Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de aanpak van asbest en asbestrisico's in jeugdlokalen
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ook mijn beste wensen voor 2024. Ondertussen zijn de werkzaamheden weer volop aan de gang en zullen we ook de komende maanden hier nog duchtig werk moeten verzetten in dit parlement en in de regering.
Asbestverwijdering in jeugdlokalen is een thema dat we hier al meermaals hebben besproken. Ook collega Danen heeft hier in het verleden al heel wat vragen over gesteld. Hoe krijgen we Vlaanderen zo snel mogelijk asbestveilig? Er zijn wat bijsturingen, en de uitrol van het plan om Vlaanderen tegen 2040 asbestveilig te maken loopt op volle toeren. Toch wil ik graag even de aandacht vestigen op de jeugdlokalen.
De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) heeft een uitgebreid programma ter ondersteuning van asbestverwijdering bij bepaalde doelgroepen: ten eerste, bij particulieren; ten tweede, bij scholen, waarbij de OVAM een tussenkomst voorziet van 50 procent voor maatregelen om een asbestveilige toestand te verkrijgen; ten derde, bij zorgvoorzieningen, waarbij voorzieningen die zorg verlenen aan kinderen en jongvolwassenen een ondersteuningspercentage van 50 procent krijgen en andere zorgvoorzieningen een ondersteuningspercentage van 35 procent; ten vierde, bedrijven; ten vijfde, land- en tuinbouwers; ten zesde, lokale besturen; ten zevende, lokaal erkende jeugdverenigingen; ten achtste, particulieren, verenigingen van mede-eigenaars, bedrijven en lokale besturen die dakisolatie of muurisolatie plaatsen.
Ook voor lokaal erkende jeugdverenigingen geldt dus een programma ter ondersteuning van asbestverwijdering, zij het onrechtstreeks, namelijk via het lokaal bestuur dat een asbestafbouwproject opzet. De financiering gebeurt op basis van de artikelen 33, 1°, en 34 van het ministerieel besluit van 15 maart 2023 tot vaststelling van nadere regels voor de subsidiëring van lokale besturen voor het afval- en materialenbeheer en tot opheffing van het ministerieel besluit van 12 oktober 2017 houdende vaststelling van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lokale besturen worden uitgevoerd – geweldig toch, die titels.
De bepalingen luiden als volgt. Ik citeer: “Lokale asbestprojecten voor bronophaling van asbestcementen buitenschil van (…) gebouwen die lokaal erkende jeugdverenigingen huisvesten komen in aanmerking voor subsidiëring van de kosten voor de asbestveilige inzameling, afvoer en verwerking van het opgehaalde asbestcement ten bedrage van, ten eerste, met zakrecipiënten, maximum 350 euro per ton en, ten tweede, met de inzet van containers voor locaties waar een efficiënte en asbestveilige inzameling met zakrecipiënten niet mogelijk is, maximum 220 euro per ton. (…) Het subsidiepercentage voor de projectkosten, vermeld in artikel 33, 1°, bedraagt 90 %”.
Minister, mijn vragen zijn ingegeven door de bezorgdheid op welke manier we ervoor kunnen zorgen dat jeugdlokalen zo snel mogelijk asbestveilig of asbestvrij kunnen worden gemaakt. Daarbij is de nodige ondersteuning belangrijk, aangezien de jeugdverenigingen, zoals u ongetwijfeld wel weet, gerund, uitgebaat en georganiseerd worden door en voor jongeren, en dat met minimale middelen.
Minister, klopt het dat de betoelaging afhangt van de medewerking van de stad of de gemeente? Zo ja, betreft het dan geen ongelijke behandeling van gelijkaardige jeugdverenigingen in gelijkaardige omstandigheden?
Klopt het dat de overige kosten ten laste blijven van de lokaal erkende jeugdverenigingen en, zo ja, zijn dergelijke jeugdverenigingen in staat de in het geding zijnde bedragen op tafel te leggen?
Dreigen, op grond van beide vorige vaststellingen, eventuele acute ongezonde of onveilige situaties niet te blijven aanslepen, bij gebrek aan middelen, met de mogelijke sluiting van en een gebrek aan lokalen tot gevolg? De bezorgdheid hierbij is dat de jeugdverenigingen hun eigen stek moeten hebben om hun werking te kunnen uitbouwen.
Het gaat om zowel relance- als reguliere begrotingsmiddelen die aan de OVAM ter beschikking worden gesteld, onder andere vanuit het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur (Minafonds). Zo voorziet artikel 100, § 2, 5°, van het ontwerp van decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2024 dat de Vlaamse Regering wordt gemachtigd om ten laste van de begroting van de OVAM inzake het asbestafbouwbeleid aan natuurlijke personen, rechtspersonen en overheden ter ondersteuning subsidies toe te kennen voor de inventarisatie, de ontmanteling, het transport of de verwerking van asbesthoudende materialen. Laten deze rechtsgrond en deze begrotingsmiddelen toe om, desgevallend ook los van de lokale besturen, lokaal of bovenlokaal erkende jeugdverenigingen rechtstreeks of onrechtstreeks financieel tegemoet te komen, niet alleen bij de bronophaling, maar ook bij de verwijderingswerken? En bent u dan ook effectief bereid om deze beide uitbreidingen van de steunmaatregel in overweging te nemen?
De heer Danen heeft het woord.
Regelmatig stelde ik u hier, net zoals een aantal collega’s, vragen over de asbestproblematiek en hoe die aan te pakken. Dat is belangrijk, omdat we in Vlaanderen in de trieste wereldtop staan op het vlak van asbestgebruik en asbestslachtoffers. We weten allemaal dat er nogal wat asbest zit in heel wat van onze gebouwen – scholen, voorzieningen, maar ook jeugdlokalen. Er zijn maar weinig regio’s in de wereld waar vandaag meer dodelijke slachtoffers vallen dan in Vlaanderen. Dat is triest om vast te stellen, vooral omdat die teller blijft aantikken. We moeten bijgevolg alles op alles zetten om toekomstige slachtoffers te vermijden.
Vandaar ook mijn vraag, specifiek naar de jeugdsector toe. Enige tijd geleden klaagde ik aan, ook in deze commissie, dat de jeugdsector op dit vlak een vergeten sector is, in tegenstelling tot landbouw, onderwijs of zorg. In die laatste twee sectoren zijn er naast plannen ook middelen om asbestrisico’s te lijf te gaan, zoals collega Rombouts ook aanhaalde. Daar wordt 50 procent van de asbestverwijdering betoelaagd.
U beaamde, toen ik die vraag stelde, dat de jeugdsector een vergeten sector vormt en zei in het antwoord ook dat u daar werk van zou maken. U zei toen letterlijk: “U hebt een punt dat de situatie in jeugdverblijven en kamphuizen te vergelijken is met scholen. Ik deel uw mening dat, omdat het vaak gaat over jongeren en kinderen, we de lijn moeten doortrekken. Sta me toe dat ik met de administratie bekijk onder welke vorm we het zullen doen. Ik vind het een welgekomen en goede suggestie van u. Ik ga ermee aan de slag.”
Dat hebt u ook gedaan. Via contacten in de sector wist ik ook wel dat er iets aan zat te komen. Maar goed ook, want asbesttoepassingen zijn wijdverspreid – dus ook in de jeugdlokalensector. Uit het jeugdlokalenonderzoek dat recent heeft plaatsgevonden en waar collega Rombouts ook wat vragen rond heeft gesteld, weten we ook dat de asbestproblematiek er maar weinig leefde. Er waren wel wat oprispingen rond, maar het leefde niet echt, terwijl we toch wel weten dat heel wat jeugdlokalen met die problematiek zitten. Er moest dus wel iets gebeuren.
Tijdens de laatste ministerraad van 2023 stond de asbestproblematiek in jeugdlokalen ook op de agenda. Hierover communiceerde u in de media, waarbij u aangaf dat de asbestproblematiek daar te gefragmenteerd wordt aangepakt. U zei toen: “Bij de jeugdlokalen ligt het aan de eigenaars, meestal lokale besturen, of ze iets doen met dat asbest.” Dat zei u toen in Het Belang van Limburg. En verder zei u nog: “Daar willen we verandering in brengen door de OVAM structureel asbestattesten te laten opstellen en met de eigenaars de verwijdering te organiseren. Dan hangen we niet langer af van de goodwill van de eigenaars en lokale besturen.”
Ik heb hierbij de volgende vragen:
Eén: u klaagt terecht aan, minister, dat de aanpak van asbest bemoeilijkt wordt door de eigendomsstructuur van de jeugdlokalen, en zegt dat u samen met de OVAM de verwijdering wilt organiseren. Hoe zult u concreet het opstellen van asbestattesten organiseren? Betekent dat bijvoorbeeld dat elk jeugdlokaal binnen een redelijke termijn over een asbestattest zal beschikken?
Is er een andere aanpak voorzien voor particuliere eigenaars van jeugdlokalen tegenover wanneer lokale besturen eigenaar zijn?
Hoeveel middelen voorziet u voor de verwijdering van asbest in jeugdlokalen?
Kunt u mij uitleggen hoe u met deze maatregelen niet langer afhangt van de goodwill van eigenaars en lokale besturen? Want als u hen niet dwingt of hun niks oplegt, blijft u natuurlijk afhangen van de goodwill van die eigenaars of lokale besturen.
Twee, vervolgens, hoe wilt u asbestrisico’s aanpakken en bijkomend verwijdering organiseren bij de jeugdverblijfcentra? Dat is weer een andere deelsector. Hoeveel middelen hebt u daarvoor voorzien? Dat lijkt me wel van belang, omdat kinderen daar ook langere tijd verblijven, slapen, en zo verder.
Drie: wilt u bijkomend onderzoeken of de jeugdlokalen in Vlaanderen vandaag al asbestveilig zijn?
Minister Demir heeft het woord.
Ik zal eerst beginnen met de vragen van collega Tinne Rombouts, die daar inderdaad in de commissie al vaak over is tussengekomen, om dan vervolgens bij collega Danen te komen.
De eerste vraag: in alle Vlaamse gemeenten wordt momenteel bronophaling georganiseerd en dit volgens dezelfde voorwaarden en dezelfde voordelige gesubsidieerde tarieven. Alle Vlaamse burgers en dus ook de lokale jeugdverenigingen kunnen hieraan deelnemen. Ik zie daar dus geen ongelijkheid in.
Wat uw tweede vraag betreft: de lokale asbestprojecten zetten in op een veilige en gesubsidieerde afvoer van asbestcement, met het oog op het realiseren van asbestveilige gebouwen. Ondersteuning voor asbestverwijdering is voorzien via MijnVerbouwPremie, namelijk de verhoogde dakisolatiepremie waarbij we gelijktijdig inzetten op asbestverwijdering en de verbetering van de energieprestatie. Op die manier willen we de meerkost dekken die deze verenigingen hebben als ze asbest mee verwijderen. Verder deel ik uw bekommernis dat we op het vlak van asbest extra initiatieven moeten nemen voor de lokale jeugdgebouwen. In de loop van 2023 hebben we met de sectorpartners een sectorprotocol opgestart.
Ik nam dit initiatief tot nieuw sectorprotocol ook op in het Actieplan Asbestafbouw, dat op 22 december 2023 – dus vlak voor de kerstvakantie – principieel is goedgekeurd. Nog deze legislatuur, hopelijk zo snel mogelijk natuurlijk, wil ik ook het sectorprotocol ‘Asbestveilige lokale jeugdgebouwen’ aan de Vlaamse Regering kunnen voorleggen en ook laten goedkeuren, waarna een verdere opschaling van het ondersteuningskader beschikbaar wordt voor alle lokale jeugdverenigingen.
Wat betreft uw derde vraag: het lokale niveau moet daar vanuit de verantwoordelijkheid voor veiligheid en preventie maatregelen nemen om acuut onveilige situaties te vermijden, voor asbestrisico’s, net zoals voor andere risico’s als verouderde elektriciteitscircuits, CO-risico, brandveiligheid, instabiliteit, vochtproblemen enzovoort.
Dan kom ik bij uw vierde vraag. Die rechtsgronden laten toe dat de OVAM zelf optreedt met eigen raamcontracten. Gemeenten kunnen voor de jeugdgebouwen in hun eigendom ook gebruikmaken van de raamcontracten van Het Facilitair Bedrijf, zonder zelf een overheidsopdracht in de markt te hoeven zetten. Naast de lokale bronophalingsprojecten, het in opmaak zijnde sectorprotocol jeugd en de instrumentele ondersteuning via Het Facilitair Bedrijf, kan in bepaalde gevallen ook een beroep worden gedaan op de energiepremies met asbestsurplus via Mijn VerbouwPremie. Binnen het asbestbeleid is de opdracht om de meerkost die het asbest veroorzaakt, zoveel mogelijk weg te nemen. Voor de financiering van verwijderingswerken en renovatiewerken op zich bestaan er natuurlijk ook andere kanalen.
Collega Danen, binnen het sectorprotocol lokale jeugdgebouwen zoals het nu in ontwerp ligt, zullen de protocolpartners ernaar streven om uiterlijk tegen eind 2029 voor alle lokale jeugdgebouwen over een asbestattest te beschikken. De gebouwen zullen kunnen worden aangemeld bij de OVAM, die dan voor een deskundige en voor de financiering van het attest zal zorgen.
Er is noch juridisch, noch in de geboden ondersteuning een onderscheid gemaakt voor private eigenaars, dan wel lokale besturen. Het blootstellingsrisico is immers niet anders bij private dan bij publieke eigenaars.
Er werd 3 miljoen euro vrijgemaakt om het sectorprotocol voor de jeugdgebouwen van start te laten gaan.
De nieuwe ondersteuning geldt voor lokale jeugdverenigingen in heel Vlaanderen en is op een zo laagdrempelig mogelijke manier georganiseerd om snel en kosteloos asbestattesten te laten opmaken en de inzameling van asbestcement mogelijk te maken.
Het sectorprotocol zoals het nu in opmaak is, beoogt de gebouwen van lokaal erkende jeugdverenigingen.
En wat uw derde vraag betreft: tegen 2029 voor alle lokale jeugdgebouwen een asbestattest. Met het gratis aanbod via de raamcontracten van de OVAM zal de drempel daarvoor heel sterk verlaagd worden. Ik hoop dat we op die manier ook in de sector van de jeugd voor die asbestveiligheid kunnen gaan.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik denk dat we heel duidelijk op dezelfde lijn zitten, om aan te geven dat we verenigingen, en zeker jeugdverenigingen, in dezen maximaal moeten ondersteunen in het veiligstellen van hun lokalen en/of het verwijderen van het eventueel aanwezige asbest. Voor jeugdlokalen is dat geen evidente uitdaging, aangezien ze werken met jongeren en voor jongeren. Dat is een specifieke doelgroep, die extra aandacht verdient. In die zin wil ik mijn dank uitspreken omdat er in overleg met de jeugdsector aan een sectorprotocol is gewerkt. We zijn in blijde verwachting daarvan.
Daarnaast zouden ook de andere ondersteuningsmechanismen die u opgesomd hebt, nog van toepassing zijn. Kunt u wat duiding geven over hoe die mechanismen op elkaar afgestemd zijn? En wat mag ik mij inhoudelijk dan precies bij het sectorprotocol voorstellen? Kunt u daar wat meer duiding bij geven?
Ik heb ook verwezen naar de uitdaging van de budgetten. Met betrekking tot het jeugdwerk bijvoorbeeld hebben we ook in andere commissies geregeld debatten over hoe we dat jeugdwerk kunnen ondersteunen. Hun corebusiness is natuurlijk allerlei activiteiten organiseren voor jongeren. Het uitbouwen van een goed en veilig jeugdlokaal en/of de renovatie daarvan is een extra uitdaging die er voor hen vaak bij komt. Uit de cijfergegevens blijkt dat dat een moeilijke opdracht is, vaak ook gekoppeld aan vele budgettaire uitdagingen. Worden er dan ook effectief bijkomende middelen voorzien vanuit Vlaanderen om die jeugdverenigingen te ondersteunen bij het correct verwijderen en afvoeren van asbest? Kunt u eventueel duiden hoeveel extra budget voorzien zou worden en of dat gekoppeld zou zijn aan het sectorprotocol?
De heer Danen heeft het woord.
Minister, als ik het goed begrijp, zult u voorzien dat er asbestattesten worden opgesteld. Dat vind ik een heel goede zaak, want daarmee begint het: weten wat er aan de hand is. Er wordt dan geld voorzien en ook ontzorging rond de afvoer van het asbestmateriaal.
Maar bij de tussenstap, namelijk de afbraak van bijvoorbeeld daken, ligt er volgens mij nog een hiaat. Ik weet dat, als de daken in goede staat zijn, die activiteit in principe zelf mag gebeuren. Het kan echter toch niet de bedoeling zijn dat we de leiding of de oudste afdelingen asbestdaken laten afbreken? We moeten alles doen om dat te voorkomen. Ik zeg niet dat zij dat niet zouden kunnen. Ik heb zelf in de jeugdbeweging gezeten en geholpen om het dak van een afgebrand jeugdlokaal te herstellen, en dat was niet in de beste omstandigheden. Het kan niet de bedoeling zijn om dat te doen. Wat voorziet u om er effectief voor te zorgen dat er ook financiële ontzorging ontstaat om bijvoorbeeld het dak – want meestal gaat het daarover – te verwijderen en die onbedoelde neveneffecten te vermijden? Ik weet dat de sector zelf zich daarover zorgen maakt. Want stel je voor dat er een attest wordt afgeleverd, dat er een probleem is, en dat men zelf aan de slag gaat om het af te breken. Dat moeten we proberen te voorkomen. Wilt u bijkomende middelen voorzien om daaraan het hoofd te bieden?
Verder heb ik een bijkomende vraag. Het klopt wat u zegt: of een gebouw eigendom is van een particulier of van een gemeente, maakt geen verschil voor het risico. Maar hebt u, naast sensibilisering, na een aantal jaren een soort van dwang in uw mouw zitten om ervoor te zorgen dat die onveilige lokalen worden aangepakt? Dat zal niet onmiddellijk kunnen gebeuren. Ik verwijs naar de scholen. Ik ben lang bezig geweest met het onderzoeken van de asbestinventarisatie op scholen. En wat zag ik daar? Heel wat scholen waren niet bereid om iets te doen. De meeste scholen natuurlijk wel, maar veel scholen hebben lang nagelaten om iets te doen. Minister Crevits heeft er toen achter moeten zitten om er werk van te maken. Bij jeugdlokalen moet ook zoiets gebeuren. De meeste mensen deugen en de meeste gemeentebesturen en eigenaars allicht ook wel, maar wat zult u doen om hardnekkige weigeraars toch zover te krijgen dat ze het asbestprobleem aanpakken?
Mijn vraag is dus tweeledig. Worden er financiële middelen voorzien tussen de attesten en de afvoer? Wat zult u doen om hardnekkige weigeraars er toch toe aan te zetten het asbestprobleem in hun lokaal aan te pakken?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Asbest verwijderen uit jeugdlokalen is ongelooflijk belangrijk. Daarover is iedereen hier het wel eens, denk ik. Vorig jaar hadden we het in de commissie Jeugd over de jeugdwerkinfrastructuur en de staat daarvan, want die bleek eigenlijk niet zo geweldig.
Ik denk dat de twee ook te linken zijn, minister. En daarom heb ik een vraag. Aangezien er een overzicht zou worden gemaakt van jeugdwerkinfrastructuur, van jeugdinfrastructuur, kan daar dan meteen de al of niet aanwezigheid van asbest in worden opgenomen? Collega’s, als we spreken over het voorzien van voldoende middelen moeten we natuurlijk ook weten hoeveel er nodig zal zijn en hoeveel gevallen er momenteel zijn.
Met mijn tweede vraag sluit ik aan bij de heer Danen. De gebruiker van die lokalen is zelden of nooit de uitbater ervan. Enerzijds hoor ik de collega vragen naar dwang richting de uitbaters of weigeraars. Mij lijkt het ook heel belangrijk dat we de gebruikers ondersteunen. Zij ondervinden de noden en kunnen de uitbater helpen in te zien dat het nodig is of dat het beschikbaar is. Het is niet zeker dat de uitbater daarvan op de hoogte is, zelfs al is de sensibilisering richting de uitbaters nog zo gericht. Zullen die gebruikers ook worden gesensibiliseerd en aangespoord om een beroep te doen op het aanvragen van dergelijke attesten?
De heer Pieters heeft het woord.
Dank aan de vraagstellers. Ik denk dat dat een heel voornaam punt is. Met wat ik hier allemaal hoor, moet ik u toch vragen, minister, of u er goed van op de hoogte bent hoe een jeugdvereniging tegenwoordig werkt en hoe jeugdverenigingen gewerkt hebben. Dat wil zeggen dat als de verantwoordelijkheid bij jongeren terechtkomt, u er rekening mee moet houden dat het meestal jongeren zijn die één jaar in een groepsleiding zitten, twee of maximaal drie jaar. Dat wil zeggen dat als zij een aanvraag doen in bijvoorbeeld een lokaal bestuur, en daar wordt niet echt aandacht aan besteed, je het jaar daarna een nieuwe jongere hebt die er alweer aandacht voor moet vragen. En zo gaat dat verder. Als het inderdaad een oudercomité is dat de infrastructuur beheert, is het misschien wel iets anders. Maar ik wil er toch op wijzen dat de jongeren daar nogal nonchalant mee omgaan. Oké, ze zijn 18 of 20 jaar en hopelijk ouder dan 21 jaar in een groepsleiding, maar de noodzaak is bij die leeftijd niet altijd evident. Uiteraard wordt in een jeugdbeweging gespeeld, wordt er allerlei kattenkwaad uitgehaald, en zijn ze nogal onstuimig als ze daarbij zijn. En ik kan daarover meespreken, ik ben 18 jaar aanwezig geweest bij een jeugdbeweging.
Ook bij de lokale besturen – ik heb het in het begin ook al aangegeven – is er heel veel moeite. Dat is iets wat ik zelf ook al heb ervaren: het duurt tien of vijftien jaar eer een lokaal bestuur aandacht besteedt aan asbest. Dan geven ze het dus al aandacht, maar dan moeten ze er ook nog moeite voor willen doen. En als het over jeugd gaat, weten de lokale besturen ook dat de groepsleiders niet heel lang in een jeugdbeweging werken, zoals ik net aangaf. Zij besteden er mogelijk dus te weinig aandacht aan.
Nu zijn er al gevallen van ontzorgen, maar er moet zowel op financieel vlak als op het vlak van aanpak ontzorging zijn. Want dikwijls kan er zowel vanuit de lokale besturen, als vanuit de oudercomités, waar er misschien te weinig kennis is, maar waar men aangeeft dat het veel goedkoper is als men het zelf doet … Ik denk dat het een slechte zaak is.
We weten allemaal dat het bij een ziekte ten gevolge van asbest gemakkelijk twintig, dertig jaar kan duren eer de ziekte zich voordoet. Ik denk dat het niet goed is dat we jongeren daaraan blootstellen, dat we ons daar een beetje aan gaan mispakken. We moeten jongeren daar zoveel mogelijk tegen beschermen.
Minister Demir heeft het woord.
Ik begin misschien eerst met de bijkomende vragen van de verschillende collega's.
Collega Rombouts, zoals u aangaf denk ik inderdaad dat men de mechanismen zoveel mogelijk op elkaar moet afstemmen. In het protocol zal de steun bijvoorbeeld ook verregaander zijn. We willen de meerkost die ze vanwege asbest hebben, ook van hen overnemen. Ik denk dat het niet meer dan normaal is, ook die ontzorging. Andere eventuele subsidies vallen uiteraard onder andere bevoegdheden. Ik heb ook verwezen naar Mijn VerbouwPremie, bijvoorbeeld. Als men ineens wil verbouwen en asbest verwijderen, is dat natuurlijk een ander subsidiemechanisme.
Collega Danen, bij de afbraak ligt in mijn ogen geen hiaat, want daar kan Mijn VerbouwPremie weer een rol spelen. In het protocol zullen we ook voorzien in een sensibiliseringstraject naar de verenigingen, over wat al dan niet zelf gedaan kan worden. Maar zoals u ook aangeeft, moeten we daarmee voorzichtig zijn. We werken aan het protocol en doen dat ook samen met de sector. We gaan de input die zij ons geven, uiteraard ook meenemen in het protocol. De reden dat we het protocol maken, is ook net om eventuele weigeraars mee te nemen in het verhaal. De koepels verbinden zich er ook toe om hun leden asbestveilig te laten worden. Zij gaan zich er dus ook achter zetten.
Collega Perdaens, onze taak in het vormgeven van dat overzicht van jeugdlokalen, is zorgen voor asbestattesten, zodat we de toestand al kennen. Ik denk dat dat al heel belangrijk is. Zoals gezegd, zal dat dus ook een onderdeel zijn van onze aanpak. En ontzorgen in de concrete aanpak, daarin gaan we de kennis die de OVAM heeft een rol laten spelen. Zoals u zegt hebben we met een specifieke sector te maken, de jeugdsector, en het is de bedoeling dat de OVAM die rol van ontzorgen op zich neemt. En het is uiteraard ook de bedoeling dat we dat in het protocol laten opnemen.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, ik wil u danken omdat u duidelijk het engagement aangaat om die zaak verder op te volgen en dat in overleg en in samenwerking met de jeugdsector te doen. Ik denk dat dat heel belangrijk is.
U geeft duidelijk aan dat het sectorprotocol voor u een versterking is van het ondersteunend beleid. U spreekt ook over de ontzorging. Waar ik mij een beetje zorgen over maakte, is dat ik na het indienen van de vraag de beslissing heb gezien van de regering inzake het sectorprotocol en dat daarbij vermeld stond dat er geen budgettaire impact was. Ik ga ervan uit dat dat gaat over het feit dat er in totaliteit geen verhogingen zijn, maar dat u wel de ruimte en de kans hebt om met de budgetten die er zijn, extra ondersteuning en middelen te kunnen vrijmaken, specifiek voor de uitvoering van het sectorprotocol en voor de ondersteuning van de jeugdverenigingen, zowel in het verwijderen als in het afvoeren van dat asbestmateriaal, dus dat die ruimte er is en dat u die ruimte zult benutten. Dat is althans heel duidelijk en uitdrukkelijk onze vraag, om daar verder op te blijven inzetten bij de verdere behandeling van dit dossier. Wij kijken uit naar de verdere stappen daaromtrent.
De heer Danen heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik hoop dat we hier inderdaad stappen vooruit kunnen zetten op het vlak van asbestveilige jeugdinfrastructuur. Het is belangrijk dat de OVAM inzet wat ze geleerd heeft van de andere sectoren, zoals u zelf aanhaalde. Ontzorging is heel cruciaal, want er komen tientallen vragen op de eigenaar en de gebruikers van het lokaal in kwestie af. Die moeten snel en goed beantwoord kunnen worden, ook wat betreft de financiële implicaties.
Met betrekking tot de financiële hulp hebt u gezegd dat u tegemoet zult komen aan de meerkost van de asbestverwijdering. Ik hoop dat dat ook echt kan gebeuren, want ik heb begrepen dat er voor onderwijs en zorg een tegemoetkoming is van 50 procent van de verwijdering. Voor landbouw is er weer een andere regeling. Ik hoop dat het hier ook zoiets kan zijn, of toch ten minste iets duidelijks. Collega Pieters gaf al aan dat er heel veel verloop is bij de leiding van jeugdlokalen. Als een bepaalde leiding daar helemaal niet mee bezig is, zou het kunnen dat een volgende groep er wel mee bezig is, en daarna misschien weer niet meer, en dat het dossier dan misschien weer gaat liggen. Dat zou absoluut niet mogen gebeuren.
Ik hoop ook op een snelle evaluatie van het gebeuren, minister. Ik zal minister Dalle hier donderdag ook een vraag over stellen. Ik hoop dat jullie elkaar vinden om dit probleem echt ten gronde aan te pakken en dat we hopelijk in 2029 met echt asbestveilige jeugdlokalen zitten. Liever vandaag dan morgen, maar ik begrijp dat er een aantal jaren over moeten gaan eer alles geïmplementeerd zal zijn.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.