Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, professor en China-expert Jonathan Holslag stelt dat er in ons land minstens 53 Chinese spionnen actief zijn die zich uitgeven als zogenaamde ‘consulaire vrijwilligers’, een statuut dat naar verluidt helemaal niet bestaat. Dat zou blijken uit een rapport van de organisatie Safeguard Defenders. Deze organisatie is een non-profitmensenrechtenorganisatie die verdwijningen in China monitort. Deze zogenaamde consulaire vrijwilligers zijn niet enkel in Brussel aan de slag, maar overal in ons land.
Volgens de informatie die wordt gegeven door Safeguard Defenders gaat het om Chinese staatsburgers die hier wonen, maar ook over internationale studenten en Chinezen uit het bedrijfsleven. Deze mensen zouden deel uitmaken van een netwerk dat aangestuurd wordt door het United Front. Deze organisatie maakt dan deel uit van de Chinese Communistische Partij. In de krant liet professor Holslag optekenen dat hun voornaamste taak bestaat uit het monitoren van de Chinese gemeenschap in ons land. Heel concreet stelt hij dat zij als taak hebben om eventuele dissidenties te onderdrukken en informatie door te spelen naar China. Daarbij wordt er gesteld dat het risico op spionageactiviteiten erg groot is.
Chinese overnames van strategische sectoren in Europa zijn zonder meer een bedreiging. We hebben het daar in het verleden in deze commissie ook al over gehad. Ook dit is een element in deze problematiek, waarbij de diplomatieke aanwezigheid van deze consulaire vrijwilligers in ambassades en consulaten een bewuste keuze is. Peking maakt al tientallen jaren misbruik van de naïviteit in dit land. We kunnen ons dan ook niet verbazen over de aanwezigheid van de 53 spionnen om hun uitgeweken landgenoten te controleren en te intimideren. Zo zijn communisten nu eenmaal. Toen een Canadese rechter onlangs het Chinese netwerk duidelijk omschreef als een spionagedienst die regelrecht tegen de belangen van Canada ingaat, werd China opgeroepen om zich aan de afgesproken diplomatieke regels te houden. China deed net het tegenovergestelde, door ineens maar zijn netwerk van vrijwilligers in de wereld via een nieuwe wet te legaliseren.
De diplomatieke regels worden ook in ons land dus niet gevolgd, aangezien wie hier consulair werk doet, hier ook ingeschreven moet zijn. Maar dat is niet het geval bij de genoemde vrijwilligers. Eigenlijk zouden zij gewoon het land moeten worden uitgezet.
Vandaar, minister-president, de vragen die ik naar voren breng.
Wat is de visie van de Vlaamse Regering over het beleid dat ter zake gevoerd wordt door China? Welke koers wil de Vlaamse Regering voeren ten aanzien van het verontrustende Chinese beleid?
Wat is de houding van de Vlaamse Regering ten aanzien van de zogenaamde consulaire vrijwilligers, aangezien dit statuut naar verluidt niet zou bestaan?
Tot slot: zult u initiatieven nemen om er bij de Federale Regering op aan te dringen om deze 53 consulaire vrijwilligers uit te wijzen?
– Karin Brouwers treedt als voorzitter op.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Deckmyn, de houding van mijn regering ten opzichte van China is niet gewijzigd in vergelijking met begin dit jaar, toen ik in deze commissie toelichting gaf bij de Chinese economische inmengingen en wanpraktijken. De EU blijft de belangrijkste hefboom om een antwoord te bieden aan de bezorgdheden, en mijn diensten blijven dan ook nauwlettend EU-initiatieven ter zake opvolgen. De Vlaamse Regering onderneemt binnen haar bevoegdheden eveneens actie. Naar aanleiding van eerdere bezorgdheden rond de Chinese ‘Seven Sons’-universiteiten is het Vlaamse kennisveiligheidsbeleid verder uitgebouwd.
Wat uw vraag betreft rond het statuut van de consulaire vrijwilligers, moet ik u, spijtig genoeg, doorverwijzen naar de Federale Regering, aangezien consulaire zaken en diplomatiek statuut op federaal niveau geregeld worden. Maar ik zal wel, op mijn beurt, ook onze bezorgheden ter zake overmaken aan de bevoegde federale minister.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Enerzijds zou ik willen zeggen, minister-president, dat het uiteraard goed is dat de houding van de Vlaamse Regering ten aanzien van China op dergelijke vlakken niet veranderd is. Ik vind het antwoord wel een beetje teleurstellend, in de zin dat u onmiddellijk doorverwijst naar de Federale Regering. Uiteraard is de zaak van 53 consulaire vrijwilligers een zaak die federaal geregeld wordt, maar ik had toch ook aangegeven dat deze vrijwilligers overal in het land actief zijn, ook bij ons. Als je actief met het Vlaamse beleid bezig bent, moet je toch ook wel alert zijn voor inmenging in het Vlaamse beleid door deze consulaire vrijwilligers. De vraag is dus niet enkel statutair ingegeven, maar ook uit een bezorgdheid over inmenging in zaken die wel degelijk tot de Vlaamse bevoegdheden behoren. Vandaar dat ik uw antwoord helaas een beetje teleurstellend vind.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Ik dank u, minister-president, voor uw antwoord. Ik sluit me daar volledig bij aan. Collega Deckmyn, het is natuurlijk een titel, een benaming, zonder een statuut. Op geen enkele manier hebben die mensen, die zichzelf misschien consulaire vrijwilliger noemen, ook maar enige bevoegdheid. Ik denk dat daar eigenlijk amper aandacht aan moet worden besteed. Natuurlijk behoort het jammer genoeg nog steeds tot de bevoegdheid van de federale overheid, maar het is eigenlijk een statuut dat officieel niet bestaat.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik deel uw teleurstelling als u bedoelt dat die bevoegdheid nog niet bij ons zit. Die teleurstelling deel ik.
Ten tweede, ik kan aan die statuten enzovoort niets doen maar het is evident dat men – dat is een algemene richtlijn bij ons in de administratie – in contacten met mensen van bepaalde landen altijd op zijn qui-vive moet zijn en moet opletten welke informatie men deelt met wie over welke onderwerpen. Dat heeft niets te maken met dat statuut of, zoals de heer Vanlouwe zegt, met een terminologie. Het toekennen van consulaire statuten komt aan de federale overheid toe, maar ik zal het aanhangig maken bij de minister van Buitenlandse Zaken.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Ik herhaal het, en het is hier ook aangegeven: consulaire vrijwilligers bestaan gewoon niet, dus als ze niet bestaan, hoeven wij eigenlijk ook niet door te verwijzen naar het federale niveau, maar moeten we zelf alert zijn voor eventuele inmenging in Vlaamse zaken. Dat was eigenlijk de insteek van mijn vraag aan u, minister-president.
De vraag om uitleg is afgehandeld.