Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Rond de leefloongerechtigden hebben we al een en ander gedaan, onder meer ook de verplichte inschrijving bij VDAB. Ik heb er altijd voor gewaarschuwd om die verplichte inschrijving geen papieren beslissing te laten zijn, maar ze ook impact te laten hebben. Laat ze ervoor zorgen dat we mensen met een leefloon beter en sneller kunnen laten uitstromen naar werk.
Artikel 60 is een instrument om mensen met een leefloon opnieuw sociale rechten te laten opbouwen via vooral publieke taken. Of ze, eenmaal ze die sociale rechten hebben opgebouwd, werkloos blijven, dan wel duurzaam aan het werk gaan, wordt niet bijgehouden. Dat is een pijnlijke vaststelling, telkens wanneer wij vragen stellen over artikel 60. Dat zijn wel dingen die noodzakelijk zijn om te kunnen evalueren of inspanningen nuttig geweest zijn of niet.
Wat we ook zien, is dat mensen met een leefloon enkel en bijna uitsluitend ingeschakeld worden voor publieke functies, terwijl er ook heel veel privébedrijven zijn die bereid zijn om hen mee in te schakelen en mee onderdeel te vormen van een traject naar werk voor hen, en die in die mensen ook een mooie vorm van instroom zien.
Ik heb hierover een aantal vragen.
De verplichte inschrijving is er nu. Er moet een betere samenwerking zijn tussen VDAB en de OCMW’s. Hoe zal dat concreet worden aangepakt? Wordt er een samenwerkingsprotocol gemaakt?
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) heeft ook een aantal suggesties gedaan omtrent het versterken van jobkansen voor leefloners. Wat wordt overgenomen van die adviezen?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega. U weet dat ik momenteel een regelgevend traject doorloop dat de verplichte inschrijving van leefloongerechtigden bij VDAB decretaal vastlegt. Ik heb er altijd voor gepleit dat het decreet meer is dan enkel en alleen de inschrijving van de leefloongerechtigden. Ik wil namelijk dat het decreet ook duidelijke rollen en verantwoordelijkheden gaat afbakenen en de verwachtingen tussen VDAB en de OCMW’s op het vlak van opvolging en sanctionering goed kan zetten. Ik wil er de basis leggen voor een federaal samenwerkingsakkoord. Alles wat flankerend belangrijk is aan een goede inschrijving en opvolging en begeleiding van de leefloongerechtigde in het traject naar werk, neem ik mee.
Enerzijds zal het cruciaal zijn dat we hieromtrent verder concrete afspraken kunnen maken vanuit VDAB met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de lokale besturen. Anderzijds moeten we vanuit Vlaanderen het voortouw nemen om federaal concrete afspraken te maken over de activering van leefloongerechtigden. Ik heb zeker nog de ambitie om hier de komende maanden werk van te maken.
Wat de lokale samenwerking betreft, stel ik vast dat die de afgelopen jaren sterk is geïntensifieerd. Ik vind ook wel dat we trots mogen zijn op de weg die we op dat vlak al hebben afgelegd: we hebben bijna in heel Vlaanderen een samenwerkingsovereenkomst tussen lokale besturen en VDAB; we hebben de regisseursrol uitgebreid en extra regiegebieden kunnen erkennen; we hebben de lokale partnerschappen vormgegeven, en die starten binnen drie weken; we hebben de lokale werkgelegenheidsconferentie gehad, met het daaruit voortvloeiende engagement van de sociale partners, de SERV, VDAB en de VVSG, om meer vanuit eenzelfde visie te werken aan het lokaal arbeidsmarkbeleid.
Ook hebben we het lokaal activeringspact gelanceerd waar meer dan een op de drie lokale besturen zich na de eerste ronde al voor geëngageerd heeft. Alleen al die lokale besturen samen zullen meer dan 15.000 leefloongerechtigden het komende jaar aan de slag proberen te krijgen. Zo’n pact kon je ook enkel afsluiten als je had afgestemd met VDAB. Ik leid hier dus uit af dat er vertrouwen is in elkaar als partners.
Voor mij is het duidelijk dat er heel wat initiatieven zijn genomen en dat er nu nog verder geconcretiseerd kan worden in afspraken binnen een helder en vernieuwd kader. Dat er hieromtrent nog verbeteringen mogelijk zijn, zal ook blijken uit het VIONA-onderzoek (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) over de activering van leefloongerechtigden, dat zeer binnenkort vrijgegeven zal worden.
Wat de samenwerking met de federale actoren betreft, ligt de focus nu in eerste instantie op de voorbereiding van het samenwerkingsakkoord met het federale niveau. Met hen wil ik tot afspraken komen omtrent de data-uitwisseling over leefloongerechtigden, de kwalitatieve toepassing van billijkheids- en gezondheidsredenen door de OCMW’s, de opvolging van de inschrijfverplichting en de wederzijdse terbeschikkingstelling van de aanwezige relevante expertise op het vlak van inschatting en begeleiding.
Op de interministeriële conferentie (IMC) Werk van 1 december 2023 hebben de ministers van Werk en minister Lalieux op mijn voorstel afgesproken in een werkgroep dat samenwerkingsakkoord voor te bereiden. Vertegenwoordigers van de OCMW’s en de VVSG zullen ook deel uitmaken van die werkgroep. De werkgroep zal opstarten in 2024.
Alle initiatieven die ik neem op het vlak van lokaal arbeidsmarktbeleid, hebben tot doel om de jobkansen van leefloongerechtigden te versterken. De SERV gaf vanuit die insteek ook een advies op het decreet over de verplichte inschrijving. Ik heb dat advies goed ontvangen. Het is een stevig advies ten gronde, waar ik zeker mee aan de slag wil. Ik bereid momenteel mijn repliek voor met onze mensen. Ik verwacht ook nog een advies van de VVSG. Vervolgens ga ik opnieuw naar de regering om opnieuw naar de Raad van State te gaan met het totale pakket.
De heer Ronse heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het is duidelijk dat dat op het goede spoor zit. Dat is goed.
Wat ik er vooral nog bij zou willen vragen, gaat over de eerste bezorgdheid die ik heb geuit. Tenzij ik me vergis, hebt u geen antwoord gegeven op mijn vraag naar die data over artikel 60’ers en de monitoring van wat er nadien met hen gebeurt, zodat, als wij in het parlement willen nagaan of die trajecten effectief zijn, we dat ook kunnen weten.
Daarnaast zou ik artikel 60 ook willen opentrekken voor private werkplaatsen.
Minister Brouns heeft het woord.
Dat moet ik voor u navragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.