Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik blijf vooralsnog, en wie weet ook na de verkiezingen, hier in de Conference League. Maar het is hier ook plezant, zoals we weten. (Gelach)
Mijn beste wensen aan alle mensen die hier aanwezig zijn, en ook aan u, minister. En ik moet ook meteen beginnen met felicitaties voor u, tijdens het nieuwe jaar. Want men zegt weleens dat de wijsheid met de jaren komt, maar in uw geval was dat slechts een kwestie van enkele maanden.
U weet dat we hier in oktober in de commissie samenzaten, en dat ik u dan, op basis van een onderzoek dat ik gedaan had, opriep om een aantal acties te ondernemen om het amateurvoetbal te beschermen tegen de dreiging van inmenging van malafide buitenlandse ‘investeerders’ – zo noemen ze zichzelf – of buitenlandse figuren. De reacties hier, van u en van enkele collega’s, waren ‘matig enthousiast’. Zo zal ik het verwoorden. U hebt gezegd dat er al genoeg regelgeving was, dat men moest opletten dat men het vrij initiatief niet zou beknotten, dat we geen keizer-koster zijn, dat er al genoeg is, dat het op dit moment geen prioriteit is. Maar goed, we zijn enkele weken later, eind december, en toen, of een paar weken eerder, hebt u toch besloten om, samen met Voetbal Vlaanderen, een actieplan op te stellen. Voor dat voortschrijdend inzicht, alvast mijn felicitaties.
De acties die u tijdens die persconferentie hebt meegedeeld, vind ik supergoed. Het zijn ook de dingen die ik begin oktober gesuggereerd heb. Ik zal er enkele opsommen. Clubs in het amateurvoetbal die een licentie aanvragen, moeten aantonen dat ze een positief eigen vermogen hebben. In mensentaal betekent dat dat ze financieel gezond moeten zijn. Er moeten externe audits komen om de werking van de amateurclubs te verbeteren. Ze kunnen daar begeleid worden. Ze moeten dat niet allemaal zelf doen. Vanuit Voetbal Vlaanderen zullen we kijken hoe we de clubs daar beter in kunnen begeleiden. Ze moeten ook – heel belangrijk – de federatie inlichten bij overnames of substantiële wijzigingen in de eigenaarsstructuur. Dat is heel belangrijk. Ik kom daar dadelijk nog op terug. Voetbal Vlaanderen kijkt ook hoe de financiering van de jeugd losgekoppeld wordt van die van het eerste elftal. Daarnaast zijn er nog een aantal andere actiepunten, onder andere over de opname van opgeleide jeugd in de kern van de eerste ploeg et cetera.
Dat zijn allemaal heel goede acties, en die komen eigenlijk neer op één ding: wij willen dat amateurclubs zich concentreren op hun kerndoelstelling. Dat is niet: heel veel geld vergaren of dienen voor louche constructies of potentieel louche constructies. Maar dat is echt in functie van jeugdvoetbal. Amateurvoetbal moet voor ons inderdaad amateurvoetbal blijven. Dat wil niet zeggen dat je geen ambities mag hebben. Je mag ambitieus zijn. Je mag successen boeken. Je mag zelfs promoveren. Dat is allemaal geen probleem. Maar dat moet gebeuren op een gezonde basis, die nog altijd in functie staat van de jeugd, jongens en meisjes die gewoon willen sjotten. Ik ben dus heel blij met uw acties, en met de acties van Voetbal Vlaanderen.
Mijn vraag vandaag is: hoe zullen we dat nu realiseren? Dat zijn dingen die niet op een-twee-drie gebeuren. Dat vergt uiteraard tijd. Ik denk ook, als ik de huidige bezetting van Voetbal Vlaanderen zie, dat het ook ergens kan impliceren dat er bijkomende versterking moet komen. Misschien moet dat niet noodzakelijk in permanent personeel, dat zeg ik niet. Maar de huidige bezetting van Voetbal Vlaanderen lijkt me, om al die clubs te controleren en om al die acties te kunnen doen, vrij beperkt.
Mijn vraag naar u is: hoe zult u dat in de praktijk brengen? Is er al een gedacht over hoe Voetbal Vlaanderen dat kan realiseren? Is het realistisch om te zeggen dat dat over één seizoen kan, of is dat eerder iets dat over een aantal jaren loopt? En vooral: kunnen we daar lokale besturen bij betrekken? Dan bedoel ik niet – en daar had u een punt in de eerste commissievergadering – dat lokale besturen iets moeten overnemen, of keizer-koster moeten spelen. Maar het zijn wel vaak die lokale besturen die de infrastructuur in handen hebben. Kunnen we ervoor zorgen dat de infrastructuur een bijkomende hefboom kan zijn om die actieplanpunten te realiseren? Kunnen lokale besturen die daar eventueel interesse in hebben, ook een deel van die actieplannen mee begeleiden, zodat dat niet allemaal op Voetbal Vlaanderen zal vallen?
Minister Weyts heeft het woord.
Het actieplan en de grote lijnen ervan zullen u niet als een grote verrassing in de oren geklonken hebben, aangezien ik die krijtlijnen al in dit parlement had meegegeven. Maar er zitten wel enkele elementen in die inderdaad een nadere uitwerking behoeven, bijvoorbeeld de financiële screening. Ik heb me ertoe geëngageerd ten aanzien van Voetbal Vlaanderen om daar als Vlaamse overheid in te ondersteunen.
Je hebt enerzijds de ambitie met betrekking tot een positief eigen vermogen en een break-even. Dat is vrij eenvoudig, denk ik. Daar kun je werken met de rekeningen van de Nationale Bank. Maar als het gaat om de financiële expertise in geval van een kandidaat-overnemer, vergt het toch een specifieke expertise om een soort ‘due diligence’ te doen van de overnemer. Dat vergt wel expertise die niet voorhanden is, en waarbij ik ook heb aangeboden om dat financieel te ondersteunen. Ik denk niet dat we over de grote bedragen spreken, gelukkig maar, gelet op het gegeven dat het maar om enkele casussen per jaar gaat.
Voetbal Vlaanderen bekijkt op dit moment op welke manier ze precies die ondersteuning nodig hebben, en of dat ook gaat over externe expertise. Ik ga daar wel van uit. Als we naar externe partners kijken, hebben we enerzijds de Belgische Voetbalbond, die dat eigenlijk al doet. Met name in het kader van profvoetbal doen zij natuurlijk die screening. We vetrekken daar dus niet van een wit blad. Zij hebben een intern auditsecretariaat. Een andere piste zijn natuurlijk de talrijke consultancybureaus en organisaties die op dat vlak bedreven zijn, die ongetwijfeld ook die expertise kunnen aanreiken.
Ten tweede is er wat u aanhaalt inzake lokale besturen. Dat lijkt me een goede suggestie, omdat we er echt van uitgaan dat het over amateurclubs gaat, die bij uitstek lokaal verankerd zouden moeten zijn. Een lokaal bestuur – zoals we ook vaststellen in de casuïstiek die u hebt aangehaald, maar evengoed in Aalst – heeft daar een grote impact. Een lokaal bestuur doet er dus goed aan om daar de vinger aan de pols te houden, zeker wanneer het zelf eigenaar is van de infrastructuur. Maar of het nu een lokaal bestuur is of een privéeigenaar, ik denk dat de eigenaar van het stadion altijd een schriftelijk akkoord moet geven dat de thuiswedstrijden gespeeld mogen worden in de betrokken stadioninfrastructuur. Dat moet ook toegevoegd worden aan de licentieaanvraag.
De nieuwe acties gaan over het versterken van de clubs, waarbij de hele context ook wordt bekeken, dus inclusief de lokale besturen. Ik denk dat er een grote meerwaarde zit in het aligneren van de subsidiereglementen van de lokale besturen, of de beheersovereenkomsten als het gaat over het gebruik van de infrastructuur, of de algemene principes en regels die we in dit actieplan hanteren. We kunnen niemand verplichten, maar ik denk dat alle partners er alle baat bij hebben om te zorgen voor een alignering.
Onze partner is in dezen uiteraard het Netwerk Lokaal Sportbeleid. Zij zullen daaromtrent ook in overleg gaan met Voetbal Vlaanderen. We zullen er dus echt voor zorgen dat dit ook een instrument kan zijn. Gelukkig hebben we die negatieve voorbeelden, die ongetwijfeld heel wat lokale besturen aan het denken zullen zetten, en aanzetten om dat misschien eens onder de loep te nemen. Via Voetbal Vlaanderen kunnen wij dan een soort modelovereenkomst aanbieden. Dat lijkt mij het beste.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoorden. Ik sta daar volledig achter. Eerst en vooral zegt u terecht – en dat moeten we inderdaad blijven benadrukken – dat we niet iedereen over dezelfde kam mogen scheren. Het gaat inderdaad voorlopig over beperkte casussen. Er zijn ook heel veel goede amateurclubs. Het merendeel werkt fantastisch.
Ik heb de laatste maanden ook, naar aanleiding van mijn initiatieven hier in het parlement, heel veel clubleiders van amateurclubs gesproken die al bezig waren met deze problematiek, en die hun model van jeugdvoetbal en maatschappelijk engagement verder wilden verspreiden en zo. Het amateurvoetbal bestaat echt wel ook uit goed gerunde clubs. Maar daarom is het net nodig om voor die clubs die dreigen op een verkeerde weg te gaan, deze acties uit te rollen.
Wat u zegt over het model dat bestaat bij de profclubs, is een heel goede insteek. Ik heb ook nagevraagd hoe het juist zit. Ik moet zeggen dat het een heel geavanceerd systeem is. Het is ook gelinkt aan UEFA-vereisten (Union Européenne de Football Association) en dergelijke. Het is waarschijnlijk te verregaand om dit een-op-een toe te passen, maar we kunnen er waarschijnlijk wel elementen uit halen, en wie weet is er wel een lightversie mogelijk.
U spreekt over het inroepen van externe expertise. Dat moet inderdaad niet allemaal ‘in house’ genomen worden. Dat vind ik ook een zeer goede suggestie.
Ten slotte is er uw model naar de lokale besturen toe. Dat is exact wat ik bedoel. Ik zie er ook wel brood in om dat samen met het Netwerk Lokaal Sportbeleid verder te implementeren.
Voilà, ik heb eigenlijk veel gezegd om te zeggen dat ik volledig achter uw initiatieven sta. We kunnen daar dus verder aan werken. Ik ben er zeker van dat de commissievoorzitter dat vanuit de Champions League verder zal opvolgen. Maar wij zullen er waarschijnlijk de resultaten van zien in dit parlement in de volgende seizoenen.
Ik moet één correctie aanbrengen. Mijn eigen ervaring is niet zozeer de Champions League. Ik heb in mijn eigen gemeente, in mijn eigen dorp, twee ploegen in het amateurvoetbal. Ik wil wel die lijnen onderschrijven die u aanhaalt. Er gebeurt heel veel positiefs. We komen later terug op het initiatief van de minister en Voetbal Vlaanderen. Men beseft zeer goed wat de uitdagingen zijn, waar de kansen liggen, en ook waar de gevaren zich situeren. Wij, vanuit onze fractie, – mocht u daaraan twijfelen, minister – staan volledig achter deze aanpak. (Opmerkingen van Maurits Vande Reyde)
Neen, maar waar we ook terechtkomen, we zullen ons ding daar wel doen, zoals we dat tot op heden altijd gedaan hebben, indien dat een bekommernis van uwentwege zou zijn.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil een woord van dank uitspreken richting Voetbal Vlaanderen. Het is eigenlijk een positief verhaal. Wij proberen – en mijn voorganger heeft daar echt een boost weten te realiseren in heel ons sportveld in Vlaanderen – onze sportfederaties te professionaliseren, om dan zo’n ‘trickle-down’ te hebben richting de sportclubs.
We zijn al een heel eind opgeschoten wat betreft de professionalisering van onze sportfederaties. Ik zal niet beweren dat het allemaal al rozengeur en maneschijn is. Neen, want regelmatig bespreken we hier ook bepaalde discussies die plaatsvinden binnen sportfederaties. Maar we zijn al een heel eind opgeschoten. Ik denk dat Voetbal Vlaanderen een van de voorbeelden ter zake is.
Een spreekwoord zegt: een vis begint te rotten aan de kop. Maar het tegendeel is ook waar. Dezelfde vis begint ook te verbeteren aan de kop. En dat is in dezen ook zo. Voetbal Vlaanderen tracht de bakens uit te zetten in functie van professionalisering, en probeert dat ook te laten doorstromen richting de clubs. Dit is daarvan misschien een goed voorbeeld.
De vraag om uitleg is afgehandeld.