Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
We blijven bij de regio daar, jammer genoeg. Sinds het uitbreken van het conflict tussen Israël en Hamas op 7 oktober werden al heel wat uitspraken gedaan over schendingen van het internationaal humanitair recht. Maar één ding is zeker: de regels van het oorlogsrecht gelden voor beide partijen, of ze nu agressor of slachtoffer zijn.
De blinde aanval op burgers, de vernietiging van civiele infrastructuur zonder de overweging van noodzakelijkheid en proportionaliteit, het verhinderen van de aanvoer van hulpgoederen, de gedwongen verplaatsing van burgers geven allemaal de schijn het oorlogsrecht zodanig te schenden dat er sprake kan zijn van oorlogsmisdaden. Het International Strafhof en het Internationaal Gerechtshof zullen hier de komende maanden en jaren wellicht een oordeel over vellen.
Op 30 januari echter hebben Israëlische soldaten, vermomd als arts en als hulppersoneel, een aanval uitgevoerd tegen een ziekenhuis in Jenin, op de Westelijke Jordaanoever. Daarbij hebben ze drie leden van extremistische organisaties doodgeschoten. De beelden die wereldwijd werden verspreid, spreken voor zich en vormen een onweerlegbaar bewijs. Militairen waren verkleed als hulpverleners en drongen binnen in een ziekenhuis.
Conform artikel 37 van het Eerste Aanvullend Protocol bij de Conventies van Génève, dat perfidie verbiedt – met name een soldaat die een tegenstander misleidt door zich voor te doen als iemand met een beschermde status, in casu een dokter – kan deze undercoveroperatie beschouwd worden als een schending van het humanitair oorlogsrecht.
Zelfs als de betrokken gedode extremisten het ziekenhuis zouden hebben gebruikt om militaire operaties voor te bereiden, zoals de Israëlische overheid beweert, was deze vernoemde actie niet toegestaan door het oorlogsrecht. Het is zoals professor Zwanenburg, een Nederlandse hoogleraar in militair recht, stelde – ik citeer –: “Een mogelijke schending van het oorlogsrecht door Hamas kan geen rechtvaardiging zijn voor de schending van dat recht door Israël.”
Alhoewel het Internationaal Gerechtshof bovendien heeft opgedragen om alle mogelijke maatregelen te nemen om het doden van inwoners in Gaza te voorkomen, pleiten enkele Israëlische ministers nu op een conferentie, die ook werd bijgewoond door Israëlische parlementsleden, openlijk voor de gedwongen verhuis van Palestijnen uit Gaza voor de vestiging van nieuwe nederzettingen van kolonisten. Waarop de Israëlische premier meteen stelde dat dat niet het regeringsstandpunt is, en dat ook ministers hun vrije mening kunnen uiten. Hij veroordeelde deze uitspraak niet.
Niet alleen de internationale gemeenschap reageerde met verbijstering op dit idee van de extremistische ministers, maar ook in de Israëlische gemeenschap kwam er terecht heel wat kritiek wegens het groot gebrek aan verantwoordelijkheid. Een gedwongen evacuatie van personen binnen bezet gebied, is een oorlogsmisdaad en een ernstige schending van de rechten van de mens. Bovendien kan men spreken van een etnische zuivering die, indien met geweld gepaard, zou kunnen worden beschouwd als een genocide.
Daarom heb ik ook de volgende vragen aan u, minister-president. Ten eerste, hoe staat u tegenover deze schendingen van artikel 37 van het Eerste Aanvullend Protocol bij de Conventies van Génève, dat een verbod op perfidie omvat, door het Israëlische leger? Veroordeelt u deze manifeste oorlogsmisdaad door het Israëlische leger?
Welke positie neemt u in ten aanzien van de verklaring van enkele Israëlische ministers die pleiten voor een gedwongen verplaatsing van Palestijnen uit Gaza, om plaats te maken voor nieuwe Israëlische nederzettingen? Deelt u de mening dat dergelijke uitspraken een toekomstig vredesproces ondermijnen en de tegenstellingen tussen Palestijnen en Israëli’s nog aanwakkeren?
Hebt u over beide zaken de Israëlische ambassadeur ontboden? Wat was haar reactie hierop? Indien u dat niet hebt gedaan, bent u nog van plan om dit te doen? Het internationaal recht verplicht ook derde landen om beide partijen in dit conflict onder druk te zetten om het internationaal recht te handhaven, en om internationale misdrijven te voorkomen. Hoe zou Vlaanderen, en dit in overleg met de federale overheid, gevolg kunnen geven aan die verplichting uit het internationaal recht?
Ik bedank u alvast, minister-president.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Van de Wauwer, om op uw eerste vraag te antwoorden: niemand blijft onbewogen bij de beelden die we vanuit de regio zien. De Vlaamse Regering heeft steeds gezegd dat, algemeen, het internationaal recht en, specifiek, het humanitair recht richtsnoeren dienen te zijn voor de militaire actie van Israël.
Met betrekking tot uw tweede vraag, over mijn positie ten aanzien van de verklaringen, kan ik antwoorden dat polarisatie een oplossing nooit dichterbij brengt. Ik sluit me dus aan bij de roep om de-escalatie en ondersteun alle pogingen om te komen tot een duurzame vrede in het Palestijns-Israëlisch conflict. Op lange termijn biedt, naar mijn oordeel, enkel een tweestatenoplossing duurzame vrede tussen beide partijen. Maar polarisatie en opgeklopte polarisatie kan zeker niet tot oplossingen leiden.
In antwoord op uw derde vraag, kan ik zeggen dat ik op 13 november jongstleden de Israëlische ambassadrice, mevrouw Idit Rosenzweig-Abu, heb ontmoet. Tijdens dit gesprek heb ik onder andere benadrukt dat de Israëlische reactie op de aanvallen van Hamas conform het internationaal recht moet gebeuren. Daarnaast heb ik aangedrongen op een staakt-het-vuren, zodat burgerslachtoffers zoveel mogelijk gespaard blijven. Tot slot heb ik de hoop uitgedrukt dat Israël en de Palestijnse Autoriteit de weg naar de onderhandelingstafel zullen vinden. Het is ongebruikelijk om de reactie van mijn diplomatieke contacten te delen. Om de vertrouwelijkheid van zo’n overleg niet te schaden en de werkrelatie met mijn diplomatieke contacten niet te ondermijnen, ga ik niet dieper in op de reactie van de Israëlische ambassadrice. Maar dat was dus wel de boodschap die ik haar meegegeven heb.
Wat betreft uw vierde vraag, geeft de Vlaamse Regering op twee manieren gevolg aan de verplichting waarnaar u verwijst. Ten eerste roept de Vlaamse Regering de EU op om bemiddelend op te treden in het conflict. Verder roept mijn regering Israël op om de voorlopige maatregelen, opgelegd door het Internationaal Gerechtshof, integraal uit te voeren.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Dank u wel, minister-president. In het antwoord op mijn eerste vraag – hoe u tegenover de schendingen van het Israëlische leger staat – verwijst u naar die algemene houding van de Vlaamse Regering. Dat is terecht: ik denk dat het internationaal recht, en zeker het humanitair recht, de richtsnoeren moeten zijn.
Ik had wel een iets steviger reactie verwacht en verhoopt. We zijn allemaal heel fel in onze bewoordingen als het gaat over die barbaarse aanval van Hamas, maar ik merk toch een bepaalde terughoudendheid – niet alleen bij u, minister-president, maar in het algemeen – als het gaat over duidelijke schendingen door Israël. Ik heb in mijn vraagstelling verwezen naar professor Zwanenburg en hoe hij dat als een stevige schending van het oorlogsrecht ziet. Uiteraard heb ik alle steun voor de-escalatie en de nodige tweestatenoplossing.
Wat betreft het gesprek met de Israëlische ambassadrice, begrijp ik dat het ongebruikelijk is om de inhoud van dat gesprek met ons te delen. Ik heb daar alle begrip voor. Ik heb de ambassadrice in de Senaat gehoord tijdens een hoorzitting, en ik kan me perfect een beeld schetsen van wat haar houding is en hoe ze de houding van Israël vergoelijkt. Het was niet mogelijk om met haar een deftige discussie te voeren. Ik kan me voldoende voorstellen hoe dat gesprek is gegaan.
Ik zou wel een oproep willen doen, minister-president, om opnieuw een gesprek te vragen. Ik weet dat het niet gebruikelijk is dat de minister-president van de Vlaamse Regering ambassadeurs ontbiedt, of alleszins dat het minder gebruikelijk is dan op het federale niveau, maar ik zou in dezen toch willen vragen om dat wel te doen. U hebt verwezen naar een gesprek op 13 november. Dat is al een hele tijd geleden, en ondertussen is de situatie fel veranderd. Bij dezen doe ik dus een oproep om met de ambassadrice samen te zitten en een heel duidelijke boodschap vanuit Vlaanderen mee te geven.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister-president , het is de verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap om erop toe te zien dat het internationaal humanitair recht door alle partijen gerespecteerd wordt. Dat geldt ook voor universele mensenrechten. We hebben al langer vastgesteld dat de reactie van de Israëlische regering disproportioneel is. Alle instanties van de Verenigde Naties hebben dat bevestigd, net als verschillende Europese regeringsleiders. Collega Van de Wauwer heeft er in zijn vraag al naar verwezen: de aanval vorige week in een ziekenhuis in Jenin van als artsen vermomde Israëlische soldaten is een flagrante schending van het humanitair recht.
Ik wil hier graag even verwijzen naar de verschillende resoluties die hier in december voorlagen. In een resolutie van de meerderheid, ook van collega Van de Wauwer, lezen we, en ik citeer: “dat er ernstige vragen rijzen over de proportionaliteit van de tegenreactie van Israël”. Er is dus geen expliciete veroordeling geweest, noch een vraag om tegenmaatregelen te onderzoeken, of om te onderzoeken of sancties mogelijk of nuttig zijn. Dat zijn zaken die wel in het voorstel van resolutie van Vooruit stonden.
Mijn vraag is of de regering ondertussen van idee veranderd is, en wil onderzoeken welke sancties mogelijk en nuttig zijn.
De heer Vandewalle heeft het woord.
Het is een terechte vraag, denk ik, van collega Van de Wauwer, om het hier in dit parlement op tafel te leggen, en om ook over de Westelijke Jordaanoever te spreken. Ik denk dat dat belangrijk is. We zijn nu gefocust op Gaza omdat de situatie daar het ergst is, maar de situatie op de Westelijke Jordaanoever is ook verslechterd, en die was voor 7 oktober al heel slecht. We kunnen dus zeker niet spreken van een regio waar het goed ging. Iedereen die al eens op de Westelijke Jordaanoever geweest is, heeft met eigen ogen kunnen zien dat we daar met een situatie van feitelijke apartheid zitten, met tweederangsburgers en kolonies. Die worden nog steeds uitgebreid, en sinds 7 oktober worden de nederzettingen keer op keer uitgebreid. Er zijn dus meer en meer flagrante schendingen van het internationaal recht. Verschillende collega’s hebben de voorbeelden aangehaald, ik ga ze niet herhalen, maar het zijn flagrante schendingen van het internationaal recht in een regio die eigenlijk voor een groot deel door Israël gekoloniseerd wordt.
Ik denk dan wel dat we ook als Vlaamse regio gaan moeten kijken welke acties we kunnen ondernemen om de situatie daar zo snel mogelijk tot een eind te brengen, en meer in lijn te brengen met het internationaal recht. De schendingen van het internationaal recht worden daar keer op keer veroordeeld, ook door de VN, en we zouden actie moeten ondernemen. Ik steun de vraag om te kijken welke sancties er mogelijk zijn. Ook in onze eigen handelsrelaties zouden we moeten kijken, onder meer via het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen (FIT), dat ook actief is in Tel Aviv, of we betrokken zijn bij bedrijven, bij acties, bij handelingen die ook gebeuren in bezet gebied, in Israël. Want dat zijn schendingen van het internationaal recht.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Ik ga niet herhalen wat er gezegd is, maar er is natuurlijk een zekere samenhang. Als bezetter heb je een verantwoordelijkheid in het gebied dat je bezet. Wat er nu gebeurt op de Westelijke Jordaanoever, is de ene na de andere schending van het internationaal recht en, opnieuw, van de verplichtingen die bezetters hebben. Het geweld dat kolonisten gebruiken, het geweld dat het leger gebruikt tegen mensen die met de vlag zwaaien, tegen kinderen, tegen burgers die hun have en goed proberen te beschermen tegen vandaliseringen et cetera en ook hun eigen leven proberen te beschermen, is stilaan onbeschrijfelijk aan het worden. We staan erop te kijken. En de vraag is of we stilaan iets meer kunnen doen dan toekijken. De vraag is of we iets meer kunnen doen dan een tijd geleden een gesprek hebben met een ambassadeur, en zeggen daarover niet te kunnen uitweiden.
Kunnen we iets meer zeggen over wat we zelf gaan doen als Vlaanderen? Het gaat dan effectief over wapenonderdelen en wat we kunnen doen, in nasleep van wat een andere regio heeft beslist. De wapenfabrikant, tot daaraan toe, maar het gaat bij ons over hoogtechnologische onderdelen. Het gaat dan effectief over handelsrelaties en academische relaties. Dat zijn verschillende elementen die toch wel onderdeel zijn van Vlaamse bevoegdheden.
En, minister-president, als u niets kunt zeggen over uw onderhoud met de ambassadeur, of hoe u op die punten actie gaat ondernemen rond die aspecten, of het nu gaat over het academische, hoogtechnologische onderdelen of de handelsverhoudingen ... Ik verwijs naar Japan. Ik verwijs naar de brief van heel wat academici. Ik verwijs naar wat Wallonië heeft gedaan. U kunt wel degelijk actie ondernemen, en ik hoop dat dat doortastend gaat gebeuren. Ik hoop dus dat u een tipje van de sluier kunt oplichten.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Ik wil toch eerst vertellen wat ik heb gezien op de Westelijke Jordaanoever toen ik daar op bezoek was. Boeken zoals Mein Kampf en de Protocollen van de wijzen van Sion, worden daar als zoete broodjes verkocht, ook op straat, en worden gretig beaamd. Ook het lesmateriaal daar leert kinderen van jongs af aan om Joden te haten, en leidt hen eigenlijk op tot jihadist. Ook op andere plekken in het Midden-Oosten is dat helaas het geval.
Het is bij dit soort discussies ook altijd interessant en leerrijk om te vernemen dat het internationaal recht, en het oorlogsrecht, gerespecteerd moeten worden door Israël. Israël, Israël, Israël, obsessief Israël, terwijl Hamas en andere jihadisten op dat moment onbenoemd blijven, die de termen ‘internationaal recht’ en ‘oorlogsrecht’ niet eens kunnen schrijven, en dat recht voortdurend, per definitie, overtreden. Diegenen die dus eenzijdig aan Israël vragen om dat te respecteren, en de zogeheten proportionaliteit in acht te nemen, die vragen eigenlijk dat het een eeuwigdurende oorlog is. Als Hamas een verkrachting pleegt, pleegt Israël dan ook één verkrachting. Dat is dan waarschijnlijk proportioneel. Wanneer Hamas een raket afvuurt, vuurt Israël dan ook één raket terug af. Dat is dan waarschijnlijk proportioneel, en zo mag die oorlog dan eeuwigdurend voortgaan, en is het vooral de bedoeling dat Israël die oorlog niet wint, want daar komt het uiteindelijk op neer. Wat willen wij? Willen wij dat Hamas overwint, de Islamitische Jihad? (Opmerkingen van Meyrem Almaci)
Of willen wij dat Israël de oorlog wint? Ik weet alvast wat ik daarin kies.
Over die tweestatenoplossing: natuurlijk is iedereen daar voorstander van. Israël probeert dat ook voortdurend. In 2005 heeft Israël de Gazastrook volledig verlaten. Wat is er dan onmiddellijk gebeurd? Hamas heeft die Gazastrook omgevormd tot één groot terroristenhol, één groot jihadistennetwerk, met terreurtunnels, wapenopslagplaatsen, islamitisch-radicale haatspraak tegenover Joden. Dat is wat Israël in ruil krijgt als het een beetje grond opgeeft. In dat opzicht zou ik aan alle mensen die denken over dat conflict iets te moeten zeggen, de vraag stellen waarom de Arabieren, de Palestijnen, sinds 1936 niet minder dan vijf keer een onafhankelijke Palestijnse staat hebben geweigerd. Dat is gemiddeld één keer om de zeventien jaar. De laatste keer was in 2008. En die weigering ging doorgaans gepaard met een genocidale vernietigingsoorlog tegen Israël, of met talloze dodelijke jihadaanslagen in Israël, in Tel Aviv en andere steden.
Ik kan hun ook de vraag stellen waarom er nooit een Palestijnse staat gesticht is tussen 1949 en 1967, bijna twintig jaar, toen Gaza in handen was van Egypte, en toen die zogenaamde West Bank in handen was van Jordanië, en Israël met die gebieden dus niets te maken had. In die bijna twintig jaar hebben noch Egypte, noch Jordanië, noch al die Arabische staten, gezegd er een Palestijnse staat van te maken. U mag mij eens antwoorden waarom dat niet het geval is.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Ik denk dat we in de verschillende resoluties waarover hier werd gestemd, althans die die werden gesteund door de meerderheid, altijd heel duidelijk zijn geweest. Daarin hebben we de nederzettingenpolitiek van Israël veroordeeld. We hebben dat gedaan in de resolutie van juni 2023, in de resolutie van oktober 2023, en uiteindelijk hebben we dat ook in december veroordeeld.
Maar van bepaalde partijen hoor ik hier voortdurend kritiek op mensenrechtenschendingen aan Israëlische zijde. Ik hoor jammer genoeg nooit kritiek op Hamas, of zelfs op de Palestijnse Autoriteit, die evenmin de mensenrechten respecteren. (Opmerkingen van Sam Van Rooy en Meyrem Almaci)
Laten we klaar en duidelijk zijn: de Palestijnse Autoriteit heeft al twintig jaar geen democratische legitimiteit. Dat is geen rechtstaat. Dat is geen democratie. Die werd door een burgeroorlog verdeeld tussen de West Bank, waar er heel veel onaanvaardbare nederzettingen zijn, en Gaza, waar een terroristische organisatie aan het hoofd staat, die liever investeert in wapens en tunnels dan in het helpen van de Palestijnse bevolking.
Wanneer ik daarnet hoorde dat de witte vlag moet worden gehesen, vroeg ik me af wanneer Hamas de witte vlag gaat hijsen in het belang van zijn bevolking. Wanneer gaat de Palestijnse Autoriteit – maar die heeft blijkbaar niets te zeggen over Gaza – een standpunt innemen? Wanneer hoor ik eens een veroordeling van de mensenrechtenschendingen door de Palestijnse Autoriteit en door Hamas? (Opmerkingen van Annick Lambrecht en Meyrem Almaci)
Dat is geen democratie. Dat is al twintig jaar geen democratie. U hebt het daar moeilijk mee.
Anderzijds ben ik tevreden dat men hier plots een opstoot krijgt van volksnationalisme, dat men dus plots voorstander is van een onafhankelijk Palestina, waar ik ondertussen al twintig of dertig jaar lang een voorstander van ben, maar waarbij ik jammer genoeg moest vaststellen dat dit steeds werd verworpen door de Palestijnse kant.
Ik blijf het herhalen: wanneer men opkomt voor de-escalatie, moet die de-escalatie ook van Palestijnse kant komen. Nu is men nog altijd aan het schieten. Hamas krijgt nu nog altijd wapens en blijft schieten. Ik begrijp niet hoe politieke leiders uit Gaza op dit ogenblik nog geen overgave hebben gedaan, als ze zien wat er met hun bevolking gebeurt.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat het logisch is dat dit debat de gemoederen beroert. Dat zou het voor minder doen, zou ik zeggen. Maar er lopen op dit moment onderzoeken. Net zoals ik bij de vorige vraag heb gezegd: laat ons het resultaat van die onderzoeken afwachten, en dan handelen naar het resultaat. Hier is het net hetzelfde.
Bij een schending van het internationaal recht is het woord tegen wederwoord. Er lopen onderzoeken. We hebben beelden gezien, maar we zien beelden langs alle kanten. Er lopen onderzoeken om te kijken of er schendingen zijn van het internationaal recht. Laat ons de resultaten van die onderzoeken afwachten, om dan navenant dat resultaat te handelen.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Dank u wel, minister-president, om het hoofd ook hier koel te houden. U zegt dat er dan kan worden gehandeld. Het kan nog jaren duren voordat er resultaten zijn van die onderzoeken. Ondertussen blijft het conflict daar wel doorgaan.
Ik herhaal dus toch nog opnieuw mijn oproep om de Israëlische ambassadrice uit te nodigen, om te bespreken welke mogelijke sancties er kunnen zijn. Ik denk dat er geen taboes zijn.
Ten slotte, mijnheer Vanlouwe, ik weet niet of u mij viseert, maar ik denk dat ik heel duidelijk in het begin van mijn vraagstelling heb gezegd dat het oorlogsrecht moet gelden voor beide partijen, of ze nu agressor of slachtoffer zijn. Maar daarbij trek ik wel heel duidelijk de lijn die we ook vanuit de meerderheid altijd hebben getrokken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.