Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Mijn vraag om uitleg zal enigszins afwijken van de tekst die ik ingediend heb. De jaarlijkse visquota zijn altijd belangrijk voor onze reders en vissers, opdat ze weten wat en hoeveel ze, zowel in de Britse als in de Noorse wateren, mogen opvissen. Dat is elk jaar een sisyfusarbeid, die in het verleden niet altijd even gemakkelijk verliep en zeker niet na de Brexit, waarna het niet evident was om akkoorden te sluiten met het Verenigd Koninkrijk (VK). De gesprekken hierover stonden op de agenda van de raad van 10 december. Ik was dan ook heel benieuwd of er een akkoord zou zijn.
Ondertussen heb ik gelezen dat dat akkoord er inderdaad is en dat dat vooral voor tong een daling inhoudt van de visquota. Nochtans is deze vis op economisch vlak heel belangrijk voor onze Vlaamse visserijsector, een vis die ook door de consument heel graag gegeten wordt en dan ook kan rekenen op een goede prijs.
Anderzijds is er ook goed nieuws: we mogen onder andere meer rog en meer kabeljauw opvissen. Er is dus goed en minder goed nieuws.
Ik heb de reactie van de Rederscentrale gehoord en heb uw reactie gelezen, minister, dat er een zekere bezorgdheid zou zijn. Die bezorgdheid deel ik. Ik lees ook dat de ICES-adviezen (International Council for the Exploration of the Sea), die eigenlijk al twee jaar geleden vastgelegd werden en waarin er heel weinig marge is om verder te onderhandelen, toch wel een moeilijkheid vormen.
We hebben net ook een briefing gekregen over wat in het Belgische voorzitterschap op tafel zal komen en waarop wij vanuit Vlaanderen de nadruk willen leggen. Tegelijkertijd was er ook een debriefing over de laatste raden inzake Landbouw.
Ik kijk dus uit naar de manier waarop we dit op een andere manier kunnen aanpakken. Ik dacht gelezen te hebben dat het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) hierin een rol zou kunnen spelen.
Ik ben dus niet alleen benieuwd – en dat is dan ook mijn vraag – naar wat er nu precies afgesproken is met betrekking tot de visquota, maar vooral naar hoe we daar in de toekomst op een andere manier naar kunnen kijken.
Verder zitten we in het laatste of voorlaatste jaar inzake de afspraken in het Brexit-akkoord tussen Europa en het VK, die in een dalende lijn zitten. In 2025 zouden we eigenlijk moeten komen tot een definitief akkoord met het VK.
Wat is de stand van zaken op dat vlak? Staan er al overlegmomenten met het VK op de agenda? Zijn er al vooruitzichten om tot een definitief akkoord te komen?
Verder blijft Noorwegen, zeker in het post-Brexit-tijdperk, zeer belangrijk. We hebben afspraken met Noorwegen rond die quota. Is er een zicht op hoe die quota in de toekomst kunnen evolueren?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Coudyser. U stelt uw vraag op het perfecte tijdstip. Ik steek niet onder stoel of banken dat het dit jaar bijzonder moeilijke onderhandelingen waren. Ze begonnen zondagmiddag en waren gisterenmiddag afgelopen, wat toch tot enige vermoeidheid heeft geleid, ook bij onze delegatie.
Het akkoord was dus gisterenmiddag rond, maar de voorbereidingen en de onderhandelingen waren al veel langer gaande. We zijn maanden geleden al gestart en in overleg gegaan met de reders en met onze onderzoeksinstellingen. Dat was eigenlijk wel een goede zaak, omdat we het slechte nieuws eigenlijk al wel zagen aankomen.
De helft van onze vangsten komt uit Britse wateren – dat is eigenlijk het eerste probleem. Sinds de Brexit worden de vangstrechten voor onze Belgische vissers voor de bestanden die we delen met Groot-Brittannië en Noorwegen vastgelegd in bilaterale en trilaterale akkoorden. Voor de aanvang van deze raad werden die akkoorden afgeklopt. Tijdens de AGRIFISH-raad zelf spitste de discussie zich vooral toe op het akkoord over de autonome EU-bestanden, waarbij wij vooral een belang hebben in de Golf van Biskaje. Ook over de vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee werd een politiek akkoord gesloten, maar daar liggen onze belangen niet.
Wat mij bij de resultaten bijzonder bezorgd maakt, is de sterke daling van de quota in alle zeegebieden voor onze grootste doelsoort, namelijk de tong. U weet dat onze Vlaamse horecachefs wereldberoemd zijn voor onze lekkere tongetjes. Ze moeten er natuurlijk wel zijn vooraleer ze klaargemaakt kunnen worden.
Deze daling is het sterkst in de Ierse zee: min 77 procent. Dat vertaalt zich in deze zee alleen al in een vermindering van de vangstmogelijkheden met meer dan 200 ton tong. Dat zijn dus enorme cijfers.
De quota worden bepaald op basis van wetenschappelijke adviezen. Nu duurt het twee jaar voor de verzamelde gegevens in adviezen worden gegoten. Men houdt alleen rekening met het hoofdadvies. De vele nuances en berekeningen die de wetenschappers daarbij maken, worden dus onvoldoende meegenomen in de quotabepalingen. Ik heb dan ook tijdens de ministerraad benadrukt dat het behouden van de leefbaarheid van onze vloot mijn absolute topprioriteit is.
Ik bekijk samen met andere lidstaten hoe we anders maar toch correct kunnen omgaan met deze adviezen. We gaan hier tijdens het Belgische voorzitterschap ook verder werk van maken.
Er is ook goed nieuws, zoals u zelf zei: de quota voor roggen stijgen sterk in de Noordzee, alsook in het Kanaal. Ook de quota voor kabeljauw stijgen bijna overal. De grootste lekkernij, namelijk de pladijs, bent u vergeten te vermelden. Daarvan zullen we in de Noordzee meer mogen vangen. Ik heb het genoegen een culinaire echtgenoot te hebben, die pladijs op vel bakt. Dat smaakt echt fantastisch! (Opmerkingen)
Ik kan jullie het recept wel doorgeven, met Kerstmis in het vooruitzicht en in het kader van ‘Lekker van bij ons’. Ik moet er wel aan toevoegen dat de vissers me gezegd hebben dat de grootste piek in het vangen van pladijs al wel voorbij is. Pladijzen zijn nog altijd te verkrijgen en zijn nog altijd heel lekker, maar jullie zullen jullie moeten haasten om er nog te pakken te krijgen. Wat een onderwerp zo net voor het middageten!
De parallelle onderhandelingen met het VK waren op 6 december afgrond. De trilaterale onderhandelingen met het VK en Noorwegen en de bilaterale onderhandelingen met Noorwegen werden beide besloten op vrijdag 8 december.
Wat uw derde vraag betreft: voor mij blijven er na deze akkoorden een aantal belangrijke opvolgpunten. Vooreerst blijf ik pleiten voor het openblijven van de Noorse wateren voor onze Belgische vloot, omdat deze zone post Brexit een zeer interessant visgebied is. Ik heb in een overleg aan de commissaris gevraagd om ons verder te steunen bij de aanvraag voor toelating voor onze vissers om in Noorse wateren een pilootproject op te starten met precisievisserij. Hierbij willen we onder begeleiding van wetenschappers van ILVO aantonen dat met de boomkor alleen gevist zal worden op de minst kwetsbare bodems. Afgelopen maand heeft Noorwegen voor het eerst kenbaar gemaakt dat het daar samen met ons werk van wil maken. Daar gaan we de komende weken en maanden kort op blijven zitten.
Op mijn vraag engageert ILVO zich ook om de komende maanden in samenwerking met de vissers nog meer gegevens te verzamelen. Ik wil dat de visbestanden, waar het quotum uit voorzorg om de twee jaar met 20 procent daalt omdat er te weinig gegevens zijn, een correcte beoordeling krijgen. Daarnaast heb ik gevraagd om het advies voor tong in de Ierse Zee opnieuw te berekenen met recente data, wat zou kunnen leiden tot een aanpassing van het wetenschappelijk advies en, naar ik hoop, ook van de vangstrechten.
Er is ook een engagement aangegaan om samen met het VK de grote interjaarlijkse fluctuaties in wetenschappelijke adviezen te bekijken. Ik begrijp eigenlijk niet goed hoe wetenschappelijke adviezen in die mate kunnen fluctueren. Het is namelijk moeilijk uit te leggen aan de vissers dat hun vangstmogelijkheden zo sterk omhoog en omlaag gaan van het ene jaar op het andere, waardoor ze geen enkele stabiliteit hebben in hun bedrijfsvoering.
Samen met een aantal andere lidstaten hebben we tijdens deze raad ook een gezamenlijke verklaring opgemaakt om te verkrijgen dat er meer accurate data gebruikt worden, alsook dat naast de ecologische pijler van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid ook de sociale en de economische pijler sterker mee in overweging genomen worden. Het is de bedoeling om hier tijdens ons voorzitterschap verder aan te werken.
Ik wil het nog even hebben over de post-Brexit-situatie. We hebben eigenlijk wat afstemming verkregen met de betrokken lidstaten. We moeten goed nadenken over de manier waarop we de EU-belangen kunnen verdedigen. Ik ben toekomstig voorzitter, en ik heb gevraagd aan Frankrijk, Nederland en Denemarken om dit initiatief verder te zetten, omdat dat voor mij wat moeilijk ligt: ik kan de discussies wel begeleiden, maar als voorzitter mag je zelf geen initiatieven nemen. Die gesprekken verliepen wel goed, dus veronderstel ik dat er wel iemand zal zijn met goesting om deze gesprekken over te nemen.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Dank u wel. Die wetenschappelijke adviezen zijn inderdaad belangrijk. We moeten inderdaad meer gegevens krijgen. Als ILVO die kan aanleveren, dan is dat heel waardevol. Ik dacht dat we bij de begrotingsbesprekingen ook al wel gezien hadden dat er hiervoor in meer budget voor ILVO voorzien wordt, deels vanuit het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA), en deels vanuit het Financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij- en Aquacultuursector (FIVA). Ik denk dat dat belangrijk is. Het zal ook aan bod komen tijdens ons voorzitterschap omdat ook andere lidstaten daarover opmerkingen hebben.
Ik heb dus een bijkomende vraag over dat onderwerp. Hebben ook die andere lidstaten wetenschappelijke onderzoeksinstellingen die eventueel mee kunnen werken aan een nieuw systeem om – op basis van wetenschappelijk onderzoek – te bekijken hoe die visbestanden evolueren? Ik krijg het ook niet uitgelegd dat er jaarlijks zulke fluctuaties zijn. Er moet toch wat stabiliteit zijn, waarop vissers op iets langere termijn hun economisch model tot stand kunnen brengen? Dat is heel belangrijk.
Wat Noorwegen en de Noorse wateren betreft, zal het in het post-Brexit-tijdperk heel belangrijk zijn dat we effectief de mogelijkheden verkennen om daar te vissen. Ik kijk dus uit naar dat pilootproject, ook omtrent precisievisserij, omdat we daarmee tegelijkertijd de innovatie en de transitie naar duurzame visserij aanpakken. Ik weet niet of het mogelijk is om al wat meer toelichting te geven over de startdatum van het project en de precieze doelstelling ervan.
Het wordt wachten op de definitieve afspraken met het Verenigd Koninkrijk. Dat is zeker iets om op te volgen. Voorlopig, tot eind 2023, kunnen we rekenen op heel wat BAR-middelen (Brexit Adjustment Reserve). Vorige week ontving ik ook een antwoord op mijn schriftelijke vraag daaromtrent: het zou gaan om iets meer dan 48 miljoen euro, bedoeld ter ondersteuning van verschillende projecten, zoals het testreizen. Het departement wil de reders daarin versterken. Het gaat daarnaast ook om middelen inzake de promotie van onze visproducten.
Eind 2023 komt er een einde aan die middelen. Ik zie dat 2024 toch ook wel een moeilijk jaar wordt voor onze visserijsector. Ik heb begrepen dat bepaalde projecten nog verlengd kunnen worden. Voorzien we ook in 2024 nog in bijkomende middelen om die visserijsector nog door het volgende moeilijke jaar te loodsen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor de aanvullingen, collega. Het is zo dat de grootste frustratie bij mij, bij vele ministers en ook bij vele vissers zit bij het feit dat die dataverzameling en die methodologie voor het opstellen van die wetenschappelijke methodologie niet transparant zijn. Alle collega’s zijn het daarover eens: veel wetenschappers geven data, ze slaan ons daarmee om de oren, en zeggen dat die data wel van de eigen wetenschappers komen. Maar de verwerking van die data moet natuurlijk ook wel bekeken worden, evenals die adviezen.
De eerste zinnen van dat advies zijn ook frustrerend voor de wetenschappers, die heel veel tijd steken in het geven van een onderbouwd advies met heel veel nuances, waarna er enkel gekeken wordt naar de titel of de samenvatting. Dat is vervelend.
Momenteel loopt er een onderzoek door ILVO en ook in andere lidstaten naar ‘environmental DNA’ voor het tongbestand in de zone 7hjk, de zone ten zuiden van Ierland. We zullen de eerste resultaten daarvan binnenkort zien. We zullen hier dus zeker nog op terugkomen.
Wat Noorwegen betreft: we werken aan een toelating om in Noorwegen een pilootproject voor precisievissserij te starten onder begeleiding van ILVO, net om aan te tonen dat we met boomkor enkel vissen op niet-kwetsbare bodem.
Wat de BAR-middelen betreft: zoals u zegt, ging het om eenmalige investeringsmiddelen. Op dit moment zijn er geen extra middelen voorzien. We gaan wel eerst aan de slag met de middelen uit het Europees Fonds. Ik denk dat er veel mogelijkheden zijn op dat vlak.
De vraag om uitleg is afgehandeld.