Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, collega's, het Centrum Islamonderwijs Vlaanderen (CIO) is al jarenlang de erkende instantie van de Vlaamse overheid voor het islamonderricht. Dat betekent dat deze instantie al geruime tijd de islamitische godsdienstleerkrachten voordraagt aan scholen, de leraren islam inspecteert en adviseert, leerplannen opstelt en verantwoordelijk is voor de handboeken islamonderwijs. De termijn van het contract met het CIO liep af op 31 december 2023, waardoor er een nieuwe instantie aangeduid moest worden. Vorige maand, net voor de deadline, maakte u bekend dat u besloten hebt om het CIO weer voor vijf jaar te erkennen, dit dus tot eind 2028. Die beslissing roept, wat onze fractie betreft, heel wat vragen op.
Ten eerste is er het feit dat het CIO een afgeleide vzw is van het Executief van de Moslims van België (EMB). Deze Moslimexecutieve verloor anderhalf jaar geleden haar federale erkenning vanwege te weinig transparantie, mogelijk gesjoemel, aanwijzingen van extremisme en te nauwe banden met buitenlandse islamitische regimes. Tot een dik jaar geleden waren de voorzitter van het EMB en van de vzw CIO ook een en dezelfde persoon, Mehmet Üstün, die ook voorzitter is van een moskee in Heusden-Zolder die aan extremisme wordt gelinkt en al verschillende malen in opspraak is gekomen.
Ten tweede is ook het CIO zelf niet vrij van eigenaardigheden en fouten die onder zijn toezicht gebeurden, bijvoorbeeld het volop gebruikmaken van handboeken die rechtstreeks afkomstig waren van het Turkse Diyanetministerie. Ook hebben ze tal van islamleraren voorgedragen die een erg letterlijke interpretatie van de koran en een strikte beleving van de islam nastreven. Dat leidt in bepaalde klassen tot het propageren van waarden en normen die haaks staan op onze Vlaamse en Europese samenleving. Daarnaast is het ook pover gesteld met de algemene kwaliteit van leraren islamonderricht, zowel op inhoudelijk als op pedagogisch-didactisch vlak. Cijfers ter zake tonen dat slechts een minderheid van deze leraren een vereist diploma heeft. De regering heeft afgelopen jaren verschillende malen in beleidsnota’s en beleids- en begrotingstoelichtingen (BBT’s) dit probleem al benoemd en gesteld dat ze samen met het CIO werk wil maken van meer en betere professionalisering, maar vooralsnog blijft dit vooral bij engagementen zonder al te veel verandering op het terrein.
Ten derde is er het feit dat er voor deze erkenning als erkende instantie voor het islamonderricht, ook nog een andere kandidatuur was, namelijk die van de vzw Moslimraad, de instantie die sinds kort door de Federale Regering erkend is als het vertegenwoordigend orgaan van de islam in België. De vzw Moslimraad, en vooral haar vrouwelijke voorzitter Esma Uçan, presenteerden zich begin juni aan het brede publiek als de opvolger van de Moslimexecutieve en profileerden zich vooral als gematigder en diverser dan de vroegere executieve. Er klonk echter vanuit verschillende islamitische verenigingen en vertegenwoordigers meteen kritiek op deze nieuwe vzw. Velen stelden niet op de hoogte te zijn van deze nieuwe vzw en totaal niet geconsulteerd te zijn. De Moslimraad zit op dat vlak ook in concurrentie met de Moslimexecutieve en het CIO. Deze organisaties zijn er duidelijk niet in geslaagd een gedragen gezamenlijke kandidatuur in te dienen om door de Vlaamse Regering erkend te worden. De voorzitter van de Moslimraad gaf in de media ook aan dat ze aan het CIO gevraagd heeft om mee te stappen in het vernieuwings- en democratiseringsproces, maar die besloot om zich eenzijdig statutair af te splitsen.
Daarom had ik graag antwoord op de volgende vragen, minister.
Waarom hebt u ervoor gekozen om de erkenning van het CIO te verlengen, ondanks de gekende problemen?
Ten tweede, het CIO – en in hun navolging ook u, minister –, heeft telkens beweerd dat het CIO en het EMB twee aparte entiteiten zijn en dat de aangehaalde malversaties die op federaal niveau speelden met het EMB, niet van toepassing waren op het CIO. Dergelijke beweringen zijn eigenlijk nooit grondig geverifieerd. Er zijn op papier bepaalde wijzigingen gebeurd binnen het CIO. Zo is de heer Üstün sinds juli 2022 geen voorzitter meer en zijn er aangepaste statuten gekomen. Op informeel vlak blijft de heer Üstün echter nog altijd een van de grote pleitbezorgers van de belangen van het CIO. In hoeverre heeft het CIO bij deze erkenningsaanvraag harde garanties kunnen bieden dat het effectief volledig los zou staan van het EMB? Heeft de Vlaamse Regering in het kader van deze nieuwe erkenningsprocedure een grondige of externe audit uitgevoerd naar de werking van het CIO en zijn banden met het EMB? Indien ja, wat waren hier de conclusies? Indien niet, waarom hebt u dat niet gedaan?
Welke engagementen en garanties heeft het CIO aan de regering geboden om de problemen uit het verleden te voorkomen, met name op het gebied van leermiddelen en kwaliteit van de leerkrachten?
We weten ondertussen al dat ze van plan waren om een eigen reeks leermiddelen te maken, onder de naam Sira, in een poging om het gebruik van buitenlandse leerboeken te counteren, maar voorlopig is dat werk nog niet klaar. Op de website van de desbetreffende uitgeverij waarmee men samenwerkt, zijn enkel de leerwerkboeken voor het eerste en het derde jaar van het secundair onderwijs beschikbaar, dus de vraag is wanneer ze dat project klaar willen hebben. Ook is hier de vraag hoe het CIO zal garanderen dat individuele leraren alsnog niet gebruikmaken van eigen leermiddelen die uit het buitenland komen en/of een erg strikte of radicale beleving van de islam propageren.
Welke garanties heeft het CIO geboden opdat de leerkrachten die door zijn inspecteurs-adviseurs worden voorgedragen aan scholen effectief de algemene mensenrechten, onze wetten en onze Europese democratische waarden erkennen? Hoe zal het CIO hier nauwgezetter te werk gaan? Zal het bijvoorbeeld sneller werk maken van schorsingen en ontslag wanneer een reeds aangestelde islamleraar die niet zou erkennen?
Kunt u kort schetsen, minister, waarom er niet geopteerd is voor een erkenning van de vzw Moslimraad? Wat waren hun plannen met het islamonderricht? In hoeverre verschilden ze met die van het CIO?
In hoeverre is de erkenning van het CIO als onderwijsinstantie op Vlaams niveau niet in tegenspraak met de federale erkenning? Het KB van 12 juni 2023 stelt immers expliciet in artikel 1 dat een van de taken van de vzw Moslimraad als vertegenwoordigend orgaan van de islam de aanstelling van leraren en inspecteurs islamitische godsdienst in het onderwijs betreft. Zitten we ter zake niet met een juridisch hiaat? Zitten we daarnaast ook niet in een inhoudelijke tweespalt tussen een ‘oude’ en een ‘nieuwe’ strekking, die we nu zo ook juridisch gebetonneerd hebben door die erkenningen? Want het genoemde decreet Levensbeschouwelijke Inspectie van 1 december 1993 houdt er zo te lezen geen rekening mee dat er situaties zouden zijn als deze, dus waarbij een vzw van een bepaalde strekking wordt erkend door het federale niveau, en een concurrerende vzw van een andere strekking erkend wordt op Vlaams niveau.
Minister Weyts heeft het woord.
Goedemorgen. De erkenning van de Moslimraad door de federale overheid is onderwerp van nogal wat gedingen die nog lopen. Daar heerst wat juridische onzekerheid rond. Ik wil die discussie niet binnentrekken in ons Vlaamse onderwijs. Ik hoop dat u het met me eens bent dat ik, als Vlaams minister, of de Vlaamse Regering niet zomaar een KB moet gaan volgen. Er zijn andere verantwoordelijkheden en prioriteiten, ten eerste de onderwijskwaliteit, en vanzelfsprekend respect voor onze wetten, waarden en normen. In die zin biedt zich hier eventueel een opportuniteit aan die ik wil gebruiken. We gaan onze autonomie uiteraard gebruiken. De Vlaamse Gemeenschap is en blijft verantwoordelijk voor de organisatie van het onderwijs. Daar hoort de beslissing bij om een erkende instantie aan te duiden voor de organisatie van levensbeschouwelijke vakken.
De vzw CIO is een aparte rechtspersoon van het EMB. Dat blijkt uit de statuten die op 19 juli 2023 werden gepubliceerd, waarin het CIO niet langer een ondergeschikte rechtspersoon vormt van het Executief van de Moslims. Bovendien heeft het CIO sinds 28 juli 2022 een nieuwe voorzitter. Ik ben daarom in gesprek gegaan met het CIO over een nieuwe engagementsverklaring, net vanuit het oogpunt van een betere onderwijskwaliteit en meer garanties met betrekking tot respect voor onze decreten, waarden en normen.
Wat staat er in die engagementsverklaring? Daarin staan afspraken rond een engagement op het vlak van levensbeschouwelijke dialoog, een modernisering van de leerplannen, ook een professionalisering van leraren, met een bijzondere focus op de kennis van het Nederlands, de verdere ontwikkeling van leermiddelen, waarbij ook samengewerkt wordt met de Vlaamse uitgeverij VAN IN, en de werving van nieuwe inspecteurs. Bij de uitwerking van de actiepunten in die engagementsverklaring houden we natuurlijk ook rekening met de interlevensbeschouwelijke competenties. Bovendien moeten ze telkens in overeenstemming zijn – dat is evident – met de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens, en van het kind in het bijzonder.
Ik denk dus dat we hier een opportuniteit ter harte nemen om er net in functie van de betere onderwijskwaliteit voor te zorgen dat we een stap verder kunnen zetten richting een betere onderwijskwaliteit hier in het kader van het islamonderwijs.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, u weet dat wij zeer kritisch staan ten opzichte van het islamonderwijs. Ik heb er u in het verleden via verschillende parlementaire vragen al meermaals op gewezen dat wat onze fractie betreft het CIO toch wel problematisch is. Nogmaals: er is een gebrek aan transparantie, er is extremisme en er zijn banden met buitenlandse regimes enzovoort. Het lijkt wel of u daar blind voor bent of voor wilt blijven. Ik hoop dat dat niet zo is. Ik begrijp dat eerlijk gezegd niet. U blijft dus vasthouden aan een organisatie die op dat vlak in het verleden toch wel wat gebreken getoond heeft.
U hebt eerder ook gezegd dat u kiest voor continuïteit. Ik denk dat uw vertrouwen in het CIO misschien toch een beetje getuigt van naïviteit. Het is niet omdat de statuten wat aangepast worden en er wat geschoven wordt met bepaalde personen, dat er daarom sprake is van een fundamentele verandering. Dat is cosmetica, en ik vrees dat dat enkel voor de schone schijn is.
Wat het juridische betreft, denk ik dat er een grijs gebied gecreëerd is. Want wie is nu eigenlijk de echte, echte woordvoerder van de moslimgemeenschap? Blijkbaar komen ze daar zelf niet uit. Dat moet misschien toch een alarmbelletje doen rinkelen. Ik blijf het herhalen, minister: er moet een grondige externe audit komen naar de werkzaamheden van het CIO. Waarom maakt u daar eigenlijk geen werk van?
Er zijn ook een aantal vragen die u niet beantwoord hebt. Wat de toekomstige leermiddelen betreft: hoe gaat u er concreet voor zorgen dat individuele leerkrachten niet zullen teruggrijpen naar buitenlandse leerboeken, zoals dat in het verleden gebeurd is? Hoe zit het bijvoorbeeld met de schorsingen indien islamleerkrachten tegen onze waarden en normen ingaan? Hebt u dat zeer concreet besproken met het CIO? Wat zal daar in de praktijk tegen ondernomen worden?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. Ik denk dat wij vanuit onze fractie wel een beetje de bezorgdheden volgen omtrent het CIO en dat we wel akkoord gaan om daar kritisch naar te blijven kijken.
Minister, u geeft aan dat er een afsprakenkader is, dat er heel duidelijke afspraken zijn rond de invulling die het CIO moet geven. U hebt ook heel duidelijk gezegd wat de verwachtingen daaromtrent zijn. We rekenen er als fractie natuurlijk op dat dit ook echt wel heel strikt gevolgd wordt, dat we absoluut niet dezelfde weg op kunnen gaan die we opgegaan zijn met de Moslimexecutieve. Wij hebben die heel lang het voordeel van de twijfel gegeven, ook al waren er zeer veel signalen die het tegendeel zegden. We vragen vanuit onze fractie toch ook wel om hier kritisch naar te blijven kijken.
Wat de Moslimraad betreft, hebben we natuurlijk in de pers vernomen dat zij eigenlijk op zoek zijn naar onderwijsexperten. Dat duidt er ook op dat ze niet echt klaar zijn om daarin een bepaalde rol op te nemen. Zij hebben ook nog geen duidelijke visie op onderwijs. Maar ik denk ook dat zij als raad misschien wel een zijdelingse partner of dergelijke kunnen worden. Ik zou hen dus zeker ook wel verder blijven opvolgen in dat kader. Maar we hebben er vertrouwen in, minister, dat u dat zeer strikt zult doen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Wat die levensbeschouwing ook is, ik denk allereerst dat heel belangrijk is – en ik ga mijn mening over die levensbeschouwing niet herhalen, die kent u, minister –, dat zij inderdaad nood heeft aan professioneel erkende instanties die toezien op het verstrekken van een kwalitatief levensbeschouwelijk onderwijs, en dat geldt zeker en vast ook voor het islamonderwijs. Het is zo dat op 1 december 1993 die aanstelling werd gedaan, en ze sindsdien altijd met vijf jaar verlengd is. Ik heb begrepen dat u die exclusieve bevoegdheid hebt. U hebt die keuze daar dus gemaakt, en dus is mijn vraag wat de specifieke redenen zijn die u genoopt hebben om die keuze te maken. Wat zijn de objectieve en subjectieve criteria die vooraf werden vastgesteld? Welke eisen hebt u gesteld over de manier waarop men die aanvraag moest indienen? In welke mate werd er rekening gehouden met het voorstel dat werd ingediend door de Moslimraad van België? En in welke mate was diezelfde Moslimraad geïnformeerd over de manier waarop hij een indiening moest doen? En op welke mogelijkheden kon hij rekenen om dat te doen? Werd de Moslimraad geïnformeerd over de timing van indiening, en op welke manier moest hij de motivering doen?
We hebben hier in het verleden al verschillende malen gesproken over de buitenlandse inmenging, met name door Diyanet. In de verschillende leerboeken stond eigenlijk gewoon leerstof die rechtstreeks door Diyanet naar voren gebracht werd. Ik denk dat we ons ernstige vragen moeten stellen bij Diyanet, en op welke manier het gebruikt wordt door het Turkse regime. Ik had dus graag geweten op welke manier wij er zeker van zijn dat er geen leerstof van buitenlandse mogendheden of groeperingen naar voren gebracht zal worden.
Daarnaast werden de leden van het CIO gescreend. Door wie werden die gescreend? Wat zijn de resultaten? Hoe wordt de onafhankelijkheid van die leden gewaarborgd, en op welke manier wordt daarop toegezien? Vervolgens zal het CIO zelf de verantwoordelijkheid opnemen indien er veiligheidsissues optreden als het bijvoorbeeld gaat over problematisch lesmateriaal of radicalisering binnen het onderwijs, want deze verantwoordelijkheid wordt normaal gezien gedragen door het representatieve orgaan.
Daarnaast vraag ik me wat betreft de leerkrachten af welke screening die krijgen, door welke instantie, en welke criteria hierbij worden gehanteerd.
Daarnaast, minister, hoe kijkt u naar de toekomst? Moeten we binnen het Vlaamse onderwijs ook niet aan vernieuwing durven te denken, en aan een volledige loskoppeling van het buitenland in dezen? Hoe staat het gemeenschapsonderwijs ten opzichte van de beslissing om op dezelfde manier verder te gaan? U geeft dat namelijk toch wel als beeld door de verlenging van degene die het deed.
Daarnaast, wat betreft het Nederlands, weet ik dat het hier regelmatig in allerlei vormen aan bod komt, maar wat betreft het islamonderwijs is het nagenoeg gekend dat er niet alleen een slechte kennis van het Nederlands is, maar ook dat lessen gegeven worden in andere talen dan het Nederlands. Hoe staat u daartegenover? En zou het niet kies zijn om ‘carrément’ – om het in mooi Nederlands te zeggen – een verplichting in te voeren dat het sowieso altijd in het Nederlands gebeurt? Ik ga ervan uit dat u akkoord gaat met die stelling. Hoe wordt er gecontroleerd, en hoe wordt er dan mee omgegaan als dat niet het geval is?
Mevrouw Krekels, u gaf aan dat u nog een stukje was vergeten. Het is geen probleem om aan te vullen, maar u mag wel niet reageren op de heer De Gucht.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Daar ben ik me van bewust, dus ik ga dat niet doen. Ik ben ook akkoord met een aantal vragen die hij stelt, dus geen probleem. (Opmerkingen van Jean-Jacques De Gucht)
Ik was gewoon nog iets vergeten te vragen. Toen collega Somers nog minister was, heeft hij in antwoord op een vraag van collega Slagmulders en collega Sminate gezegd dat hij een overlegplatform zou inrichten. Dat overlegplatform zou bestaan uit vertegenwoordigers van het Departement Onderwijs en Vorming, de universiteiten, vertegenwoordigers van de Vlaamse moslimgemeenschap en experten. Ze zouden informeel het islamonderricht onder de loep nemen. Bij een vorige vraag aan u naar een stand van zaken, zei u dat hij dat hij nog geen contact met u had opgenomen. Is dat ondertussen wel gebeurd? Is dat platform er al? Ik vind er niets over terug, maar ik zoek misschien onder een verkeerd kernwoord.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat we een weloverwogen keuze hebben gemaakt, met supporters van deze of gene, maar ik laat mij leiden door onderwijskwaliteit, respect voor onze onafhankelijkheid en een eigen invulling die we kunnen geven aan zo’n onderricht.
Ik heb ter zake contact gehad met de Moslimraad, die zich had aangediend als alternatief. We waren blij dat zij hun Vlaamse kamer voordroegen. Die Vlaamse kamer bestaat evenwel uit twee personen, zijnde de enige twee Nederlandstalige leden van de Moslimraad. Twee mensen omschrijven als een Vlaamse kamer, is een beetje fictioneel. Een tweetal personen voordragen als erkende instantie voor het islamonderricht is, gezien de werklast binnen het onderwijs, ook gewoon geen goed idee. De Moslimraad had ook het voornemen om zich voor zijn onderwijswerking te laten bijstaan door experten. Dat hebben zij ook publiek gemaakt in hun communicatie. Ik heb gevraagd wie die experten zijn, maar die bleken op dat moment nog niet bekend te zijn. Medio december 2023, op het moment van de beslissing, was de Moslimraad nog volop op zoek naar die experten. Geïnteresseerden mochten zich nog melden. Het is dus niet dat men klaar was voor de job. Dat hebben zij, denk ik, ook erkend in hun communicatie.
Het is ook onduidelijk welke visie de Moslimraad over onderwijs uitdraagt. Het vernieuwingsproces, zoals zij dat zelf noemen, is gewoon vaag. Dat komt ook omdat er geen inhoudelijk dossier werd ingediend, er was enkel een voordracht. Daarnaast zijn wij ook in contact getreden met het CIO en hebben wij afspraken gemaakt in het kader van een nieuwe engagementsverklaring. Die gaat over engagementen op het vlak van de levensbeschouwelijke dialoog, modernisering van de leerplannen, professionalisering van de leerkrachten – met de focus op het Nederlands –, en de ontwikkeling van leermiddelen in samenwerking met uitgeverij VAN IN. Ondertussen zijn er al leermiddelen en handboeken ontwikkeld voor het eerste leerjaar van de eerste graad en het eerste leerjaar van de tweede graad secundair onderwijs. De handboeken voor het tweede leerjaar van de eerste graad en het tweede leerjaar van de tweede graad secundair onderwijs zijn in ontwikkeling. De ontwikkeling van handboeken voor de derde graad secundair onderwijs staat op de planning. We hebben daar een duidelijk zicht op.
De uitvoering van die engagementsverklaring wordt opgevolgd door een stuurgroep. Het lijkt mij misschien interessant voor deze commissie om kennis te nemen van betrokkenen. Aangezien we een entiteit moeten erkennen, kunnen we mijns inziens toch maar beter deze opportuniteit, een nieuwe organisatie, een nieuwe winst, aangrijpen. In de vernieuwde engagementsverklaring zitten zaken die voor ons belangrijk zijn. Ik denk dat we hiermee verder kunnen. We gaan onze kritische blik echter altijd behouden en we zullen het nauwgezet opvolgen. Ik verwijs ook naar de stuurgroep, die nauwgezet de naleving van die engagementen opvolgt en een kritische blik behoudt ten aanzien van de leerplannen en de eigen leermiddelen.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw bijkomend antwoord. Inzake islamonderwijs moet er zeker en vast de nodige verantwoordelijkheid aan de dag gelegd worden. Kinderen verdienen een onderwijsomgeving die vrij is van religieus extremisme en waar waarden en normen onderwezen worden die compatibel zijn met onze Vlaamse en democratische samenleving. Als de moslimgemeenschap er zelf niet uit geraakt wie de echte woordvoerder is, dan was het volgens mij misschien beter geweest om voorlopig geen enkele instantie voor islamonderwijs te erkennen, waardoor de aanduiding van islamleerkrachten en andere werkzaamheden on hold zou worden gezet. Dat was in mijn ogen misschien een betere beslissing geweest.
De interpellatie is afgehandeld.