Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister-president, we zijn in ons land toch wel verwend met een overvloed aan kunstwerken en historische artefacten. Het getuigt van een rijke geschiedenis maar ook van een bloeiende artistieke en culturele traditie. Ik wil het vandaag even hebben over twee zaken: enerzijds de ontsluiting van al dat erfgoed, en anderzijds het beleid rond afstoten en herbestemmen.
We hebben zoveel erfgoed, dat we het onmogelijk allemaal tegelijk kunnen ontsluiten. Sommige van deze kunstwerken en erfgoedobjecten zitten in depots en kunnen daardoor, ondanks hun culturele en historische waarde, spijtig genoeg het daglicht niet zien. Nochtans verdienen ze wel een plek op het podium van onze musea, waar ze kunnen bijdragen aan het verrijken van de publieke beleving en educatie.
Dat is evenwel niet zo voor al het erfgoed. We willen immers ook een afgelijnd collectieprofiel en geen overvolle depots. Daarom is een goed beleid – en dat brengt me tot het tweede deel van de vraag – rond herbestemming en afstoting belangrijk.
Het regeerakkoord stelt dat we een regierol opnemen voor een afgestemd depotbeleid dat niet enkel inzet op nieuwe bewaarplaatsen om te borgen, maar na waardering en inventarisatie ook resulteert in herbestemmen en afstoten. Daarom heb ik de volgende vragen.
Kunt u een overzicht geven van het aantal werken in beheer van de Vlaamse overheid en van onze erkende collectiebeherende organisaties, dat momenteel in de depots wordt bewaard? Hoe verhoudt dit zich tot de totale hoeveelheid erfgoed?
Bent u van mening dat kunstwerken die momenteel in depots verblijven, meer zichtbaarheid moeten krijgen in de samenleving? Zo ja, welke maatregelen overweegt u om drempels weg te nemen en musea te stimuleren om meer werken tentoon te stellen?
Bestaat er een efficiënte bruikleenregeling tussen Vlaanderen enerzijds en de Franse Gemeenschap anderzijds, met betrekking tot kunstwerken en erfgoed in depots?
Hoever is de digitalisatie van de Vlaamse erfgoedcollecties gevorderd? Op welke manier worden gedigitaliseerde collecties toegankelijk gemaakt voor het publiek?
In het kader van het depotbeleid wordt gestreefd naar het herbestemmen en afstoten van bepaalde werken. Kunt u aangeven in hoeverre deze doelstellingen reeds worden nagestreefd en op welke manier de afstoting van erfgoedwerken momenteel wordt uitgevoerd?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw D’Hose, om op uw eerste vraag te antwoorden: gezien het actieve bruikleenverkeer, zowel voor werken in beheer van het departement als in beheer van musea, is het niet zinvol om exacte cijfers te noemen. Ze wisselen dag na dag. Daarom zal ik me, wat cijfers betreft, beperken tot grootteordes.
Voor wat de werken uit de Collectie Vlaamse Gemeenschap betreft die in beheer zijn van het departement, kan ik u volgende cijfers meegeven. Het gaat hier dus niet om werken in bewaring bij de landelijk erkende collectiebeherende organisaties.
Bij benadering tienduizend kunstwerken uit de Collectie Vlaamse Gemeenschap zijn in bewaring gegeven aan een duizendtal organisaties binnen de brede publieke sector. Dat zijn lokale, federale en Vlaamse administraties, kabinetten, scholen, universiteiten … Op die manier worden deze werken ontsloten voor de vele gebruikers en bezoekers van deze publieke plaatsen.
Ongeveer vierduizend kunstwerken uit de collectie bevinden zich momenteel in het depot van de Collectie Vlaamse Gemeenschap in Vilvoorde, een 1500-tal zijn onmiddellijk beschikbaar voor uitleen, 2500 andere behoeven minimale tot grote ingrepen – het gaat dan over inlijsten, reinigen enzovoort – om ze beschikbaar te stellen voor bruiklenen.
Voor wat betreft de vele duizenden werken van de Collectie Vlaamse Gemeenschap die beheerd worden door erkende collectiebeherende organisaties, bevindt ongeveer 80 procent zich in de depotruimten. Dit lijkt een hoog cijfer, maar zoals hierboven al aangegeven, gaat het vaak over een momentopname waar regelmatig beweging in zit. Er doet zich een trend voor waarbij de musea steeds vaker de focus op de eigen collectie leggen in de vaste presentatie. Deze selectie wordt regelmatig gewisseld zodat andere kunstwerken uit de verzameling getoond kunnen worden of bepaalde fragiele of lichtgevoelige werken de noodzakelijke rusttijd kunnen krijgen.
Voor de overige werken in het beheer van de collectiebeherende organisaties is het momenteel helaas te vroeg om meer concrete cijfers te geven.
In het kader van de erfgoedronde 2024-2028 zijn de collectiebeherende organisaties onder meer bevraagd omtrent de samenstelling van hun collecties. Daarbij is evenwel niet bevraagd hoeveel van deze stukken zich in depots bevinden, wat door presentatiewissels en bruiklenen natuurlijk een wisselend aantal is. De opgevraagde gegevens worden momenteel nog verwerkt, om een overkoepelend overzicht te krijgen op sectorniveau en niet enkel op organisatieniveau.
In de loop van volgend jaar zullen we dus beter zicht hebben op de omvang en samenstelling van de beheerde collecties, maar niet op welk deel van de collecties zich in depots bevinden.
Uw tweede vraag ging over meer zichtbaarheid. Als minister van Cultuur moedig ik de musea uiteraard verder aan om de eigen collecties sterk in de kijker te zetten in de vaste en wisselende opstelling en zo meer werken te ontsluiten voor het publiek. Ook het onderling bruikleenverkeer heb ik verder gestimuleerd, enerzijds via de indemniteitsregeling en anderzijds door het toestaan van de ‘shared liability’-regeling, voor werken uit de Collectie Vlaamse Gemeenschap, voor enkele specifieke projecten. Hier wachten we nog op de lokale besturen om de kaderovereenkomst tussen diverse collectiebeherende organisaties te bekrachtigen.
Met de digitalisering, toch een van de speerpunten in mijn beleid van de voorbije jaren, is het onderscheid tussen werken die getoond worden in museumzalen en werken in depots soms minder relevant geworden. Bepaalde collectiebeherende organisaties, zoals archieven en erfgoedbibliotheken maken dat onderscheid ook minder en minder. Dit is een trend die een sterke boost kreeg tijdens de COVID-19-pandemie en die zich nadien verder heeft gezet. Ook de digitale transformatie in de cultuursector kreeg onder mijn impulsen een sterke boost. Ik zorgde voor middelen voor het Gecoördineerd Initiatief voor Vlaamse Erfgoeddigitalisering (GIVE), waarover zo dadelijk meer. Voor de erfgoeddatabanken kwamen er extra middelen en ook het Virtueel Museum van Vlaanderen geeft onze erfgoedorganisaties de kans hun cultuurgoederen toegankelijk te maken voor een nieuw publiek.
Zelf gaf ik ook de opdracht aan het departement om een publicatie te maken die werken van de collectie in de kijker plaatst. Dat boek, dat uitgegeven wordt in samenwerking met Hannibal Books, belooft een mooie publicatie te worden die grasduint door bekende en minder bekende werken uit de Collectie Vlaamse Gemeenschap. Dit boek wordt voorgesteld aan het grote publiek in het voorjaar van 2024.
Nog in het voorjaar van 2024 zal de docureeks ‘Aanwinst’ van filmmaker Ralph Collier gepresenteerd worden. Nadat er twee jaar aan gewerkt is, met steun vanuit het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF), zal de zevendelige reeks integraal te zien zijn op VRT MAX, en wellicht ook uitgezonden worden op Canvas. In 'Aanwinst' maakt het publiek kennis met zeven hedendaagse kunstenaars, en met hun iconische werken die recentelijk zijn toegevoegd aan de Collectie Vlaamse Gemeenschap. Elke aflevering belicht één kunstenaar, waarbij je inzicht krijgt in hun leven, inspiratiebronnen, creatieve processen, en visie op kunst.
Om de kunstervaring compleet te maken, wordt in samenwerking met C-Mine Genk een tentoonstelling georganiseerd waar je onder andere de kunstwerken uit de reeks en een uitgebreide selectie hedendaagse kunstwerken uit de Collectie Vlaamse Gemeenschap kunt bewonderen.
Tot slot wordt vanuit het departement sterk ingezet op een verdere digitale ontsluiting van de werken die zich vandaag in het depot bevinden en die weinig toegankelijk zijn voor het publiek. Met een grote fotografieopdracht, de investering in een DAM-systeem (Digital Asset Management) en een online publicatietool, streeft het departement ernaar om in het voorjaar van 2024 alle kunstwerken in het depot van de Collectie Vlaamse Gemeenschap die op korte termijn beschikbaar zijn voor bewaargeving – zo’n 2500 werken – digitaal te ontsluiten in een online catalogus. De aankopen hedendaagse kunst van de voorbije jaren werden eerder dit jaar al overzichtelijk gepubliceerd op de website van het departement.
U vroeg of er een bruikleenregeling tussen Vlaanderen en de Franse Gemeenschap bestaat. Bij mijn weten bestaat daarover geen specifieke overeenkomst maar zijn de standaardafspraken voor onderling bruikleenverkeer tussen collectiebeherende organisaties ook daar van toepassing. Het gebeurt dan ook dat werken uit de collectie beheerd door de Vlaamse Gemeenschap te bezichtigen zijn in collectiepresentaties in Brussel of Wallonië en omgekeerd. Bij mijn weten zijn daar niet meteen bijzondere maatregelen voor nodig en loopt dat goed.
Dan vroeg u hoe het staat met de digitalisatie. Zoals eerder gezegd kom ik nog even in detail terug op de resultaten van het GIVE-project, die vorige week met veel luister op het partnerevent van meemoo (Vlaams instituut voor het archief) werden bekendgemaakt. GIVE staat voor Gecoördineerd Initiatief voor Vlaamse Erfgoeddigitalisering.
Meemoo kon dit project uitvoeren met middelen uit het relanceplan Vlaamse Veerkracht en met de steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO).
Een toename van hoogwaardige fotografische reproducties van Vlaamse topstukken werd gerealiseerd met 244 schilderijen, etsen en gravures, en daarnaast de vooropgestelde aantallen qua sculpturen – tien – en gigapixelopnames van manuscripten. Dat zijn er veertig à vijftig.
Wat het krantenerfgoed betreft, werden meer dan 630.000 krantenpagina’s gedigitaliseerd via GIVE. Glasplaten werden ook massaal gedigitaliseerd, met een resultaat van meer dan 180.000 stuks.
Heel wat resultaten van dit project zijn vandaag al te bewonderen op de website totindetail.be.
Bij de aanvragen voor de erfgoedronde viel het op dat veel organisaties willen inzetten op digitaal beleid. Via mijn strategische visienota Cultureel Erfgoed is er aan de sector ook gevraagd om daar prioritair op in te zetten. Ik verwacht dan ook dat de sector de komende vijf jaar verdere stappen zal zetten in het digitaliseren en ontsluiten van zijn collecties. De forse investering in de cultureelerfgoedsector en kernspelers zoals meemoo moet daar een extra boost aan geven.
De bevraging omtrent collecties in het kader van de erfgoedronde 2024-2028 omvat ook vragen over de mate waarin collecties gedigitaliseerd en digitaal raadpleegbaar zijn. Zoals aangegeven loopt momenteel een verwerkingstraject om deze gegevens beleidsrelevant inzetbaar te maken. In de loop van volgend jaar zal er dus een overkoepelend beeld zijn van de stand van zaken in de sector op het vlak van gedigitaliseerde en raadpleegbare collecties.
Dan kom ik bij uw laatste vraag over herbestemming en afstoting.
Het is nodig om duidelijke en doordachte keuzes te maken om erfgoed te bewaren voor toekomstige generaties. Een kwaliteitsvol collectiebeleid en een kwaliteitsvolle depotwerking zijn cruciaal voor zowel het voorkomen als het remediëren van depotnoden. Selectie is essentieel. Afgebakende collectie- of depotprofielen zijn basisinstrumenten om rationele keuzes te maken over wat wordt verzameld, bewaard en eventueel herbestemd. Deze krachtlijnen zijn geduid in de gemeenschappelijke publicatie voor cultureel en onroerend erfgoed met de titel ‘Samen inzetten op depotuitdagingen. De regierol voor een afgestemd depotbeleid’. Dat dateert uit 2022. In mijn strategische visienota Cultureel Erfgoed vraag ik ook specifiek aandacht voor herbestemmen. Het is een aandachtspunt waarmee de structurele aanvragen 2024-2028 rekening moesten houden.
Aan herbestemmen gaat een heel proces vooraf. Herbestemmen is geen doel op zich, wel een gevolg van een doordachte oefening waarbij het collectiebeleid wordt aangescherpt. Waarderen als methodiek is daarbij een hulpmiddel dat wordt ingezet om kritisch naar de collectie of bepaalde deelcollecties te kijken, en, waar relevant, over te gaan tot herbestemming. Ik kan op basis van de voorbije aanvraagronde stellen dat waarderen intussen bij vele organisaties ingang heeft gevonden. De verhoogde inspanning in de sector bleek al tijdens de nog lopende beleidsperiode 2019-2023 op basis van de tussentijdse evaluaties die mijn administratie uitvoerde.
Ook in de subsidieovereenkomsten 2024-2028 die ik momenteel sluit, zijn vaak doelstellingen opgenomen die onderzoeks- en waarderingstrajecten vooropstellen. Dergelijke oefeningen gebeuren niet enkel door collectiebeherende organisaties, maar ook onder impuls en begeleiding van landelijke en bovenlokale dienstverlenende spelers. Er zijn intussen tal van voorbeelden waarbij waarderingsoefeningen leiden tot concrete herbestemmingen. Ik merk daarbij wel op dat het effectief afstoten en herbestemmen vaak een complex gegeven is. Diverse factoren spelen mee, zoals juridische bezwaren om eigendom te ontvreemden, schenkings- of aankoopvoorwaarden, gevoeligheden bij cultureelerfgoedgemeenschappen, het vinden van een geschikte bewaarnemer, enzovoort. De sector is in elk geval gegroeid in het kritisch reflecteren over de eigen collectie en het scherpstellen van collectieprofielen.
Momenteel loopt een procedurele evaluatie van de aanvraagronde 2024-2028. Daarna start een beleidsmatig traject waarbij onder meer evoluties en noden in de sector in kaart worden gebracht. In het kader hiervan zullen evoluties op het vlak van herbestemmen of afstoten zeker verder in beeld gebracht worden. De gemaakte analyses vormen mee de basis van het voorbereidend traject met het oog op een nieuwe visienota. Dit beleidsmatige traject wordt gecoördineerd door het departement, in samenspraak met de adviescommissie en FARO, het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed. Daarbij wordt ook uitgebreid teruggekoppeld naar de sector.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Dank u wel, minister-president. Het was een uitgebreid antwoord, maar met wel heel interessante gegevens.
U sprak over een nieuwe visienota die er zou komen rond herbestemming. Kent u daar een timing van? Zou dat nog binnen deze legislatuur gebeuren?
Wat ontsluiting en depots betreffen: ik vind de Nederlandse omgang met depots wel heel interessant. Daar wordt een depot bijna omgevormd tot een museum. Museum Boijmans Van Beuningen doet dat bijvoorbeeld op een ongelooflijk impressionante manier. Ik vroeg me af of er voor de toekomst naar internationale voorbeelden à la Nederland wordt gekeken voor de fysieke tentoonstelling van de schatten die in depots zitten.
Ik ben gaan kijken naar de website van GIVE of hoe je het ook uitspreekt. Dat is interessant en leuk, maar ik zie hier eigenlijk maar een gedeelte van de erfgoedpartners die involved zijn. Is het de bedoeling dat dit nog een uitbreiding zal kennen? Het gaat over heel fijne topstukken, metadata en klanten, maar het is natuurlijk wel maar een bepaald luikje. Heeft het de ambitie om uit te breiden naar meer partners?
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Dank, collega, voor de interessante vraag. Vlaanderen heeft al lang vooropgesteld de regie in handen te nemen van het toch wel noodzakelijke depotbeleid.
Als ik het goed heb begrepen, minister-president, gebeurt er in Vlaanderen wel al wat om die digitalisering vlot te trekken. Er is ook de publicatie van 2022. Maar wat zijn de verdere stappen die u gaat zetten rond dat regiebeleid? Hoe is het veld betrokken? Het gaat natuurlijk niet alleen over musea, maar ook over erfgoedbibliotheken en archieven. Dat was een eerste, meer algemene vraag.
Maar dan, meer ten gronde, kennen we allemaal het probleem van de depotruimte en de plannen die een aantal erfgoedspelers hebben om hun depots te verbeteren of nieuwe depots te gaan bouwen. En daar blijft toch de vraag in welke mate Vlaanderen initiatieven in steden – dat zullen vooral kunststeden zijn –, maar ook in regio’s effectief zal ondersteunen. Wordt er gedacht aan een soort van cofinanciering met een specifiek reglement? Of moet dat via het FoCI (Fonds Culturele Infrastructuur) gaan? Komen er projectoproepen? Het terrein zit daar wel op te wachten.
Het is belangrijk dat er objectieve criteria komen zodat alle steden een gelijkwaardige kans krijgen om hun depotplanning op termijn te financieren. Daar zou wat duidelijkheid rond mogen komen. Naar onze mening zou men dit liefst ook niet alleen voorbehouden voor de hele grote en de erkende gesubsidieerde spelers, maar zou men ook kleinere niet-erkende en niet-subsidieerde erfgoedorganisaties op een of andere manier daarin moeten betrekken. Samen met de lokale besturen kan worden bekeken wat Vlaanderen ook daar eventueel zou kunnen doen.
Ik neem deze vraag te baat om te horen of er verder werk wordt gemaakt van de algemene visie op het depotbeleid. U hebt daar al voor een stuk op geantwoord, maar vooral omtrent de ruimtes is er nog veel onduidelijkheid. Er zijn veel vragen over de bouw van nieuwe depots.
Ik heb zelf een vraag, minister-president, maar ik weet niet of u erop kunt antwoorden.
Het zou interessant zijn om de verhouding te kennen tussen wat er in de depots zit en wat effectief in de musea hangt. Die vraag werd getriggerd door de vraag van mevrouw D’Hose, maar ook door de vaststelling dat bijvoorbeeld het KMSKA (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen) in de hoorzitting vorige week heeft aangegeven dat ze meer roteren, maar dat er daarom niet meer kunstwerken hangen. En dat terwijl het origineel, voor de verbouwing, wel de bedoeling was dat er effectief 40 procent meer kunstwerken zouden hangen.
Hebt u een totaaloverzicht van wat er in onze depots zit, en wat de verhouding is met wat er in de totaliteit van de Vlaamse musea hangt? Ik vermoed dat, als u dat niet hebt, u me dat achteraf zult kunnen bezorgen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, eerst en vooral mevrouw D’Hose, de visienota zal voor de volgende minister van Cultuur zijn. We kijken altijd met veel interesse naar het noorden, ook rond dit thema willen we gerust naar Nederland kijken. Wat de afkorting betreft, weet ik ook niet hoe je die moet uitspreken, het is in elk geval een Nederlandstalige afkorting. We kunnen daar misschien eens een commissie of een werkgroep over organiseren. Ik zal gewoon de letters uitspreken zoals ze daar staan: GIVE. De bedoeling is inderdaad om dat uit te breiden. We zijn nu met iets begonnen en we willen dat verder uitbreiden.
Mevrouw Brouwers, omtrent uw vragen zijn er tijdens deze legislatuur geen verdere stappen voorzien. Ook een visie op depotbeleid hebben we niet in dit regeerakkoord gezet. Ik denk dat het over enkele maanden op tafel komt. De bouw van depots valt onder de regeling culturele infrastructuur. Het FoCI bestaat niet meer, dat is in de administratie opgenomen.
Mevrouw Almaci, wat uw vraag over depots betreft en wat er in depots zit versus de musea: intuïtief zeg ik dat het heel erg varieert van museum tot museum. Sommige musea hebben een groot gedeelte van hun collectie in een depot zitten. Maar we zullen de cijfers proberen te achterhalen. Ik weet dat er bij het KMSKA veel meer in het depot zit dan er in de zalen hangt, maar bij andere musea is die verhouding anders. Dat is een heel divers landschap. We zullen proberen u daarover zoveel mogelijk cijfermateriaal te bezorgen.
De vraag om uitleg afgehandeld.