Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Eind december 2023 stonden bij VDAB meer dan drieduizend jobs voor leerkrachten open. In totaal zochten scholen vorig jaar meer dan 26.000 personeelsleden. Dat blijkt uit cijfers die VDAB bekendmaakte. Dat is een nieuw record. Het aantal vacatures voor onderwijzend personeel in het basis- en secundair onderwijs is vorig jaar met bijna 8 procent toegenomen in vergelijking met 2022. Bovendien krijgen scholen de vacatures ook zeer moeilijk ingevuld. In december 2023 stond een recordaantal van 1786 vacatures open. Dat is een stijging met 12 procent in vergelijking met het jaar ervoor.
Bij VDAB is men een analyse gaan maken en ziet men een aantal redenen voor deze hoge cijfers. Ten eerste is het aantal personeelsleden in het onderwijs in de afgelopen vijf jaar met bijna 10 procent gestegen – dat hebt u ook al heel vaak aangehaald –, en er is uiteraard ook de algemene krapte op de arbeidsmarkt die hier ook een rol in speelt. Bovendien zien we in het onderwijs veel startende leerkrachten uitvallen in de eerste jaren, zo stelt men ook bij VDAB. Hier hebben we dat ook al vaker aangehaald.
Maar twee jaar geleden tekenden VDAB en Katholiek Onderwijs Vlaanderen nog het zogenaamde Valentijnsakkoord om de samenwerking tussen beide organisaties te intensifiëren. Bedoeling was zo de doorstroom van werkzoekenden naar het onderwijs te verbeteren en ervoor te zorgen dat vacatures versneld ingevuld zouden kunnen worden.
Ik heb daarover een aantal vragen, minister.
Welke extra maatregelen zult u nemen om de samenwerking tussen onderwijsverstrekkers en VDAB nog te versterken?
Beschikt u over een diepere analyse van het aantal vacatures en het aantal niet-ingevulde vacatures? Zijn er bijvoorbeeld regionale verschillen?
Hebt u er zicht op of bepaalde scholen ondertussen al bepaalde richtingen of leerjaren moesten stoppen of sluiten wegens het lerarentekort? Hoe kunnen we dat vermijden? Hoe kunnen we ze ondersteuning bieden?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ga geen opsomming geven van alle maatregelen die we hebben genomen in het kader van onze strijd tegen het lerarentekort. Ik wil misschien wel even focussen op de effecten ervan. Ten eerste zijn wij tot mijn spijt natuurlijk op dat vlak niet uniek in Europa. Ook de ons omringende landen kampen met een lerarentekort, en de ons omringende landen, als ik kijk naar Nederland en Frankrijk, zelfs nog veel meer dan wij in Vlaanderen. Het is natuurlijk ook niet uniek voor ons als sector. Zowat alle sectoren kampen met de krapte op de arbeidsmarkt: kijk naar de bussen die niet kunnen uitrijden bij gebrek aan chauffeurs, kijk naar de zorgsector, naar het tekort aan verplegers.
Maar niettegenstaande die elementen hebben we wel wat effect kunnen zien van enkele maatregelen. Ten eerste is er de groei van de werkgelegenheid, van het aantal werknemers in ons onderwijs. We zijn gestegen van 186.000 werknemers in ons onderwijs in 2019 naar 208.000. Dat is wat tegen de trend in, denk ik. Er zijn weinig sectoren die kunnen getuigen van zo’n aangroei. Maar toch blijven we kampen met een tekort. Ten tweede zijn we er ook in geslaagd om in de concurrentiestrijd die wij moeten voeren met andere sectoren, wel wat mensen te verleiden om de overstap te maken van de private sector naar ons onderwijs, meer bepaald meer dan 4500 – ik moet de recentere cijfers er nog op naslaan –, maar meer dan 4500 mensen hebben de overstap gezet van privé naar onderwijs. Ten derde slagen we er ook in om te zorgen voor een nieuwe toevoer, namelijk via het aantal inschrijvingen dat is toegenomen in de lerarenopleidingen, voor het eerst ook sinds jaren. Dat zijn wel drie hoopgevende elementen. Maar ondertussen blijven er inderdaad vacatures openstaan, onmiskenbaar.
Een groot deel van die vacatures gaat anderzijds over deeltijdse invulling, vooral in het secundair onderwijs: dus enkele uren Frans, enkele uren economie, en ga zo maar door. Men verwart ook de vacatures vaak met de ontbrekende voltijdsequivalenten (vte’s).
Wat betreft de indruk die VDAB meegeeft dat een oorzaak de uitval van vele starters is: dat moet ik tegenspreken – ik heb dat hier al eens gedaan. Op dat vlak zijn de cijfers qua vervroegde uitval – dus starters die binnen een periode van vijf jaar zouden uitvallen – eigenlijk ten voordele van onze sector, namelijk 14 à 15 procent – zeg ik even vanbuiten – en dat is beter dan in andere sectoren. Ik weet dat onze administratie daar in het verleden andere cijfers over heeft meegegeven, waarbij men onder andere ook de mobiliteit van de ene school naar de andere school heeft aangemerkt als zijnde een uitval – quod non. Het gebeurt natuurlijk veelvuldig – dat weten we ook allemaal – dat startende leerkrachten van de ene school naar de andere school gaan, maar die blijven binnen het onderwijs. Dat is geen uitval. Dat vind ik dus eigenlijk een foute weergave. Maar goed, dat is bij dezen gecorrigeerd.
We hebben professor De Witte trouwens de opdracht gegeven om zich te buigen over de instroom en uitstroom in het lerarenberoep, geplaatst binnen een vergelijkend perspectief. Dat bevat de analyse van de in- en uitstroom in het lerarenberoep. De resultaten werden ons nog dit voorjaar beloofd. Dan kunnen we daar echt mee aan de slag en krijgen we een objectief beeld.
Voor de kleine opdrachten die nu openstaan, hebben we nu eindelijk de figuur van de gastleraren. Dat laat een grote flexibiliteit toe, voor individuele werknemers maar ook voor bedrijven. Het is immers ook zo dat bedrijven een contract kunnen aangaan met een school, waarbij ze werknemers voor enkele uren vrijstellen om les te kunnen geven. Voor de betrokken werknemer verandert dat in de feiten niets. Die moet geen contract aangaan met de school zelf. Dat kan allemaal worden geregeld in de backoffice.
Dat wordt ook gekoppeld aan de introductie van de flexi-jobs. Eindelijk, al moeten we ook daar met twee woorden spreken, want ze worden ons beloofd voor april, maar er zijn wel nog wat discussies gaande. In welke mate moet er bijvoorbeeld een akkoord zijn binnen het paritair comité? Als dat het geval is, dan is dat zeer problematisch, omdat de vakbonden absoluut tegen de flexi-jobs zijn. Dat vind ik onbegrijpelijk, want als je die flexi-jobs niet toelaat, zul je er de facto voor zorgen dat de bestaande leerkrachten niet worden ontlast. Wie is er immers het eerste slachtoffer wanneer er vacatures zijn? Niet alleen de leerlingen, maar ook de collega’s, de leerkrachten die moeten inspringen bij gebrek aan invulling van die vacatures.
Wat betreft de mogelijkheden tot samenwerking tussen Onderwijs en VDAB, denk ik dat we daar al invulling aan geven: de onderwijsverstrekkers en VDAB hebben regelmatige contacten en VDAB is een volwaardige partner bij de initiatieven die worden opgezet in het kader van de campagne ‘Lesgeven is alles geven’. Dat was een momentum om die samenwerking wat te hernieuwen.
Schoolbesturen maken hun vacatures op alle mogelijke manieren kenbaar en gebruiken daarbij ook steeds vaker VDAB. Dat stel ik vast. In vergelijking met de situatie vijf jaar geleden hebben we toch al serieuze stappen vooruitgezet. De onderwijskoepels hebben ook daar hun verantwoordelijkheid genomen. Zij roepen hun schoolbesturen ook op om die vacatures stelselmatig aan VDAB te melden. Dat heeft een stijging in het aantal vacatures als effect gehad.
Daarnaast is er het gegeven dat we soms onze eigen miserie organiseren. Om die reden hebben we de programmatienorm aangepast. Ik weet dat we ons daar niet populair mee maken. Als je echter moet vaststellen dat er heel veel studierichtingen zijn met minder dan vijf leerlingen in tijden van een lerarentekort, moet je je verantwoordelijkheid nemen en duidelijk zeggen dat je bij het inrichten van nieuwe studierichtingen twee jaar na de start toch wel vijf leerlingen moet kunnen verzamelen.
Er zijn ook lichtpuntjes. Er is een stijging van het aantal inschrijvingen in de lerarenopleidingen. Dat heb ik al gezegd. We blijven niet bij de pakken zitten en gaan door om de resterende tekorten aan te pakken.
Ik verwijs ook naar de oproep voor een onderwijsbemiddelaar. We maken van die figuren – gastleraar en de flexi-jobs – gebruik om nog eens een campagne op poten te zetten en een appel te doen. Het is zinvol dat we daarvoor een bemiddelaar, een matchmaker, lanceren die moet zorgen voor een optimale toeleiding en begeleiding van gastleraren in het basis- en secundair onderwijs. De projectaanvragen moeten ingediend zijn tegen 26 januari.
De berichtgeving van VDAB bevestigt de trends die we kennen, zowel wat betreft de tekorten als wat betreft de knelpuntvakken. Ook het meest recente rapport, met arbeidsmarktprognoses voor de periode 2023-2030, van het Departement Onderwijs en Vorming wijst op het probleem van de uitgeputte arbeidsmarktreserve. Dat rapport bevat een aantal prognoses, en die wijzen op een blijvende krapte op de arbeidsmarkt. Dat is nu eenmaal een gegeven voor ons, maar ook voor andere sectoren. Op langere termijn wordt op basis van de beschikbare data verwacht dat de druk op de arbeidsmarkt zal dalen, maar dat is echt wel op lange termijn. Wij hebben wel enigszins het voordeel van de demografische curve: in het kleuter- en het lager onderwijs zijn we al over de piek heen, maar de cohorte in het secundair onderwijs speelt ons wel parten.
Er hebben mij geen berichten bereikt over leerjaren of richtingen die zich genoodzaakt zagen tot een sluiting door het lerarentekort. Dat is in de ons omringende landen wel het geval, bij ons gelukkig vooralsnog niet.
Wat uw vraag naar ondersteuning betreft, verwijs ik naar de maatregelen die we hebben genomen en die we de afgelopen maanden al meermaals in de deze commissie en in de plenaire vergadering hebben toegelicht.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Deze vraag is vooral gericht op de samenwerking tussen VDAB en het onderwijs. U haalt een aantal hoopgevende elementen aan, zoals de extra personeelsleden. Ik heb dat zelf ook aangehaald.
Ik kijk zeer sterk uit naar de analyse van professor De Witte. Ik hoop dat ook de regionale verschillen worden meegenomen. Het is Vlaanderenbreed natuurlijk interessant, maar ik denk dat het op regionaal vlak heel interessant is, zeker als je op de website van VDAB gaat kijken: daar zijn de ratio’s toch heel verschillend per regio. Dan denk ik dat we soms moeten afstappen van Vlaamse analyses, maar echt op regionaal vlak moeten kijken.
Collega’s, het is verslavend als je in de data van Dataloep analyses gaat maken en je gaat verdiepen. Als we verwachten van scholen dat ze datageletterd zijn, minister, denk ik dat het belangrijk is dat we dat dan ook zelf doen. Het is niet evident om dat als parlementslid te doen. We moeten daar schriftelijke vragen voor stellen. Heel vaak krijgen we ook antwoord doorheen het lopende schooljaar dat de data niet ter beschikking zijn gesteld. Dat is nochtans zeer belangrijk.
Als ik op het terrein ga, krijg ik de vraag – ik vermoed dat de collega’s in de zaal dat ook voorgeschoteld zullen krijgen – hoeveel vacatures er niet zijn ingevuld en wat dat betekent naar de begroting toe. Scholen willen weten of ze die middelen ook kunnen inzetten. Ik weet dat er een open-endfinanciering is, die naar boven en naar onder werkt. Toch is die vraag er heel fel.
Ook over de vraag van vorige week, minister, over de directeurs en niet-ingevulde vacatures, heb ik toch wel wat reacties gekregen van mensen die aangeven dat ze op het terrein aan het puzzelen zijn om het hoofd boven water te houden. Inderdaad, op papier is die vacature ingevuld, maar dat is meestal wel met iemand die dat tijdelijk invult. Dus ik denk dat het belangrijk is om echt vinger aan de pols te houden, om te zien hoe men op het terrein aan het overleven is.
Ik ben ook benieuwd naar de cijfers van gastleerkrachten. Binnenkort hebben we inderdaad de flexi-jobs die mogelijk zijn gemaakt. Daarover hoor ik toch op het terrein – ook wel van directeurs en schoolbesturen – dat het goed is dat ze op korte termijn korte vervangingen kunnen invullen met flexi-jobs of met mensen die vervangingen komen doen. Maar als er een jaar lang niemand is voor Frans, of in bepaalde vakken, dan denk ik dat we toch moeten zoeken om nog een betere oplossing te vinden dan een flexi-job of gastleraar. Want een directeur zei me dat zijn school geen duiventil is. Ze komen niet zomaar binnen en buiten vliegen. Een school bestaat uit meer dan enkel een paar uurtjes lesgeven. Dus ik snap wel dat we daar ook rekening mee moeten houden.
Maar die cijfers zijn wat mij betreft belangrijk en ik vraag uitdrukkelijk om toch, waar mogelijk, extra cijfers mee te geven, zodat we analyses kunnen maken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
Collega’s, ik wil toch vooreerst aangeven dat het goed is dat die vacatures nu bij VDAB komen. Vanuit de N-VA-fractie hebben we daar in het verleden altijd voor gepleit. Zorg ervoor dat al die vacatures op één plaats te vinden zijn. Als je mensen zoekt, en mensen moeten zoeken naar je vacature, dan wordt het natuurlijk moeilijker. Dat is, denk ik, een goede zaak. Ik roep diegenen die het nog niet hebben gedaan op om het op de VDAB-website te zetten. Het kan alleen maar in uw eigen voordeel zijn als mensen gemakkelijk uw vacatures vinden.
Wat de cijfers betreft: zijn er scholen die problemen hebben om leerkrachten te vinden, of die problemen hebben om directeurs te vinden? Ja, ik denk dat niemand dat ontkent. Maar cijfers moeten soms in perspectief worden geplaatst in de totaliteit van het onderwijs. Daar moeten we ook naar durven te kijken.
Vorige week was ik nog in gesprek met een scholengemeenschap van 7700 leerlingen en 1100 personeelsleden. Dan kwam men vooral vragen naar mensen om in de structuur en bovenbouw te werken. Dan denk ik dat we toch ook kritisch moeten durven te kijken – en het is dat wat de minister ook aanhaalt – waar de prioriteiten nu liggen. Ik denk dat dat echt soms belangrijk is. Op dat vlak is dat, denk ik, niet onbelangrijk om mee te geven.
Ten derde: als je vandaag op de site van VDAB kijkt, zijn er 7928 vacatures in het onderwijs. Maar dat gaat ook over mensen die in het onderwijs onderhoudswerken doen. Als je gaat kijken naar leerkrachten, zijn het er 3127, Vlaanderenbreed. Maar als je dan gaat kijken – dat is inderdaad de verfijning van die cijfers, daar onderschrijf ik collega Vandromme wel –, zijn daar eigenlijk 527 open vacatures. Dat is waar men echt niemand heeft. Al de rest zijn tijdelijke vacatures: 2323 zijn tijdelijke vacatures voor een korte periode, een maand, twee maanden, tot het einde van het jaar, wegens verlofstelsels en zwangerschappen en ziekte. Dat is natuurlijk wel een ander gegeven, want dat is: we hebben iemand, maar die is er nu niet wegens een verlofstelsel, ziekte, afwezigheid, zwangerschap, en die komt wel terug. Dat is dus geen openstaande vacature. Dat onderscheid moeten we wel maken in het lerarentekort, denk ik. Waar ik mij het meeste zorgen over maak, is een vacature voor een leerkracht, een vol jaar, als je vast benoemd begint, geen titularis enzovoort. Dat zijn die 527. Daar is niemand, daar komt ook niemand voor, daar is ook niemand voor benoemd. Dat zijn degenen waar ik mij het meeste zorgen over maak. Het klopt ook dat voor de bulk aan vervangingen nu de vijver waaruit ze gehaald kunnen worden, wel wat kleiner geworden is, waar vroeger vervangingen vlotter ingevuld konden worden, maar er zijn altijd problemen geweest, collega’s, zolang als ik hier zit.
Er is één ding, collega Vandromme, waar ik uw beeldspraak van de duiventil wel volg, in de zin van: altijd nieuwe mensen, dat is niet altijd evident. Het heeft wel één voordeel: als de school een goed hr-beleid voert, blijft een duif die blij is op zijn til, ook op die til. Dat is ook een oproep aan iedereen. Ik zeg niet dat dat gebeurt, maar ik zie wel scholen die echt een hr-beleid voeren, exitgesprekken voeren om te kijken waarom iemand niet bij hen blijft, en dus op dat vlak bijsturen om mensen te houden. Dat is een gezamenlijke inspanning die we moeten leveren, denk ik, en we moeten voortgaan op de koers die we momenteel zetten. Maar ik heb inderdaad de oproep, minister, om die VDAB-site nog meer en misschien nog iets specifieker te maken, zodat ze bij VDAB op het vlak van onderwijs toch nog iets meer verfijnen en het zoeken, ook voor de mensen zelf, nog iets meer daarop wordt afgestemd.
Minister Weyts heeft het woord.
Die bede onderschrijf ik, hoor: de vraag dus naar meer fijnmazige data, ook op regionaal vlak, waarbij het interessant is – maar ik heb daar geen indicatie van – om te zien of de regionale spanning ook sectoraal altijd gelijk is. Daarmee bedoel ik het volgende: je hebt vanzelfsprekend de klassieke regio’s – ik denk aan mijn eigen regio Halle-Vilvoorde bijvoorbeeld – waar er altijd een grotere krapte is op de arbeidsmarkt. Is dat ook een een-op-eenrelatie? Is die spanning gelijk voor de totale arbeidsmarkt en voor het onderwijs in Halle-Vilvoorde? Ik heb er geen indicatie van dat het in sommige regio’s anders zou zijn, maar het zou wel zinvol zijn om dat te bekijken. Zodoende zou je dan wel kunnen vaststellen dat we met onze onderwijssector precies in die betrokken regio heel specifiek dan een probleem hebben.
Wat de openstaande vacatures betreft, krijgen we natuurlijk wel regelmatig een rapportering via VDAB. Ik denk trouwens dat eind deze maand ook nog eens de update komt van de knelpuntberoepen die ze regelmatig meegeven. Men geeft daar dan soms een eigen verklaring aan. Ik heb daar ook laten weten dat het toch zinvol zou zijn mochten ze daar eerst eens met ons over kunnen overleggen om te zien of de verklaringen die zij meegeven, wel de juiste zijn en gedragen worden binnen het onderwijsveld.
Ik snap natuurlijk dat je zegt dat alle maatregelen die nu aangeboden worden, ertoe bijdragen dat het soms wel een duiventil is. Maar we worden nu eenmaal geconfronteerd met die krapte op de arbeidsmarkt. Wij kunnen geen mensen bij toveren, we kunnen er geen bijmaken – we kunnen er wel bijmaken, maar dat is dan een langetermijneffect. Dat is nu eenmaal een gegeven. Wat wel onze verdomde plicht en verantwoordelijkheid is, is om ervoor te zorgen dat we voor diegenen die bereid zijn om, al was het deeltijds, enkele uren op te nemen, het mogelijk maken dat die effectief aan de slag kunnen gaan wanneer de schooldirectie dat een interessant aanbod vindt. Daarvoor hebben we de afgelopen jaren toch ongelooflijk onze tenen uitgekuist om te zorgen voor de nodige flexibiliteit. Zaken die voorheen onbespreekbaar waren in het onderwijsveld, hebben we nu wel kunnen realiseren. Kijk naar de evolutie die we afgelegd hebben met de voordrachtgever die dan maar enkel voor enkele uren in bepaalde sectoren en enkel in bepaalde onderwijsvormen aan de slag kon. Daar hebben we de flexibiliteit geïntroduceerd, we hebben die gastleraren geïntroduceerd, we hebben het mogelijk gemaakt dat men ook middelen kan gebruiken die niet worden opgesoupeerd aan lerarenuren en dat men die kan omzetten in punten, en dat men daar ook vrij over kan beschikken om daarmee ook mensen zonder een lerarendiploma te gaan financieren. Die grote flexibiliteit hebben we dus kunnen realiseren, maar het gegeven blijft natuurlijk dat we geconfronteerd worden met een krapte op de arbeidsmarkt.
Er zijn andere tijden geweest, waarin we de luxe hadden om te werken met terbeschikkingstelling voorafgaand aan het rustpensioen (tbs55+), er was zelfs tbs53+. Je kunt het je niet meer voorstellen. Toen vonden we dat een probleem, nu is de krapte een probleem, maar ik denk dat we echt maximaal mogelijk maken. Ik hoop dat we weer een positieve vibe kunnen bewerkstelligen, want ik geloof oprecht dat heel veel mensen bereid zijn om enkele uren per week hun expertise en ervaring ter beschikking te stellen van het secundair onderwijs, als dat niet te veel formaliteiten, paperasserij en last met zich meebrengt. Door die gastleraar, gekoppeld aan de flexi-job, kunnen we ook die promesse hard maken. Dat zou ook aanleiding zijn om aan een nieuwe campagne gestalte te geven. Ik vraag ook effectief om die flexi-jobs te kunnen toepassen in ons onderwijs, maar daar moeten we federaal toch nog een hartig woordje over spreken.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik hoop dat professor De Witte in zijn analyse ook de totale arbeidsmarkt meeneemt, en de vergelijking maakt met de uitdaging binnen het onderwijs.
Minister, ik heb zelf de analyse gemaakt voor mijn regio. Ik zie daar een verschil tussen de krapte en de ratio bij het basis- en secundair onderwijs. Daar zit dus al een verschil, en ik hoop dat professor De Witte dat ook allemaal kan meenemen in zijn analyse.
Ik ondersteun uw vraag om met VDAB een nauwere samenwerking te hebben als het op analyse aankomt. De knowhow omtrent het onderwijs zit nu eenmaal ook op het departement.
Minister, u haalde aan dat u uw tenen uitgekuist hebt om na te denken over hoe we het lerarentekort kunnen aanpakken. U hebt vandaag zelf toegegeven dat dat vooral op korte termijn een issue was, maar ik blijf erbij dat, als we echt werk willen maken van een oplossing voor het lerarentekort, we op zoek moeten gaan – en de Commissie van Wijzen heeft het ook zo verwoord – naar een duurzame oplossing, die zowel een oplossing is in tijden van krapte als in tijden van leerkrachtenoverschot.
Collega Daniëls, u haalt het heel vaak aan, of u bent soms gepikeerd over wie als schoolbestuur mensen aanstelt, als directeur of in tussenstructuren. Maar ik durf hier echt een lans te breken: als we willen dat kwaliteitsvol onderwijs standhoudt en als we daarop willen inzetten, dan zijn die mensen ook noodzakelijk. U geeft aan dat scholen een goed hr-beleid moeten voeren, en als ze dat doen, als ze bijvoorbeeld een goed retentiebeleid voeren, goede gesprekken kunnen voeren, dan houden ze die duiven in de til. Dus ja, goed beleid voeren is belangrijk, maar daarvoor heeft men ook goede mensen nodig.
Minister, misschien nog dit laatste punt: u gaf aan dat we er alles aan moeten doen om mee mensen te maken. Dat is een mooi en edel doel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.