Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Het onafhankelijke kenniscentrum Leerpunt lanceerde onlangs een website met een toolkit gericht op leerkrachten in het basis- en secundair onderwijs. De toolkit is bedoeld als een gids voor leraren en schooldirecteuren die willen experimenteren met didactiek. Leerpunt werd eind 2022 opgericht als een antwoord op de dalende onderwijskwaliteit. Het kenniscentrum fungeert als een verbindingspunt tussen wetenschappelijk onderzoek en de praktijk in de klas. Met de recent gelanceerde website en toolkit biedt het kenniscentrum leerkrachten wetenschappelijke inzichten over dertig verschillende klaspraktijken in het lager en secundair onderwijs.
Minister, u benadrukte tijdens de lancering van de toolkit dat er binnen scholen discussies gaande zijn over didactische methoden. Hoewel scholen experimenteren, bijvoorbeeld door huiswerk af te schaffen, blijken deze goedbedoelde initiatieven niet altijd effectief te zijn. U stelde ook dat scholen op zoek zijn naar richting, en daarom wil de toolkit leerkrachten meer houvast bieden. Het doel is om hen te informeren over welke didactische methoden hun effectiviteit hebben bewezen.
Pedagoog Pedro De Bruyckere, die het kenniscentrum leidt, verklaarde dat bij de ontwikkeling van de toolkit inspiratie is opgedaan bij vergelijkbare instellingen in het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Het team heeft een toolkit van de Education Endownment Foundation (EEF) aangepast aan het Vlaamse onderwijssysteem, op basis van diepgaande meta-analyses en reviews, en vervolgens herzien door externe experten en de EEF zelf.
Op de website kunnen leerkrachten nu snel zien wat de kosten zijn van een bepaalde methode, de sterkte van de evidentie en welke leerwinst daarmee te behalen valt. De intentie is om begin volgend jaar een vergelijkbare toolkit voor het kleuteronderwijs te lanceren. Bovendien zullen er leidraden beschikbaar komen om leerkrachten te ondersteunen bij de praktische toepassing van specifieke methodes.
Minister, ik heb hierbij de volgende vragen. Op welke manier is onderzocht dat methoden en didactiek die werken in het buitenland, ook in Vlaanderen werken? Hoe verloopt de samenwerking met de EEF en het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) concreet? Wordt er informatie en materiaal aangekocht? Op welke manier zal worden gemonitord of scholen daadwerkelijk met de toolkit van Leerpunt aan de slag gaan? Op welke manier en wanneer zal Leerpunt een eerste keer worden geëvalueerd op zijn effectiviteit? Welke beleidsinitiatieven plant u deze legislatuur nog om de onderwijskwaliteit te verhogen?
Minister Weyts heeft het woord.
De lancering van de toolkit en de website is een eerste belangrijke stap voor de verdere uitbouw van Leerpunt. Voor de toolkit zijn we de mosterd gaan halen bij de Britse EEF. We hebben aan die toolkit een Vlaamse vertaling en contextualisering gegeven. Het is dus niet louter een letterlijke vertaling. Het is ook een vertaling naar de Vlaamse context. Die is natuurlijk anders. Wat wel heel zinvol is, is dat we met het wetenschappelijke basiswerk dat al werd verricht door de EEF, aan de slag gaan. Dat is gebaseerd op internationaal gerenommeerd onderzoek en op eigen effectiviteitsonderzoek, dat echt aan de hoogst mogelijke wetenschappelijke standaarden beantwoordt. Het is ook een werk van een decennium en langer.
De toolkit richt zich in de eerste plaats op leraren en op lerarenteams, en biedt een handig overzicht van de mate waarin school- of klasinterventies al dan niet een leereffect hebben, wat de investeringskosten daartegenover zijn en wat de mate van robuustheid is van de onderliggende wetenschappelijke evidentie. Er wordt dus bijvoorbeeld ook weergegeven welke wetenschappelijke studies de deugdelijkheid van de didactische methode in kwestie aantonen, maar evengoed in welke situaties die methodiek minder werkt.
De toolkit zal door Leerpunt nog verder worden aangevuld en gecontextualiseerd met goede praktijken uit het Vlaamse onderwijs en met aanvullend Vlaams onderwijsonderzoek, dus ook met eigen onderwijsonderzoek.
Voor alle duidelijkheid: de toolkit van de EEF en dus van Leerpunt is geen kookboek patisserie met zoveel gram van dit en zoveel gram van dat. Zo werkt dat niet. Dan heb je een scheve croissant. Dat zijn geen recepten die blindelings moeten worden uitgevoerd. Leraren en scholen zullen altijd zelf keuzes blijven maken, waarbij ze kunnen vertrekken van de kennis uit de toolkit, maar ook rekening houden met de specifieke context van de school waarin men aan de slag is, met haar leerlingenpopulatie. Daarom is het interessant dat in de toolkit ook soms aangeduid staat wanneer bepaalde didactische methodieken niet werken.
Het gebruik van de toolkit en andere producten, zoals ook de leidraad met praktijkvoorbeelden van Leerpunt die binnenkort beschikbaar zal zijn, gaan we monitoren aan de hand van het gebruik van de website, de nieuwsbrief, maar ook de professionaliseringsactiviteiten. We kunnen ook kijken in welke mate de pedagogische begeleidingsdiensten in hun werk ook gebruik gaan maken van die toolkits.
Leerpunt zal wel alle materialen aanbieden, maar het meer ‘evidence-informed’ werken vraagt natuurlijk ook wel een aanpassing in de hoofden van de scholen, de lerarenopleidingen, de pedagogische begeleidingsdiensten en de onderwijsinspectie. Leerpunt gaat daar niet top-down bij werken, maar zal het onderwijsveld daar ook systematisch bij betrekken. Hoe doet men dat? Ten eerste is er een gebruikerscommissie met mensen uit de praktijk die advies zullen geven over de bruikbaarheid. Ten tweede hebben we ook het gebruik van een kennisagenda die vertrekt vanuit de kennisnoden van het onderwijsveld. U weet ook dat het bestuur van Leerpunt vrij representatief is samengesteld, met vertegenwoordigers van de onderwijsverstrekkers. Via die weg kan er dus voeding gegeven worden. Ten derde zal Leerpunt samenwerken met de pedagogische begeleidingsdiensten en de lerarenopleidingen om het gebruik van de materialen van Leerpunt in de praktijk te stimuleren. We hebben trouwens ook nog eens specifiek een geoormerkt budget voorzien voor de pedagogische begeleidingsdiensten.
Wat de samenwerking met de EEF en met onze Nederlandse collega’s betreft, is men in Nederland net iets vroeger gestart met de samenwerking met de EEF. Bij de EEF is een licentie aangekocht om de toolkit die zij hebben ontwikkeld te mogen gebruiken, vertalen, contextualiseren en aan te vullen met Vlaamse voorbeelden en onderzoek. Je kunt dat niet zomaar doen, want de EEF is echt heel erg bezorgd over de wetenschappelijke degelijkheid van hun aanbod, hun reputatie en het sterke merk dat die toolkit na jaren heeft verworven. Dat wil zeggen dat de EEF kwaliteitscriteria hanteert voor de vertaling, hertaling, communicatie en de aanvullingen van de toolkit. Die staan beschreven in de licentie. Je doet er dus niet zomaar mee wat je wilt. De licentie is voor minstens drie jaar aangegaan. Door het aangaan van die samenwerking maakt Leerpunt ook deel uit van het Evidence for Education Network. Dat is een internationaal netwerk dat door EEF gevormd wordt met andere landen die de toolkit gebruiken.
In Nederland werkt het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek al iets langer samen met EEF om die toolkit in Nederland te gebruiken. Leerpunt gaat daarom ook een intense samenwerking aan met het NRO om samen materialen van de EEF te vertalen naar het Nederlands, en vervolgens elk naar de eigen context. Leerpunt zal ook de door het NRO ontwikkelde leidraden hertalen, om ze te gebruiken in Vlaanderen, en vice versa. De vertaalslag die men al in Nederland in het NRO gemaakt heeft, kunnen wij ook nog eens vertalen. Maar dat is dan meer in de betekenis van contextualiseren. Dat is trouwens vice versa. We gaan ervan uit dat het NRO dat wat bij ons ontwikkeld wordt ook zal kunnen gebruiken. Er wordt ook samengewerkt met het NRO om de kennisnoden van het onderwijsveld te identificeren. De samenwerking met het NRO wordt momenteel in een overeenkomst gevat, maar die wordt nog op punt gezet.
Wat de evaluatie van Leerpunt betreft, is het in deze beginfase natuurlijk echt nog wat vroeg. Ik denk dat Leerpunt allereerst moet instaan voor zijn eigen kwaliteit. Daarnaast zal Leerpunt na afloop van de subsidieperiode een eindverslag opleveren over de uitvoering van de activiteiten, en de samenvatting van de belangrijkste bevindingen. Vanaf juli volgend jaar zal Leerpunt werken met de nieuwe beheersovereenkomst. Ook daarin zal een evaluatie worden opgenomen.
Voor de vraag over verdere beleidsinitiatieven om de onderwijskwaliteit te verhogen, hebben we natuurlijk heel de beleids- en begrotingstoelichting en de discussie daarover gehad. Volgende week hebben we daar mogelijk wat ruimte voor.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Wij zijn in ieder geval heel tevreden dat Leerpunt is opgericht. We hebben er een tijdje op moeten wachten, maar daar heb ik ook wel alle begrip voor, want het is een heel werk geweest om dat te lanceren. Wij hopen in ieder geval dat iedereen – van koepels tot de begeleidingsdiensten – hier echt aan één zeel zullen trekken en zullen samenwerken. Ik denk dat het heel cruciaal is dat er een goede samenwerking is. Ik denk dat het ook belangrijk is dat zij ook gaan meewerken om die cultuur van evidence-informed werken op die scholen te lanceren, want ik denk dat daar nog werk aan de winkel is.
De website zelf ben ik ook eens gaan bekijken. Die is heel overzichtelijk, maar staat duidelijk nog in de kinderschoenen en moet nog aangevuld worden. Je kunt er inderdaad gaan kijken of huiswerk nu zinvol is, of dat effectief is of niet; kleine groepen of grote klasgroepen. Ik ben ook eens gaan kijken rond evalueren en leren … Daar kun je dus alle mogelijke informatie vinden. Ik hoop dat de leerkrachten snel de weg zullen vinden naar die site.
Ik heb op de website gezien dat er een vacature stond. Mijn vraag was eigenlijk: hoeveel personeelsleden denkt Leerpunt aan te trekken? Ik weet niet of u daar zicht op hebt. Welke profielen zullen daar precies gezocht worden?
En wat betreft de vraag naar verdere beleidsinitiatieven: ja, die heb ik erop gezet, want anders werd mijn vraag onontvankelijk verklaard. (Gelach)
Stoute voorzitter.
De heer Danen heeft het woord.
Ik moet zeggen dat ik een heel grote fan ben van Leerpunt. Althans, ik hoop dat te worden, want vandaag weten we nog niet precies wat de effecten zullen zijn. We hebben de voorbije jaren, ook in de commissie, vastgesteld dat de doorsijpeling van het wetenschappelijk onderwijskundig onderzoek naar het werkveld toch een groot probleem blijft. Ik moet zeggen dat ik soms heel grote ogen opentrek, wanneer ik dan hoor dat hier en daar methodes worden gebruikt waarvan we eigenlijk weten dat ze niet werken. Toch gebruikt men die daar al jaren. Ik hoop dat Leerpunt daaraan kan tegemoetkomen.
De vraag die ik heb, is de volgende, minister. Hoe gaan professor De Bruyckere, waar ik heel veel respect voor heb, en zijn team – of zijn miniteam moet ik misschien zeggen, want zoveel volk gaat daar niet werken – concreet scholen, schoolleiders, leerkrachten begeleiden, opdat ze met die toolkit aan de slag kunnen? Want het is niet omdat het ergens staat, dat die onderwijspraktijk ineens veranderd zal zijn. Daar is volgens mij wel meer voor nodig. Mijn vraag is dus: welke initiatieven neemt u bijkomend om ervoor te zorgen dat die scholen daar op een goede manier mee aan de slag zullen gaan?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik heb twee vraagjes. Heel concreet: zal Leerpunt ook aandacht hebben voor het toetseffect? Dat is wat collega Grosemans daarnet al aanhaalde: dat evalueren ook leidt tot leren – die kon ik niet laten liggen, collega. Ten tweede moeten we er onze leerkrachten ook voldoende bewust van maken dat Leerpunt er is. Ik neem aan dat de pedagogische begeleiders daar ook aandacht voor gaan vragen.
Waarom stel ik die vraag, collega’s? Heel concreet: nog maar vorige week, bij het actuadebat in verband met het Programme for International Student Assessment (PISA), ging het over het gegeven van planlast. De website tegen planlast is er, de affiches zijn aan alle scholen bezorgd. Alleen stel ik vast, als ik aan leerkrachten vraag of ze dat wisten, of dat uithangt, dat leerkrachten zeggen dat hun school dat niet heeft uitgehangen, dat ze dat niet wisten. Al die punten die op die website staan: ik denk dat we er op die manier toch ook nog wel wat bekendheid aan kunnen geven.
Het is belangrijk dat Leerpunt er is, zodat men op het terrein ook weet wat werkt. Minister, ik vind het heel belangrijk dat u ook aangeeft dat het belangrijk is om te contextualiseren. Er wordt wel eens gesproken over dé oplossing voor de kwaliteit van het onderwijs, maar we weten allen dat dé school ook niet bestaat. Een school in het verre Poperinge heeft andere uitdagingen dan een school hier om de hoek. Het is dus ook belangrijk dat scholen hun eigen kwaliteit vastpakken. Ik heb al vaker gehamerd op datageletterdheid. Ook dat is belangrijk, om de context van de school te kennen, om te weten wat het beeld of de foto van een school is en de uitdagingen voor de kwaliteit te vertalen. Ik onderschrijf dat er nood aan zal zijn dat pedagogische begeleidingsdiensten de scholen daarin ondersteunen. Hoe kunnen we daar echt maximaal op inzetten? Scholen en pedagogische begeleidingsdiensten kunnen ook projecten indienen om aan de slag te gaan met de informatie van Leerpunt. Nog een concrete vraag is of de inspectie bijvoorbeeld ook kan nagaan hoe scholen werken aan hun kwaliteit. Ik heb ook al gepleit voor het ontvoogden van de scholen. Dat scholen aan het werk gaan met methodes waarvan wetenschappelijk bewezen is dat ze echt werken, is ook een punt dat meegenomen kan worden in de kwaliteitsborging en kwaliteitsbewaking, lijkt mij. Hoe gaat de inspectie daarmee aan de slag?
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u. Wat de vacatures betreft: momenteel zijn er vier à vijf mensen werkzaam. Ik denk dat er nog twee vacatures openstaan, dus voor diegenen die zich geroepen voelen, is er nog ruimte. Pedro De Bruyckere is daarin natuurlijk een vaste waarde. We hebben ook een codirecteur, iemand voor hr, iemand voor communicatie, twee leerkrachten. Dan denk ik dat ik ze allemaal heb gehad. Maar er zijn dus nog wel vacatures, nog maar een tweetal, die moeten worden ingevuld.
Hoe zullen we ervoor zorgen dat scholen daadwerkelijk aan de slag gaan met datgene wat hen wordt aangeboden? Dan zijn we terug bij de discussie over de vrijheid van onderwijs. We kunnen het paard wel naar het water leiden, maar het zal niet lukken om het paard te verplichten te drinken, tenzij u er daarover ook grondwettelijk andere inzichten op nahoudt. Wel denk ik dat wij als onderwijsveld de collectieve verantwoordelijkheid hebben om daadwerkelijk met dat kenniscentrum aan de slag te gaan. Dat is een oproep richting eenieder, ook de koepels. Hun pedagogische begeleidingsdiensten zijn toch ook ‘boots on the ground’, die absoluut kunnen zorgen voor het exporteren van de toolkit en andere dingen van Leerpunt. We hebben ook Klasse. We zullen ook zelf wel trachten daar maximaal de megafoon op te zetten via onze eigen communicatiekanalen.
De thema’s worden natuurlijk mede aangestuurd, zoals gezegd, door de raad van bestuur en de twee commissies, waaronder de praktijkcommissie die ik heb beschreven. Trouwens, mijnheer Daniëls, het zal u plezieren, een van de leidraden waaraan men momenteel werkt, betreft evalueren. Mijn mailbox zit immers nog altijd vol met berichten van leerkrachten die me zeggen dat het toch wel een goed idee zou zijn om herexamens opnieuw toe te laten. Ik moet erop wijzen dat dat mag, dat niemand dat ooit heeft verboden. Een klassenraad mag herexamens opleggen. Wat daarvan het nut is, is ook een beetje afhankelijk van de omstandigheden. Dat blijkt ook uit wetenschappelijk onderzoek. Er is dus absoluut nood aan om daar wat meer leidraden te kunnen verschaffen, richtlijnen, wat houvast voor leerkrachten en voor scholen.
Hoe gaat de onderwijsinspectie daarmee aan de slag? U weet dat de pedagogische begeleidingsdiensten nog eens extra middelen hebben gekregen, geoormerkt, om met die informatie ook aan de slag te gaan, namelijk 1,5 miljoen euro. Ook de onderwijsinspectie zal natuurlijk mee moeten zijn met betrekking tot wat niet werkt. Het is natuurlijk per definitie een taak van de onderwijsinspectie om zich in het kader van een doorlichting uit te spreken over de onderwijskwaliteit. Daarvoor zullen de Vlaamse toetsen vanzelfsprekend ook een handig hulpmiddel zijn in de toekomst. Wat de mate betreft waarin een school zich soms bezondigt aan geëxperimenteer, nieuwlichterij, en dus leerlingen al dansend en springend laat leren, kan de onderwijsinspectie nu ook alleszins meer gedegen aan het werk gaan, denk ik. Ze kan zeggen: “Zeg jongens, in plaats van hier te experimenteren en een beetje te zoeken, hier is een houvast, hier is die toolkit.” Ik denk dat ook op dat vlak de onderwijsinspectie een duidelijke boodschap kan brengen.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor de antwoorden.
Ik sprak dinsdag nog met twee leerkrachten, een leerkracht wiskunde en een leerkracht geschiedenis. Zij zeiden dat er bij hen op school weer een aantal innovaties werden geïntroduceerd waarvan de leerkrachten zeiden dat het niet werkt, dat het niet lukt, maar waar ze toch verplicht werden om op die manier te gaan werken, al dan niet nog eens met de zin: “Het moet van Brussel.” Ik ben blij dat er nu Leerpunt is, want dan kunnen ze zelf nagaan wat Leerpunt precies zegt over dergelijke nieuwlichterij, en dan kunnen ze hun argumenten kracht bijzetten.
In ieder geval, we zijn er pas mee gestart, maar we gaan dat zeker met de commissie verder opvolgen en evalueren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.