Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het Vlaams arbeidsmarktcongres 2023
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Op 4 december heeft er een arbeidsmarktcongres plaatsgevonden in het kader van 35 jaar Vlaams arbeidsmarktbeleid. Centraal stond daar uiteraard hoe we die werkzaamheidsgraad gaan verhogen. Wat geen geheim is, denk ik, is dat we vooral moeten kijken naar mensen die langdurig ziek zijn. Al die zaken hebben toch een serieuze impact op wat VDAB moet doen. Die VDAB moet ook voor een stuk uit zijn comfortzone treden, en zo meer. Dat zijn allemaal zaken die toch niet nieuw zijn.
Wij hebben hier op 20 mei 2020 een decreet goedgekeurd dat VDAB ook een nieuwe rol geeft, een bredere rol, en de kans geeft om zich te ontpoppen als de Vlaamse arbeidsregisseur. VDAB heeft eind november gecommuniceerd dat hij sinds 2019 ongeveer 200.000 niet-beroepsactieven aan de slag heeft geholpen. Dat gaat over mensen met een leefloon, een ziekte-uitkering of helemaal geen uitkering. Sinds 2019 hebben er 360.000 niet-beroepsactieven zich ook ingeschreven bij VDAB. Opvallend is dat de traditionele doelgroep, namelijk uitkeringsgerechtigde werklozen, nu nog maar 49 procent bedraagt van alle ingeschrevenen bij VDAB. Collega’s, dat is toch vrij merkwaardig? Allee, niet merkwaardig, dat is toch goed dat de uitkeringsgerechtigde werklozen niet meer de meerderheid zijn van de mensen die zijn ingeschreven bij VDAB. Dat betekent dat langdurig zieken, leefloners en niet-uitkeringsgerechtigden ook de weg vinden naar VDAB en hopelijk ook snel aan het werk worden geholpen.
Vandaar een aantal vragen. Die 35 jaar Vlaams werkgelegenheidsbeleid, minister, als er zo één iets is wat u opvalt, wat is dat dan? Wat is uw belangrijkste conclusie? Tijdens het arbeidsmarktcongres werd ook aangegeven dat de focus vandaag heel fel ligt op het activeren van de niet-beroepsactieven. Jan Denys gaf ook aan om heel realistisch te zijn en niet te hoge verwachtingen te koesteren naar die groep. Hij zegt dat hooguit 5 procent van de niet-beroepsactieven toeleidbaar zou zijn naar werk. Uit gepresenteerde onderzoeken blijkt ook dat de arbeidswens van de niet-beroepsactieven, in het bijzonder huisvrouwen en -mannen en arbeidsongeschikten, zeer laag is. Hoe kan dat worden omgebogen? Bent u het eens met die realitycheck van Jan Denys? En hoe gaan we daarmee om?
De klemtoon ligt ook heel erg op het verhogen van de productiviteit en de inzet van technologie en innovatie. Zijn daar ook stappen die we kunnen nemen?
De heer Annouri heeft het woord.
Collega Ronse heeft de situatie net geschetst. Op 4 december was er dat congres. Er zijn daar heel wat interessante dingen aan bod gekomen. Ik denk dat we daar echt een paar commissievergaderingen mee zouden kunnen vullen. Maar ik heb daar enkele vragen over. Ik zal meteen ook overgaan tot de vragen. Het zijn er een vijftal.
Aansluitend bij collega Ronse, wat zijn voor u als minister de belangrijkste lessen die u zelf meeneemt uit het arbeidsmarktcongres? Wat is u daar opgevallen? Wat vindt u zeker iets om mee te nemen de komende maanden en belangrijk om mee te nemen naar een volgende legislatuur?
Het aantal arbeidsongeschikten is fors toegenomen: 250.000 mensen in Vlaanderen zijn langdurig ziek. In de aanpak van deze problematiek is prioriteit nummer één preventie en werkbaar werk. Verschillende sprekers waren het erover eens dat daar de ambitie hoger mag zijn om daar in Vlaanderen meer op in te zetten. Mijn vraag daarover is welke concrete acties u nog deze legislatuur plant op te starten, dus om de ambitie daarin te verhogen.
In de benadering van de arbeidsreserve is er volgens verschillende sprekers te weinig aandacht voor de drempels waar heel wat individuen op botsen. Dat gaat over betaalbare kinderopvang, mobiliteit, discriminatie, enzovoort. Welke transversale maatregelen denkt u dat de Vlaamse Regering hierover moet nemen en wat stelt de Vlaamse Regering hier ook tegenover op dit moment?
Kathy Goffin van IDEA Consult gaf enkele concrete pijnpunten mee over de activering van leefloongerechtigden. Bij VDAB zou er te weinig voeling zijn met de doelgroep en de specifieke noden. Welke bijkomende maatregelen zijn voorzien bij VDAB om leefloongerechtigden naar het werk te begeleiden?
Tot slot heb ik nog een vraag over de opleidingskloof. Uit cijfers van het Steunpunt Werk blijkt dat kwetsbare profielen ook hier uit te boot vallen. Niet iedereen krijgt dezelfde kansen. Willem De Klerck van het departement Werk heeft het over een arbeidsmarkt met twee snelheden. Hoe gaat u dit keren en hoe gaat u dit mooi allemaal met dezelfde snelheid laten verlopen? Ik kijk uit naar uw antwoorden.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de bijzondere interesse in de uitkomst van het arbeidsmarktcongres en in alle thema’s die daar zijn besproken. Het was inderdaad een speciale editie dit jaar, naar aanleiding van het 35-jarige bestaan van VDAB.
Jullie stellen heel wat vragen. Inderdaad, collega Annouri, zoals je zegt, zou je heel wat commissievergaderingen kunnen vullen met alle thema’s, elementen en zaken die aan bod zijn gekomen op het arbeidsmarktcongres.
Eerst en vooral wat de lessen betreft die daaruit kunnen worden getrokken. Wat mezelf betreft, is er toch wel een zeker dubbel beeld bijgebleven als je de voorbije 35 jaar weer voor de geest haalt. Aan de ene kant is er in die 35 jaar ontzettend veel ten goede veranderd. Als je bijvoorbeeld gaat kijken naar de evolutie van de werkzaamheidsgraad, dan is die geëvolueerd in positieve zin: van nog geen 60 procent in 1988, tot 77 procent vandaag. Ook de halvering van het aantal werklozen is toch wel sprekend.
We kunnen dus bezorgd zijn over de situatie op de arbeidsmarkt vandaag, en er zijn zeker voldoende redenen om zorgen te hebben. Maar als ik moet kiezen tussen een conjunctuur van hoog oplopende werkloosheid, of de conjunctuur van vandaag, met uiteraard als keerzijde de structurele krapte, dan moeten we toch kiezen voor dat tweede.
Aan de andere kant zijn er heel wat uitdagingen die voor ons liggen. De structurele krapte op de arbeidsmarkt is duidelijk iets wat ons de komende jaren zal blijven bezighouden en echt onze aandacht vraagt, samen met de nog te geringe werkzaamheidsgraad en opleidingsdeelname van bepaalde doelgroepen.
Ik ben het ook eens met de slotboodschap die werd gegeven door Jan Denys. Hij zegt dat het arbeidsmarktbeleid zich meer dan ooit in andere beleidsdomeinen zal afspelen. Het moet meer transversaal aandacht krijgen: ook in Onderwijs, Welzijn en Mobiliteit. Over de grenzen van bevoegdheden heen zullen we dus samen het activeringsbeleid moeten durven blijven herdenken, en ook nieuwe lokale actoren betrekken.
Collega Ronse, u wees ook op de mogelijk lage arbeidswens bij de niet-beroepsactieven en hoe dat kan worden omgebogen. Zoals u weet, ben ik een voorstander om het activeringsbeleid verder te verruimen naar de niet-beroepsactieven. Daar zijn we vandaag ook grondig mee aan de slag.
Maar, dé niet-beroepsactieve bestaat niet. Ik denk ook dat daar een uitdaging ligt voor VDAB, om veel meer gesegmenteerd te werken en om ook beleid rond te voeren in functie van de specifieke eigenschappen en behoeften van die niet-beroepsactieve groepen. Er is bijvoorbeeld een groot verschil tussen de re-integratie van iemand die langdurig ziek is, of de inschakeling van een leefloongerechtigde, of het overtuigen van iemand die als huisvrouw of huisman de stap naar de arbeidsmarkt moet zetten.
Ik vind dat we in de eerste plaats de waarde van werk centraal moeten plaatsen, maar daarnaast is het ook vooral maatwerk. In onze beleids- en begrotingstoelichting (BBT) hebt u kunnen lezen wat de plannen zijn op dat vlak. We hebben daar ook al over gedebatteerd in deze commissie:
Het gaat over VDAB, die meer dan vandaag moet uitbreken, naar mensen moet toegaan, naar organisaties moet toegaan, nog meer samenwerkingen moet opzetten met partners. Dan gaat het over werken meer laten lonen op Vlaams niveau via de jobbonus. Maar ik verwijs ook graag dat het ook over een meer structurele hervorming op federaal niveau gaat, over die fiscale hervorming waarbij werken meer moet lonen.
Het verschil tussen werken en niet-werken moet groter zijn om die activering te stimuleren. Dan gaat het over het versterken van het partnerschap met lokale besturen, waaraan we ook samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de sociale partners gaan werken. Dan gaat het voor mij ook over de versnelling van de integratie van langdurig zieken.
Die inspanningen beginnen ook te lonen. Als we naar de cijfers kijken, zien we dat in 2019 360.000 niet-beroepsactieven zich inschreven bij VDAB. Tweehonderdduizend mensen gingen aan de slag. Dat is toch niet niets. Dat kan nog beter, maar dat is een werk van lange adem. De koerswijziging is ingezet.
U vroeg ook wat ik zou doen op het vlak van de verhoging van de productiviteit en de inzet van technologie en innovatie. Dat het in de toekomst op een krappe arbeidsmarkt veel meer over productiviteit en innovatie zal moeten gaan, daar ben ik het volmondig mee eens. Vandaag doen we dat bijvoorbeeld door in te zetten op de vaardigheden die nodig zijn om vandaag de noodzakelijke digitale versnelling te maken: een opleidingsoffensief.
We zetten in op inclusieve ondernemingen; we zetten in op sociale innovatie. Er zijn tal van proeftuinen rond werkbaar werk. Dat zijn allemaal maatregelen om de arbeidsmarkt te versterken. Dus enerzijds zorgen voor instroom, maar anderzijds ook vermijden dat er voortijdige uitstroom is.
Het zou te eenvoudig zijn om te stellen dat we nu helemaal weten wat te doen op dat vlak. Dat zal een zorgvuldig uitgebalanceerde beleidsmix moeten worden, op het snijvlak van Economie, Innovatie, Onderwijs en Werk. Op ons initiatief werd dit vraagstuk alvast onderzocht in het VIONA-programma (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering). Ik verwijs dan heel graag naar het rapport hierover op het kennisplatform van het Departement Werk en Sociale Economie (DWSE).
Collega Annouri, u stelde een vraag over preventie en werkbaar werk. Zoals u weet, is dat een thema dat mij nauw aan het hart ligt. Het is een van de pijlers van het meest recente werkgelegenheidsakkoord, en het zal dat – wat mij betreft, alvast – altijd moeten zijn en blijven om die voortijdige uitstroom te voorkomen. Ik zal niet heel de reeks van maatregelen die we daarrond genomen hebben, opsommen, maar de cijfers zijn duidelijk. We hebben die hier ook al getoond. Uit de werkbaarheidsmonitor blijkt toch dat wij op het goede pad zitten, dat investeringen beginnen te lonen, en dat we samen met ondernemingen, sectoren, sociale partners verder moeten werken om uitval te voorkomen. Ook daar hebben we de nodige aandacht aan geschonken in de meest recente BBT. We werken hier aan een programma samen met de sociale partners voor innovatieve projecten inzake werkbaar werk.
Dan is er de vraag hoe we transversaal met de Vlaamse Regering drempels wegwerken rond bijvoorbeeld kinderopvang, mobiliteit en discriminatie. Dat zijn allemaal drempels richting werk. Opnieuw zal ik niet veel nieuws vertellen. Maar u weet dat we de voorbije jaren fors hebben ingezet op kinderopvang. Het tekort aan kwaliteitsvolle kinderopvang werd door heel veel mensen aangegeven als een enorme drempel om te gaan werken, van deeltijds naar voltijds, of de volledige stap. We hebben de nodige middelen vrijgemaakt om dat structureel te versterken. Daarnaast hebben we ook de nodige stappen gezet met de sectoren rond discriminatie en rond mobiliteit. Op dit moment loopt de VIONA-studie rond de jobbereikbaarheid. Ik verwijs ook nogmaals naar ons beleid om een aantal financiële drempels weg te werken.
Dan was er nog een vraag over de leefloongerechtigden en welke bijkomende maatregelen voorzien zijn. Collega Ronse stelt hieromtrent ook een vraag tijdens deze commissie. U weet dat die verplichte inschrijving voorzien is en dat we via het lokaal activeringspact financiële ondersteuning uittrekken voor lokale besturen die extra inspanningen leveren om leefloongerechtigden aan het werk te helpen. Maar daarnaast loopt er overleg met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de sociale partners over een pact – ‘Samen en lokaal voor werk’ – om het arbeidspotentieel op lokaal niveau verder uit te breiden, en bij uitstek ook om het te hebben over een groep die de lokale besturen zeer goed kennen. Het is mijn overtuiging dat we door samen te werken met het lokale nog betere antwoorden kunnen bieden op die complexe uitdagingen.
Dan is er ook nog de vraag rond de opleidingskloof en hoe we ervoor kunnen zorgen dat we kwetsbare profielen aan boord houden op de arbeidsmarkt. Ik deel die bezorgdheid natuurlijk, en het is een van onze belangrijkste bekommernissen om kansen te geven aan mensen, zeker aan die mensen die minder kansen hebben. Ik geloof dat we een aantal juiste wegen zijn ingeslagen de voorbije jaren. Ik denk aan de sociale economie. Daar hebben we de omslag gemaakt naar het individueel maatwerk, waarmee we mensen meer kansen geven, mits de nodige ondersteuning en begeleiding, op de reguliere arbeidsmarkt. We denken ook aan de digibanken, die een gigantisch groot succes zijn geworden om aansluiting te vinden bij de digitale samenleving. Ik denk aan de leerjobs, tal van opleidingsincentives, en verschillende vormen van opleiding en werkplekleren bij VDAB.
Ik ben het eens dat dit een grote uitdaging blijft naar de toekomst. Met de krapte hebben we alvast een historisch moment om meer kwetsbare mensen kansen te geven op de arbeidsmarkt. We zien dat deze uitdaging ook een opportuniteit is om mensen met een zekere afstand tot de arbeidsmarkt nu meer kansen te bieden.
Ziehier 35 jaar beleid en een congres samengevat op enkele minuten.
De heer Ronse heeft het woord.
Ja, ik ben even van mijn melk. Wat een mooie bloemlezing van de minister! Indrukwekkend ook hoe hij dat allemaal netjes heeft samengevat.
Wat mij vooral opvalt, ten eerste, en daar bent u mee begonnen: het is heel erg geëvolueerd, van een markt waarin mensen moeilijk werk vonden, naar een markt waarin ondernemers moeilijk mensen vinden.
We zitten nog altijd met heel veel koterijen zoals de langdurig zieken. Die zitten vast in dat keurslijf met het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV). VDAB kan daar eigenlijk heel weinig aan doen, buiten zeer vrijblijvende samenwerkingsovereenkomsten, en de fameuze ‘Frank Vandenbroucke’-punishments: als iemand de vragenlijst niet invult, houdt die nog maar 97,5 procent van diens uitkering over. Op die manier hebben we toch geen enkele hefboom om daaraan iets te doen.
Ten tweede zijn er de homeopathische terug-naar-werkcoachen, die dan voor een gigantische groep mensen moeten helpen. Dat is wel wat problematisch. Ik denk dat we op het vlak van leefloners wel stappen gezet hebben.
Het is geen geheim en het valt deze legislatuur wat op dat ondanks het feit dat er in het parlement een vrij grote democratische consensus is over wat VDAB moet doen, VDAB dat niet altijd doet. Dat ligt volgens mij niet aan het management en ook niet aan de medewerkers maar wel aan degenen die het aansturen, die komen betogen aan uw kabinet, die zeggen dat er te veel wordt ingezet op activering, dat we de mensen, zoals in Wallonië, met rust moeten laten, dat we de mensen niet moeten stimuleren om te werken. Minister, is er op het congres over 35 jaar Vlaams arbeidsmarktbeleid iets of iemand geweest die opperde om de governance van VDAB te wijzigen en minstens de vakbonden en de werkgevers daaruit te gooien?
De heer Annouri heeft het woord.
Ik breng eerst een korte hulde aan collega Ronse, die consequent, zoals hij is, ook in de eerste commissievergadering van dit nieuwe jaar niet enkel maar toch ook weer verwijst naar het federale niveau. Mijnheer Ronse, ik vind dat we qua consequent zijn allemaal een voorbeeld aan u mogen nemen.
Minister, dank u wel voor uw uitleg. Inderdaad, zoals collega Ronse zegt, was het een uitgebreide terugblik op onder andere vorige legislatuur. Maar ik denk dat we dat af en toe ook moeten toetsen aan de praktijk. Om er nu één punt uit te pakken: de digitale kloof en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, laagopgeleiden, gemakkelijker begeleiden naar een job. We zijn het er allemaal over eens dat dat gemakkelijk en vlot moet verlopen. Ik heb vorige week een mail gekregen van iemand die werkt in basiseducatie. Daarin stond dat men iemand heeft begeleid die nu heel graag bij VDAB een opleiding wil beginnen, maar hij vraagt zich af of ze die willen helpen of eerder willen tegenhouden. Die persoon moet werken aan zijn geletterdheid en heeft te maken met een digitale kloof. Hij moet eerst itsme installeren op zijn smartphone. Daarvoor heeft hij een identiteitskaart, bankkaart, pincode en pukcode nodig. Ik weet niet of iemand van jullie nog weet waar zijn pukcode ligt, maar ik weet niet meer waar die van mij ligt. (Opmerkingen. Gelach)
Volgens mij is dat een viercijferige code die collega Ronse voor alles gebruikt. Dus als u ooit eens een bankkaart vindt, laat u volledig gaan.
Die pukcode zou mij alvast demotiveren om daarmee verder te gaan. Dan moet je een VDAB-account aanmaken. Dan moet je de opleiding digitaal aanvragen. Dan moet je een motivatiegesprek voorbereiden door teksten online te lezen. Daarvoor krijgt de persoon in kwestie zes verschillende links waar die doorheen moet ploeteren om zichzelf voor te bereiden. Dan moet hij de weg vinden naar het opleidingscentrum van VDAB, een motivatiegesprek voeren en uiteindelijk horen of het ja of neen is.
Minister, ik wil maar aangeven dat het toch gemakkelijker kan. Uiteraard moeten mensen er iets voor over hebben. Uiteraard moeten ze wat stappen zetten. Maar als het gaat over mensen met een geletterdheidskloof en een digitale kloof die die stap willen zetten, en mensen van het terrein geven aan dat dat ontmoedigend is en dat het zeven hoepels zijn waar ze door moeten, dan denk ik dat dat allemaal veel efficiënter kan gaan.
Dus mijn punt is het volgende. Ook als het gaat over langdurig zieken en het wegnemen van drempels, geeft u voor een deel aan wat er allemaal is gebeurd maar in het veld en ook op dat congres zelf is er gezegd dat men moet bijschakelen en extra stappen zetten, want daarmee zal men er niet geraken en daarmee gaat men de arbeidsmarkt niet sterk maken. Mijn oproep en mijn bijkomende vraag aan u is: komt er nog een soort van turbo deze legislatuur om zo veel mogelijk drempels weg te werken en de toeleiding zo gemakkelijk mogelijk te laten verlopen, ook voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt? Of zegt u dat u uw werk gedaan hebt, dat u uitbolt, wel zult zien wat de resultaten ervan zijn en het aan de volgende regering is om daar extra stappen in te ondernemen?
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Ik wil, trouw aan de ondertussen opgebouwde traditie, collega Ronse wijzen op zijn zeer consequente houding, namelijk elke vraag aangrijpen om vooral te zeggen dat hij of zijn partij, die al zovele jaren bestuursverantwoordelijkheid draagt, geen verantwoordelijkheid treft. De schuld ligt federaal. De schuld ligt bij de vakbonden. Ze ligt vooral niet bij het management dat door de regering mede wordt aangeduid en aangestuurd. Het ligt niet aan de beleidskeuzes van de Vlaamse Regering. Het ligt aan iedereen behalve aan hen. Dat is de consequente lijn die collega Ronse aanhoudt.
Ik heb een korte reactie voor wat betreft de langdurig zieken. Voor het eerst in lange tijd zijn daar op het federale niveau stappen gezet. Kan er meer gebeuren? Zeker. Maar er zijn wel stappen gezet. Het zou u toch wel sieren, mocht u erkennen dat er in een zeer delicaat dossier toch stappen zijn gezet.
Collega Ronse, u hebt gelijk wanneer u zegt dat er een belangrijke rol is voor VDAB. Daar kan vanuit de Vlaamse Regering nog meer gebeuren. Minister, u hebt een brede toekomstanalyse gevraagd. Is er al een zicht op de opleveringsdatum van dat onderzoek dat momenteel wordt uitgevoerd over de toekomst van VDAB? Dat is immers belangrijk om het arbeidsmarktbeleid van de toekomst vorm te geven.
De heer Van Hulle heeft het woord.
Sinds ik hier in deze commissie zit, heb ik eigenlijk nog niets anders gehoord dan tamelijk wat kritiek, vanuit zowat alle partijen, op VDAB. Als er een brede toekomstanalyse wordt gemaakt, ligt die misschien te ver in de toekomst. Mijn concrete vraag is: is het niet opportuun om voor de paar maanden dat we hier nog zaken kunnen veranderen, te bekijken hoe we concreet nog een aantal zaken kunnen aanpakken? Ik denk bijvoorbeeld aan het verhaal van de persoon van IDEA Consult die zegt dat er vanuit VDAB veel te weinig voeling is met de doelgroep leefloongerechtigden. Dat zou beter naar gemeenten gaan.
Minister, is het mogelijk om dat nog tijdens deze legislatuur concreet te maken? Dit lijkt me een goede piste.
Minister Brouns heeft het woord.
Om meteen met het laatste te beginnen: collega Van Hulle, dat is net wat we hebben gedaan. Specifiek voor de leefloongerechtigden hebben we VDAB en de lokale besturen, op ons initiatief, bij elkaar gebracht. Vrijdag staat opnieuw op de agenda dat daar veel actiever mee aan de slag moet worden gegaan. Dat moet niet alleen aan het OCMW worden overgelaten, maar VDAB moet als partner mee rond de tafel om die mensen veel sneller naar werk toe te leiden. Daar zijn we zeker mee bezig en we zijn er ons zeker van bewust hoe belangrijk dat is.
Collega Ronse, hebben wij signalen gekregen dat er op dat arbeidsmarktcongres over governance is gesproken in de zin dat de vakbonden en de werkgevers eruit moeten worden gezet? Dat signaal heb ik niet gekregen. Ik heb wel herhaaldelijk tegen Deloitte gezegd dat ze in gesprek moeten gaan met het parlement. Ik heb natuurlijk ook het verslag opgevraagd, om te zien welke governancesuggesties daar worden gedaan. Daar lees ik wel, vanuit verschillende fracties, dat er wordt voorgesteld dat de governance moet worden aangepast, dat het slanker en efficiënter moet zijn. Ik weet wel niet of er vanuit Open Vld iemand aan het interview heeft deelgenomen? Misschien moeten we dat anders nog eens oppakken. (Opmerkingen)
Wat de studie betreft, die is komende. De landing is ingezet. Daarin wordt zeker over governance gesproken.
Collega Annouri, we voorzien zeker initiatieven om alle digitale drempels weg te werken. Het is inderdaad heel belangrijk om mensen in die razendsnelle digitale wereld mee te nemen en alle ondersteuning te bieden die nodig is. Ook bij die eerste contacten is het al aan VDAB om in te schatten in welke mate er digitale vaardigheden zijn en hoe het gesteld is met de digitale geletterdheid, om de juiste ondersteuning te kunnen bieden die nodig is, op maat van elke werkzoekende.
De heer Ronse heeft het woord voor de slotrepliek.
Eerst en vooral, grote dank aan alle collega’s voor de lofbetuigingen in mijn richting. Ik waardeer dat ten volle.
Collega Van Hulle heeft het goed gezegd. Sinds hij in de commissie zit, is er niets dan kritiek gekomen op de werking van VDAB. Dat is ook zo, ook vanuit onze kant. Het is een grote organisatie waar duizenden mensen werken. Ik blijf ervan overtuigd dat iedereen die hier in dit Vlaams Parlement zit, puur politiek gezien, een vrij gelijkaardige visie op de werking van VDAB heeft. Die is: werk no nonsense, weinig paperasserij, zoek een job voor mensen, zoek de juiste scholing voor mensen en zorg dat ze erop ingaan. En als ze er de kantjes af lopen: sanctioneer en pak ze fors aan.
Maar vraag dat in de raad van bestuur van VDAB, en je zit met een Mexicaans leger waar de vakbond “nee, nee, nee” zegt. Ik blijf erbij – hoe zeggen ze dat weer: als de vis rot aan de kop, rot de staart ook. Wel zo is dat bij VDAB. Ik ga u zeggen, ik heb inderdaad het voorrecht gehad om een gesprek te hebben met de mensen die die studie deden. Mijn suggestie is vrij simpel. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) bestaat. Vakbonden en werkgevers komen daar samen. Laat die, net zoals ze advies geven over onze decreten en andere toestanden, gewoon advies geven over de werking van VDAB, maar laat VDAB bestuurd worden door een aantal technici, externen, die onderlegd zijn in de uitdagingen waar VDAB vandaag voor staat, zodanig dat er een mooie alignering is met wat het parlement wil. En eigenlijk wil dit parlement, alle partijen, toch gewoon dat wie de kantjes eraf loopt, geschorst wordt; dat, als iemand een afstand heeft tot de arbeidsmarkt, die richting de juiste opleiding wordt geholpen en begeleid wordt; dat hij wat tips krijgt om te solliciteren; dat bedrijven – als ze vacatures uitsturen – snel worden bediend en dat er snel mensen worden doorgestuurd, in samenwerking met en vooral ter ondersteuning van private spelers. Zo simpel is het, collega’s.
Minister, ik hoop dat die studie moedige conclusies trekt en nog deze legislatuur wordt bekendgemaakt en dat we daar, zoals collega Van Hulle terecht zei, deze legislatuur nog iets mee doen. Het zou mooi zijn om nog deze legislatuur de governance van VDAB aan te passen. Ik steun u daarin.
De heer Annouri heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw bijkomende antwoorden. Misschien moet ik nog eerst een kanttekening maken over VDAB. Ik vind het iets te makkelijk dat de partijen die jarenlang mee bevoegd zijn voor het arbeidsmarktbeleid, nu plots na vijftien of twintig jaar zeggen dat VDAB niet meer werkt, dat dat een serieuze aanpak nodig heeft.
Het ene heeft voor een stuk met het andere te maken. Je kunt je niet blijven verschuilen achter VDAB, terwijl je zelf voor een stuk het beleid mee richting hebt gegeven. Natuurlijk, je hebt daar de uitrol van doelen, en ook de middelen die werden gegeven.
Dat gezegd zijnde, minister, als het gaat over preventie qua werkbaar werk, denk ik dat Vlaanderen op dit moment tekortschiet. Die ambitie moet hoger. Ik denk dat de focus vandaag te veel ligt op arbeidsreserve en te weinig op de drempels die mensen ervaren.
Ik denk dat er beter moet worden samengewerkt tussen OCMW en VDAB als het gaat over het begeleiden van leefloongerechtigden. Ik denk dat er een heel grote inhaalbeweging moet worden gemaakt als het gaat over opleidingskloven: de werkzaamheidsgraad van de kort- en laaggeschoolden. Als het gaat over de aanpak van discriminatie – over de tewerkstelling van mensen met migratieroots en niet-migratieroots – dan moet er echt worden ingezet op die kloof.
Kortom, mijn punt is dat er nog heel veel werk is dat moet worden gedaan. Ik denk dat we niet enkel moeten kijken naar wat er de afgelopen jaren is gebeurd, en dat je je niet daarachter mag verschuilen. Maar ik denk dat je nu lijnen moet uitzetten waar je verder op kunt bouwen, om ervoor te zorgen dat er in de volgende legislatuur een serieuze sprong vooruit kan worden genomen, zodat je dingen ook effectief kunt aanpakken. Anders denk ik dat onze arbeidsmarkt het de komende maanden en jaren niet per se beter zal doen, dan zoals met de problemen die we vandaag zien. Dat moet toch wel echt onze ambitie zijn.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.