Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister-president, ik heb in het verleden over dit thema al een aantal vragen gesteld. Ik zal beginnen met die te hernemen.
Er zijn in het verleden door de Staatsveiligheid en de inlichtingendiensten een quickscan en toolbox ontwikkeld om een zicht te krijgen op veiligheidsrisico’s bij openbare aanbestedingen. Ook Vlaanderen was bij het ontwikkelen daarvan betrokken via de Commissie voor de overheidsopdrachten. Die quickscan en toolbox zijn er, ik denk dit jaar nog, gekomen naar aanleiding van de heisa rond de federale aanbesteding voor slimme camera's aan het Chinese Nuctech.
Op basis van een vragenlijst kan men nagaan of het bedrijf dat de aanbesteding gewonnen heeft een veiligheidsrisico vormt. Wanneer dit het geval is, dan doet men een grondigere risicoanalyse. Als men tot de vaststelling komt dat er een risico is, dan kan men de toolbox gebruiken om bijvoorbeeld uitvoeringsvoorwaarden op te leggen of zelfs af te wijken van de wetgeving op de overheidsopdrachten.
Ik heb u op 10 oktober vorig jaar nog gevraagd of het veiligheidskader dat ontwikkeld is door de federale overheid ook zou kunnen worden toegepast in Vlaamse materies. U hebt toen geantwoord dat het kader is ontwikkeld door de federale overheid en in eerste instantie geadresseerd aan haar diensten. U zei: “Dat neemt uiteraard niet weg dat de quickscan en de toolbox ook voor Vlaamse aanbesteders nuttige instrumenten kunnen zijn.”
Wij hebben kortgeleden kennis genomen van een openbare aanbesteding door een Vlaams agentschap, De Lijn. Het ging over 92 elektrische bussen bij het Chinese bedrijf BYD. Op het eerste gezicht zou je wel kunnen zeggen dat het niet in het belang is van de Vlaamse strategische economische belangen om dat te doen, in het bijzonder gelet op het feit dat dat op hetzelfde moment kwam als het Europese onderzoek dat geopend werd naar overdreven staatssteun voor elektrificatie van auto's en mogelijk ook bussen vanuit China.
Minister-president, werd er een beroep gedaan op de quickscan voor deze overheidsopdracht? Zo ja, wat was het resultaat? Als dat niet zou gebeurd zijn, is de vraag of dat alsnog nog kan worden gedaan. Of is het eventueel mogelijk om in de toekomst die quickscan en die toolbox ook van toepassing te maken op overheidsopdrachten voor instellingen die vallen onder het Vlaamse toezicht, en eventueel de systematiek uit te breiden, niet enkel voor veiligheidsrisico's maar ook voor economische belangen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Van Rompuy, zoals u wel weet valt De Lijn niet onder mijn bevoegdheid. Ik ben dus informatie gaan navragen bij collega-minister Peeters.
Algemeen kan ik stellen dat De Lijn als overheidsbedrijf de Europese wetgeving inzake aanbestedingen moet volgen. Zoals steeds het geval is in Europese aanbestedingen, heeft De Lijn ook voor deze raamovereenkomst, naast een bestek met verplichte en optionele onderdelen, de gunningscriteria gepubliceerd. De Lijn is wettelijk gebonden om de kandidaatstellingen objectief te beoordelen aan de hand van deze gunningscriteria. Daarbij mag De Lijn niet discrimineren op basis van nationaliteit van de producenten. De Lijn mag wel criteria opleggen inzake dienst na verkoop.
Bij de beoordeling van de ingediende en weerhouden kandidaatstellingen bleek BYD Europe het best te scoren.
Bovendien verbiedt artikel 53, paragraaf 4, van de wet inzake overheidsopdrachten om technische specificaties op te leggen die verband houden met de herkomst van producten. Met andere woorden: ‘Made in Flanders’ is niet toegestaan. Dit sluit aan bij het gelijkheidsbeginsel en de non-discriminatie onder de inschrijvers, wat door de rechtspraak ook bevestigd wordt, bijvoorbeeld in de rechtszaak C-360/89 bij het Europees Hof van Justitie.
Aangezien BYD produceert in Europa en Europese vestigingen heeft, moet deze als een Europese speler worden beschouwd.
Specifiek in verband met de quick scan kan ik het volgende zeggen. De toolbox werd ingevolge de federale ministerraad van 20 juli 2023 ingevoerd voor federale aanbestedende overheden. Buiten het feit dat De Lijn niet tot deze categorie van aanbesteders hoort, dateert deze ministerraad van na de aankondiging van voorliggende overheidsopdracht en werd dus ook de quickscan niet toegepast, want die bestond nog niet.
Vervolgens is er de omzendbrief van 11 september 2023, die naast de toolbox ook een quickscan oplevert. De omzendbrief herneemt qua toepassingsgebied, ratione personae, de federale aanbesteders en qua ratione materiae stelt deze van toepassing te zijn op titel II, klassieke sectoren, waar De Lijn als aanbesteder in de speciale sectoren niet toe behoort. In de toolbox bijlage 1 heeft men het dan weer over beide sectoren.
Op uw vraag of deze quickscan nog uitgevoerd kan worden, antwoordde men dat de toepassing van de quickscan moest gebeuren voor de aankondiging van de opdracht, zoals het document, namelijk bijlage 2 van de omzendbrief, zelf stelt. De gunning is ondertussen een administratieve rechtshandeling geworden en kan niet meer ingetrokken worden.
Dit neemt niet weg dat ICT security binnen De Lijn intensief betrokken wordt bij de uitvoering van de opdracht.
Dan kom ik tot de toekomst van de quickscan en toolbox. Sta me toe eerst het algemeen kader te schetsen alvorens op uw specifieke vragen in te gaan. Een vijftal factoren zijn voor mij belangrijk in deze kwestie. Ten eerste is er het naleven van de Europese regelgeving inzake openbare aanbestedingen. Ik heb er daarjuist al naar verwezen.
Ten tweede is er het verzekeren van de continuïteit van de openbare dienstverlening van De Lijn. U weet dat de Lijn kampt met verouderd materiaal en een tekort aan bussen. We moeten ervoor zorgen dat we een performant openbaarvervoerssysteem hebben.
Ten derde is er het aanpakken van oneerlijke concurrentie op de Europese interne markt. Daarvoor heeft de Europese Unie de laatste jaren haar instrumentarium sterk uitgebreid. Ik kom hier zo dadelijk nog even op terug. Belangrijk is dat we niet afglijden naar protectionisme, maar wel oneerlijke concurrentie tegengaan. Ik zou dan ook bij de behandeling van openbare aanbestedingen vanuit deze invalshoek die instrumenten gebruiken.
Ten vierde moeten we in een geopolitiek onstabiele context onze afhankelijkheid van strategische technologie en producten verminderen en de concurrentiekracht van onze eigen industrie versterken.
Ten vijfde is er het bewaken van onze strategische belangen en veiligheid. Uw vragen focussen op dit laatste element. Daarvoor zetten we de komende tijd belangrijke stappen.
Zoals ik vermeldde in mijn antwoord in de commissievergadering van 10 oktober 2023, brengt het veiligheidskader van de federale overheid, dat geadresseerd is aan haar diensten, geen wijzigingen in de regelgeving inzake overheidsopdrachten aan. Het is dus niet zo dat het kader een nieuwe rechtsgrond creëert die gemakkelijker zou toelaten om bepaalde ondernemingen de toegang tot een overheidsopdracht te ontzeggen. Ik heb er toen ook op gewezen dat dit kader op zich staand geen voldoende efficiënt instrument is om met rechtszekerheid bepaalde ondernemingen, merken of technieken te gaan uitsluiten bij overheidsopdrachten.
Dat neemt niet weg dat het kader zorgt voor een sterker bewustzijn rond de mogelijke veiligheidsrisico’s bij bepaalde overheidsopdrachten. De vragen die zijn opgenomen in de quickscan laten toe om een inschatting te maken van de risico’s voor de nationale veiligheid van een specifieke overheidsopdracht. De toolbox geeft toelichting bij een aantal mogelijkheden om de vastgestelde veiligheidsrisico’s maximaal te verkleinen.
Wegens het sensibiliserend en richtinggevend karakter van een dergelijk veiligheidskader heb ik mijn diensten de opdracht gegeven om hiervan een doorvertaling te maken bestemd voor Vlaamse aanbesteders. Daarbij zal ook de link worden gelegd met bestaande Vlaamse instrumenten zoals de informatieclassificatie. Dat zal evenwel niet in zijn geheel worden verankerd in een omzendbrief, aangezien dit sterk evolutief is in het licht van nieuwe regelgeving en nieuwe maatregelen. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de Europese richtlijn rond cyberbeveiliging. Een eerste versie van het kader zal op de website ‘Overheidsopdrachten en raamcontracten’ ter beschikking worden gesteld in de loop van het tweede kwartaal van 2024.
U stelt de vraag of hierin ook economische belangen kunnen worden opgenomen. Zoals ik daarnet stelde, zijn economische belangen en veiligheidsbelangen bij overheidsopdrachten twee aparte factoren en thema’s. Ze worden ook beheerst door verschillende regelgevende contexten.
Economische belangen betreffen vooral aspecten zoals de toegang van ondernemingen uit derde landen tot de Europese aanbestedingsmarkt, alsook het gelijk speelveld en de eerlijke concurrentie op de Europese markt, die wordt verstoord door onder meer de toekenning van subsidies door derde landen aan ondernemingen die actief zijn op de Europese aanbestedingsmarkt. Deze aspecten worden geregeld door onder meer de Agreement on Government Procurement (GPA) van de World Trade Organisation en het EU International Procurement Instrument (IPI). Deze instrumenten hebben tot doel om de wederkerigheid bij de toegang tot de internationale aanbestedingsmarkten te bevorderen.
Wat betreft subsidies door derde landen kan worden gewezen op de Europese verordening betreffende buitenlandse subsidies die de interne markt verstoren. Deze verordening, die midden 2023 in werking is getreden, beoogt inzicht en controle te krijgen op financiële bijdragen die door derde landen worden verstrekt aan ondernemingen die actief zijn in de Europese Unie. Mijn diensten voorzien binnen de Vlaamse overheid in toelichting rond deze instrumenten, zoals recent nog door middel van een informatiesessie die duiding gaf bij deze verordening.
Een laatste relevant EU-dossier betreft de lopende onderhandelingen over de Net-Zero Industry Act (NZIA) waar Vlaanderen in de lead zit tijdens het Europees voorzitterschap. Dat komt vooral tegemoet aan de vierde factor in verband met de strategische afhankelijkheid en concurrentiekracht van onze eigen industrie. In dit voorstel van verordening zit een hoofdstuk rond openbare aanbestedingen en veilingen vervat die specifiek gunnings- en pre-kwalificatiecriteria voorziet bij de procedure tot aankoop van netto-nul technologieën. Dan heb ik het over batterijen, windturbines, zonnepanelen, enzovoort. Door de toepassing van het zogenaamde veerkrachtcriterium kunnen aanbestedende overheden geen dergelijke technologieën aankopen van marktspelers uit landen waar een afhankelijkheid van meer dan 50 procent bestaat. Maar dit is, zoals gezegd, momenteel nog in onderhandeling.
Het is dus zeker correct dat zowel economische belangen als veiligheidsbelangen een belangrijke rol spelen bij overheidsopdrachten. Gelet op hun eigen context, verschillende regelgevende kaders en instrumenten is het echter niet aangewezen om dat allemaal met elkaar te vermengen, maar er zijn twee afzonderlijke paden om dat in te brengen en te beoordelen.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Dank u, minister-president, voor uw antwoord. Ik begrijp dat u het kader voor een veiligheidsscan, die federaal quickscan en toolbox wordt genoemd, zult vertalen naar Vlaamse aanbestedingen zoals deze van De Lijn uit het verleden. Het initiatief dat u nu aankondigt – en dat ik ten zeerste weet te appreciëren – komt voor die aanbesteding van 92 bussen te laat. Misschien dat deze scan voor volgende aanbestedingen wel kan worden ingezet om te checken of er op het vlak van ICT een veiligheidsrisico zou zijn, en dan kan men eventueel stappen nemen en de overheidsopdracht desgevallend aanpassen. Ik denk dat dat een belangrijke stap vooruit is. Ik ben blij te horen dat u bij dezen aankondigt dat we ook in Vlaanderen een veiligheidsscan zullen kunnen hebben vanaf het tweede kwartaal van dit jaar, en dat dit voor alle aanbestedingen die vallen onder het Vlaamse toezicht, en dus ook voor De Lijn, van toepassing zal zijn.
U maakt helemaal terecht het onderscheid tussen veiligheidsanalyse, veiligheidsrisico’s, en economische risico’s. Op het vlak van dat laatste, is er – als ik u goed begrepen heb – een nieuwe Europese verordening die door Vlaanderen in de komende weken en maanden zal worden vertaald naar een toelichting vanuit uw administratie, om ook daar werk van te maken en stappen vooruit te zetten. En er zijn ook nog verdere initiatieven.
Algemeen gesproken zijn er in Europa wel degelijk regels over hoe een aanbesteding correct moet verlopen, maar dat is altijd in combinatie met regelgeving, die ook Europees is, over het tegengaan van oneerlijke concurrentie door derde niet-Europese landen. Ik begrijp dat er aan het einde ook nog een initiatief is met betrekking tot bedrijven die in grote mate in handen zijn van niet-Europese spelers.
Ik apprecieer de stappen die op dit vlak vooruit gezet worden om onze Vlaamse economische belangen, zoals bijvoorbeeld die van Van Hool, in de toekomst beter te kunnen beschermen, zowel met een veiligheidsscan als met stappen op het vlak van wat dit betekent voor de Vlaamse strategische economische belangen.
U weet dat ik in het verleden veel gewerkt heb rond de screening die weliswaar slechts van toepassing is voor participaties, maar misschien kan het ook nog een optie zijn om die screening mogelijk te maken voor openbare aanbestedingen. Maar dat moeten we dan misschien eens in een verdere vraag uitzoeken.
De heer Schiltz heeft het woord.
Dank u, collega Van Rompuy, voor deze zeer pertinente vraag over een thematiek waarmee we in dit parlement al enkele legislaturen worstelen. Ik herinner me nog dat ik aan voormalig minister Muyters vragen heb gesteld over aanbestedingen in diverse sectoren. Het is niet evident om als regering de afweging te maken tussen, aan de ene kant, de goede huisvader die vooral de financieel meest aantrekkelijke aanbestedingen honoreert, en aan de andere kant de langetermijneffecten die een aantal doelstellingen zoals veiligheid maar ook duurzaamheid en strategisch industrieel beleid met zich meedragen. Hierbij moet natuurlijk steevast opgemerkt worden dat het niet de bedoeling is dat we ons in Vlaanderen opsluiten en enkel nog Vlaamse producten bevoordelen.
Minister-president, we zien doorheen de jaren wel een aangehouden oefening om ervoor te zorgen dat onze Vlaamse bedrijven, die qua kwaliteit en service meedraaien op het niveau van internationale spelers, niet worden benadeeld door volumevereisten en door tal van voorwaarden waardoor ze de facto uit de markt geprijsd zouden worden. De alertheid om de lokale Vlaamse markt – in dit geval – te honoreren, is dus zeker lovenswaardig. We moeten er ons langs de andere kant ook bewust van zijn dat wat hier gebeurt heel moeilijk is. Het bespaart de Vlaamse belastingbetaler veel geld, maar naast de bezorgdheden die puur met veiligheid te maken hebben, zijn er ook vragen over de ICT die geïncorporeerd wordt: wordt die afgedekt of lekt er informatie door naar andere overheden?
Wat natuurlijk ook meespeelt, is dat een aantal landen – niet alleen China, maar ook Amerika – hun eigen markten en hun eigen economische actoren heel fors subsidiëren, en dat het niet evident is om daar een Europees antwoord op te bieden. In die zin denk ik dat het verstandig is dat Vlaanderen laat zien, of misschien ook de stem opneemt in het kader van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Raad, dat we daar een punt van maken. De Europese economie moet zich weerbaar tonen tegenover andere economieën, die eerder richting subsidie-instrument neigen, terwijl wij toch vooral de concurrentie en de kwaliteit van de dienstverlening voorop blijven stellen. Maar uiteraard is het heel begrijpelijk hoe de aanbesteding voor de lijnbussen is verlopen. We moeten nu eenmaal elke belastingeuro twee keer omdraaien om daar zoveel mogelijk uit te halen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik ben het volledig eens met de twee tussenkomsten, voor alle duidelijkheid.
Mijnheer Van Rompuy, die Net-Zero Industry Act is nog niet rond op Europees niveau. Nu we Europees voorzitter zijn, ligt dat dus op het bord van collega Brouns.
Mijnheer Schiltz, de opmerking over staatssubsidies van derde landen, buiten Europa, hebben we ook op de agenda gezet van het Industrieforum tijdens ons voorzitterschap. Dat zijn dus twee zaken die op ons bord liggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.