Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, de voorbije jaren werd de regelgeving voor toeristische jeugdverblijven grondig gewijzigd. Zo moeten jeugdverblijven voortaan voldoen aan de strengere erkenningsvoorwaarden van het Logiesdecreet. Om aan die strengere voorwaarden te kunnen voldoen, zijn vaak ingrijpende infrastructuurwerken noodzakelijk. In het Logiesdecreet wordt in artikel 15 daarom ook voorzien in de toekenning van investeringssubsidies. “Er kunnen subsidies worden toegekend om een bestaand toeristisch logies te moderniseren of uit te breiden, en om een nieuw toeristisch logies te bouwen of aan te leggen. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor de toekenning of weigering van die subsidies.”
We stellen evenwel vast dat in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 13 januari 2023 tot vaststellingen van de voorwaarden waaronder investeringssubsidies kunnen worden toegekend aan toeristische logiezen, is vastgelegd dat deze subsidies enkel kunnen worden toegekend aan effectief al erkende toeristische logiezen. Het BVR is dus strenger dan het Logiesdecreet, want in het decreet is de mogelijkheid voorzien om ook aan nieuwe en dus momenteel nog niet erkende logiezen investeringssubsidies toe te kennen.
En dat is wel jammer, want in uitvoering van het ‘Toerisme voor allen’-decreet werden er de voorbije twintig jaar tientallen nog niet erkende jeugdverblijven brandveilig gemaakt en aldus aangepast aan de erkenningsvoorwaarden. Men maakte daarbij gebruik van een systeem van subsidiëring van principiële erkenningen. Indien dit systeem niet zou hebben bestaan, dan zouden er vandaag veel minder erkende jeugdverblijven zijn met een geldig brandveiligheidsattest. Dat is toch wat de Vlaamse overheid maximaal wil stimuleren?
Bovendien is deze nood in het nieuwe decreet nog een stuk groter, omdat de brandveiligheidsnormen ook serieus verstrengd zijn. De nieuwe verplichting om een branddetectiecentrale te plaatsen, is bijvoorbeeld voor weinig jeugdlokalen met verhuur haalbaar zonder subsidies. De meerkosten voor de Vlaamse begroting lijken ons ook beperkt in verhouding tot de winst van meer brandveilige toeristische jeugdlogiezen.
Minister, vanwaar de strengere bepaling in het besluit van de Vlaamse Regering, waardoor het voor jeugdverblijven niet mogelijk is om subsidies aan te vragen om aan de strengere erkenningsvoorwaarden te voldoen? Ik bedoel daarmee dus jeugdverblijven die zich nog in orde moeten stellen om als erkend jeugdverblijf te kunnen verdergaan.
Bent u bereid om het BVR van 13 januari 2023 aan te passen, zodat ook jeugdverblijven in aanmerking komen, die met behulp van de logiessubsidies aan de erkenningsvoorwaarden zullen kunnen voldoen en zo dus hun erkenning kunnen verkrijgen?
Minister Demir heeft het woord.
Het systeem van principiële erkenningen was totaal niet efficiënt. Via een principiële erkenning kon een jeugdlokaal een subsidiëring krijgen onder dezelfde voorwaarden als erkende jeugdverblijven. Ik heb voor alle zekerheid aan Toerisme Vlaanderen gevraagd om de cijfers nog eens te dubbelchecken, en wat bleek in de praktijk? De laatste tien jaar hebben dertig organisaties een principiële erkenning aangevraagd. Van deze dertig hebben er slechts twintig ook een subsidiëring aangevraagd, in totaal voor 1,66 miljoen euro. Van deze dertig hebben er zich slechts vijf effectief aangemeld als jeugdverblijf, allemaal na 1 januari 2023, dus onder het Logiesdecreet. Deze vijf dossiers vertegenwoordigen 132.000 euro aan subsidies, op een totaal 1,66 miljoen. De overige 1,53 miljoen euro is vastgelegd, maar zal in veel gevallen niet uitbetaald kunnen worden en heeft dus niet geleid tot bijkomende jeugdverblijven.
Het systeem van principiële erkenningen leidde dus niet tot meer jeugdverblijven, maar wel tot onnodige administratieve last, zowel bij de betrokken organisaties als bij Toerisme Vlaanderen, en tot het reserveren van middelen op de begroting die niet uitbetaald konden worden en die daardoor ook verloren gingen voor de bestaande jeugdverblijven.
Mijn kabinet heeft hierover de voorbije maanden ook verschillende vragen gekregen vanuit het jeugdwerk. Het gaat daarbij over jeugdverenigingen die middelen zoeken om hun lokalen te renoveren, want daar ligt op dit moment het grootste probleem. U hebt ongetwijfeld ook gehoord van het recente onderzoek naar de staat van lokalen dat Chirojeugd Vlaanderen, Scouts en Gidsen Vlaanderen, KSA, de KLJ enzovoort hebben uitgevoerd bij tweeduizend jeugdverenigingen. Daaruit bleek dat meer dan de helft structurele problemen heeft, 60 procent niet goed geïsoleerd is en een derde niet brandveilig is. Dat laatste vind ik zelf heel belangrijk, want dat gaat over levens. Aan brandveiligheid moeten we niet tornen.
Ik begrijp absoluut dat deze jeugdverenigingen naar financiële middelen zoeken en dat ze daarvoor alle mogelijke kanalen afgaan. Ik heb uw vraag goed begrepen. We hadden middelen gereserveerd, maar een heel groot deel daarvan werd niet gebruikt, dus samen met minister Dalle zal ik bekijken hoe we dit toch op een andere manier, bijvoorbeeld door een oproep, op de juiste bestemming kunnen krijgen. Naar aanleiding van uw vraag zal ik met minister Dalle samenzitten om dat op een juiste manier te doen.
Op korte termijn het BVR aanpassen is wat moeilijk, maar ik bereid wel een logiessubsidieoproep voor 2024 voor. Maar aan de hand van deze vraag zal ik eerst samenzitten met collega Dalle en de sector, zodat we de middelen tot bij hen krijgen en zo hun vragen naar renovatie kunnen beantwoorden.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister.
Wat de principiële erkenning betreft, lijkt de conclusie die u of uw administratie trok, wat te kort door de bocht. Het is niet omdat organisaties zich niet aanmelden om zich principieel te laten erkennen en dan vervolgens te kijken of ze alle nodige middelen bij elkaar kunnen krijgen om hun investeringen uit te voeren en dus tot een effectieve erkenning over te gaan, dat we daaruit kunnen afleiden dat het systeem van principiële erkenning niet werkt. Ik begrijp dat er blijkbaar euvels of problemen zijn, waardoor er van die twintig maar vijf tot effectieve erkenning zijn gekomen. Er zullen dus waarschijnlijk knelpunten te zijn, maar dan lijkt het mij interessant, minister, om niet alleen bij de administratie, maar ook bij de sector zelf te horen welke knelpunten zij ervaren. Het lijkt mij te kort door de bocht om te stellen dat de principiële erkenning an sich niet gewerkt heeft. Als de principiële erkenning de enige manier is om gebruik te kunnen maken van een budget en als dat door het besluit van januari 2023 uitgesloten wordt, dan wordt de drempel alleen nog maar hoger. Er worden nu meer organisaties uitgesloten om van uw budget gebruik te maken om zich in orde te stellen op het vlak van brandveiligheid.
Waarom durf ik te stellen dat het niet de principiële erkenning an sich is? Het is niet opgemerkt bij de bespreking van het decreet dat het systeem niet zou werken, maar ook de sector zelf vraagt waarom organisaties die de investeringen nog moeten doen, er geen gebruik van zouden mogen maken, om daarna erkend te worden. Dit is dus een vraag vanuit de sector zelf. Ik zou er dus op willen aandringen, minister, om het inderdaad met de sector zelf op te nemen en het BVR van januari 2023 aan te passen, temeer omdat wij als decreetgever ook heel duidelijk hebben aangegeven dat we het zo willen: we willen dat organisaties die nog niet effectief erkend zijn, gebruik kunnen maken van die middelen om vervolgens te kunnen overgaan tot een effectieve erkenning. Dat is zo voorzien in het decreet, dus ik hoop dat u daar gevolg aan geeft, dat u het besluit verbreedt en het ook openzet voor die organisaties, minister – en ik hoop dat iedereen in dit parlement dat in dezen ook ondersteunt.
Wat het lokale onderzoek betreft: dat is ons inderdaad zeer goed bekend. Wij hebben ook een conceptnota voor een duurzame toekomst voor lokalen opgemaakt. Die is al in de commissie toegelicht.
U gaat in overleg met minister Dalle om te bekijken hoe het nog niet bestede budget ten goede kan komen van de sector. Ik denk dat dat wel heel positief is. Er is ook een oproep van minister Dalle voorzien, dus in die zin kan er mogelijk samengewerkt worden.
Maar ik wil bij dezen nog eens onderstrepen dat de aanpassing van het besluit cruciaal is om zelfs nog maar in lijn te zijn met het decreet, maar ook om voldoende organisaties de kans te geven om hun erkenning te verkrijgen. Ik ga ervan uit dat het ons aller bedoeling is om zoveel mogelijk toeristische jeugdlogiezen erkend te krijgen.
Minister Demir heeft het woord.
We zien gewoon aan de hand van de cijfers dat het systeem van de principiële erkenning niet efficiënt was. Als 90 procent niet benut is, dan is dat niet goed en kun je toch wel vaststellen dat er iets aan het systeem schort. Daarom heb ik gezegd dat ik met de jeugdverblijfsector en collega Dalle naar een oplossing zou zoeken.
De situatie van de jeugdverblijven valt, voor alle duidelijkheid, niet echt onder Toerisme Vlaanderen, maar goed, ik wil helpen waar ik kan en daarom ga ik samenzitten met collega Dalle en bekijken welke inspanningen we kunnen doen.
Het BVR van 13 januari 2023, ik heb er geen enkel probleem mee om dat nog eens goed te bekijken, maar als dat niet leidt tot de volledige benutting van het toegekende budget, dan heeft het geen zin. Maar ik sta ervoor open, dus als u me zegt hoe het BVR aangepast moet worden, dan heb ik er geen probleem mee. (Opmerkingen van Tinne Rombouts)
Ik ben op dat gebied geen … Ik ben er niet mee getrouwd, laat ik het zo zeggen. De vaststelling is gewoon dat de afgelopen járen slechts 10 procent van het budget is opgesoupeerd, en daaruit kun je toch wel afleiden dat dat systeem misschien niet het meest juiste is om ons doel te bereiken. Maar ik sta dus open voor suggesties.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik noteer dat u de suggestie meeneemt en dus effectief met de sector aan tafel gaat om het BVR bij te sturen.
Nu, ik wil nog meegeven, minister, dat als er maar vijf van de twintig projecten doorgaan en het budget niet helemaal opgebruikt wordt, er mogelijk euvels of drempels zijn. Die drempel zal echter niet die tijdelijke erkenning zijn. Dat zal het punt niet zijn. Ik begrijp dat het budget waarover u spreekt, enerzijds over brandveiligheid gaat, maar anderzijds ook over bijzonder grote investeringsprojecten. Ik kan mij inbeelden dat er voor die grote investeringsprojecten andere euvels zijn. Misschien heeft men het nodige budget niet bij elkaar kunnen krijgen. Dat is wat ik daarnet aangaf: ga daarover in overleg met de sector.
Dat doet echter geen afbraak aan de vraag om specifiek niet-erkende jeugdlogiezen wel toegang te geven tot die budgetten voor investeringen in brandveiligheid, zodat ze vervolgens tot een erkenning kunnen overgaan. Daarvoor heeft het systeem van principiële erkenning nooit een probleem gevormd. Hoe dat systeem dan ook heet, het belangrijkste is dat de nog niet erkende jeugdlogiezen effectief gebruik kunnen blijven maken van de middelen.
Ik zie u ook knikken, minister, dus ik hoop dat het punt verder ter harte genomen wordt. We zullen het ook verder opvolgen, zodat het opgelost wordt en we, hopelijk, tot meer erkenningen kunnen komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.