan VDAB de opdracht hebt gegeven om een paar onderzoeken te doen en aan uw diensten hebt gevraagd om in kaart te brengen welke drempels, problemen en bezorgdheden er zijn. Kunt u mij vertellen wanneer u een duidelijk antwoord verwacht en wanneer wij dat zouden kunnen krijgen? Want op dit moment is er onzekerheid. Iemand zei dat de onzekerheid voor sommige mensen in de sector zelfs moordend is, echt niet gezond, en dat het gaat over heel kwetsbare profielen. Wanneer denkt u duidelijk in kaart te krijgen welke drempels er allemaal zijn? Wanneer komen uw diensten met een analyse, een plan, suggesties of voorstellen om effectief in de praktijk om te zetten zodat hier zo snel mogelijk werk van kan worden gemaakt?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor de vraagstelling. IMW ligt mij ook heel nauw aan het hart. Ik had een schriftelijke vraag opgemaakt over de cijfers. Misschien horen we andere mensen, collega, maar op het terrein hoor ik toch een ander, meer hoopvol signaal en ook het signaal dat men dit nog bekender moet maken. De initiëring kan inderdaad vlotter, minister. Ook daar moeten we de vinger aan de pols houden. Ik ben hoopvol over wat u op stapel zet. Ook de OCMW's zijn instanties die zeer nabij zijn en van zeer dichtbij mensen kunnen opvolgen en toeleiden.
Een concrete vraag die ik op het terrein hoorde bij bezoeken aan onder andere maatwerkbedrijven en sociale-economie-initiatieven, is hoe we bedrijven in het normale economische circuit (NEC) nog bekender kunnen maken met het verhaal van IMW. Maatwerkbedrijven zijn de experten op het vlak van werk aanpassen aan de mogelijkheden en de capaciteiten van mensen. Daar is de vraag hoe we de expertise van de maatwerkbedrijven en andere initiatieven in de sociale economie nog meer kunnen benutten om effectief een inclusieve arbeidsmarkt mogelijk te maken.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Ik sluit me graag aan.
Zoals we hier al vaak in de commissie hebben gezegd, hebben we wel de gedeelde ambitie om van het IMW een succes te maken maar er zijn toch wel wat zorgen bij de uitrol. Minister, u hebt ook erkend dat ondanks de inspanningen, VDAB op piekmomenten wat uitdagingen had rond de indicering.
Ik wil twee elementen aanhalen. Op basis van een schriftelijke vraag die ik aan u had gesteld, hebt u cijfers geciteerd, nog aangevuld met de laatste maanden. We zien inderdaad dat er heel wat mensen in aanmerking komen voor het IMW. Ik heb het cijfer 10.000 voor december. Ondertussen zijn er ongeveer 13.000, als ik het goed begrepen heb. Als we kijken naar het aantal bedrijven dat een subsidie heeft aangevraagd, zitten we rond de 3500. Dat toont een enorm potentieel aan de kant van de werknemers, wel rekening houdend met het feit dat een indicering niet betekent dat men meteen inzetbaar is. Maar er is nog wel een uitdaging in het creëren van plekken op de arbeidsmarkt. Minister, hoe gaan we het aantal plaatsen verder opdrijven?
Een tweede zaak waar ik op wil wijzen, zijn de zorgen die wij horen vanuit de ex-LDE-maatwerkers rond indicering, over hoe dat allemaal loopt. Ik vind dat we dat toch moeten benoemen. We hebben het hier al vaak over die bezorgdheden gehad. Kunt u nog even dieper ingaan op de manier waarop u concreet met de ex -LDE-maatwerkers aan tafel zit om die bezorgdheden die bij hen nog steeds leven, weg te nemen en op de inspanningen die nog zullen worden gedaan om ervoor te zorgen dat mensen vlot in het IMW aan de slag kunnen?
Minister Brouns heeft het woord.
Eerst algemeen, omdat het een vraag is die terugkomt: we zitten rond de tafel met alle betrokkenen, namelijk WSE, de sector en VDAB. Wat mij betreft moet het asap landen. Ik kan nu niet zeggen dat het morgen of overmorgen zal zijn. We zullen zien wat implementeerbaar is op een zo kort mogelijke termijn, wat privacygewijs kan en dergelijke meer. Er wordt heel intensief samengewerkt. Op onze vraag heeft er deze week al een overleg plaatsgevonden tussen VDAB en de sector, de ex-LDE’s. We verwachten op korte termijn feedback. We gaan op basis daarvan zien wat nog verder aangepast kan en moet worden.
Collega Verbeurgt, u hebt inderdaad cijfers van eind december. We hebben net die van januari gekregen. Er is wel geen contingent. VDAB moet de doorlooptijden inkorten om de instroom te versnellen. Dat is belangrijk. De bekendmaking is een continu proces. Ook de lokale regierol is een belangrijk element daarin om op de lokale arbeidsmarkt actief te blijven. Het is wat ons betreft een heel belangrijk punt dat het voorwerp is van een heel intensief overleg op dit ogenblik waar we zo snel als mogelijk mee trachten te landen.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik heb geen bijkomende vragen meer.
De vraag om uitleg is afgehandeld.