Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de begeleiding van langdurig werklozen
Vraag om uitleg over een humaan activeringsbeleid bij VDAB
Verslag
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Deze vraag – en ik vermoed ook die van de collega’s – is ingegeven door een rapport van de socialistische vakbond ABVV. Het ABVV voerde een bevraging uit bij meer dan tweeduizend langdurig werkzoekenden, en daaruit bleek dat veel langdurig werkzoekenden het gevoel hebben te weinig bijgestaan te worden in hun zoektocht naar een job. Hun boodschap is eigenlijk: “Laat ons vooral niet met rust. Help ons, begeleid ons, neem ons mee in die zoektocht naar werk.”
De cijfers van het onderzoek zijn redelijk onthutsend. 22,27 procent van de bevraagden meldt geen begeleiding te krijgen van VDAB. Slechts 26,77 procent had in het afgelopen jaar vijf keer of meer contact met een bemiddelaar, waarvan een op de twee enkel online. Bijna een op de vier werd niet uitgenodigd.
Maar ook voor wie wél begeleiding kreeg, oogt het resultaat mager. Respondenten spreken over regelmatige wissels van bemiddelaars en een gebrek aan empathie. Amper zes op de tien vinden hun bemiddelaar professioneel. Uit de bevraging blijkt ook dat werkzoekenden het gevoel hebben in een carrousel te zitten: met dezelfde opdrachten die terugkeren, bijvoorbeeld de opdracht om te leren werken met de VDAB-website – een aanrader, ook voor de collega’s hier –, het om de haverklap moeten indienen van hetzelfde dossier of roterende begeleiders.
Collega’s, laat mij duidelijk zijn: binnen VDAB zijn er zeer veel medewerkers die keihard hun best doen, maar dit toont nogmaals aan dat we moeten kijken naar hoe VDAB georganiseerd is, de manier waarop we de begeleiding organiseren en of de manier waarop wij vandaag langdurig zieken begeleiden, wel de meest efficiënte is.
Deze cijfers geven bovendien een gelijkaardig beeld als de cijfers die ik en voormalig collega Gennez, die dit vóór mij opvolgde, eerder kregen over de begeleiding van langdurig werkzoekenden. Daaruit bleek al te vaak ook dat veel werkzoekenden aan hun lot worden overgelaten.
Wat is uw reactie op het onderzoek van het ABVV?
Bent u het ermee eens dat de begeleiding van langdurig werkzoekenden tekortschiet?
Op welke manier wilt u de begeleiding van langdurig werkzoekenden verbeteren? Zult u investeren in persoonlijke begeleiding van langdurig werkzoekenden?
De heer Ronse heeft het woord.
Dit parlement geeft het vertrouwen aan VDAB, met een budget van meer dan 1 miljard euro, om een belangrijke rol te spelen in onze samenleving: iedereen die een werkloosheidsuitkering krijgt, wordt opgevolgd en ondersteund door VDAB in zijn zoektocht naar werk. Meer nog, dit parlement heeft beslist om het bestuur van VDAB in handen te geven van de vakbonden en werkgeversorganisaties. En wat zien we nu? Het ABVV, toch een van de hoofdbestuurders van VDAB, heeft zichzelf eigenlijk een buis gegeven, en dan nog met veel toeters en bellen. Het ABVV heeft gezegd: “Wij zijn zeer slecht bezig. Wij besturen VDAB op een verschrikkelijk slechte manier, want VDAB verzaakt aan een van zijn belangrijkste taken: mensen die meer dan twee jaar werkzoekend zijn, laten we in de kou staan. We zien die maximaal vijf keer per jaar, de bemiddelaars wisselen constant. Wat wij doen, lijkt eigenlijk nergens op.” Dat zegt het ABVV. Het ABVV bestuurt mee en zegt eigenlijk: “Wij zijn ver-schrik-ke-lijk slecht bezig.”
Ja, minister, als zij zo eerlijk zijn om toe te geven dat ze zo slecht bezig zijn, kunnen we ze dan meteen ook hun C4 geven en uit het bestuur van VDAB zetten? Het liefst ook samen met het ACV, dat vorig jaar openlijk toegegeven heeft dat het op grote schaal fraudeert met het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT).
Twee, klopt het wat ze zeggen? Is het zo dat mensen die langdurig werkzoekend zijn, aan hun lot worden overgelaten, en dat de bemiddelaars constant wijzigen?
Drie, Hebt u hieromtrent feedback gehad van andere bestuurders van VDAB? Delen zij dit sentiment? Vinden zij ook van zichzelf dat zij VDAB slecht besturen, zoals het ABVV vindt?
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, er is inderdaad een studie van het ABVV. Om 11 uur voeren de vakbonden actie aan uw kabinet. Zij vragen één ding: geen straffend beleid, maar een straffe arbeidsbegeleiding.
Zoals al gezegd, bevroeg het ABVV zo’n tweeduizend langdurig werklozen over hun ervaringen met het activeringsbeleid van VDAB. Volgens de resultaten wil 82 procent van die mensen werken, een opleiding volgen of vrijwilligerswerk doen. Nog geen 9 procent zegt niet te willen werken of niet actief op zoek te zijn naar werk. De rest zit met gezondheidsproblemen.
Een groot probleem bij de langdurig werklozen is dat ze van VDAB niet de jobs aangeboden krijgen die ze willen na een lang traject van werk zoeken en cursussen volgen. Ik heb mensen gehoord die bijvoorbeeld drie keer de cursus ‘Hoe maak ik een cv?’ hebben moeten volgen van VDAB, of die na het doen van een stage geen job aangeboden krijgen of een job die niets met de stage te maken heeft. Bij de helft van de mensen die stage liepen, was er geen opleidingsplan voorzien. Of ze krijgen jobs aangeboden die ze vanwege een burn-out of andere fysieke klachten eenvoudigweg niet kunnen doen.
Annelies Scheers, onderzoeker arbeidsmarktbeleid aan de KU Leuven, beaamt die resultaten en zegt dat het activeringsbeleid van VDAB veel te sterk gericht is op het zo snel mogelijk terug begeleiden van mensen naar de arbeidsmarkt met een zo laag mogelijk budget. Bemiddelaars krijgen vaak heel grote groepen van werklozen toegewezen die ze zo snel mogelijk een baan moeten geven, wat leidt tot een dienstverlening die er niet in slaagt om mensen naar de juiste jobs te begeleiden. Daarom vragen ze om meer bemiddelaars in te schakelen die meer vrijheid krijgen om te begeleiden in plaats van te focussen op cijfers en checklists.
Ik heb daarover de volgende vier vragen.
Hoe reageert u op de resultaten van de studie van het ABVV?
Bent u bereid om meer bemiddelaars te voorzien om de werkdruk te verlagen en een betere bemiddeling mogelijk te maken?
Bent u bereid om over te schakelen op een activeringsbeleid op maat dat vertrekt vanuit de wensen en noden van de werkzoekenden?
Hoe wilt u ten slotte de drempels naar de arbeidsmarkt voor langdurig werkzoekenden wegwerken?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, u vraagt naar mijn reactie op het onderzoek van het ABVV over de begeleiding van langdurig werkzoekenden. Een eerste interessante vaststelling uit de bevraging is dat de grote meerderheid van de werkzoekenden graag aan het werk wil. Dat zou uiteraard niet mogen verbazen, maar is toch een positieve vaststelling.
Deze bevraging wijst er ook op dat het niet hebben van werk en het zoeken naar werk gepaard gaat met stress en onzekerheid. Ik verwacht van de bemiddelaars van VDAB en partners dat ze hiervoor aandacht hebben. Anderzijds is het activeren en opvolgen ook deel van de begeleiding. Een activerende begeleiding en een correcte opvolging van de beschikbaarheid vormen een onlosmakelijk deel van het werkloosheidsverzekeringssysteem.
Dat de vacatures die VDAB bezorgt aan werkzoekenden niet altijd overeenstemmen met hun wensen, hoeft op zich niet problematisch te zijn. Het moet een passend aanbod zijn, dat is natuurlijk wel belangrijk. Maar er is nog een verschil tussen passend en wenselijk. Het is net een deel van de opdracht van een arbeidsbemiddelaar om perspectief op werk te creëren en de blik op de verschillende mogelijkheden open te trekken.
De bevraging vermeldt het gebrek aan continuïteit bij de inzet van de bemiddelaars als problematisch. Er wordt inderdaad soms doorverwezen naar andere, meer gespecialiseerde bemiddelaars, zoals een IBO-bemiddelaar (individuele beroepsopleiding) en bemiddelaars van een andere sector, of naar begeleiders bij partnerorganisaties, in functie van de benodigde expertise. Het traject naar werk staat in de begeleiding voorop en de opbouw van zo’n traject moet logisch zijn. VDAB besteedt aandacht aan warme overdrachten en overdracht van informatie, bijvoorbeeld door zorgvuldige registraties en gesprekken met bijvoorbeeld de huidige bemiddelaar en de IBO-bemiddelaar. VDAB geeft meer aandacht aan zijn rol als betrouwbare gids door het traject van de klant op regelmatige tijdstippen op te volgen, ook wanneer die in een traject bij een partner zit. Dat zou moeten tegemoetkomen aan deze bezorgdheid.
Het is minder aangenaam om te lezen en vast te stellen dat sommige werkzoekenden een gebrek aan empathie ervaren bij hun bemiddelaar van VDAB of een partner. Het is belangrijk dat werkzoekenden hierover hun feedback kunnen geven via het klachtensysteem. Werkzoekenden mogen verwachten dat bemiddelaars luisteren en handelen vanuit een authentieke betrokkenheid. VDAB volgt daarom structureel de tevredenheid van zijn klanten op. De recente tevredenheidsscores van VDAB geven aan dat 90 procent van de werkzoekenden tevreden is met de begeleiding door VDAB.
Als u mij dus vraagt, collega’s, of ik ook vind dat de begeleiding van VDAB tekortschiet, wil ik in eerste instantie toch ook kijken naar de output, naar de resultaten die VDAB boekt in het kader van de begeleiding van werkzoekenden. Het aantal werkzoekenden dat langer dan twee jaar werkzoekend is, daalt al enkele maanden op rij. In november waren er ongeveer 61.500 langdurig werkzoekenden ingeschreven bij VDAB. Dat is een daling van 2 procent ten opzichte van vorig jaar. Ongeveer 37.000 werkzoekenden uit die groep ontvangen een werkloosheidsuitkering. Als we dan dieper gaan inzoomen op wat er momenteel met die werkzoekenden gebeurt, leren we dat 93 procent vandaag in bemiddeling of in een opleiding zit, of een of ander voortraject volgt. Slechts 7 procent was niet klaar voor werk en had nood aan specifieke dienstverlening buiten VDAB.
Tegelijk verontrust het mij dat 22 procent van de werkzoekenden in het rapport zegt niet geholpen te zijn door VDAB. Ik vind het belangrijk dat VDAB dat verder onderzoekt, want dat zou uiteraard niet mogelijk mogen zijn. Wat we vandaag al kunnen zeggen, is dat in die groep een groot deel van de mensen zit die door VDAB op dat ogenblik als ‘niet-toeleidbaar’ worden ingeschat.
We hebben sinds het werkgelegenheidsakkoord gekozen voor een bijna onmiddellijke benadering van werkzoekenden na hun inschrijving. Voor mensen die na een of twee jaar toch niet opnieuw aan het werk zijn of niet bezig zijn met een langer traject van competentieversterking, is de afstand tot de arbeidsmarkt zeker groot. Gespecialiseerde en intensieve dienstverlening is vaak een noodzaak. Voor een deel van die mensen is de afstand tot de arbeidsmarkt erg groot. Armoede- of welzijnsproblemen zijn zo overheersend dat een traject naar werk momenteel niet aan de orde is.
Het is daarom ook heel belangrijk dat bemiddelaars werken op maat van de persoon die voor hen zit. Dat betekent dat VDAB bemiddelt tussen de wensen van werkzoekenden aan de aanbodzijde en de wensen van werkgevers aan de vraagzijde. Het gaat hier over een groep waarbinnen velen een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Voor sommigen is die zelfs onoverbrugbaar op korte of langere termijn. Het is belangrijk om dat te benadrukken.
Dan is er de vraag naar extra bemiddelaars. We kunnen zeggen dat we de afgelopen jaren heel wat extra bemiddelaars hebben kunnen aanwerven dankzij de tijdelijke extra middelen uit het VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) en de middelen die in het kader van de Oekraïnecrisis beschikbaar zijn gesteld. Die extra capaciteit is nog beschikbaar tot eind 2024. Belangrijk is ook dat er geen besparing is op de bemiddelaars, ook niet naar aanleiding van de zogenaamde koppennorm tegen eind 2024. Zij worden daar niet door gevat. Met het aantal bemiddelaars en de samenwerking met partners ga ik ervan uit dat er wel degelijk goed werk geleverd kan worden.
VDAB heeft verschillende maatregelen en dienstverlening om werkzoekenden met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt en langdurig werkzoekenden te ondersteunen in hun stappen richting werk. Ik wil in de eerste plaats vermijden dat werkzoekenden langdurig werkzoekend worden. Werkzoekenden worden daarom snel, en sneller dan bij aanvang van deze legislatuur, na hun inschrijving gecontacteerd en ingeschat door VDAB. U weet dat die contactstrategie is aangescherpt om naar een meer aanklampende aanpak te gaan. Werkzoekenden met nood aan dienstverlening krijgen snel de dienstverlening die ze nodig hebben. We zien ook in de cijfers dat dat beleid wel degelijk resultaten oplevert. Het aantal uitkeringsgerechtigde langdurig werkzoekenden is sinds het begin van de legislatuur teruggedrongen van 50.000 naar 37.000, ofwel een daling van meer dan 26 procent.
Daarnaast speelt er ook een kwestie van bereidheid langs de kant van de werkgevers om ook langdurig werkzoekenden een kans te geven. De werkgeversbenadering van VDAB neemt dan ook inclusiviteit van de vacaturebemiddeling als een uitgangspunt. We voorzien ook financiële incentives voor werkgevers om hen te stimuleren langdurig werkzoekenden en andere personen zonder recente duurzame werkervaring aan te werven. Zo wordt sinds 1 oktober van dit jaar een RSZ-vermindering voorzien.
VDAB streeft ernaar om de face-to-facebemiddelingscapaciteit zo gericht mogelijk in te zetten voor wie er het meest behoefte aan heeft. Maar VDAB zal altijd ingaan op een vraag van een werkzoekende om een persoonlijk gesprek te krijgen. Die boodschap geef ik ook mee aan het ABVV: stimuleer uw leden om zelf aan VDAB aan te geven welke dienstverlening ze willen krijgen.
Dan kom ik bij uw vraag over het feit dat een bestuurder van VDAB een kritisch rapport schrijft over de werking. Ik zal daar mijn persoonlijke mening over geven. Als je een bestuurder van een organisatie, in dit geval van VDAB, bent, vind ik dat je je rol moet opnemen in de schoot van die raad van bestuur. Ik had het persoonlijk dus wenselijk geacht om dat veeleer in de schoot van de raad van bestuur te doen, dan eerst dat rapport te schrijven. In die bevraging, die op zich zeer scherp geformuleerd is en die nu, naar ik intussen begrepen heb, verder wordt bekeken in de schoot van de raad van bestuur, valt op dat het belang van werk niet in vraag wordt gesteld. Het wordt zelfs nog eens extra benadrukt. De doelstelling op zich is dus gelijkaardig. Dat zou er nog maar aan ontbreken, zou ik zeggen. Maar mijn persoonlijke beschouwing is toch dat het thuishoort waar het thuishoort, namelijk in de schoot van de raad van bestuur, als je daar bestuurder bent.
Tot slot vraagt u naar de stand van zaken van de correspondentietesten in de verschillende sectoren. Omdat veel sectoren een beroep deden op dezelfde dienstverleners om de testen uit te voeren, heeft dat proces wat vertraging opgelopen. Sommige sectoren hebben al de resultaten, anderen verwachten ze de komende weken nog. Ik hoop dat ik samen met de sectoren in het voorjaar de resultaten bekend kan maken, alsook de wijze waarop we aan de slag zullen gaan.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Eerst en vooral, wat het ABVV betreft: collega Ronse, ik had nu toch gedacht dat u hulde ging brengen aan het ABVV, dat u altijd verwijt dat het mensen graag in de werkloosheid wil houden. Zij geven hier een rapport waarin ze stellen dat mensen geactiveerd willen worden, ze willen aan de slag gaan. Ik had van u toch verwacht dat u daar positief zou op reageren.
Bovendien vind ik dat het niet is omdat je deel uitmaakt van een raad van bestuur dat je geen kritische bemerkingen mag maken binnen die organisatie. Ik ga ervan uit dat de bestuurders binnen het bestuur hun rol opnemen, en dit rapport ook aankaarten binnen de raad van bestuur. Eerlijk gezegd: ik vind dat men hier toch iets te gemakkelijk op de pianist schiet. Ik denk dat het zeer goed is dat er een bevraging is gebeurd, die toch wel wat zaken helder stelt.
Minister, u zegt dat de cijfers u wat hebben onthutst. Nu, mij onthutsen die ook, maar niet voor het eerst. Ook uit heel wat schriftelijke vragen die ik aan u heb gesteld, blijkt toch telkens opnieuw dat er wat schort aan de manier waarop langdurig werkzoekenden worden begeleid.
Collega’s, laat ons dat heel helder zetten: er zijn vandaag mensen die al werk aan het zoeken waren op het moment dat deze regering aan haar werk begon. En die mensen zijn vandaag nog altijd op zoek naar werk. Dan kunnen we toch niet zeggen dat de begeleiding altijd even goed loopt. En dat zijn mensen die echt zoeken naar werk. Dat moeten we echt wel onder ogen durven te zien.
Minister, mijn bijkomende vraag aan u is de volgende. Het gevoel van in een draaideur te zitten, in een carrousel, leeft heel sterk. Dat komt ook uit het onderzoek naar voren. Op welke manier gaat u VDAB vragen om heel specifiek op dat element te werken, zodanig dat werkzoekenden echt het gevoel hebben dat ze één iemand hebben bij VDAB die hun dossier kent, die weet wat ze al gedaan hebben, zodat ze niet telkens opnieuw dezelfde opdrachten van een nieuwe begeleider krijgen? Op welke manier gaat u ervoor dat zeker die mensen die nood hebben aan een persoonlijke begeleiding, een contactpersoon, iemand die ze vertrouwen, dat aanspreekpunt bij VDAB hebben, en niet telkens hun verhaal opnieuw moeten doen?
De heer Ronse heeft het woord.
Met alle respect, maar ik begin mij hier toch wel wat boos te maken. Eerst en vooral, wij geven het ABVV het vertrouwen om die belangrijke rol op te nemen, en ze zeggen van zichzelf dat ze compleet gebuisd zijn en er compleet in falen.
Minister, u beperkt zich tot een persoonlijke mening dat als men bestuurt, men dat binnenskamers moet zetten. Minister, ik herhaal mijn vraag: bent u bereid om het ABVV uit de raad van bestuur van VDAB te smijten?
Ik hoor collega Jos D’Haese net zeggen dat ze aan uw kabinet om 11 uur gaan staan betogen om te zeggen hoe slecht ze VDAB wel besturen. Dus, minister: ABVV uit de raad van bestuur van VDAB.
Ik heb het, ten tweede, ook moeilijk met de tonaliteit hier. Dit gaat over mensen die al meer dan twee jaar langdurig werkloos zijn. Ik denk dat het moet gedaan zijn om heel de tijd te zeggen dat het de schuld is van VDAB en dat we niet genoeg bemiddeld en begeleid en bepamperd en weet ik wat hebben.
We zitten hier in een arbeidsmarkt die volledig in brand staat. Voka zit aan onze armen te trekken en te sleuren om mensen – hou u vast – niet van in Europa maar zelfs van buiten Europa naar hier te halen om laaggeschoolde jobs te doen. Als ik in Kortrijk rondloop, hoor ik heel veel werkgevers die zeggen: “Geef ons mensen.” Ik denk, collega’s, dat mensen die na twee jaar nog altijd langdurig werkloos zijn en zeggen dat ze niet content zijn van de begeleiding, misschien niet meer passen in de werkloosheid. Misschien zijn er andere problematieken die aan de grondslag liggen van het feit dat ze niet aan het werk kunnen. Misschien horen zij binnen een sociale dienst of moeten ze een leefloonbegeleiding krijgen. Met heel veel respect voor die mensen, maar misschien is het tout court onmogelijk om hen via de klassieke VDAB-tools te begeleiden. Maar dat zijn natuurlijk dingen waar het ABVV over zwijgt.
Daarom denk ik ook dat de werkloosheidsuitkering in de tijd beperkt moet zijn. Ze moet in het begin veel hoger zijn dan nu, en dan degressief naar beneden gaan, eigenlijk het omgekeerde van wat het ABVV voorstelt, en die mensen moeten in een sociale dienst door gespecialiseerden opgevolgd en begeleid kunnen worden. Dit soort ‘parler’, ik kan daar persoonlijk niet tegen, en heel veel mensen die nu live de commissie meevolgen, ook niet.
Collega D’Haese, kunt u daartegen?
Ik ben zeer benieuwd wie al die mensen zijn die intunen om de heer Ronse hier in de commissie te volgen. Ik zou hen wel eens willen ontmoeten.
Minister, ik vind uw antwoord redelijk teleurstellend. Het gaat hier over een specifieke groep, langdurig werklozen, een groep bij wie vaak bepaalde zaken spelen waardoor ze niet terugkeren naar de arbeidsmarkt. We hebben hier nu toch een bijzonder interessant onderzoek. Aan tweeduizend mensen is gevraagd waarom zij niet op de arbeidsmarkt raken, welke mechanismen er spelen. Dan zien we twee zaken die bij VDAB mislopen: er is te weinig personeel om de mensen op een goede manier te begeleiden en er is een te eenzijdige focus op checklists en sancties. Het is natuurlijk niet het ABVV dat daarover beslist, dat is het beleid van deze Vlaamse Regering.
Het gaat hier altijd over bepamperen, maar ik geef één concreet voorbeeldje. Het betreft iemand die lang bij een hr-bedrijf heeft gewerkt, ontslagen is bij een herstructurering, langdurig werkloos is geworden en daarna door VDAB begeleid is naar interimwerk, waar de meeste vacatures zijn – men mag ook geen werk weigeren. Weet u hoeveel interimjobs die man gedaan heeft? 27. En nu is die man opnieuw langdurig werkloos. Weet u waarom? Omdat bedrijven denken dat hij een jobhopper en dus niet betrouwbaar is. Dat is een concreet gevolg van zo’n beleid van checklists, sancties en ‘ge moogt niet weigeren’. Dat heeft niets met bepamperen te maken.
De vraag is: zal er nu iets bijgestuurd worden? U hebt niet gezegd dat u gaat bijsturen, dat u gaat aanpassen om ervoor te zorgen dat we meer mensen aan werk kunnen helpen, wat toch de heilige graal is hier in dit parlement. Het enige wat u hebt gezegd, is dat mensen zelf maar moeten vragen om meer dienstverlening. En dan hebt u er nog wat goedkope vakbondbashing bovenop gekregen – niet van u, maar vanuit de zaal, minister, al vond ik uw opmerking op het eind ook totaal onnodig. Ik zie niet in waarom de grootste werknemersorganisatie van het land zich niet publiekelijk zouden mogen uiten over een instituut dat mensen aan werk moet helpen.
Maar dus, mijn concrete vraag is dezelfde als daarnet – u hebt er toen niet op geantwoord –: wat wilt u nu aanpassen, wat wilt u doen, hoe gaat u hiermee aan de slag om ervoor te zorgen dat we meer langdurig werklozen, aan werk kunnen helpen?
Collega’s, toen we daarnet de conceptnota bespraken, bleek al dat we een aangepast aanbod moeten voorzien voor langdurig werkzoekenden met een bepaalde leeftijd, en dat VDAB op dat punt nog stappen te zetten heeft. In die zin verwonderen bepaalde conclusies van het ABVV me niet helemaal.
Alleen, de manier waarop het onderzoek is vormgegeven, de vraagstelling en ook de manier waarop de conclusies zijn geformuleerd, die gaan heel sterk uit van de negatieve benadering van het ABVV ten aanzien van VDAB en zijn doelstellingen. Dat betreur ik dan toch een beetje.
Het is niet de Vlaamse Regering die bepaalt hoe VDAB werkt. Ik ben het niet eens met de visie van collega Ronse over de plaats van sociale partners in het bestuur van VDAB, maar er is ook wel een bepaalde verantwoordelijkheid te nemen als sociale partner, ook in het bestuur van VDAB en in de manier waarop die zijn dienstverlening organiseert. Daar kun je als bestuurder zelf een heel grote impact op hebben. Ik ben het zelf ooit gedurende een aantal jaar mogen zijn, bestuurder bij VDAB. Zulke zaken, de manier waarop de dienstverlening wordt vormgegeven, de manier waarop consulenten omgaan met werkzoekenden, het aanbod, dat is typisch de bevoegdheid van de raad van bestuur van VDAB.
Als het ABVV het belangrijk vindt dat er een kwaliteitsvol aanbod is voor langdurig werkzoekenden, dan vinden zij in mij en mijn partij een medestander, maar verdorie, dan moeten ze zelf ook de verantwoordelijkheid nemen om daar als bestuurder van VDAB mee voor te gaan zorgen. Ze hebben een miljard euro en vijfduizend mensen ter beschikking en er is een uitbestedingsbeleid waarmee gespecialiseerde partners uit de profit- en non-profitsector aangewend kunnen worden om in begeleiding te kunnen voorzien. Ik ben blij dat het ABVV werk maakt van dialoog met zijn leden en er een rapport over schrijft, maar dat ze er dan verdorie ook zelf iets mee doen. Ze zitten aan de stuurknoppen om hier goed beleid voor te gaan uitwerken. De tijd die ze straks gaan verdoen aan de deur van de minister, kunnen ze misschien besteden aan de werkgroepen en bestuursorganen van VDAB.
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Ik begin met de laatste specifieke vraag van collega Verbeurgt, over hoe het nu zit met het aanspreekpunt, één persoon waarbij je altijd terechtkunt, een soort vertrouwenspersoon, een vertrouwde gids. Men heeft dat vorig jaar bij VDAB geïntroduceerd in het concept van ‘trusted advisor’, een persoon die het hele traject volgt. Dat is meteen ook een stukje een antwoord op uw vraag.
Er wordt ook verwezen naar de capaciteit van vijfduizend bij VDAB – ondertussen is dat iets minder – maar daarnaast zijn er ook tal van partners. Dat is ook een capaciteit die we vandaag in Vlaanderen inzetten om onze mensen die op zoek zijn naar werk, te begeleiden naar werk. Die totale capaciteit, dus VDAB en zijn partners, moeten we toch altijd voor ogen houden als we spreken over hoe sterk en hoe groot we in Vlaanderen zijn in het ondersteunen en het begeleiden van mensen richting werk.
Nu, ik ga daar geen polemiek over voeren. Ik deel de mening van de voorzitter wat de rol van de sociale partners betreft: die hebben absoluut een hele belangrijke rol te spelen. Ikzelf had het op een andere manier gedaan, wat niets zegt over de inhoud van het onderzoek, maar over de manier waarop je daarmee omgaat. Ik denk dat dat ook wel gezegd mag worden. En een ruimer debat over de governance is actueel, dat weten we ook.
Ik heb al vaak tegen VDAB gezegd dat als men het politieke spectrum vandaag volgt – en ik ga ervan uit dat alle bestuurders dat volgen en ook deze commissie volgen –, men weet dat wij vaak over VDAB spreken als een organisatie die tegen verder dan 2030, gelet op de demografie, heel wat uitdagingen heeft. Is dat dan vandaag in de meest performante structuur en vorm? Dat is fundamenteel onderdeel van het onderzoek dat nu loopt. Hoe moet VDAB zich gaan organiseren om ook toekomstgericht, gelet op alle uitdagingen, op een zo efficiënt en performant mogelijke manier aan arbeidsbemiddeling te kunnen doen, en met welke structuur?
Ik ben er onder andere alvast voorstander van dat dat in een veel nauwere samenwerking gebeurt met alle lokale partners. We hebben ook tal van initiatieven om dat op die manier te kunnen organiseren. Maar daar zijn ook zorgen over. Niet elke hervorming ligt meteen in een definitieve plooi zonder dat daar vragen en zorgen ontstaan. Maar ik denk wel dat de relatie met het lokale niveau ons in de toekomst enkel maar kan helpen, zeker ook als het gaat over de niet-beroepsactieve Vlamingen.
Al bij mijn eerste contacten en bezoeken heb ik vastgesteld dat heel wat bemiddelaars aangeven dat heel wat mensen die langdurig werkzoekend zijn en in een VDAB-traject zitten – en dat kan lang zijn – eigenlijk het best elders geholpen worden, dat ze op dat ogenblik andere zorgen en noden hebben dan werk. Dat klinkt misschien vreemd, maar op dat ogenblik zijn er armoedeproblematieken, psychiatrische problematieken, allerhande. Ik denk dat dat bekend is. Binnen de groep van de langdurig werkzoekenden is dat vaak toch een aanzienlijke groep. De bemiddelaars zeggen, met alle respect, dat ze die mensen niet gaan loslaten, maar ze zijn op dat ogenblik beter elders geholpen. Wij laten hen niet los als VDAB, dat vind ik ook belangrijk. Wanneer je op een bepaald ogenblik zegt om de werkloosheidsuitkering te beperken in de tijd, dan moet er natuurlijk een ander vangnet zijn om die mensen op te vangen, en wanneer ze als het ware hun leven weer op orde hebben, moeten ze weer richting werk kunnen gaan. Ik denk dat dat concept wel belangrijk is.
Maar bemiddelaars hebben me echt aangegeven: “Minister, in alle eerlijkheid, wij doen zeer veel inspanningen en wij werken niet met de stok vooruit, zeker niet.” Want hier is ook heel vaak heel veel kritiek geweest dat VDAB te laks is, dat ze als het ware de mensen te veel kansen zouden geven. Dat vind ik een omgekeerde benadering. Ik ga ervan uit dat elke bemiddelaar er zit met de intentie om mensen heel veel kansen richting werk te geven. Maar als natuurlijk herhaalde bepaalde engagementen richting opleiding, begeleiding niet worden nageleefd, dan moet er natuurlijk wel kunnen worden opgetreden. Dat is ook wat de Vlaming van ons en van VDAB verwacht.
Ik denk dat er zeker uitdagingen zijn, dat het rapport zeker een aantal punten aanstipt waar VDAB binnen de schoot van de raad van bestuur mee verder kan. Dat is wat mij betreft de conclusie hier. Ik denk dat het grotere onderzoek dat VDAB op dit ogenblik samen met zijn partners voert enkel maar ten goede kan komen van de structuur en dat de focus op de groep die we hier voor ogen hebben – de multiproblematiek vaak, moeilijk te bemiddelen mensen vaak wegens allerhande zaken – niet aflatend zal zijn wat VDAB in de toekomst betreft.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Minister, ik zou zeggen: dank u voor uw antwoord. Maar ook van mijn kant denk ik dat u het onderzoek wat meer ter harte mag nemen, wat mij betreft. Het is toch zo?
Collega Ronse, er moet me toch iets van het hart over uw riedeltje over mensen die zoveel jaren werkzoekend zijn. U zegt dat je dan maar hun werkloosheidsuitkering moet afnemen. Als je het rapport goed leest, zie je dat dat mensen zijn die willen werken. Die willen aan de slag gaan. Ze vragen aan VDAB om hen te helpen.
Helpen doe je niet door hen voor de vijfde keer aan te leren hoe je een cv moet opstellen. Dat doe je door die mensen mee te nemen in een traject, waarbij ze stap voor stap de juiste competenties ontwikkelen, waarbij ze worden georiënteerd naar de juiste job, en waarbij ze soms, als het probleem niet zuiver zit bij werk, maar bij andere problemen, daar ook in worden begeleid, zodat ze naar de juiste partner worden doorverwezen.
Uw riedeltje, mijnheer Ronse, gaat voorbij aan de realiteit waarmee die mensen vandaag worden geconfronteerd. Er zal dus nooit een oplossing zijn voor het echte probleem. Dat is natuurlijk de realiteit in Vlaanderen. U blijft uw riedeltje herhalen. U blijft roepen dat we de werkloosheidsuitkering in de tijd moeten beperken, en dat dat alles zal oplossen. Het enige verschil dat dat zal maken, is dat je die mensen naar het OCMW duwt, en daarmee zijn ze geen stap dichter bij werk. Dat is de realiteit.
Nogmaals, er zijn werkzoekenden die al langer dan het bestaan van deze regering naar werk zoeken. Dus: als we die mensen willen activeren, moeten we inderdaad de begeleiding verbeteren, moeten we begeleiding op maat organiseren, zodat het contact bij VDAB beter verloopt, zodat de opvolging beter verloopt.
Als mensen twee jaar lang hebben gezocht naar werk, maar niets hebben gevonden – u kent mijn pleidooi daarover – moeten we ook zorgen dat er een job voor hen klaarstaat waarin ze nieuwe competenties kunnen ontwikkelen.
De heer Ronse heeft het woord.
Misschien eerst wat de realiteit betreft: de realiteit is dat een studie heeft uitgewezen dat als je de werkloosheidsuitkering beperkt in de tijd, een derde van de langdurig werkzoekenden effectief binnen het jaar werk heeft; een derde gaat naar andere uitkeringssystemen zoals het leefloon, en een derde verdwijnt uit de uitkeringen. Dat is de realiteit.
Ik geef nog een andere realiteit. Geef mij tien mensen die meer dan twee jaar langdurig werkzoekend zijn, en laat me in Kortrijk samen met hen kijken. Er is nood aan magazijniers, mensen in winkels, noem maar op. De arbeidsmarkt vraagt en smeekt naar hen.
Dat sterkt me nog meer in mijn overtuiging dat er andere problematieken zijn die aan de grondslag liggen van het feit dat ze zo lang werkzoekend zijn. Dus ja, dan moet je de werkloosheidsuitkering beperken in de tijd. Dan heb je geen langdurig werkzoekenden meer, dan heb je er geen meer. Dan is dit probleem opgelost en gaan we de sociale diensten en alle maatschappelijke begeleiding versterken, om in te zetten op de problematieken waar die mensen wel mee kampen. Die zijn, zoals de minister aangeeft, eerder psychologisch van aard. Armoedeproblematieken zijn vaak heel complexe zaken, die voor die mensen effectief enorme drempels vormen om werk te vinden. Dan kunnen die daar aangepakt en opgelost worden. Dat is mijn pleidooi.
Wat de ‘governance’ van VDAB betreft, minister, zal ik niet ophouden. Ik zal daar niet over zwijgen. Ik ben blij dat die studie er is, maar het ABVV en het ACV moeten absoluut verdwijnen uit het bestuur van VDAB. Ik vind het totaal niet kunnen dat ze nu aan uw kabinet gaan betogen tegen een structuur die ze nota bene zelf besturen.
Ik vind dat wij als meerderheid en als parlement voldoende respect moeten hebben voor de belastingbetaler, en voor de centen die hun door de belastingbetaler onrechtstreeks werden toevertrouwd, door ze VDAB mee te laten besturen. Dus laat ze liever gisteren dan vandaag uit het bestuur van VDAB verdwijnen, alsjeblieft.
De heer D’Haese heeft het woord.
Mijnheer Ronse, wat voor een motie van wantrouwen ten opzichte van Voka, die mee in de raad van bestuur van VDAB zit, is dit? U komt hier eigenlijk zeggen dat u het gewoon veel beter zou doen als u die werklozen zou begeleiden. U zegt dat ze onmiddellijk aan de slag zouden zijn. Dus wat voor een motie van wantrouwen tegen uw baas, Voka, is dit? We zullen zien hoe zij daarover denken.
Misschien even kort: het is, denk ik, duidelijk uit alle tussenkomsten hier, dat al die debatten over activering eigenlijk helemaal niets te maken hebben met mensen aan het werk te helpen. Want op het moment dat de concrete drempels daartoe hier worden aangereikt, kan men alleen nog maar spreken over meer sanctioneren, over bepamperen en weet ik wat nog allemaal.
Ik vind dat bijzonder jammer. Ik vind het bijzonder jammer dat men niet aan de slag gaat met wat men hoort. Men probeert de zaken aan te passen, om ervoor te zorgen dat men effectief begeleiding op maat kan krijgen, zodat men na de opleiding ook naar een zinvolle job wordt doorverwezen, en zo verder.
Ik neem trouwens ook aan dat Marc Descheemaecker met onmiddellijk ingang ontslag zal nemen uit de raad van bestuur van De Lijn, waarop jullie partij – de N-VA – bij monde van bijvoorbeeld Koen Kennis, schepen in Antwerpen, bijzonder veel kritiek heeft. De heer Descheemaecker – dat weet u – zit in de raad van bestuur van De Lijn, en is heel lang voorzitter geweest van de raad van bestuur van De Lijn. Dat is een bedrijf dat zeer veel kritiek krijgt van de N-VA, dus ik neem aan dat die onmiddellijk ontslag zal nemen. Ik weet niet of die het plezant zal vinden om zijn ‘pree’ te verliezen, maar ik neem aan dat u dat gesprek met hem zult hebben.
Ten slotte nodig ik iedereen in de commissie Werk uit om straks om 11 uur mee naar de actie te gaan. Ik denk dat dat meer effect zal hebben voor de activering van langdurig zieken dan de debatten die jullie hier soms voeren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.