Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Slootmans heeft het woord.
Minister, het gaat hier eigenlijk over een opvolgingsvraag in het kader van de toepassing van de taalwetgeving, die, zoals u weet, al geruime tijd met de voeten wordt getreden door de Franstalige gemeentebesturen in de faciliteitengemeenten rond Brussel. In de plenaire vergadering van 22 november 2023 hebt u in het kader van een vraag van Inez De Coninck eigenlijk geen antwoord gegeven op de relatief eenvoudige vraag die is gesteld, met name of u als minister van Binnenlands Bestuur de garantie geeft dat de taalwetgeving gehandhaafd zal worden in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen en dat er dus een rigoureuze toepassing komt van de omzendbrieven-Peeters, -Keulen en -Bourgeois, zoals die trouwens ook zijn veruitwendigd in het regeerakkoord. Daar kwam geen duidelijk antwoord op.
U hebt toen eigenlijk gezegd dat u enerzijds conform het regeerakkoord zou proberen om de omzendbrieven na te leven, maar dat u anderzijds wel rekening houdt met het arrest van de Raad van State van 2021. Wie die twee naast elkaar legt, merkt dat die frontaal met elkaar botsen, dat die onverenigbaar zijn – dat is geen kernfysica. U hebt dat trouwens ook beaamd in de plenaire vergadering en u zei dat u met uw administratie aan het bekijken was hoe u dat ging aanpakken.
Dat arrest van de Raad van State dateert intussen van de zomer van 2021. Dat is tweeënhalf jaar geleden. Uw studiewerk zou nu wel stilletjesaan achter ons moeten liggen. Ik had graag van u vernomen wat dat allemaal heeft opgebracht. Geeft u daarbij vandaag formeel de garantie dat de omzendbrieven-Peeters, -Keulen en -Bourgeois onverkort zullen worden toegepast in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen van oktober?
Een daarbij aansluitend en intrinsiek aanwezig element is natuurlijk de taalregistratie. We weten dat de Franstalige gemeentebesturen al jaren taalregisters bijhouden, wat frontaal botst met de Bestuurstaalwet en met de omzendbrief van uw eigen partijgenoot, Keulen, die stelt dat “elke registratie van taalvoorkeur van de inwoners via taalregisters ongrondwettelijk is”. Het is de omzendbrief-Keulen die dat letterlijk stelt. In normale omstandigheden had men die taalregisters perfect kunnen vernietigen, maar procedureel heeft men dat niet kunnen doen, omdat de klachtentermijnen verstreken zijn.
Uw voorganger, Somers, heeft daarom, in het kader van die problematiek en een hangende zaak van een schepen in Wezembeek-Oppem, door een burgerlijke rechtbank een prejudiciële vraag proberen te laten stellen aan het Grondwettelijk Hof, om op die manier die taalregisters alsnog te kunnen laten vernietigen. Na bijna twee jaar is mijn vraag hoe het nu zit met die prejudiciële vraag. Is daar al gevolg aan gegeven, ja dan neen? Dat zijn twee concrete vragen waar ik graag een antwoord op had.
Minister Rutten heeft het woord.
Beste parlementsleden, eerst en vooral mijn allerbeste wensen voor het nieuwe jaar. Ik wens jullie – hoe noemen ze dat – goede werkijver, een goede gezondheid en, waar het mag, voor u allen ook veel plezier en liefde. Ik kijk ernaar uit, ook al is het een kort werkjaar, voorzitter, om dat toch intensief en op hetzelfde tempo te houden zoals we dat op het einde van vorig jaar gedaan hebben. (Opmerkingen)
Daar kan ik van op aan, daar twijfel ik niet aan.
Met betrekking tot uw vraag, mijnheer Slootmans: ik breng even in herinnering – en dat weet u uiteraard – dat de Vlaamse Regering met de omzendbrieven van ondertussen Peeters, Martens, Van den Brande, Keulen en Bourgeois een interpretatie gegeven heeft aan de bepalingen uit de Bestuurstaalwet. Daar wordt telkens in gesteld dat een verzoek van een inwoner van een faciliteitengemeente om in het Frans bediend te worden, telkens opnieuw herhaald moet worden. U weet ook dat het regeerakkoord stipuleert dat die verschillende omzendbrieven onverkort toegepast zullen worden. Ik bevestig dat ook.
U hebt zelf verwezen naar de vijf arresten van de Raad van State van 22 september 2021. Ik stel samen met u vast dat de Raad van State daarin opnieuw te kennen heeft gegeven dat een verzoek om in het Frans bediend te worden, telkens moet gelden voor een periode van vier jaar en dat je een dergelijk verzoek ook moet registreren. U hebt absoluut gelijk dat dat een bevestiging is van een eerder standpunt dat de Raad van State al in 2014 had opgeworpen.
Ik geef er nog één argument bij, omdat u zei dat ik naar 2021 teruggrijp en u zich afvroeg hoe het nu zit. Wel, in 2023 – meer bepaald op 30 juni 2023 – heeft de Raad van State in vier dossiers een nieuw eindarrest geveld dat was aangespannen door de vier randgemeenten met taalfaciliteiten, namelijk Linkebeek, Drogenbos, Wezembeek-Oppem en Kraainem. Ik heb het hier nu dus over 30 juni 2023. Wat blijkt, in die vier dossiers zijn die vier faciliteitengemeenten opnieuw in hun gelijk gesteld, en heeft de Raad van State opnieuw de beslissingen van de toezichthoudende overheid vernietigd. Met andere woorden, collega’s, is de Vlaamse overheid daar dus opnieuw in het ongelijk gesteld. Dat zijn twee uitgangspunten tegenover elkaar die niet eenvoudig te verzoenen zijn, maar waar ik het als democraat toch belangrijk vind om ons aan de rechtsstaat te houden. Ik heb dat ook gezegd in de plenaire vergadering van 22 november laatstleden. Het is mijn intentie om uitvoering te geven aan het regeerakkoord, maar als democraat doe ik dat ook in het kader van de democratische rechtsstaat. Ik kan die arresten evident niet zomaar negeren.
Om dat probleem op te lossen, is er extern juridisch advies ingewonnen. Het is een advies van Eubelius en stelt dat de verwerking van persoonsgegevens, met het oog op het bijhouden van een taalregister, een inmenging inhoudt in het recht op het privéleven waarop artikel 22 van de Grondwet, het legaliteitsbeginsel, van toepassing is. In mensentaal gezegd: er moet steeds een wettelijke of decretale grondslag zijn die een verwerking van persoonsgegevens door een gemeente of door een Vlaamse overheid kan toelaten. Die wettelijke grondslag, mijnheer Slootmans, bestaat nog niet. Meer zelfs, het is de federale overheid die bevoegd is om een dergelijke grondslag te creëren. Dat wil dus zeggen dat, als je zo’n grondslag wilt creëren om een register aan te leggen om dat bij te houden, je een federale wet nodig hebt. Meer nog, je hebt er een tweederdemeerderheid voor nodig. Dat is dus een eerste belangrijke voorwaarde in het kader van de democratische rechtsstaat.
Ten tweede moeten ook alle andere verplichtingen die worden ingesteld door de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) nageleefd worden. Ik heb het dan over het aanstellen of vaststellen van een verwerkingsverantwoordelijke, het aangaan van overeenkomsten, protocollen en dergelijke meer. Over dat argument heeft de Raad van State zich tot nu toe niet uitgesproken. Ik kan u dus meegeven dat in nieuwe dossiers die zullen worden behandeld deze nieuwe juridische redenering door ons zal worden aangevoerd en worden meegenomen. Indien een schending van het recht wordt vastgesteld, zal de toezichthoudende overheid maatregelen treffen. Ik hoop daarmee op het eerste deel van uw vraag te hebben geantwoord.
Wat de prejudiciële vragen die aan het Grondwettelijk Hof werden gesteld betreft, is de Vlaamse Regering aangeklaagd door de heer Jérôme Delcourt, een schepen van Wezembeek-Oppem. Hij vraagt een schadevergoeding omdat hij laattijdig werd benoemd als schepen na een niet-benoeming van de burgemeester. U kent de feiten. Dat geding werd aanhangig gemaakt voor de Franstalige rechtbank van eerste aanleg in Brussel. De stand van zaken is de volgende: de conclusies zijn daar uitgewisseld. Ik ben niet verantwoordelijk voor het verloop van de zaak. De pleitdatum is vastgelegd op 12 januari 2024, we zijn er dus bijna. Tot op heden is er nog geen uitspraak van de rechter op het verzoek van de raadsman van de Vlaamse overheid tot het stellen van de prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof.
De heer Slootmans heeft het woord.
Wat het arrest van 30 juni betreft en de arresten die uit 2021 dateren: die kloppen natuurlijk. Anderzijds zijn de omzendbrieven als dusdanig niet vernietigd. Alles wat in dat toelichtend gedeelte staat – ik zie uw medewerker knikken – van het arrest van de Raad van State behoort niet tot het dispositief. Dat van die vier jaar is wat men in juridische termen ‘obiter dicta’ noemt. Dat is toelichting, een vorm van literatuur. Juridisch, au fond heeft dat geen finaliteit.
Ik betreur natuurlijk, net als u, de totale overjuridisering van iets wat eigenlijk vrij eenvoudig is, met name de toepassing van de taalwetgeving. Het feit dat het vandaag allemaal zo moeilijk ligt, is natuurlijk het gevolg van de zesde staatshervorming, waarbij men die geschillen in de faciliteitengemeenten heeft overgeheveld van de eentalig Nederlandstalige kamer van de Raad van State naar de tweetalige kamer van de Raad van State. Wij hebben daar toen voor gewaarschuwd in het kader van de Di Rupoakkoorden. Open Vld en cd&v hebben toen gezegd dat we paranoïde waren en spoken zagen. Vandaag stellen wij vast dat wij gelijk hebben gekregen en dat wij de facto terecht zijn gekomen in een ‘gouvernement des juges’, waarbij rechters eigenlijk gaan bepalen wat de wet is. Dat vind ik, als democraat – waar u het dan over hebt –, bijzonder hallucinant.
Omdat het juridisch gezien zo moeilijk ligt – ik vind het ook bijzonder moeilijk –, is er destijds een soort plan b geopperd door minister Somers. Hij gaf aan dat het misschien wel een piste was – en Peter Van Rompuy heeft toen beaamd dat dat een zeer valabele piste was – om die uitnodigingsbrieven voor de gemeenteraadsverkiezingen door de gouverneurs te laten versturen. Dat is ondertussen al meer dan een jaar geleden, maar hij zei dat hij daarover permanent in contact was met de gouverneurs om een oplossing uit te werken. De heer Somers is weg, maar ik neem aan dat de oplossing wel nog in de schuif ligt. Ik had dus graag vernomen wat de stand van zaken is wat die piste betreft.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, ik denk dat het misschien niet slecht zou zijn als we van u een overzicht zouden krijgen van alle procedures die deze legislatuur zijn opgestart en waar we op dit moment staan, zodat we exact weten waar we staan.
Twee: u hebt gezegd dat de juridische redenering waarbij er geen wettelijke grondslag bestaat om die registers bij te houden, gebruikt zal worden in toekomstige procedures. Dat is een goede zaak, maar als ik mij niet vergis, heeft uw voorganger bij een vorig debat hierover al melding gemaakt van het feit dat die redenering bestaat. Dan vraag ik mij af waarom dat in deze zaken nooit als argument naar voren is geschoven. Dat is een heel concrete vraag waar ik graag vandaag nog een antwoord op zou krijgen.
Daarnaast wil ik toch wel zeggen dat mijn vertrouwen in u op het vlak van het prioritair beschouwen van onze Nederlandse taal niet even groot is als bij uw voorganger. Ik verklaar mij nader. Op de actuele vraag van collega De Coninck, waar de heer Slootmans naar verwijst, hebt u gerepliceerd dat u er geen graten in zag om, bijvoorbeeld, campagne te voeren in het Frans in onze provincie Vlaams-Brabant. Bon, dat u dat in 2019 deed als parlementslid, daar heb ik mijn bedenkingen bij. Maar dat u dat zegt als minister van Binnenlands Bestuur, daar heb ik echt wel fundamentele problemen mee, omdat u op dat vlak toch een voorbeeldfunctie hebt.
In het regeerakkoord staat heel duidelijk wat het belang is van onze Nederlandse taal over verschillende beleidsdomeinen heen. We hebben dat als een van de belangrijkste punten in dat regeerakkoord geschreven. Ik hoop dus dat u op dat vlak sinds die actuele vraag toch wel het licht hebt gezien en dat u daar anders over gaat denken en communiceren.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat het politiek vrij duidelijk is dat voor niemand hier een taalregister wenselijk is. We moeten dat te allen tijde vermijden. Vanuit onze fractie hebben we ook altijd gezegd dat we een strenge interpretatie van de taalwetgeving willen. De omzendbrieven-Peeters, -Martens en de navolgende moeten strikt geïnterpreteerd worden. Ik denk dat de Vlaamse Regering daarin altijd schouder aan schouder heeft gestaan en dat duidelijk heeft gezegd. Maar we zijn ook allemaal democratische partijen, en dat betekent dat we geconfronteerd worden met rechters. We moeten die ook respecteren, maar zij kunnen natuurlijk nooit zeggen dat een taalregister moet worden ingevoerd. Zij kunnen dat nooit zeggen. Dat is ook iets dat wij niet moeten aanvaarden. Zij zeggen dat ook niet in die zin.
Ik denk dat het aan ons is om de nodige juridische argumenten aan die rechters voor te leggen, om aan te tonen dat zo’n taalregister gewoon niet kan. Dat doet deze Vlaamse Regering, dat doet u en dat deed uw voorganger, minister. Wij vragen u om die juridische argumenten te blijven zoeken, te blijven voorleggen, en dat taalregister altijd te blijven blokkeren en die taalwetten ook zo strikt mogelijk te blijven respecteren.
Minister Rutten heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Mijnheer Warnez, u hebt mij goed gehoord. Dat was ook het uitgangspunt van de vraag van de heer Slootmans, denk ik. Je zit met duidelijke afspraken in het regeerakkoord en de omzendbrieven aan de ene kant, je zit ook met uitspraken van de Raad van State aan de andere kant. Als democraat heb ik mij daaraan te houden. Het argument dat in dezen de gegevensbescherming vraagt dat er een wettelijke grondslag is om zo’n register in te voeren, is voor mij een valabel wettelijk argument.
Ik kom dan bij de vraag van mevrouw Sminate, want u zei dat die piste al eens eerder is geopperd. Die is al eens zijdelings aan bod gekomen in de argumentatie over de uitspraken waar ik daarnet naar heb verwezen, halverwege vorig jaar dus. Alleen heeft de Raad van State ze niet behandeld. Ze zijn dus opgeworpen, maar men is daar niet op ingegaan. We hebben die ondertussen dus verder uitgewerkt. Daarom zeg ik dat, als er in de toekomst nieuwe discussies zouden zijn, we dit juridisch mee aandragen.
Dat is wat ik daar als minister over te zeggen heb. Wat uw opmerkingen betreft, en dat heb ik inderdaad in de plenaire vergadering gezegd, ben ik iemand die de Nederlandse taal met vuur verdedigt. Ik vind dat een prachtige taal. Het is mijn moedertaal. Ik vind het heel belangrijk dat mensen het Nederlands leren. Maar voor mij staat de kennis en het gebruik van het Nederlands op geen enkele manier haaks op de kennis en het gebruik van andere talen. Ik weet niet of het u zal verbazen, maar ik heb in het verleden niet alleen in het Frans campagne gevoerd, maar ook in het Engels, in het Duits en in het Arabisch. Als ik een boodschap te vertellen heb, dan vertel ik die in de taal die ik wil. Dat is de vrijheid die ik heb als vrije burger in dit land. Dat gaat over campagne voeren, dat is politiek. Gelukkig zijn we in dit land daar vrij in om te doen wat we willen.
De heer Slootmans heeft het woord.
Ja, ik val hier eigenlijk bijna van mijn stoel. Een minister van Binnenlands Bestuur, die de taalwetgeving zou moeten honoreren en garanderen, die aangeeft dat ze campagne heeft gevoerd in het Arabisch en in andere vreemde talen, en er niet voor terugdeinst om dat opnieuw te doen. Hoe kunnen wij nu Franstaligen proberen af te dwingen om zich te integreren in het Nederlandstalig karakter van onze streek als de minister van Binnenlands Bestuur hier gewoon aangeeft dat ik mag communiceren in de taal die ik wil? Dat is nu juist het vreselijke personaliteitsbeginsel waar de Franstaligen, met hun imperialistische visie in de Rand, gebruik van maken.
Maar bon, ik heb u een vraag gesteld over die gouverneurs. Dat ging over de piste van gouverneurs waarmee minister Somers constant mee in contact was. Minister Somers is gaan vliegen, en ik heb daar geen antwoord op gekregen.
Mijnheer Slootmans, als ik u even mag onderbreken. Minister Rutten fluistert mij net in het oor dat dat in haar antwoord zat, maar dat ze het is vergeten te zeggen. Ik ga hier het reglement dus soepel toepassen, omdat het antwoord niet volledig is gegeven.
Minister Rutten heeft het woord.
Dat klopt, mijn excuses, mijnheer Slootmans. Het is juist dat ik die piste verder blijf bewandelen. Ik denk zelfs dat ik donderdag een afspraak heb hieromtrent.
De heer Slootmans heeft het woord.
Oké, ik hoop dat u de waarheid vertelt. (Gelach)
Ja, ik stel hier al drie of vier jaar dezelfde vragen over. Telkens opnieuw worden wij met een kluitje in het riet gestuurd dat men dat zal onderzoeken, dat men in contact staat, dat men wachtende is, dat er studiewerk wordt geleverd, maar qua finaliteit is het eigenlijk altijd nougatbollen. Ik heb één concrete, pertinente vraag gesteld: geeft u ons hier vandaag formeel de garantie dat de taalwetgeving en de omzendbrieven rigoureus zullen worden toegepast? U hebt die garantie niet gegeven. Wat dat betreft, stel ik vast dat u een veel trouwere coalitiegenoot bent van MR dan van de N-VA. Ik hoop dat de collega’s van de N-VA daar akte van nemen in het kader van een eventuele volgende regeringsvorming.
De vraag om uitleg is afgehandeld.