Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Veys heeft het woord.
Ik heb een gedicht, maar ik wil het graag voorbehouden voor mijn volgende vraag. Het is thematisch.
Er is al heel wat inkt gevloeid over de arbeidsmarktpositie van de sociale huurder en de doorstroom uit de sociale woningmarkt. We hebben het er al over gehad in de commissie. Ik verwijs naar de befaamde ‘kerstcommunicatie’ van de minister.
Recent is die op de regering gepasseerd en hebben we die vanuit de oppositie kunnen inkijken. Ze bevat enkele voorstellen om meer sociale huurders naar de arbeidsmarkt en de private huurmarkt te leiden. Mijn vraag is er vooral om wat verduidelijking te vragen bij de zaken die daarin werden aangekondigd.
Een eerste voorstel is de werkbaarheidstoets die zich richt op de niet-beroepsactieve sociale huurder met arbeidspotentieel. Er komen proefprojecten rond deze werkbaarheidstoets. Uit de visienota kun je afleiden dat kandidaat-huurders ook een werkbaarheidstoets zullen moeten afleggen en een actieplan zullen moeten volgen.
Een ander voorstel is om de contracten van onbepaalde duur om te zetten naar tijdelijke contracten. Voorheen was het zo dat wie vanaf 1 maart 2017 huurde na negen jaar werd ‘doorgelicht’. Er werd dan gekeken of hij of zij boven het inkomensplafond zit en dan werden er al dan niet stappen gezet. Ik neem aan dat het de bedoeling is om dat ook toe te passen op alle huurders die een lopend contract hebben van vóór die datum. Dat is een vraag aan u.
Verder is er nog een doorstroompremie voor wie na negen jaar 25 procent of meer boven de inkomensgrens uitkomt – dat is ongeveer hetzelfde criterium als die tijdelijke contracten waarnaar ik eerder verwees – en die dan ook verplicht moet doorstromen naar de private huur. Die premie wordt bepaald op basis van het aantal jaar dat men werkt – onafgebroken, staat er zelfs vermeld – en wordt ingetrokken wanneer men binnen de drie jaar terugkeert naar de sociale huur.
Minister, u spreekt over de niet-beroepsactieve sociale huurders die u wilt toeleiden naar de arbeidsmarkt. Over welke sociale huurders gaat dat? Kunt u daar enkele typevoorbeelden van geven? Wie is dat wel, wie is dat niet? Zo kunnen we ons een beter beeld vormen van wat u precies voor ogen hebt.
Is er een sanctie voor een sociale huurder die zich niet houdt aan de afspraken uit het actieplan? Zo ja, welke sancties zijn dat? Op welke manier zal dat verlopen?
Ik wil even heel duidelijk checken of de werkbaarheidstoets ook van toepassing is op kandidaat-huurders? Met andere woorden, wordt iedereen die op de wachtlijst staat ook nog eens doorgelicht, onderworpen aan die werkbaarheidstoets? Hoe zal dat in zijn werk gaan? Wie zal dat doen? Is er een sanctie indien de kandidaat-huurder de afspraken niet volgt?
Het contract van huurders die vóór 2017 geregistreerd waren als sociale huurders, wordt eenzijdig opgezegd en vervangen door een contract van tijdelijke duur. Hoe kijkt u naar de juridische opties daar? We stellen ons daar toch wel wat vragen bij. Maar goed, ik neem aan dat jullie dat ook hebben bekeken. Het is een cruciaal element.
Waarom zou je een doorstroompremie terugvorderen wanneer iemand binnen de drie jaar terugkeert naar de sociale huur? U haalt zelf in uw communicatie aan dat u vindt dat sociale woningen er moeten zijn voor mensen die pech hebben, mensen die “tijdelijk niet kunnen voorzien in de woonbehoefte”, ik denk dat dat uw woorden waren. Als iemand pech heeft en in een sociale woning belandt, vordert u hun historische doorstroompremie nog terug. Ik vat die logica niet goed. Kunt u dat toelichten?
Tot slot, waarom is de hoogte van de doorstroompremie afhankelijk van het aantal gewerkte jaren en in het bijzonder van het aantal onafgebroken gewerkte jaren? Zo staat het in de nota.
Alvast bedankt voor uw hopelijke rijmende antwoorden.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Veys, ik dank u voor uw vragen. Ik heb de antwoorden niet op rijm gezet, het is maar een ‘gewoon’ antwoord.
Ik begin bij uw eerste vraag. De maatregelen in de visienota zijn gericht op een maximale toeleiding naar werk van sociale huurders en kandidaat-huurders die niet beroepsactief zijn, maar wel arbeidspotentieel hebben. De zogenaamde werkbaarheidstoets wil ik dan ook zo breed mogelijk inzetten.
Ik wil hameren op dit punt. Je kunt daar nog heel veel politiek-filosofische uiteenzettingen over doen, maar het is mijn vaste overtuiging, een van de grondstromen van mijn politieke engagement, dat een job hebben een meerwaarde biedt voor elke persoon, elk individu en ook een bijdrage levert aan de samenleving. Dat is de basisdoelstelling hierachter: die beide, zowel voor de samenleving als voor het individu zelf.
Ik herinner mij nog iets uit de eerste jaren dat ik hier zat. Het toenmalige parlementslid Patricia Ceysens las toen een brief voor van de vakbond. Daarin stond: “Proficiat met uw vijftigste verjaardag, want vanaf nu kunt u niet meer worden toegeleid naar werk.” Ik heb daar toen ook in de commissie Werk op zitten werken. Het was tijdens de periode dat het boek van Jan Denys werd uitgegeven. De laatste jaren hebben we een omslag gemaakt: niet-werken is geen streefdoel, werken biedt net een meerwaarde aan het leven. Dat is mijn basisovertuiging die hierachter schuilgaat. Dat geef ik u graag mee.
Uiteraard worden diverse types kandidaat-huurders en huurders vandaag al toegeleid naar de arbeidsmarkt. Denk bijvoorbeeld aan kandidaat-huurders en huurders die een leefloon of werkloosheidsuitkering ontvangen, of een inburgeringstraject volgen. Vanuit dit statuut worden zij vaak al intensief opgevolgd door VDAB.
Ik wil echter ook niet-beroepsactieve sociale kandidaat-huurders en huurders die we vandaag moeilijker bereiken, stimuleren om stappen richting de arbeidsmarkt te zetten. U vraagt typevoorbeelden daarvan. Ik heb bijvoorbeeld geen probleem met mensen die ervoor kiezen om thuis te blijven. Ik vind dat dat moet kunnen. Maar dat gaat natuurlijk niet als je daarvoor een beroep doet op een zeer riante solidariteit uit de samenleving. Ik denk dat wel meer mensen graag naar eenverdienersgezin willen teruggaan. Ik vind die keuze ook te rechtvaardigen, ik vind dat dat moet kunnen. Het gaat echter niet als dat alleen maar kan door een beroep te doen op de zeer riante solidariteit van de samenleving, wat bij sociale huurders ontegensprekelijk het geval is. Ik heb er geen probleem mee, dat wil ik echt onderlijnen, maar je kunt daarbij niet zomaar een beroep doen op de samenleving. Jongeren die geen opleiding, onderwijs of vorming volgen en niet werkzoekend zijn, zijn de mensen die we aan het werk willen zetten.
De cijfers die voortvloeiden uit de bevraging naar aanleiding van de inschrijvingsverplichting bij VDAB waren voor ons veelzeggend. Dat is ook de reden waarom we verder hebben gekeken naar oplossingen om hierop een antwoord te bieden. Ik geef u de cijfers mee. Er waren 83.373 sociale huurders met arbeidspotentieel waarvan er slechts 45.553 aan het werk waren. De overige 37.820 – 45 procent – werkt niet. Dat zijn de cijfers op het moment van de bevraging.
Ook waren er op het moment van de bevraging 18.700 sociale huurders die wel arbeidspotentieel hadden, maar zelfs nog niet ingeschreven waren bij VDAB.
Er is dus in de sociale huur heel wat arbeidspotentieel, waarvan een erg grote groep nog niet werd bereikt. Die gaan nu allemaal intensiever worden begeleid om stappen te zetten richting werk of een opleiding.
Centraal staat de bedoeling om de arbeidsmarktpositie van de sociale huurder te versterken en de doorstroom uit de sociale woningmarkt te stimuleren. De doelstelling is de doorstroom, er effectief voor zorgen dat die mensen sterker op hun eigen benen staan, dat ze zelf actief kunnen worden op de private woningmarkt en de doorstroom uit de sociale woningmarkt kunnen bewerkstelligen.
Ik geef de uitgangspunten daarvoor mee. We willen dat alle sociale huurders en kandidaat-huurders die kunnen werken, ook effectief aan de slag gaan. Enkel zo kunnen ze van die sociale woning een springplank maken. Werk is de basis bij uitstek voor sociale mobiliteit. Ik heb daarnet al geprobeerd om dat toe te lichten.
Om hiervoor te zorgen, moeten we ook verzekeren dat het voor hen loont om vandaag te gaan werken. We zetten hiertoe verschillende sporen die er alle toe leiden dat we maximaal inzetten op activeren en het werken voor sociale huurders en kandidaat sociale huurders lonender maken. Ook dat is mijn vaste overtuiging, ook voor niet-sociale huurders. Ik heb dat al verschillende keren gezegd. Mensen die een inspanning leveren, moeten erop kunnen vertrouwen dat zij de vruchten kunnen plukken van die inspanning. Dezelfde redenering geldt trouwens voor het verkleinen van de werkloosheidsval en het verkleinen van de promotieval – of beter: het vergroten ervan, het is maar hoe je het bekijkt. Mensen moeten meer overhouden van hun inspanningen.
Ik ga in op uw tweede vraag. Artikel 6.20, eerste lid, 12° van de Vlaamse Codex Wonen bepaalt momenteel reeds dat een sociale huurder die niet-beroepsactief is, maar wel arbeidspotentieel heeft, de verplichting heeft om zich in te schrijven bij VDAB. Met andere woorden, momenteel is het voldoende om zich louter in te schrijven bij VDAB, zonder dat er effectief stappen naar werk gezet moeten worden.
Om deze maatregel verder kracht bij te zetten en niet-beroepsactieve sociale huurders met arbeidspotentieel aan te sporen om effectief een job op te nemen, zal een bijkomende stap genomen worden. Dit door middel van een werkbaarheidstoets waarbij het propellermodel van VDAB wordt gehanteerd. De sociale huurder krijgt hierbij de nodige begeleiding op maat om stappen te zetten naar de arbeidsmarkt. Een sociale huurder met arbeidspotentieel moet hierbij een afsprakenblad opmaken met VDAB, waarin bijvoorbeeld afspraken gemaakt worden rond sollicitaties en/of opleidingen. Op die manier willen we sociale huurders vervolgens toeleiden naar de arbeidsmarkt.
Een specifieke sanctie vanuit Wonen is momenteel niet voorzien voor sociale huurders die zich niet houden aan de afspraken uit het actieplan. Het is wel zo dat VDAB vanuit haar reguliere werking uitkeringen – leefloon of werkloosheidsvergoeding – kan opschorten indien de afspraken niet nageleefd worden. In die zin is er wel een stok achter de deur, maar dat is dan via de reguliere werking van VDAB.
Ik beantwoord uw derde vraag. Om ook de arbeidsmarktpositie van kandidaat-huurders te versterken, zal ik de bestaande huurdersverplichting naar de wachtlijst voor een sociale huurwoning uitbreiden. Door deze aanpak kunnen we al direct bij de inschrijving voor een sociale huurwoning de link leggen naar VDAB.
Hierdoor kan de kandidaat-huurder gedurende de wachttijd proactief worden begeleid door VDAB, met het oog op werkgelegenheid of gerichte opleidingsmogelijkheden. Het lijkt namelijk weinig zinvol om de wachttijd zonder meer voorbij te laten gaan en pas volop in te zetten op activering eenmaal men in een sociale woning zit. Met deze nieuwe maatregel grijpen we de wachttijd aan om meteen al in te zetten op het versterken van de arbeidsmarktpositie van de kandidaat-huurders.
Als niet-beroepsactieve kandidaat-huurders met arbeidspotentieel nalaten om zich bij VDAB in te schrijven, kan de toezichthouder – net zoals bij sociale huurders – een sanctie opleggen in de vorm van een administratieve geldboete. De toeleiding van deze personen richting VDAB zal op deze manier dwingend verlopen. Het is dan vervolgens aan VDAB om de nodige begeleiding op maat te geven zodat er stappen naar de arbeidsmarkt gezet kunnen worden.
We hebben uw vierde vraag onderzocht en zien geen juridisch probleem bij de implementatie van deze maatregel.
Het beginsel van de veranderlijkheid van de openbare dienst houdt in dat de overheid eenzijdig kan en moet handelen wanneer dit nodig is en gerechtvaardigd wordt door de eisen van een goede werking van de openbare dienst en de bescherming van het algemeen belang.
Reglementaire bepalingen kunnen door de overheid op elk moment eenzijdig worden gewijzigd, in tegenstelling tot private huurovereenkomsten waarbij een aanpassing van de overeenkomst de goedkeuring van zowel verhuurder als huurder vereist op basis van artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek. De overheid kan dus reglementaire aspecten van sociale huurovereenkomsten eenzijdig wijzigen of aanvullende aspecten regelen zonder dat daarvoor de toestemming van huurder of verhuurder nodig is. Deze wijzigingen zijn onmiddellijk van toepassing op bestaande contracten, tenzij er overgangsbepalingen zijn opgenomen.
Het maakt ook geen schending uit van het vertrouwensbeginsel of het standstillbeginsel, gelet op de dwingende reden van algemeen belang, die erin bestaat dat sociale huurwoningen voorbehouden moeten worden voor zij die het echt nodig hebben en zolang ze het nodig hebben.
Met de invoering van tijdelijke huurovereenkomsten vanaf 1 maart 2017 werd aan huurders een woonrecht van negen jaar toegekend, dat telkens met drie jaar wordt verlengd als er aan de inkomensvoorwaarde en de passendheidsvoorwaarden van de woning wordt voldaan. Voor huurcontracten met een onbepaalde duur/onbepaald woonrecht, stellen we ook een woonrecht van negen jaar in, dat ingaat bij de inwerkingtreding van de gewijzigde regelgeving. Zoals vermeld in de visienota – dat is belangrijk – zal er geen omzetting plaatsvinden in het kader van billijkheid voor 55-plussers, arbeidsongeschikten of personen met een ernstige handicap.
Ik beantwoord uw vijfde vraag. De mogelijkheid tot het terugvorderen van de doorstroompremie is ingeschreven vanuit het principe om oneigenlijk gebruik van de premie te vermijden. Het is, bij wijze van uitvergroting, namelijk niet de bedoeling om in maand één een doorstroompremie naar de private woningmarkt te zien, om dan in maand twee een terugkeer naar de sociale huur vast te stellen. Dat is om die zaken te ondervangen.
De doorstroompremie is ook net bedoeld om een duurzame uitstroom van sociale huurders te bewerkstelligen.
Ik beantwoord uw zesde vraag. De huurprijs van de sociale huurder is inkomensgerelateerd. Hoe hoger het inkomen, hoe hoger de huurprijs. Door een doorstroompremie te geven die afhankelijk is van het aantal gewerkte jaren, wordt er een deel van het verhoogde sociale huurgeld gecompenseerd dat de sociale huurder heeft betaald voor de jaren dat hij beroepsactief was. Hoe hoger het aantal gewerkte jaren, hoe hoger het aantal jaren met een verhoogde sociale huurprijs en hoe hoger de doorstroompremie.
Hiermee stimuleren we dus niet enkel sociale huurders om aan de slag te gaan, maar ook om aan de slag te blijven. Een duurzame tewerkstelling is immers de sleutel tot zelfredzaamheid en sociale mobiliteit.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u voor de antwoorden, minister. Ik ben die visienota beginnen lezen toen die eindelijk beschikbaar was. Een van de doelstellingen is het versterken van de arbeidsmarktpositie van de sociale huurder. Ik ben absoluut akkoord. Ik denk dat een job hebben en zich kunnen emanciperen een mens helpt vooruitgaan. Ik denk dat dat een goede zaak is.
Maar dan begint de discussie natuurlijk: op welke manier zul je dat doen? Een van de eerste zaken die mij wat vreemd leken … Het zal ongeveer een jaar geleden zijn dat u de inschrijvingsverplichting hebt ingevoerd bij VDAB. Wat is er ondertussen allemaal gebeurd? Wat heeft VDAB ondertussen gedaan met die sociale huurders? Loopt dat dan niet?
U voert hier opnieuw iets in. In principe, als je verplicht bent om je in te schrijven bij VDAB, zou ik er vanaf dan van uitgaan dat zij dat opvolgen. Misschien moet ik dat eens aan uw collega Jo Brouns vragen, maar ik ga ervan uit dat u dat gedaan hebt. Had VDAB dan geen plan klaar om sociale huurders te begeleiden? Zijn daar stappen gezet? Volgt u dat wat op? Of bent u hier maar gewoon strenge zaken aan het invoeren?
Ik heb een beperkte spreektijd. Ik zal niet alles in detail bespreken. Ik denk dat we het daar – eens u die maatregelen zult doorvoeren – nog eens in brede zin over zullen hebben. Maar de initiële ambitie van dit regeerakkoord – ik hoor het minister-president Jambon nog zeggen, al was dat in een andere zaal – was dat de Vlaming niet meer zou zien dat andere mensen voorrang zouden krijgen op een manier waarvan ze het gevoel hebben dat het onterecht is. Het was een beetje Jamboniaans geformuleerd, moet ik zeggen.
Een ander objectief uit het regeerakkoord was om de chronologie toe te passen. ‘First come, first served.’ We zouden niet meer met al die voorrangen werken. Daarom hebt u heel dat toewijzingssysteem overhoop gehaald. Ik hou daar trouwens mijn hart wat voor vast, maar dat is een discussie voor een andere keer.
Met al deze maatregelen – ik zal zo meteen nog dieper ingaan op die lokale binding en die voorrang bij interne mutatie – maakt u het niet simpeler. U maakt het niet leesbaarder, niet voor de huurder, en ook niet voor de kandidaat-huurder. En dat is wel weer een risico. Het zal weer veel werk zijn om uit te leggen welke zeven systemen allemaal een impact hebben op wanneer je inschrijft, wanneer je toegang krijgt enzovoort.
Dat zou toch wat simpeler kunnen zijn. Ik denk dat er gewoon een beetje te weinig wordt samengewerkt in de Vlaamse Regering. Misschien houdt de minister van Werk iets te weinig rekening met uw wensen. Dat weet ik niet. Maar ik vind het toch een beetje een rare manier van werken.
Er zitten ook wat tegenstrijdigheden in. Er komt een sanctie in als het afsprakenblad met VDAB – een beetje gelijkaardig aan een GPMI-contract (geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie) bij het OCMW – niet wordt nagekomen. Een van de afspraken is bijvoorbeeld ‘het zoeken van opvang voor de kinderen’. Tot op vandaag zit dat op dat afsprakenblad dat VDAB afsluit met mensen die begeleid worden.
Hoe valt dat te rijmen? U bent lid van een regering die ‘voorrang voor werken’ heeft geïnstalleerd in de kinderopvang. U hebt het actief, bewust, moeilijker gemaakt voor niet-werkenden om toegang te hebben tot de kinderopvang. U hebt die drempel verhoogd. En nu zult u sociale huurders – wiens arbeidsmarktpositie u wilt verbeteren – daar naartoe sturen en een sanctie geven als ze dat niet kunnen nakomen.
Ik vind dat moeilijk te vatten. Dat is een rare manier van beleid voeren. Hopelijk kunt u dat wat toelichten. Misschien zie ik het weer verkeerd. Maar het is toch een vreemde zaak.
Het is een beetje hetzelfde met die doorstroompremie. Het gaat daar om onafgebroken werkende jaren. Een vrouw die bevalt, die een zwangerschapsverlof opneemt, krijgt dus minder doorstroompremie. Die heeft hogere kosten omdat ze een kind heeft gehad. Die heeft minder kunnen sparen. En die zult u blijkbaar minder doorstroompremie geven als u ze naar de private huurmarkt wilt laten doorstromen. Dat staat niet als zodanig opgenoemd in de nota, dus ik wil dat u me nog eens uitlegt wat de filosofie daarachter is.
Dat terugvorderen … U spreekt zichzelf wat tegen. Het wordt voorbehouden voor wie werkt, maar u zegt zelf dat een sociale woning moet voorbehouden worden voor mensen die een moeilijke periode in hun leven doormaken, en daarmee niet meer in hun eigen woonbehoeften kunnen voorzien. Een sociale woning biedt u dan de kans om weer op uw eigen benen te gaan staan, een opleiding te volgen, werk te zoeken, uw leven weer op orde te krijgen. Maar eerst zult u die doorstroompremie nog eens opvorderen, ook al heeft die persoon pech, en heeft die persoon recht op een sociale woning. Dat vind ik een vreemde zaak.
Ik heb nog enkele korte vragen, want ik zie dat ik het kort moet houden. Wat is de looptijd van die proefprojecten? U hebt gezegd dat ze in januari uitgeschreven worden, dat de oproep in maart volgt, of dat ze dan van start gaan. Hoe wordt dat voorzien?
Dan wil ik het hebben over de voorrangsregels. Het is een voorrangsregel voor interne mutatie als je dichter bij je werk kunt gaan wonen. Ik had het net over die koterijen op die lokale binding, die u heel hard verstrengd hebt. Dat is ook weer een ander regime. Welk nut heeft die lokale binding dan nog? Dat hield trouwens ook arbeidsmobiliteit tegen. Geldt dat trouwens enkel voor het werkgebied van de woonmaatschappij, of geldt die voorrangsregel ook in een andere gemeente, in een andere woonmaatschappij? Als u dat niet doet, heeft het op zich weinig nut om dat hier in te voeren.
Tot slot: we hebben de visienota gekregen. Wordt in die visienota verwezen naar de studie die we nog niet gekregen hebben, die we ook nog niet op de regering hebben zien verschijnen? Ik kan dat dus niet checken. Ik kan me inbeelden dat daar misschien ook wel iets instaat over de bereikbaarheid van sociale woonwijken met het openbaar vervoer. Nogmaals, en ik heb het vorige keer ook gevraagd: kunt u ons alstublieft die studie bezorgen, zodanig dat we nog beter kunnen bestuderen wat u gaat doen in het komende jaar?
Alvast bedankt voor de antwoorden, en sorry dat ik een beetje over de tijd ben gegaan. Maar het is belangrijk.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij de opmerkingen en de bedenkingen van collega Veys. Ik heb drie punten. Uiteraard vinden we ook met Groen de zelfredzaamheid en de emancipatie van arbeidsgeschikte sociale huurders of kandidaat-huurders enorm belangrijk. Hoe meer mensen werken, hoe beter.
Maar waar ik me ernstig vragen bij stel en grote zorgen over maak, is over die absolute koppeling die u maakt, minister, tussen enerzijds wonen en anderzijds arbeid. U bent minister van Wonen. U hebt een eed gezworen om het recht op wonen te verdedigen, te waarborgen, te beschermen voor heel wat mensen. Wat mij betreft lijkt u zich daar soms in te verliezen. Ik zou liever zien dat u zich beperkt en focust op dat recht op wonen, want daar zijn grote problemen mee.
U meandert naar andere beleidsdomeinen, en dan komen we bij punt twee, dat collega Veys terecht aanhaalt: wat we hier vooral zien, is een gebrek aan samenwerking tussen de verschillende ministers. Dan gaat het over Wonen. Dan gaat het over Werk, bij cd&v. Maar dan zie ik ook een gebrek aan koppeling met Open Vld, namelijk met Inburgering en Integratie.
Alweer worden er verantwoordelijkheden en bevoegdheden naar VDAB geschoven. VDAB geeft al jaren aan dat ze overbevraagd zijn, dat ze constant, vanuit alle beleidsdomeinen, maar taken bij krijgen, maar geen of onvoldoende middelen. U bent ook minister van Begroting, dus ik neem aan dat u dat weet. Opnieuw schuift u een bepaald doel door naar VDAB. Mag ik er dan van uitgaan dat VDAB daar op termijn extra middelen voor krijgt?
Punt drie dat ik graag nog kort aanhaal, is de inschrijvingsverplichting. Die is een jaar geleden ingegaan, zoals mijn collega zei. Ik heb eens gesnuisterd op de website van de N-VA, en daar staat dat ondertussen 22 huurders een boete hebben gekregen omdat ze dat niet naleven. 22 huurders, dan stel ik me toch weer de vraag waar de energie en de tijd van u als minister naartoe gaat.
Als we weten dat er bijna 180.000 mensen aan het sukkelen zijn op die private huurmarkt, die recht op wonen verdienen, maar die geen betaalbaar dak boven hun hoofd hebben, die op die wachtlijst staan, minister, dan denk ik toch, alvast wat mij betreft, wat Groen betreft, dat u de verkeerde prioriteiten stelt in het beleidsdomein Wonen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Eerst en vooral, mevrouw Moerenhout en mijnheer Veys, ik ben oprecht blij dat we het over één zaak eens zijn, en dat is dat die zelfredzaamheid van burgers heel belangrijk is. Wanneer wij als overheid de mogelijkheid hebben om mensen te ondersteunen om opnieuw zelfredzaam te worden, dan moeten we dat ook doen.
Mevrouw Moerenhout, u zegt dat ik een eed heb gezworen om het recht op wonen na te leven – dat is inderdaad zo –, maar dat geldt ook voor de mensen die op de wachtlijst staan. Als ik zie dat er mensen zijn met een arbeidspotentieel – dat is zeer belangrijk –, die perfect kunnen gaan werken, en daarnaast andere mensen zijn die sukkelen met van alles en nog wat, dan vind ik het mijn taak om mensen effectief aan te zetten om te gaan werken waardoor ze eventueel doorstromen uit de sociale woningmarkt. Op die manier kunnen we die woningen voorbehouden aan mensen die het op dat moment wel nodig hebben, mensen die niet in staat zijn om te gaan werken en niet zelfredzaam kunnen zijn. We zijn het dus eens over dat principe. Ik begrijp heel goed dat we dan een constructief debat kunnen voeren over de manier waarop we het uitwerken, maar het begint met het feit dat ik inderdaad vind dat ik moet zorgen dat mensen die op een bepaald moment niet kunnen voorzien in hun eigen woonbehoefte, geholpen worden. Dat betekent dat we mensen waarvan we denken, of waarvan zou blijken, dat zij wel in hun woonbehoefte kunnen voorzien door te gaan werken bijvoorbeeld, daar ook toe aanzetten en laten uitstromen uit die sociale woning. Dat is de hele logica. Ik ben blij dat dit punt van zelfredzaamheid, op zijn minst als principe, door alle partijen wordt onderschreven. Dat is inderdaad mijn grootste drijfveer hier.
Mijnheer Veys, ik denk dat VDAB wel degelijk zijn werk doet. Het is natuurlijk zo dat die verplichting vorig jaar is ingegaan. We hebben er al een debat over gevoerd. In het begin was het een verplichting die in feite een onbestaand probleem ging aanpakken. Het was een illusie, een imagoprobleem waarmee ik de sociale huurders opzadelde, maar eigenlijk was het geen reëel probleem. Er zijn verschillende mensen uit de sector die politiek links georiënteerd zijn, die dat nadien ook hebben verklaard. Op het moment dat de cijfers er waren, kreeg ik het verwijt, onder andere van een partijgenoot van u, dat de cijfers zodanig hoog zijn dat VDAB het niet gaat aankunnen. Plotseling was het probleem dus zeer groot. Ik geef grif toe dat die cijfers mij ook hebben verrast. Ik had niet gedacht dat er zoveel mensen met arbeidspotentieel zijn die, niet alleen niet aan het werk zijn, maar daar ook geen enkele aanzet toe gaven, zelfs niet in de meest minieme vorm die je kunt vragen, namelijk een inschrijving bij VDAB. In die zin is dat een beetje een wake-upcall geweest en zijn we daarmee aan de slag gegaan.
U zegt dat het systeem onduidelijk en niet eenvoudig is. Ik kan er enigszins begrip voor hebben. Ik beken dat het centraal inschrijvingsregister (CIR) daar wat meer duidelijkheid over zou moeten geven. Dat is ‘my end of the deal’ en dat is inderdaad nog niet rond, ik ga daar niet flauw over doen. We zijn wekelijks aan het sleuren en het trekken daaraan. Het uitgangsprincipe is wel duidelijk: woningen voorbehouden voor die mensen die er echt nood aan hebben. Dat betekent onder andere die lokale binding, en ook de chronologie speelt daarin mee. Het is belangrijk dat mensen die kunnen werken, ook effectief gaan werken, en dan binnen die lokale binding voorrang krijgen.
U hebt het hier over zwangerschap. Sorry, maar dat heet niet voor niets bevallingsverlof. Dat is verlof, dat is dus geen onderbreking van … (Opmerkingen van Maxim Veys)
Ook als men ziek is, is men eigenlijk aan het werk. Een of twee weken afwezigheid op het werk is geen werkonderbreking. Ook een zwangerschapsverlof is dat niet, laat dat duidelijk zijn.
Wat betreft het afsprakenblad met VDAB, is het natuurlijk VDAB die daar zijn rol speelt. Zij gaan kijken wat haalbaar is en wat niet.
Proefprojecten zijn gestart voor een jaar. U vraagt naar de studie, een terechte vraag. Ik laat mij vertellen dat ze al een tijdje op de website van het Steunpunt Wonen zou staan. (Opmerkingen van Maxim Veys)
Neen? Dan moet dat uitgeklaard worden, we zullen dat bekijken.
Mevrouw Moerenhout, ik heb u al geantwoord met betrekking tot het recht op wonen. We maken de afweging voor diegenen die op de wachtlijst staan.
U zegt dat VDAB het niet aankan of niet samenwerkt. Ik vind dit juist een heel mooi voorbeeld van samenwerking. Wij hebben het doorgepraat met het kabinet van minister Brouns en met VDAB, die op een zeer positieve, constructieve manier hiermee aan de slag wilden. Zij zagen hierin een arbeidspotentieel in de huidige arbeidsmarkt waarnaar zij op zoek zijn. We hebben een krappe arbeidsmarkt en dus is alle arbeidspotentieel welkom. VDAB is bereid om hier op een positieve manier mee aan de slag te gaan. Dus in die zin denk ik dat het juist een heel mooi voorbeeld van samenwerking is.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, over het principe zijn we het eens. Natuurlijk zijn we het daarover eens. Niemand in Vlaanderen vindt dat mensen afhankelijk moeten zijn van de overheid. Dat hoop ik toch. Tuurlijk willen wij dat mensen werken. Waar zitten de verschillen? Misschien in het feit dat wij niet iedere job menswaardig vinden. Als ik zie wat de N-VA heeft geprobeerd in de vorige regering ... De minimumlonen werden nu door de huidige Federale Regering eindelijk opgetrokken. Menswaardig werk, een werk waarvan men kan leven, is ook belangrijk. Daar leggen wij inderdaad andere accenten dan een neoliberale partij, dat klopt.
U verwijst naar uitspraken van mij, van partijgenoten. Dat is natuurlijk de reden waarom ik vraag wat onafgebroken werken voor u betekent. Want ik hoor hier in dit huis ook uitspraken van partijgenoten van u. Ze vinden dat zwangerschapsverloven wel lang duren en hebben het over niet-werken als je ziek bent. Ik maak me soms toch wat zorgen op dat vlak.
Wat was vorig jaar de kritiek op die VDAB-begeleiding? Waar ik wat voor vrees, is dat u, en met u de Vlaamse Regering, graag toont dat u verplichtingen oplegt, maar dan de mensen aan hun lot overlaat om die in te vullen. Streng zijn, maar ondertussen een aantal bussen afschaffen die naar sociale woonwijken rijden waarmee je naar je werk kunt gaan. Streng zijn, boetes opleggen, maar dan wel ervoor zorgen dat het voor mensen die niet werken, moeilijker wordt om kinderopvang te vinden, terwijl het tegelijk bij een andere minister een voorwaarde is, bij VDAB, om dan een boete te krijgen als je daar niet in slaagt.
U zegt dat u, als u de mogelijkheid ziet om mensen te ondersteunen, dat graag wilt doen. Met de ploeg waarvan u deel uitmaakt, ondergraaft u echter zelf de ondersteuning op andere beleidsdomeinen, zoals openbaar vervoer en kinderopvang, en dan gaat u wat streng zitten zwaaien. Dat werkt niet en dat lijkt mij vooral perceptiepolitiek. Dat klinkt goed, maar het werkt op zich niet.
We zijn het eens dat we die arbeidsmarktpositie willen verbeteren, maar dan moet je wel in brede zin kijken. Ik hoop dan dat ik eindelijk die studie kan inkijken.
Maar wat u doet – en daarover ben ik het volledig eens met collega Moerenhout – is dat recht op wonen uithollen. U saboteert dat een beetje, u zet daar voorwaarde op voorwaarde op voorwaarde. Er is een essentiële vraag en daar gaat het mij om als ik zeg dat u nieuwe koterijen invoert en het moeilijk leesbaar maakt voor de burger. Als je in de shit zit en hulp nodig hebt van een overheid om goed te kunnen wonen, hoe moet je dat doen? En dan begin je op Wonen in Vlaanderen. Tegen dat de mensen eraan uit zijn ... Het is heel moeilijk. Om de twee weken herhaal ik hier dezelfde spreuk. Ik moet dat continu mee helpen opzoeken en uitleggen aan mensen. Dat is niet leesbaar. En wat is dan het gevolg? Mensen zijn gefrustreerd en kwaad omdat de overheid hen niet helpt. En naar welke partijen trekken ze dan? Ik denk niet dat ik het u moet uitleggen, minister, maar het zijn noch de uwe, noch de mijne, noch andere redelijke partijen in deze kamer.
Goed, ik zal een nieuwe vraag indienen. Er is immers iets dat ik mij afvraag. Sinds vorig jaar hebben 22 mensen een sanctie gekregen, zo hoorde ik van collega Moerenhout. Dat wil zeggen dat die mensen geen problemen hebben om zich in te schrijven bij VDAB. Maar wat is er daar ondertussen mee gebeurd? Hoe is de begeleiding in gang geschoten? Zijn er daarvan al resultaten? Levert uw aankondiging, het beleid dat u vorig jaar hebt ingevoerd, al iets op? Die resultaten zullen betrekkelijk beperkt zijn. Maar goed, ik zal niet vooruitlopen. Laten we dat toch eens nagaan. Ik hoop minstens dat u dat toch al gedaan hebt. Wordt verder vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.