Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Ik ga eerst een gedichtje lezen, als dat mag. Het is een gedicht over ‘thuis’ – dit is de commissie Wonen –, over het belang van een eigen thuis. Het is een beetje in de lijn van het gedicht van Maxim Veys, maar dan wat positiever verwoord.
Thuis
waar ik in een pyjama met een gat
vaal door het vele wassen
maar wel mijn favoriet
in kinderachtige maar warme
knuffelsloffen op de bank
onder een dekentje wegkruip
met hete chocolademelk
uit een mok met barst
maar wel mijn mooiste
thuis waar de klok tikt
en flodderen mag.
Het is op mijn lijf geschreven, wat die pyjama en die sloffen betreft. Dit terzijde.
Mijn vraag, minister, gaat over het recente woononderzoek dat Livios heeft uitgevoerd. Livios maakte deze week de resultaten bekend. Uit dit resultaat zijn een aantal klassiekers – zoals ik ze noem – naar voren gekomen. Zo is er het feit dat de Vlaming nog altijd een baksteen in de maag heeft en dat een vrijstaande woning op het platteland nog steeds het hoogste goed is voor de Vlaming, ook voor de jonge Vlaming. Wat nieuw is, en wat volgens mij toch wel aantoont dat u met uw beleid in een bepaalde richting stuurt, is dat de Vlaming duurzaamheid en energiezuinigheid een steeds groter belang is gaan geven. Een opvallende vaststelling is verder dat blijkbaar een op de drie respondenten nog steeds niet weet wat de renovatieplicht specifiek behelst. Daar is dus misschien nog wat werk.
Wat het financiële aspect aangaat, gaf slechts 36 procent van de respondenten aan dat zij een financieel duwtje in de rug kregen van ouders of grootouders. Maar liefst 50 procent, de helft dus, wordt afgeschrikt door de hoge rentevoeten en 83 procent heroverweegt zijn bouw- of verbouwplannen. Tot 74 procent van de bevraagden vindt dat de banken meer rekening moeten houden met renovatieplannen.
In verband met dat financiële aspect wil ik benadrukken, minister, dat u de lagere inkomens wel tegemoetkomt. Dat zal wellicht ook een deel van uw antwoord zijn. We weten dat de Vlaamse woonlening al een tijdje gemeengoed geworden is en ingang gevonden heeft. Met die lening kunnen mensen met een beperkt inkomen voor de volle 100 procent van het aankoopbedrag, inclusief de bijhorende notariskosten, ontlenen. U verklaarde ook dat de Vlaamse Regering de piste bestudeert van de gewestelijke waarborg voor first-time buyers, en dat uzelf dat idee niet ongenegen bent. U hebt dat vorige week gezegd in een antwoord op mijn vraag, maar u wees ook op mogelijke risico’s die nog onderzocht werden, om niet in bepaalde valkuilen te trappen.
Specifiek wat dit onderzoek betreft, minister, wat is uw reactie daarop? Kunnen daaruit bevindingen en lessen getrokken worden? Moeten er nuances gemaakt worden?
Kunnen we daar mogelijke acties aan koppelen?
Als de vergelijking gemaakt wordt met de Vlaamse Woonsurvey van 2023, die er binnenkort aankomt, hoe verhouden beide onderzoeken zich dan tot elkaar?
Zijn er zaken, in deze studie van Livios, die nader onderzoek verdienen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Smeyers, voor uw vraag. Wij hebben natuurlijk met interesse de resultaten uit het Livios-woononderzoek doorgenomen. Uit dat onderzoek blijkt vooral iets wat de meeste mensen eigenlijk al aanvoelden, dat is dat de Vlaming nog steeds een baksteen in de maag heeft, en dus het liefst de eigenaar is van zijn eigen woning. Het is evenwel geen must om een eigen woning te bouwen. Twee op de drie kiest ervoor om een woning te kopen en te renoveren, of om een instapklare woning te kopen. Slechts 1,66 procent verkiest om een huis of appartement te huren. Er zijn nog een aantal interessante vaststellingen gemaakt over de Livios-lezers die hebben deelgenomen aan dat onderzoek. Neem nu bijvoorbeeld het feit dat 26 procent van de mensen, als ze 25.000 euro mogen besteden, in eerste instantie aan een warmtepomp denkt. Dat toont dat de warmtepomp minder een nobele onbekende is, en dat de energetische maatregelen hoog op het lijstje staan bij renovatie. Zeker als je ziet dat de tweede meest gekozen optie is dat ze hun huis zouden isoleren. Dat kwam uit op 17 procent. Ook de kennis van de renovatieverplichting is interessant. 66 procent van de deelnemers weet wat de renovatieverplichting inhoudt.
Uit de resultaten blijkt dat slechts één derde van de respondenten hulp van thuis heeft gekregen voor de aankoop of bouw van een woning. Eigen inbreng is nochtans belangrijk om een hypothecair krediet af te kunnen sluiten, zeker in de context dat banken maar een beperkt aandeel kredieten mogen verstrekken met een quotiteit hoger dan 90 procent; dat is die 35 procent. Daar heb ik het al in de vorige commissievergadering over gehad. We hadden met Embuild, de Belgische Federatie van de Financiële Sector (Febelfin) en de Nationale Bank daar al over samengezeten. We bekijken nu verder wat hier mogelijk is.
Meer algemeen is blijven inzetten op eigendomsverwerving cruciaal. Daarom wil ik blijven inzetten op de Vlaamse woonlening. Met deze lening kunnen mensen met een beperkt inkomen voor 100 procent van het aankoopbedrag ontlenen, kosten inclusief zelfs. Aanvragen voor een Vlaamse woonlening zitten al een hele tijd in stijgende lijn. Ik heb gezorgd voor voldoende budget voor de Vlaamse woonleningen. Om renovatie en energiezuinigheid te ondersteunen, zijn er het renovatiekrediet met een rentesubsidie bij een energierenovatie na aankoop, de renteloze lening voor noodkopers, Mijn VerbouwPremie en Mijn VerbouwLening.
Momenteel voeren we vanuit de Vlaamse overheid inderdaad ook een grootschalig onderzoek naar het wonen in Vlaanderen, dat is de Woonsurvey 2023. We doen dat bij een ruime, representatieve steekproef van huishoudens, getrokken uit het Rijksregister. Het onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel is een korte bevraging van de bewoner over de woning, de woonomgeving en woonwensen. Het tweede deel is een screening van de woning om de kwaliteit gedetailleerd in beeld te kunnen brengen. De bureaus Profacts en Vastgoedexperts voeren dit onderzoek uit onder wetenschappelijke begeleiding van het Steunpunt Wonen. Met de resultaten uit de Woonsurvey willen we voldoende gegevens verzamelen om een invulling te geven aan de indicatoren van het Vlaamse woonbeleid, en dat representatief voor Vlaanderen en alle deelmarkten. We willen dus zowel voor de private en sociale huurmarkt als voor de eigendomsmarkt een zicht krijgen op onder andere de kwaliteit van de woningen, de betaalbaarheid voor de bewoners en de toegankelijkheid. Daarnaast is er in deze editie bijvoorbeeld ook specifiek aandacht voor private verhuurders.
Het opzet van de Woonsurvey 2023 is dus sterk verschillend van het Livios-woononderzoek. De Woonsurvey 2023 werkt met een steekproef die representatief is voor de Vlaamse huishoudens, getrokken uit het Rijksregister. Het Livios-woononderzoek is een online bevraging die van 18 oktober tot en met 15 november 2023 beschikbaar was via de website van Livios voor alle bezoekers van de website. Ook omdat de Woonsurvey van 2023 een uitgebreide bevraging van de bewoner en een objectieve screening van de woning biedt, is er een verschil. Dat geeft de mogelijkheid om een algemeen beeld van het wonen in Vlaanderen te schetsen voor alle deelmarkten, en ook te kijken naar evoluties hierin ten opzichte van de vorige edities. Dat algemeen beeld is moeilijker te schetsen door het opzet van het Livios-woononderzoek. Er zijn bijvoorbeeld niet veel huurders onder de respondenten. Het aandeel bewoners van appartementen lijkt ook laag te zijn.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Minister, dank u wel. De opzet van mijn vraag was inderdaad de resultaten van dat onderzoek nog eens belichten. De meerwaarde of de verdienste van dergelijke onderzoeken is dat ze testen of het beleid nog altijd juist zit, of dat voldoet aan de behoeften en de noden van de Vlaming, van mensen die voor het eerst een woning kopen, van mensen die op zoek zijn naar een sociale woning, van mensen die op zoek zijn naar een private huurwoning. In die zin heeft de studie van Livios zeker haar verdienste, maar is het inderdaad zo dat de Woonsurvey, zoals u zelf zei, misschien nog dieper zal ingaan op betaalbaarheid, toegankelijkheid en woonkwaliteit en misschien nog iets representatiever zal zijn. Het is dus afwachten wat die resultaten geven, maar ik denk dat we uit de beperktere resultaten van die studie kunnen concluderen dat we nog altijd de vinger aan de pols hebben inzake de Vlaamse woonlening, het renovatiekrediet en het beleid inzake de realisatie van huurwoningen, zowel sociale als private, om een aanbod te creëren. Er is nog werk. Dat herhalen we in elke commissievergadering opnieuw. Het werk zal nooit af zijn wat het woonbeleid betreft, maar we moeten er vooral over waken dat we de middelen die we hebben, juist inzetten. Ik denk dat we toch nog altijd gerust kunnen zijn dat we ter zake op de juiste weg zijn.
De heer Veys heeft het woord.
Toen ik de eerste keer de vraag van collega Smeyers zag binnenkomen, en ik heb die studie ook gelezen, was ik al wat aan het nadenken over hoe ik zou reageren. Ik denk dat we toch wel moeten opletten. College Smeyers, u vraagt hoe de Vlaming erover denkt: zit dat beleid goed? Maar dan hoor ik de minister over de methodologie van dat onderzoek. U vraagt of dat goed zit voor de sociale huur. Ik denk dat er weinig sociale huurders op de website komen waar staat welke rolluiken het best bij hun woning passen. De meeste artikels daar gaan over “jouw woning”. Dat is voor de meeste sociale huurders een verre droom. Ik denk dus dat dit wat vertekend is, maar het zou goed zijn dat we nog eens die hoorzitting met de Nationale Bank doen die we jaarlijks doen. Een van de zaken die ik hieruit haal, is immers dat slechts 36 procent hulp van thuis kreeg bij de aankoop van een woning. Als we zien dat de gemiddelde eigen inleg jaar na jaar bijna astronomisch toeneemt, dan denk ik dat dat cijfer niet klopt. Maar voor de Vooruitfractie is het heel belangrijk die niet enkel wie rijke ouders heeft, nog een goede en energetisch gerenoveerde woning kan kopen. Daar moet het beleid toch ook op focussen, en daar gaat het toch wat de verkeerde richting uit.
Minister, ik ben heel blij dat de Woonsurvey expliciet op de private verhuurders focust. Bij de Woonsurvey van 2018 of 2019 – ik weet het niet meer helemaal zeker – was het staal te klein, hadden we heel weinig gegevens. Het is eigenlijk over een periode van tien jaar dat we te weinig over de private huurders weten. Het is dus wel goed dat dat beter wordt.
Weet u al exact wanneer de Woonsurvey eraan komt? Zal dat nog voor de verkiezingen zijn? Zal dat nog deze legislatuur zijn? Hebt u daar al wat duidelijkheid over? We kijken daar immers toch al een paar jaar reikhalzend naar uit.
Minister Diependaele heeft het woord.
Om op de laatste vraag te antwoorden, want wij kijken daar ook reikhalzend naar uit: normaal gezien zou dat medio 2024 zijn, maar misschien zijn er daarvoor al tussentijdse resultaten of iets dergelijks mogelijk. Dat moeten we nog bekijken. Als die vraag er is, kunnen we wel eens nakijken wat er al kan worden bekeken, maar ik kan daar geen toezegging over doen. Dat wordt immers natuurlijk wetenschappelijk begeleid, dus ik kan daar geen inbreuk op plegen.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Mijnheer Veys, ik heb ook de relativiteit van die studie benadrukt. Ik heb dan ook mijn hoop ingesteld op die survey omdat die veel breder gaat en grondiger zal bestuderen wat de noden en de behoeften van de Vlaming zijn en alle lagen van de bevolking vertegenwoordigt. We kunnen hier nog even op doorgaan. De resultaten zijn voor iedereen die met woonbeleid in Vlaanderen bezig is, zeer relevant. Het is goed om te lezen wat betreft de woonkwaliteit, energiezuinigheid, EPC, de verbouwpremie … De resultaten zijn legio, maar moeten gekaderd worden aan de hand van het aantal bevraagden en de contouren van de vraagstelling. We kijken uit naar de Woonsurvey die ons nog wijzer zal maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.