Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Minister, mijn vraag sluit eigenlijk wel aan bij de vraag van mevrouw Moerenhout. De recente cijfers van Immoweb leren ons dat de vastgoedprijzen in het laatste kwartaal van 2023 een aanzienlijke vertraging kenden. De stijgende rentevoeten zorgden in 2023 voor een druk op de vastgoedkoopkracht. Er werden dus minder woningen verkocht. Dat heeft te maken met de gestegen rentevoet. In 2023 verdubbelde de gemiddelde rentevoet volgens Immoweb ook tot 3,9 procent, en verminderde de leencapaciteit van de gezinnen met 15 procent. De stijging van de rentevoeten blijkt dan ook de belangrijkste reden voor die vertraging op de vastgoedmarkt.
Er is ook positief nieuws: de recentste cijfers spreken over een rentevoet van 3,6 procent tegenover die 3,9 procent van eind vorig jaar. De Europese Centrale Bank spreekt van een prognose die nog een daling inhoudt van mogelijk tot rond de 3 procent. Dat is toch nog altijd meer dan wat we de vorige jaren zagen. Bijkomend hangen de woningprijzen ook af van de evolutie van het aantal huishoudens, het inkomen, de hypotheekrente en de gezondheidscrisis. Die elementen hebben een belangrijke invloed op die prijzen. We weten ook dat de aankoop van een woning gepaard gaat met registratierechten, notariskosten en – als het gaat over weinig energiezuinige woningen – met de energetische renovatie- en verbouwingskosten. Dat zijn allemaal zaken die de betaalbaarheid van de woning onder druk zetten.
U weet dat wij voorstander zijn van het eigenaarschap. De minister heeft het in de vorige vraag nog eens gezegd: 72 procent van de Vlamingen heeft een eigen woning. Daarmee zijn we koploper, maar dat is ook wel goed als appeltje voor de dorst, zoals wij dat altijd noemen. Later een eigen woning bezitten, is altijd beter dan levenslang huren, maar dat moet natuurlijk mogelijk zijn en mogelijk blijven.
Over de betaalbaarheid van de woning hebben we het in deze commissie al vaak gehad. Ik zou zeer specifiek nu een vraag willen stellen over de piste om een overheidswaarborg in te stellen. De minister wees op het verhoogd risico op terugbetalingsmoeilijkheden bij de meest kwetsbare groepen, die vaak aan hogere bedragen lenen omdat ze minder spaargeld hebben. Dat impliceert natuurlijk ook een groter risico op het niet kunnen terugbetalen van die lening. Een krediet aangaan waarvan de kans op wanbetaling reëel is, is voor niemand een goede zaak. Dat kost alleen maar aan invordering en alle negatieve gevolgen die dat kan meebrengen. Andere organisaties zoals Embuild pleiten in dat opzicht voor een systeem van borgstelling voor het tekort aan eigen middelen dat de gezinnen kunnen lenen. Die borgstelling moet dan van de overheid komen. Kandidaat-bouwers die over een voldoende inkomen, maar over onvoldoende eigen middelen beschikken, kunnen op die manier toch nog in aanmerking komen voor een lening of om een groter bedrag te lenen.
Minister, ik heb eerst algemene vragen over de evaluatie van de cijfers van Immoweb en de prognoses betreffende de rentevoeten. Hoe evalueert u die? Ziet u andere belangrijke evoluties met betrekking tot de woningprijzen?
Zeer specifiek had ik graag uw visie gekend over dat idee van de overheidswaarborg op eigen inbreng van hypothecaire kredieten.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Smeyers, voor uw vraag.
De problematiek is een veelvuldig besproken item in de pers de laatste dagen en weken, zoals u zelf ook zegt. We doen een paar vaststellingen: In de eerste negen maanden van vorig jaar was het minder druk op onze vastgoedmarkt, vooral in Vlaanderen. Er waren ongeveer 15 procent minder verkopen dan in 2022. De gemiddelde prijs van een huis in Vlaanderen steeg nominaal met 3 procent. De prijs van een appartement steeg nominaal met 3,3 procent in 2023. Het aandeel jonge kopers van 30 jaar of jonger – ik verwijs daarbij naar de notarisbarometer – daalde lichtjes in vergelijking met 2022, en de gestegen rente en de gestegen noodzakelijke inbreng van eigen middelen.
De renovatieverplichting en de energiecrisis hebben het belang van een energiezuinige woning een boost gegeven. Er was hierdoor minder vraag naar energieverslindende woningen. We zien dan ook lichte prijsdalingen voor woningen met een slecht energieprestatiecertificaat (EPC), terwijl de energetisch zuinige woningen duurder zijn geworden. Door dat prijsverschil begint die tweedeling te verzwakken, en neemt de bereidheid om de woningen met een slecht EPC te kopen en te renoveren weer toe. Dat is wat Wouter Thierie van ING vertelde. Wat minder in de pers verschenen is, is dat de prijsevoluties op de woningmarkt in 2023 steevast onder het inflatiecijfer liggen. De gemiddelde inflatie bedroeg ongeveer 4,1 procent in 2023. In reële termen zien we dus wel degelijk een algemene lichte afkoeling, ook van de prijzen.
Belangrijk hierbij zijn ook nog volgende elementen: Onze Vlaamse vastgoedmarkt is schokbestendig. Door een hoog aandeel aan eigenaars blinkt onze markt uit in stabiliteit. Het blijft voor mij een absolute prioriteit voor de overheid om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen een eigen huis kunnen kopen. Door die ijzeren ruggengraat van een sterk eigenaarschap zijn de fluctuaties op onze vastgoedmarkt veel kleiner dan gemiddeld gezien internationaal.
Tot slot is het belangrijk dat uit een onderzoek van Deloitte blijkt dat ons land de meest betaalbare woningmarkt in Europa heeft. Hier analyseerde men de prijs van woningen in functie van het vereiste aantal bruto jaarlonen. Dat is zelfs betaalbaarder dan bijvoorbeeld Noorwegen. Dat land ligt vlak achter ons, maar wij doen het beter dan zij. Wij zijn samen met Noorwegen de enige die onder vijf bruto jaarlonen liggen voor de aankoop van een woning.
We kunnen dus concluderen dat we een robuuste en betaalbare woningmarkt hebben. Dat is een belangrijke troef die we voor onze kinderen en de toekomstige generaties willen vrijwaren.
De Vlaamse woonlening bestaat al, en die is populair. We haalden in 2023 een recordcijfer: meer dan 1,4 miljard euro aan verstrekte kredieten. Met deze goedkopere lening kunnen mensen met een beperkt inkomen voor 100 procent van het aankoopbedrag ontlenen, kosten inclusief. Eigenaarschap stimuleren is en blijft een belangrijke doelstelling van mijn woonbeleid, om niet te zeggen dat het prioritair is. Ik ben daarom nog een voorstel van Embuild voor eerste kopers, of ‘first-time buyers’, aan het onderzoeken. Voor eerste kopers, voornamelijk jonge gezinnen, is immers de eigen inbreng die bij een hypothecair krediet komt kijken vaak een grote uitdaging. Banken hebben vandaag marge om bij 35 procent van de eerste kopers een lagere eigen inbreng te vragen. Bovendien mag het bedrag van de lening voor 5 procent van de starters zelfs boven de 100 procent van de waarde van de woning gaan. Maar dat potentieel wordt momenteel niet volledig benut. Een extra waarborg vanuit de overheid kan mogelijk de banken aansporen om die marge verder op te vullen en zodoende meer jonge kopers aan een eigen woonst te helpen.
Om dit grondig te kunnen bekijken, heb ik met vertegenwoordigers van Embuild, de Belgische Federatie van de Financiële Sector (Febelfin) en mijn administratie op 17 november 2023 samengezeten om het voorstel te bespreken. Daarop heb ik het initiatief genomen om een overleg te organiseren met de Nationale Bank van België (NBB), dat heeft plaatsgevonden op 20 december 2023, om dit voorstel af te toetsen en een beter zicht te krijgen op de markt van de hypothecaire kredietverlening. We hebben dat uitdrukkelijk zowel met Febelfin als met de Nationale Bank gedaan – en natuurlijk ook met Embuild, omdat het voorstel van hen kwam – omdat je aan de veiligheidsvoorschriften voor de banken raakt. Je bent daar toch beter voorzichtig mee voor je ballonnen in de lucht laat. We hebben dus eerst dat overleg gehouden, om zeker te zijn dat we hier een systeem konden uitwerken en dat een paar negatieve gevolgen die gevreesd werden zich niet zouden voordoen. Daarom hebben we dat overleg gevoerd.
Wel een kanttekening: we moeten er natuurlijk blijven over waken – dat is een volgend punt – dat we die eerste kopers niet met een onbetaalbare afbetalingscapaciteit opzadelen. De potentiële negatieve gevolgen van zo’n systeem zijn dat je op de mensen hun schouders een te zware leninglast gaat laden. Dat kan niet de bedoeling zijn. Daarnaast kan een prijsopdrijvend effect ook niet de bedoeling zijn. Goed, we zijn die zaken nu aan het onderzoeken en aan het bespreken. We zijn die Vlaamse waarborg momenteel grondig aan het bestuderen. Dat lijkt mij het meest verstandige om te doen.
Ik hoor toch soms een paar misverstanden in dat debat. Eerst en vooral dat een op de drie leningsaanvragen wordt geweigerd. Er wordt dan gedaan alsof dat een gigantisch groot verschil is met vroeger. Dat moet toch gerelativeerd worden. Zoals ook Febelfin aangeeft, zegt dat cijfer bijzonder weinig, en schommelt het de afgelopen jaren voortdurend rond de 30 procent. Het is dus altijd zo geweest dat er zoveel weigeringen van hypothecaire leningen zijn. Er is altijd een verschil geweest tussen aanvragen en toegekende hypothecaire kredieten, omdat consumenten nu eenmaal bij verschillende banken een aanvraag indienen. Door de digitalisering is het voor de consument ook makkelijker geworden om de rentevoeten van verschillende banken te vergelijken, wat het aantal kredietaanvragen ook wel zal beïnvloeden.
Een tweede misverstand: banken beschikken vandaag wel degelijk al over een marge om leningen met een loan-to-value (LTV) van meer dan 90 procent toe te kennen. Het is namelijk zo dat sinds 2020 bij de productie van nieuwe hypothecaire leningen banken een tolerantiemarge hebben om een hogere LTV, van maximum 35 procent van het leenvolume, aan startende kopers toe te kennen. Feit is wel dat dit volume niet volledig benut wordt door de bancaire sector. De heer Veys heeft er daarnet naar verwezen. Dat zit de laatste jaren inderdaad tussen de 22 en 25 procent, terwijl ze eigenlijk tot 35 procent mogen gaan. Nu, als je met Febelfin praat, dan zeggen zij dat dat in veel mindere mate ligt aan het aandeel eigen inbreng. Als een hypothecaire lening geweigerd wordt, ligt dat dus in veel mindere mate aan het niet kunnen voorzien van een eigen inbreng. Voor de beoordeling van een lening focussen zij zich voornamelijk op de ontleningscapaciteit. Dat is dus de terugbetalingscapaciteit. Daar zit het grote verschil dus. Vandaar dat dat cijfer eigenlijk niet zo heel veel zegt over de problematiek.
Dat 500.000 extra benodigde woningaanbod tegen 2035, ik weet niet goed waar dat vandaan komt. Wij steunen ons in elk geval altijd op het cijfer van het Federaal Planbureau. Ik heb mevrouw Moerenhout daarjuist horen spreken van 200.000 woningen tegen 2030. Er gaan zeer veel dingen de ronde, maar wij houden ons vast aan wat het Planbureau bepaald heeft: tegen 2050 400.000 woningen nodig hebben, dat lijkt mij de doelstelling te zijn. Een correcte analyse is belangrijk om het debat gedegen te kunnen voeren, daarom geef ik dat graag mee.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Wat dat laatste betreft, heb ik ook niks anders beweerd. Het is dus goed dat de puntjes nog eens op de i worden gezet, minister. Tegen 2050 worden er dus 400.000 extra woonentiteiten verwacht. Er is dus werk aan de winkel, maar we zijn op de goede weg. Al uw maatregelen ter zake hebt u als antwoord op de vraag van mevrouw Moerenhout uitgelegd, en ook nu nog eens uiteengezet.
Naast de algemene beschouwingen ging mijn vraag eigenlijk specifiek over de overheidswaarborg, waar u terecht duidt dat u daar niet lichtzinnig ja op zegt. U hebt uitgelegd dat u met Embuild en de Nationale Bank hebt samengezeten. U bent dat dus goed aan het onderzoeken. Op zich lijkt dat een zeer goed idee, maar u zegt het zelf: we mogen niet in de valkuilen trappen waardoor de prijzen zouden stijgen, zoals het geval is bij alle maatregelen waarbij er overheidssteun wordt gegeven. Dat is ook het geval bij huursubsidies en huurpremies. Ik heb dan altijd schrik dat, zodra een systeem bekend is bij verhuurders, de huurprijzen gewoon omhoog zouden gaan. Dat zou hier ook eens het geval kunnen zijn, en verkopers zouden kunnen denken dat ze de vraagprijs kunnen opdrijven omdat de leningcapaciteit is verhoogd. We moeten daar natuurlijk goed over waken. De maandelijkse aflossing van de hypothecaire lening mag ook niet te zwaar zijn. Dat mag niet te zwaar wegen op het gezinsbudget.
Om af te ronden: de afschaffing van de woonbonus had haar redenen. Ik wil hiermee het nieuwe systeem niet afschieten. Ik ben een voorstander van uw gedegen onderzoek. We moeten erover waken dat we de negatieve gevolgen, die we dankzij het afschaffen van die woonbonus hebben kunnen temperen, niet opnieuw in het leven roepen.
De heer Veys heeft het woord.
Ik vind het een interessante discussie, collega’s, maar er is toch wel een uitspraak van collega Smeyers waar ik iets over wil zeggen.
In haar eerste vraag zei ze dat een woning kopen altijd beter is dan levenslang te moeten huren. Dat is natuurlijk ook wel een beleidskeuze. Vandaag zitten we met een huurmarkt waar twee soorten mensen in zitten die daar eigenlijk niet in thuishoren. Ten eerste zijn dat mensen die recht hebben op een sociale woning. Daar hebben we een zeer lange wachtlijst, een budget dat niet volledig besteed geraakt, en te weinig sociale woningen die erbij komen. Het alternatief is er dus niet. Ten tweede zit je ook nog eens met een heel hoge huur. Het gemiddelde is ondertussen meer dan 800 euro. Dat zorgt ervoor dat wie huurt, moeilijker kan sparen om de eigen inbreng te verhogen om gemakkelijker een lening te kunnen krijgen. Dat is natuurlijk een beleidskeuze, en dat is al tien jaar de kritiek vanuit de Vooruitfractie. Je moet ook een huurdersbeleid voeren. Dat blijft een beetje het stiefkindje van het Vlaamse beleid. We doen daar nog altijd te weinig aan, en dat is wel een keuze.
Minister, u verwees in de vorige vraag naar de besteding van de FS3-machtigingen (financieringssysteem 3), het budget voor de sociale woningbouw. 2023 was inderdaad een goed jaar. Het werd tijd dat we eens een goed jaar hadden. We hebben slechte jaren gehad ten gevolge van uw beleidskeuze om die fusie te doen. Maar goed, ik denk dat we dat wel op legislatuurbasis moeten bekijken. U verwijst altijd naar grote budget van 4,5 miljard euro. Zal er deze legislatuur 4,5 miljard euro besteed zijn? Dat is natuurlijk de volledige periode wanneer u verantwoordelijk was voor sociale woningbouw. Daar moeten we natuurlijk wel de echte rekening maken. Als ik hoor dat de banken inderdaad tot 35 procent erbovenop kunnen toekennen voor mensen die met een andere situatie zitten qua quotiteit voor die leningen, als we zien dat de banken 8 miljard euro winst hebben gemaakt, dan denk ik dat er toch wat marge zit om daar nog wat extra te ondersteunen.
Ik wilde u vooral een vraag stellen. Ik heb gezien dat cd&v vorige week een woonplan heeft gepresenteerd. Als het gaat over de uitbreiding van het aanbod, viel mij daar toch op dat cd&v pleit voor 500.000 extra woningen tegen 2035. U gaf daarnet het cijfer. Ik denk dat we vandaag ongeveer op een 40.000 wooneenheden per jaar zitten. Daar nog eens 500.000 eenheden bovenop? Ja, als voor de verdichting op Ruimtelijke Ordening geen keuzes gemaakt worden om het verschil te maken, gaan we daar toch totaal niet geraken? Ik wilde u eens vragen hoe realistisch u dat vindt om boven op het bouwritme, dat al niet slecht zit, er nog eens 500.000 woningen bovenop te bouwen. Hoe kijkt u daarnaar? Ik denk dat dat echt wel de hemel beloven is. Dat is misschien typisch voor cd&v, maar ik vind dat weinig realistisch. Ik zou toch graag uw mening daarover horen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Het einde van de tussenkomst van de heer Veys doet mij aan dat aantal woningen denken. Die 220.000 nieuwe woningen tegen 2030 is een cijfer dat ik uit Het Laatste Nieuws van vandaag haal. Maar het is goed, minister, dat u dat hebt rechtgezet. We gaan dus voor 400.000 extra woningen tegen 2050.
Ik heb een bijkomende vraag. Ik ga het debat over de huurmarkt en koopmarkt even opzij laten liggen. Ik heb een vraag die ingaat op het thema van de vraag, namelijk die extra waarborg die vanuit Vlaanderen zou kunnen worden voorzien. Ik vind het op zich wel goed dat u onderzoek doet naar hoe we jongeren die willen kopen en met problemen zitten wat die hypotheek betreft, verder kunnen helpen en ze extra kunnen ondersteunen. Iemand zei daarjuist heel terecht dat er nu eigenlijk een vastgoedmarkt met twee snelheden ontstaat: de energiezuinige woningen worden duurder en de energieverslindende woningen worden goedkoper.
Daar heb ik een vraag bij: U zei ook terecht dat we niet te lichtzinnig mogen omgaan met dat voorstel van de waarborg vanuit Vlaanderen, want bij de maandelijkse aflossing mogen er geen problemen ontstaan. U zei dat zondag ook in ‘De zevende dag’. Je helpt daar mensen niet mee door effectief problemen op te stapelen via die maandelijkse aflossing. We weten dat er een vastgoedmarkt is met twee snelheden, waar je inderdaad een aantal woningen hebt die op termijn heel veel geld gaan kosten, maar op dit moment niet noodzakelijk een heel hoge inbreng vereisen. Wordt er binnen het idee van die Vlaamse waarborg onderzocht of we de middelen daarbij kunnen integreren die nodig gaan zijn voor die verplichte renovatie in de komende jaren, zodat die maandelijkse aflossing realistisch is, en dat ook blijft de komende tien, twintig of 25 jaar? Dat is een heel concrete vraag die ik had bij de vraag van collega Smeyers.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen. Met mevrouw Smeyers ben ik het natuurlijk eens.
Mijnheer Veys, dat zal ook wel een beetje ideologisch gekleurd zijn, maar ja, ik ben ervan overtuigd dat het eigenaarschap van een woning wel degelijk heel wat voordelen biedt, en daarom de betere beleidskeuze is om op in te zetten. Ik kom straks op uw tweede deel, want u hebt groot gelijk dat je ook een beleid rond private huur moet hebben. We hebben dat ook. Maar ik vind het eigenaarschap wel degelijk heel belangrijk. Een van de belangrijkste redenen daarvoor is dat onze eerste pijler van de pensioenen niet voldoende is om ervoor te zorgen dat mensen heel hun leven op een zorgeloze manier kunnen blijven huren. Mocht dat wel zo zijn, dan was dat misschien nog iets anders. Maar als je die vergelijking op Europees niveau maakt, doen we het daar veel slechter op. In die zin hebben we het voordeel dat we lang geleden, zes decennia geleden, die keuze hebben gemaakt om in te zetten op dat eigenaarschap, want vandaag is dat een enorme troef. Ik ben er dus van overtuigd dat dat een maatschappelijke meerwaarde heeft. Buiten een paar punten met betrekking tot de ruimtelijke ordening, heeft dat zeker een maatschappelijke meerwaarde. Qua buffer tegen armoede is dat ook een enorme meerwaarde. Ik blijf er dus bij dat het eigenaarschap stimuleren een absoluut prioritaire beleidskeuze moet zijn.
Zoals gezegd: u hebt gelijk, dat betekent niet dat je geen huurdersbeleid moet hebben. Jonge mensen die net afgestudeerd zijn, mensen die gescheiden zijn, en ga zo maar door, er zal altijd een private huurmarkt nodig zijn. Ook daar heb je voldoende aanbod nodig om die huurprijzen onder controle te houden. We hebben ook initiatieven genomen om daar iets aan te doen, zoals de premie, die subsidie, maar nu ook het budgethuren. Ik denk dat we daar niet zo ver van elkaar zitten. Misschien dat u meer daarop wilt inzetten dan ik, en dan minder op dat kopen. Ik heb daar alle respect voor, dat is een andere mening. Op zich is het natuurlijk niet vreemd dat je op die drie onderdelen van de woningmarkt moet blijven inzetten, al zal voor mij de koopmarkt en eigenaarsmarkt prioritair blijven.
2023 was niet alleen zomaar een goed jaar, mijnheer Veys, het was een recordjaar van de laatste dertien à veertien jaren. We zitten daar dus een pak boven. We hebben ook maar één jaar een onderbenutting gehad, en dat was 400 miljoen euro. Als u de optelsom wilt maken: die 400 miljoen euro is dan omgezet voor de renteondersteuning voor het deel sociale woningen. Ook die som is dus niet verloren gegaan, maar is richting het systeem van het geconventioneerd verhuren en een deel sociale woningen gegaan.
U vraagt naar mijn inschatting over die 500.000 woningen tegen 2035. Goh, het is niet aan mij om daar een inschatting over te maken. U moet maar aan cd&v vragen hoe zij tot die inschatting zijn gekomen, want dat is mij niet helemaal duidelijk. Wij houden vast aan de 400.000 woningen tegen 2050. Je ziet zelfs dat het woningoverschot de laatste jaren is gestegen. Ik weet dat dat heel contra-intuïtief aanvoelt. Er was al een hoger aantal wooneenheden dan het aantal gezinnen. Het verschil tussen dat aantal is gestegen. Je hebt dus een heel groot woningoverschot. Dikwijls zijn dat tweede woningen en dergelijke meer. Dat is een andere situatie dan in Nederland. Op zich maakt dat weinig verschil wat de problemen op de woningmarkt betreft. Als die woningen niet gebruikt worden om gezinnen te huisvesten, dan maakt dat weinig verschil. Waar die 500.000 woningen van cd&v vandaan komen, is mij een raadsel. Het is ook niet aan mij om mij daarover uit te spreken.
Mijnheer Veys, ik weet wel dat, om in de hemel te geraken, je eerst dood moet zijn. Dat is dus heel vervelend. De hemel beloven lijkt mij nooit een goede zaak.
Mevrouw Moerenhout, uw analyse klopt. Om het te schetsen: we zien een bepaald probleem op de eigenaarsmarkt. We hebben zeer veel ondersteuning. De registratierechten zijn gedaald. Voor renovatie hebben we ook zeer veel ondersteuning. Maar er is daar inderdaad een probleem bij mensen die geen of te weinig spaargeld hebben en geen duwtje in de rug krijgen van thuis uit – voor velen onder ons is dat herkenbaar – maar die wel een goede afbetalingscapaciteit hebben. Daar zit er een beetje een verschil. Dat probleem proberen we op te lossen. Voor mensen die een eerste woning kopen zonder spaargeld en die geen ouders hebben die kunnen bijleggen, maar wel een goed inkomen en voldoende afbetalingscapaciteit hebben, willen we een oplossing bieden.
Waar zitten de gevaren? We willen geen systeem dat opnieuw een prijsopdrijvend effect heeft. Dat willen we niet. We willen geen te zware schuldenlast bij die mensen leggen. Mensen te veel in de schulden steken, is nooit een goede zaak. Kijk maar naar wat er in 2008 in de Verenigde Staten is gebeurd. We willen ook niet dat ons systeem – het is nog altijd een solidariteitssysteem vanuit de overheid – gebruikt wordt door mensen die het niet nodig hebben. Dat is een beetje de zaak die we in evenwicht proberen te brengen. Met zo’n waarborg zouden we daar mogelijk kunnen komen. Ik moet voorzichtig zijn, want ik moet dat natuurlijk nog met de collega’s bespreken. Maar dat is de doelstelling, welk probleem we willen oplossen, en welke andere zaken we willen vermijden.
U hebt het dan over dat bijlenen voor die renovatie. Daar bestaan al heel veel systemen voor. Ik denk dat er daar ook een analyse over was bij Livios, of ergens anders. Die analyse stelt dat er een renovatielening kan worden aangevraagd, maar banken willen natuurlijk ook inschatten of mensen zich niet in de problemen steken, en dat die renovatie kan gebeuren met het bedrag dat wordt opgevraagd. Dat er offertes zijn en dergelijke meer, dat stond vandaag ook in de media. Daarnaast hebben we Mijn VerbouwPremie, Mijn VerbouwLening en ga zo maar door. Ik denk dat we daar inkomensgerelateerd wel degelijk een heel pak instrumenten hebben die heel wat ondersteuning bieden om mensen die renovaties te laten doen. Dat is ook het effect dat we zien. We zien de gevolgen van dat beleid op de markt met mondjesmaat. Dat is ook hoe het moet, hoe het hoort. Je mag als overheid niet plots heel zwaar gaan ingrijpen op de markt. Door onze maatregelen zoals de renovatiepremie, de renovatielening, Mijn VerbouwPremie, Mijn VerbouwLening en de renovatieverplichting, zien we die markt zich stilletjes aan aanpassen. We zien een prijsverschil tussen woningen die energiezuinig zijn en woningen die slecht presteren. We zien ook dat kopers meer bereid zijn om een slecht presterende woning te kopen om zo’n renovatietraject op te starten. Dat zijn allemaal resultaten waar we op hadden gemikt. Dat zijn ook goede zaken, zowel voor ons woningpatrimonium dat qua energie- en klimaatkwaliteit verbeterd moet worden, maar ook om te blijven volhouden in de overtuiging dat het een goede zaak is dat mensen hun woning moeten blijven kopen. Dat zijn allemaal zaken die in gang gezet zijn door deze Vlaamse Regering, en die in mijn ogen een positief resultaat opleveren.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Ik heb goed geluisterd naar de vele terechte beschouwingen. Specifiek over mijn vraag voor de overheidswaarborg, gaf de minister nog de bijkomende valkuil dat we moeten zien dat het ten goede komt aan de mensen voor wie het echt nodig is als we daarmee zouden doorgaan na het grondige onderzoek. We moeten daar dus toch een kleine buffer inbouwen en een voorbehoud maken.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb een antwoord op de vragen die ik had. Ik leer dus dat het onderzocht wordt, en dat het terdege bestudeerd wordt alvorens het mogelijk wordt ingevoerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.