Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
De heer Coel heeft het woord.
Minister, op 26 april van vorig jaar nam de Europese Commissie (EC) een aantal wetgevende voorstellen aan die de Europese begrotingsregels uit het stabiliteits- en groeipact (SGP) grondig moeten wijzigen en vereenvoudigen op een aantal punten. In de nasleep van de corona- en energiecrisis werden deze regels vanwege de ‘algemene ontsnappingsclausule’ niet gehandhaafd. Nu die clausule in 2024 uiteindelijk wordt opgeheven, ziet de commissie dan ook een gepast moment om het SGP meer toekomstbestendig te maken.
Een preventieve aanpak meer op maat van de lidstaten op basis van de netto primaire uitgaven, waarbij de overheidsschulden over een periode van vier jaar voldoende geloofwaardig naar beneden worden gebracht, is de grootste hervorming. Die periode kan verlengd worden naar zeven jaar om de noodzakelijke investeringen en hervormingen in onder meer de groene transitie niet in het gevaar te brengen.
De 3 en 60 procentnorm van het bruto binnenlands product (bbp) voor respectievelijk begrotingstekort en staatsschuld blijven behouden, maar de invulling wordt wel enigszins anders.
Eind december keurde de Economic and Financial Affairs (Ecofin) zijn onderhandelingspositie goed voor wat betreft het preventieve luik. Voor het correctieve luik wordt een principieel akkoord bereikt tussen de verschillende ministers van Financiën, maar is er nog nood aan verdere uitwerking. De onderhandelingen met het Europees Parlement zouden deze maand van start gaan.
Ik heb de volgende vragen voor u, minister.
Hoe evalueert u de voorstellen die nu op de tafel liggen? Welke initiatieven hebt u de voorbije maanden en jaren genomen om het Vlaams standpunt te verdedigen bij de federale collega en andere Europese ministers? Ziet u een aantal elementen van dat Vlaams standpunt weerspiegeld in de voorstellen van de Commissie?
Ten tweede, zult u nog nieuwe initiatieven nemen de komende tijd bij de totstandkoming van de nieuwe Europese begrotingsregels?
En ten derde, aangezien de voorstellen van de Europese Commissie nog niet definitief goedgekeurd en van kracht zijn, maar de algemene ontsnappingsclausule wel ten einde is, zitten we momenteel in een tussenfase. Hoe wordt dat ondervangen?
Alvast bedankt voor uw antwoorden.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, mijnheer Coel – voor uw vraag, excuseer. (Lacht)
Anders kunnen we nu gewoon stoppen, maar ja.
Tijdens de extra Ecofin van 20 december 2023, die plaatsvond via videoconferentie, heeft de Raad uiteindelijk een politiek akkoord bereikt over de herziening van het EU-kader voor economische governance.
Concreet werd overeenstemming gevonden over de drie wetgevende voorstellen waarrond het draait. Dat is de vervanging van de verordening over de preventieve arm van het stabiliteits- en groeipact, het voorstel ter wijziging van de verordening over de correctieve arm en het voorstel ter wijziging van de richtlijn voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten.
Voor het voorstel met betrekking tot de preventieve arm, is de zogenaamde gewone wetgevende procedure van toepassing. Dat wil zeggen dat de Raad en het Europees Parlement qua wetgevende bevoegdheid op gelijke voet staan. Voor dat voorstel moeten dus nog onderhandelingen, zogenaamde trilogen, plaatsvinden tussen de Raad en het Europees Parlement, in aanwezigheid van de Europese Commissie, om de finale wettekst vast te stellen.
Als huidige voorzitter van de Raad, voert België die onderhandelingen in naam van de Raad.
Gezien de grote impact op de beleidsruimte van Vlaanderen, heeft de Vlaamse Regering in dit dossier sinds het begin een heel actieve houding, proactieve houding, aangenomen. In januari van 2022 reeds hebben we een duidelijk standpunt goedgekeurd en op basis daarvan ook contacten aangeknoopt met de Europese Commissie. Zelf heb ik destijds onder meer een onderhoud gehad met het kabinet van Europees Commissaris Gentiloni. Ook onze diplomatiek vertegenwoordiger bij de Europese Commissie heeft actief contacten aangeknoopt om de Vlaamse positie onder de aandacht te brengen. Ik heb het hierover trouwens ook gehad met mevrouw Sigrid Kaag op het moment dat zij nog die rol had in Nederland, minister van Financiën in Nederland was.
We zijn dat standpunt ook blijven verdedigen in interfederale coördinatievergaderingen over het dossier. Binnen België bleken de posities uiteindelijk te uiteenlopend en zijn we niet tot een gezamenlijk Belgisch standpunt kunnen komen. Dat is natuurlijk bijzonder te betreuren als je weet dat wij ook nog een keer voorzitter moeten zijn van die Europese Raad.
Momenteel volgen we de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement nauw op, om vervolgens snel te kunnen schakelen richting intra-Belgische gesprekken over de implementatie van het nieuwe kader.
De tijd laat ons hier niet toe om elk detail van de wetgeving te bespreken, maar laat mij er een paar elementen uitpikken waarom het een, laat ons zeggen, gemengd gevoel is dat we hebben bij het uiteindelijke resultaat.
Eerst en vooral: centraal staat een nieuwe methode gestoeld op nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, dat zijn ‘national medium term fiscal-structural plans’. Lidstaten zouden zelf een holistisch plan moeten indienen met hun eigen begrotings- en schuldenpad, hun investeringen en hervormingen met een looptijd van minstens vier jaar.
Wanneer lidstaten zich engageren tot een reeks van hervormingen en investeringen, krijgen ze meer tijd voor hun begrotingssanering.
Die nood aan een holistische kijk op begroting, hervormingen en investeringen zat ook vervat in het standpunt van de Vlaamse Regering. Het is namelijk moeilijk een begroting te saneren zonder groei en zonder structurele hervormingen.
Het begrotingstraject moet voortaan worden geformuleerd als een ‘netto uitgavenpad’. Een uitgavennorm wordt dus het centrale budgettaire kompas. Het zal u niet verwonderen dat we daar zeer blij mee zijn want dat sluit perfect aan bij het Vlaams beleid.
De landenspecifieke aanpak waarin voor lidstaten een landenspecifiek begrotingstraject wordt berekend, is ook een goede zaak. Jammer dat er geen rekening is gehouden met de specifieke situatie van de regio’s in federale staten. Het blijft trouwens mijn eigen overtuiging dat de Europese Unie hiermee haar eigen verdragsregels schendt want die verdragsregels stellen wel degelijk uitdrukkelijk dat de Europese Unie en elk onderdeel van de Europese Unie de plicht heeft om rekening te houden of om zich rekenschap te geven van de constitutionele structuur van elk land. Op dit gebied, op het punt van begroting, doen ze dat op zijn zachtst gezegd absoluut niet.
Verder kunnen we ons vinden in de aanvullingen die de Raad, vooral onder druk van lidstaten als Duitsland en Nederland, gedaan heeft op het commissievoorstel rond waarborgen voor voldoende schuldafbouw en tekortreductie. Er worden met andere woorden ondergrenzen ingesteld waar lidstaten niet onder mogen voor de reductie van het tekort en de schuld.
De schuldwaarborg bepaalt bijvoorbeeld dat een minimale jaarlijkse gemiddelde schuldafbouw van 1 procentpunt moet worden gerealiseerd voor lidstaten met een schuldquote hoger dan 90 procent bruto binnenlands product en 0,5 procentpunt voor lidstaten met een schuld tussen 60 procent en 90 procent bbp.
Verder werd in het Vlaamse standpunt de klemtoon gelegd op de nood aan een striktere naleving en, waar die uitblijft, handhaving. In die zin vinden we de nieuwe controlerekening een positief nieuw element. Daarin zullen de afwijkingen van het begrotingstraject worden bijgehouden, zowel jaarlijks als cumulatief. Laat me daar onmiddellijk aan toevoegen dat dit niet voldoende is. Laat ons eerlijk zijn, het is een goede zaak dat een vooruitgang in de lidstaten zal worden opgevolgd door de controlerekening – het lijkt me een verstandige manier van werken –, maar dat is geen handhaving. Het is het zichtbaar maken van het feit dat het niet wordt opgevolgd. Dat is nog iets helemaal anders dan effectief sancties en een druk vanuit de Europese Commissie om aan handhaving te doen. Temeer, dat is een beetje het vervelende, omdat de Europese Unie zich daar in het verleden niet de sterkste partner heeft getoond. In het verleden is al zeer dikwijls naar boven gekomen dat de cijfers duidelijk aangaven dat een sanctionering of een handhavingstraject correct zou zijn geweest en terecht zou zijn geweest, maar dat men dat helemaal niet heeft gedaan. Dus ja, om dan nu te denken dat het nu wel zou gebeuren door het invoeren van die controlerekening, daar heb ik toch een grote blijvende bezorgdheid over.
Een van de doelstellingen van het gewijzigd kader was het vereenvoudigen van de regelgeving. Ook hier is het eerder negatief. Hier ben ik van mening dat in het compromis de regelgeving nog steeds complex blijft.
Dan wat betreft de tussenfase, waarnaar u verwijst: De algemene ontsnappingsclausule is inderdaad gedesactiveerd sinds begin dit jaar en daarmee is het stabiliteits- en groeipact opnieuw volledig van kracht. Het is dus belangrijk dat de komende weken een akkoord gevonden wordt tussen Raad en Parlement over de nieuwe regels.
Zolang de nieuwe regels niet formeel zijn aangenomen, blijft het oude kader van kracht. In juni zal de Commissie naar waarschijnlijkheid een voorstel doen om buitensporigtekortprocedures te openen. Het is dus af te wachten of dat op basis van de nieuwe of de oude regels zal gebeuren.
De heer Coel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandige toelichting.
Ik denk dat het inderdaad een beetje een gemengd beeld geeft. Er zitten goede dingen in, maar er zitten ook onvolkomenheden in. Als men het oude systeem met het toekomstige systeem vergelijkt, dan zijn de pijnpunten gelijkaardig. Het gaat dan voornamelijk om wat als de lidstaten zich niet aan de regels houden. In het verleden was er dan vaak sprake dat een lidstaat op het strafbankje zou terechtkomen, maar de facto gebeurde dat nooit of werden er nooit sancties aan gekoppeld.
Een aantal maanden geleden is hier een hoorzitting of is iemand van de diensten van de diplomatie hier geweest om wat toelichting te geven bij de raden die zijn gepasseerd. Er werd vanop de banken hier expliciet gevraagd wat die sancties zullen inhouden. Er werd toen zeer omfloerst of eigenlijk niet op geantwoord. Het blijft toch een beetje een open vraag. Het collectieve deel moet nog verder worden onderhandeld. Welke stok achter de deur is er? U zegt zelf dat de controlerekening eerder een soort van monitoring is dan een echte handhaving. Ik ben er ook ongerust over.
En dan een tweede punt: ik denk dat het goed is dat er maatwerk mogelijk gemaakt wordt per lidstaat, dat ‘holistisch plan’ waar u van spreekt, om dan binnen die vier à zeven jaar een traject uit te zetten, om de zaken op orde te brengen. Daarbij hoort echter, en dat is een beetje in lijn met de Vlaamse SGP-visie, toch ook de mogelijkheid om productieve investeringen te doen, boven op het evenwicht dat dan moet worden nagestreefd. Over de invulling van dat woord ‘productief’ durft men er echter nogal eens andere interpretaties op na te houden. Ik denk dat het toch ook daar belangrijk is dat we daar op Europees niveau een beetje een eenduidige interpretatie van hebben – van wat is ‘productief’? Dat je daar geen lopende uitgaven mee begint te financieren, of dingen die inherent eigenlijk geen langetermijnterugverdieneffect hebben, ook als een productieve investering begint te beschouwen. Daar is dus mijn bijkomende vraag of er daar, binnen het pakket dat nu voorligt, afspraken rond zijn? Of zijn die afspraken in zicht om dat type van investeringen dat we wel gaan toelaten – die flexibele marge die wordt gelaten –, een beetje af te bakenen? Zodat we daar toch niet weer de deur wagenwijd openzetten om onder het woordje ‘investeringen’ zo goed als alles te verstaan en daarmee dus eigenlijk het maatwerk dat we mogelijk maken … daarmee de deur veel te wijd open te zetten.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, u hebt het vaak gezegd dat ieder voor zijn eigen deur moet vegen. Op die manier kunnen we onze respectieve begrotingen op orde krijgen. Ik begrijp natuurlijk de bezorgdheid van collega Coel dat wij hier flink ons best aan het doen zijn in Vlaanderen en dat, als andere entiteiten in dit land het wat lakser nemen, het uiteindelijk zou kunnen leiden tot een activering van een sanctioneringsmechanisme dat – via de federale omweg – dan ook ons zou kunnen treffen. Die bezorgdheid is uiteraard gedeeld.
Minister, daarnaast hebben wij vanuit Vlaanderen, met de invoering van de uitgavennorm, waaraan u ook hard hebt meegewerkt, natuurlijk een instrument opgetuigd dat net die holistische langetermijnbenadering gemakkelijker kan incorporeren. Ik heb begrepen dat daar federaal ook naar gekeken wordt, maar mij lijkt het – onder het adagium ‘niet alleen voor eigen deur vegen, maar misschien ook wel het goede voorbeeld, het inspirerende voorbeeld geven’ – dat het uitbouwen van die uitgavennorm een zeer goede zaak is. Dat is ook exact de teneur waarnaar vanuit Europa wordt gekeken.
Mijn bijkomende vraag is dus op welke wijze de shift naar de incorporatie van de uitgavennorm voorbereid wordt, zodat Vlaanderen klaar is om vanaf 2025 die ook effectief in te voeren? Is de administratie daar met andere woorden al op voorbereid?
Minister Diependaele heeft het woord.
Een beetje uiteenlopende vragen, ik ga beginnen met de laatste. Mijnheer Schiltz, u bedoelt de Vlaamse administratie voor het invoeren van de uitgavennorm? Ja, op zich is dat niet direct iets waar zij zich op moeten voorbereiden. Die uitgavennorm is een systeem dat in je begroting zit en dat gaat bepalen hoeveel geld je krijgt – of je veel meer krijgt of veel minder, afhankelijk van hoe die uitgavennorm loopt. Dat is hetzelfde als vandaag. Als wij in september begrotingsonderhandelingen hebben en er wordt gezegd van daar bij te steken, of daar te besparen, dan is het niet dat de administraties daarop voorbereid zijn. Dat is ook niet nodig, dus in die zin … Ofwel heb ik uw vraag niet juist begrepen, maar een begroting bepaalt of een administratie al dan niet aan de slag moet met extra uitgaven.
Uw vraag over die productieve investeringen: dat moet nog uitgewerkt worden. Nog niet alles is dus rond, dat zal ook nog een deel zijn voor de Commissie om daar een bepaling en een invulling aan te geven, maar ik kan u daar op dit moment niet meer informatie over geven. Misschien is die al beschikbaar en heb ik ze niet, maar ik heb er geen duidelijk zicht op en dat zal dus nog moeten worden uitgewerkt.
Uw eerste punt, daar zijn we het over eens. Het is een beetje ook wel begrijpelijk natuurlijk, omdat je binnen de Europese Unie met onafhankelijke lidstaten zit, die dus zelf ook nog een eigen begrotingsbeleid in handen nemen en mogen nemen. Door de Europese solidariteit die er is opgebouwd, zijn wij echter wel heel sterk afhankelijk van elkaar en is de vraag of iemand zijn begroting op orde is of niet, ook belangrijk voor ons. Dat zorgt er natuurlijk voor dat we op deze manier, met deze afspraken te maken, elkaar wat meer tot verantwoordelijkheidszin aanzetten. Dat heeft echter geen nut als dat niet afgedwongen wordt, als dat niet gehandhaafd wordt. Dat blijft inderdaad het grote vraagteken. Zal er voldoende verantwoordelijkheidszin zijn in de verschillende lidstaten om dat zelf te doen? Gaat de Commissie daar sterk genoeg kunnen optreden met het nieuwe systeem? Ik blijf daar zeer grote vraagtekens bij hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.