Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Warnez heeft het woord.
Tijd voor een rijtje vragen over het hoger onderwijs. De eerste vraag gaat inderdaad over de bijzondere statuten, naar aanleiding van een oproep van een aantal studenten met kanker die begin november aan de alarmbel trokken en vertelden dat hogescholen en universiteiten heel divers omgaan met dat statuut. Zij waren niet alleen: het was een oproep die ook gehoor vond bij Kom op tegen Kanker.
De kritiek van individuele studenten is altijd zeer moeilijk te objectiveren, maar in het algemeen geven ze aan dat er een grote zoektocht is naar ondersteuning, dat er een enorm bureaucratisch kluwen is en dat er lange wachttijden zijn. Ze stellen ook een verschillende aanpak tussen docenten vast. Kom op tegen Kanker wijst na de bevraging ook op het pijnpunt dat veel studenten zelf hun faciliteiten moeten bepleiten bij de docent, wat natuurlijk niet zo evident is. Dat is een zeer kwetsbare situatie, omdat de docenten uiteraard ook examinator zijn.
In het basis- en het secundair onderwijs is er al een lange weg afgelegd als het gaat over een inclusievere werking, maar we zien dat het in het hoger onderwijs misschien nog wel een stuk diverser is.
Het Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs (SIHO) staat de Vlaamse hogescholen en universiteiten bij in het verbeteren van de participatie van studenten met een functiebeperking. We hebben ook al een aantal dingen gedaan hier in het parlement. Ook de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) heeft al aangegeven in een advies dat er nood is aan een eerder uniform systeem voor de aanvraag van zorgbehoeften. Daarbij werd ook voorgesteld om naar een uniformisering van de bijzondere statuten te gaan. Ook ik heb hier in het parlement al voor gepleit.
Vandaag worden de bijzondere faciliteiten afgesproken tussen de student, de opleiding en het instellingsinterne aanspreekpunt. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de praktische haalbaarheid van de faciliteiten, naar de kansen van de student om doelen van het vak te bereiken en naar de verdedigbaarheid tegenover de andere studenten. Als we in Vlaanderen een warme samenleving willen, dan moeten we ook kansen geven aan al wie het moeilijk heeft, en hun de kans geven hun aanwezige talent aan te boren.
Vandaar dat ik volgende vragen heb, minister.
Hebt u weet van de moeilijkheden op het terrein betreffende de bijzondere statuten in het hoger onderwijs? Zo ja, wat zijn de voornaamste pijnpunten?
Ging u hierover al in overleg met Kom op tegen Kanker, het SIHO, de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) en andere actoren? Zo ja, wat zijn de belangrijkste punten uit dit overleg? Zo nee, plant u overleg over dit thema?
Acht u nog ingrepen mogelijk die de onderwijskansen kunnen vergroten voor studenten met bijzondere statuten?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb inderdaad aan het SIHO gevraagd om daar naar meer uniformiteit te gaan. Ze hebben die opdracht ook effectief opgenomen. Men heeft een ondersteuningsmodel en richtlijnen opgesteld, die trouwens ook al bekeken zijn met de instellingen zelf. Die hebben daar positief op gereageerd, dus dat zit hopelijk goed.
Er is een informatiefiche voor studenten opgemaakt over chronische ziekte, die ‘facts and figures’, aandachtspunten, tips en linken naar meer achtergrondinformatie bevat. Het SIHO heeft ook een informatiebrochure opgemaakt waarin studiekiezers worden geïnformeerd over studeren in het hoger onderwijs met een functiebeperking. In die brochure wordt duidelijk gemaakt dat dit natuurlijk zeker kan en worden praktische tips meegegeven.
Ik vernam wel van studenten en leerlingen dat de informatie hen vooralsnog niet altijd bereikt. We gaan met het SIHO bekijken of we de brochure kunnen laten uitdelen op de studie-informatiedagen (SID-ins). Dat is misschien een goed momentum om gebruik van te maken. Het SIHO heeft daarnaast ook net zijn website vernieuwd om het bereik wat te vergroten.
Ik heb natuurlijk ook akte genomen van de problematiek zoals geschetst door Kom op tegen Kanker, wat betreft studenten die langdurig ziek zijn. Het thema en de organisatie liggen me trouwens nauw aan het hart. Het kan niet de bedoeling zijn dat, wanneer je als student geconfronteerd wordt met kanker, je studies mee het slachtoffer zijn. Studenten die verder willen studeren, moeten daarin gefaciliteerd worden opdat ze hun normale leven kunnen verderzetten. Alleen al vanwege het sociale leven van de betrokken student en het mentale welzijn is dat cruciaal.
Mijn kabinet heeft op 27 november vertegenwoordigers van Kom op tegen Kanker ontvangen, samen met het SIHO. We hebben dus direct van de gelegenheid gebruikgemaakt om hen samen te zetten. Dat was een constructief gesprek. Er werden een aantal concrete cases aangehaald waarin de hulpverlening aan studenten met een chronische ziekte fout liep. We hebben dat ook besproken. Er was ook een beetje een misverstand. Daarmee bedoel ik dat uit het overleg bleek dat ze al een hele tijd geleden aan hun advies waren begonnen en dat daarom vanzelfsprekend een aantal nieuwe beleidsmaatregelen nog niet konden worden opgenomen en verwerkt in dat advies. Dat heeft elkaar dus wat gekruist. Maar het is zinvol dat die samenkomst heeft plaatsgevonden. Daaruit bleek ook dat zeker studenten die getroffen zijn door kanker, ook echt wel goed worden geholpen.
Voor alle duidelijkheid: er zijn ook echt wel heel veel voorbeelden van echt goede praktijken. Ik wil ook een pluim geven aan het SIHO, aan de studentenvoorzieningen, aan de monitoraten, aan de vele docenten en proffen voor de kansen die ze geven aan de studenten en de inspanningen die ze heel specifiek doen, voor de flexibiliteit die aan de dag wordt gelegd zonder dat op onderwijskwaliteit wordt ingeboet. Ik begrijp zeker dat dat nog beter kan. Ik begrijp ook dat de studenten die nog moeite ondervinden om hun weg in het hoger onderwijs te vinden, daar geen boodschap aan hebben, maar ik denk toch dat onze mensen het niet slecht doen. Meer uniformiteit is echter heel zinvol, denk ik, en er zijn nog verbeteringen mogelijk.
Concreet gaan we met het SIHO de volgende verbeterpunten doorvoeren.
Ten eerste, het SIHO is lid van de werkgroep voor adolescenten en jongvolwassenen van Kom op Tegen kanker. Daar bespreken ze relevante onderwerpen en volgen ze het beleid verder op.
Ten tweede, om in de toekomst ook te kunnen leren van klachten van studenten, heeft het Vlaams Mensenrechteninstituut (VMRI) recent ingestemd om lid te worden van de stuurgroep van het SIHO, waardoor er een directe lijn is en men ook direct kan leren van het VMRI. Omgekeerd kan het VMRI dan ook opvolgen hoe de instellingen aan de slag gaan met zijn aanbevelingen.
Ten derde, Kom op tegen Kanker en het SIHO gaan samenwerken om krachtverhalen op te nemen van studenten die getroffen zijn door kanker. Die verhalen kunnen ook via de podcast en via MoodSpace worden gedeeld met studenten en leerlingen.
Ten vierde, twee weken geleden nog hield het SIHO focusgesprekken bij studenten onder de beleidslijn ‘samen taboe doorbreken’. Met die focusgroepen wil het een beetje meer inzicht krijgen in drempels die studenten vandaag alsnog ervaren. Met die resultaten kan men dan ook aan de slag.
Ten vijfde, specifiek rond stages zal het SIHO inzetten op verdere vormingen rond de leidraad stage die als een goede praktijk wordt aangereikt voor stagebeleiders.
Ten zesde is, zoals ik al zei, een goed beleidskader ontwikkelen niet voldoende. We moeten er ook voor zorgen dat studenten goed geïnformeerd zijn. We bekijken dus hoe we hen nog beter kunnen bereiken. Studenten gaven bijvoorbeeld aan dat het voor hen niet altijd duidelijk is wie welke rol opneemt in het hoger onderwijs: wanneer ga je naar een ombudsdienst of -persoon, wanneer ga je naar het monitoraat, wanneer ga je naar een vertrouwenspersoon enzovoort? We hebben de wetgeving ter zake verduidelijkt, maar het is nu ook wel belangrijk om eenieder, zowel de instellingen zelf als de studenten, afdoende te informeren.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik ben uiteraard blij met uw antwoord. Het is zeer goed dat u in overleg gaat. Ik ben vooral ook blij dat u ingaat op de vraag naar uniformisering. Ik denk dat ‘keep it simple’ in dezen het basiscredo is. Mijn bijkomende vraag is: hoever gaat u in die uniformisering? Ik verklaar me nader. We hebben natuurlijk een aantal statuten die tijdelijk zijn. Je kunt een werkstatuut van een jaar hebben als werkstudent. Maar je hebt natuurlijk ook statuten die permanent of langdurig zijn. Dan heb ik het over chronisch zieken, maar natuurlijk ook over mensen met een handicap. In het ideale scenario zou je in Vlaanderen een aantal vaste statuten hebben die voor heel Vlaanderen gelijk zijn. Zo zou er een bijzonder statuut voor mensen met een beperking zijn, of hoe men dat ook noemt. Mensen met een beperking zouden een attest kunnen vragen en dat statuut kunnen meenemen van de ene naar de andere instelling, en het liefst ook van het secundair naar het hoger onderwijs. Wat zien we vandaag immers? Wie aan de universiteit start, moet dat statuut aanvragen en bewijzen dat hij een beperking heeft. Het jaar daarop moet hij dat dan nog eens aanvragen bij dezelfde universiteit, zeker als hij in een andere faculteit zit. Als hij naar een hogeschool gaat in een ander jaar, moet hij het zeker nog eens aanvragen. Ik denk dat we naar zo’n systeem met een aantal basisstatuten moeten gaan. Ik denk ook dat de Vlor dat op die manier suggereert. Dat kan voor mij zelfs ook voor de tijdelijke statuten. Het topsportstatuut zou je kunnen aanvragen volgens de criteria die Vlaanderen heeft, en dan is het aan de instelling om daar faciliteiten aan te koppelen. Op die manier zou men veel gemakkelijker met één statuut doorheen alle onderwijsniveaus en onderwijsmomenten kunnen gaan. Ik denk dat dat de bureaucratisering wel zou kunnen tegengaan.
De heer Danen heeft het woord.
Ik zou graag willen aansluiten, omdat het een thema is dat me ook na aan het hart ligt. Deze ochtend hebben we een lange hoorzitting gehad over hoe zieke kinderen via aanpassingen toch kunnen blijven leren. Ik denk dat dat zeer belangrijk is.
Ik heb de documenten, ook van Kom op tegen Kanker, eens doorgenomen, en ze doen heel wat aanbevelingen. Ik ga u niet vragen, minister, welke aanbevelingen u gaat meenemen en welke niet, want u hebt er al voor een deel op geantwoord. Het allerbelangrijkste lijkt mij wel dat studenten op een hogeschool of een universiteit een soort pleitbezorger moeten kunnen hebben – dat kan bijvoorbeeld iemand zijn van de ombudsdienst – waardoor ze niet zelf moeten leuren bij iedere prof om dit of dat te mogen.
Sommige proffen gaan soms naar eigen inzichten om met bepaalde faciliteiten. Dat zou niet mogen gebeuren. Ik weet dat de meeste proffen zich heel nauwgezet houden aan de faciliteiten, maar zeker niet allemaal. Ik denk dat we op dat vlak geen toegevingen mogen doen. Er moet een pleitbezorger zijn zodat, als er een probleem is tussen een zieke student en een professor, de pleitbezorger – de ombudsman of bemiddelaar of noem het hoe je wilt – kan onderhandelen en de prof op dit of dat kan wijzen. Zoals al aangegeven: een zieke student bevindt zich in een zeer kwetsbare situatie, je mag het hem of haar niet aandoen om ook nog eens te lobbyen of te onderhandelen met een prof.
Ik lees ook dat men vaak een bureaucratische strijd moet voeren, bijvoorbeeld over documenten in een groter lettertype, dat soort zaken. Daar denk je dat het vrij simpel is om iets te realiseren, maar als je daar moet voor vechten, is dat bijzonder jammer.
Hopelijk zijn de meeste proffen op een goede manier aan de slag, ik ben daarvan overtuigd, maar we mogen geen enkele student aan zijn of haar lot overlaten. Ik las het verhaal van iemand die zei dat hij meer energie moet steken in het aanvragen van faciliteiten en voor het opkomen van zijn rechten, dan in het studeren. Dat is toch bijzonder jammer.
Ik denk dat men in het kader van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) hierover van gedachten kan wisselen. Ik weet niet hoe u daartegenover staat, want de regelgeving moet kloppen, maar er moet op het terrein zelf toch een houding zijn dat men iemand helpt die het moeilijk heeft? Iemand met kanker of een andere zware ziekte, heeft het per definitie moeilijk.
Een tweede vraag gaat over de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen, minister. We hebben daar hervormingen doorgevoerd, zij hebben nu een apart statuut. Weet u of ze met bepaalde protocollen werken? Ik heb verhalen gehoord, u allicht ook, van mensen met kanker die die een aanvraag deden voor bepaalde faciliteiten, bijvoorbeeld om studiepunten mee te nemen, maar dat werd dan geweigerd. Dat leek me heel onrechtvaardig. Mijn vraag is of zij volledig onafhankelijk werken, dan wel binnen een protocol of kader waarbinnen ze zich moeten houden.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil eerst zeggen dat elke instelling natuurlijk een zorgcoördinator heeft die ter zake een functie vervult.
Het afgelopen jaar, tijdens de zomer denk ik, is er een nieuwe registratieprocedure afgesproken op basis van het overleg tussen de hogeronderwijsinstellingen en de studenten. Er zijn een aantal aanpassingen gebeurd, de verslagen van het CLB worden bijvoorbeeld nu als geldige verslagen erkend. Dat was een expliciete vraag uit het advies van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) naar aanleiding van de eerste editie van de ‘bevraging mentaal welzijn’, herinner u enkele jaren geleden. De aanvragen verlopen nu vlotter, er is minder heen-en-weergemail voor documenten, ik denk zowel voor studenten als professionals. Ook als een huisarts een diagnose herbevestigt, dan verkiezen instellingen dat de huisarts die Vlor-bundel invult, in plaats van te werken met een eigen attest van de huisarts. Dit past ook in het kader van het meegeven van de ondersteuningsbehoefte.
Er zijn een heleboel aanpassingen gedaan, waar VVS best tevreden mee was. We hebben naast het aanpassen van de registratieprocedure nog aanpassingen beslist, bijvoorbeeld het toevoegen van de verslagen die worden opgemaakt, zowel door het CLB als geldige verslagen van instanties die de overheid bevoegd heeft verklaard. Het is een hele opsomming van administratieve ingrepen of afspraken die men gemaakt heeft. Ik denk dus dat we vooruitgang boeken.
Los van de kortere lijnen die we hebben bewerkstelligd tussen synchroon internetonderwijs (SIO) en Kom op tegen Kanker, denk ik dat we zeker nog vooruitgang kunnen boeken, bijvoorbeeld rond het meeneembaar statuut. Ik heb al het voorbeeld gegeven van de de-factoafspraken die gemaakt zijn. Ik weet niet of men bereid is dat volledig als een meeneembaar statuut te gaan hanteren, ik weet niet in welke mate dat enige flexibiliteit zou beperken, maar ik veronderstel dat het ook wel op tafel ligt.
Tot slot wil ik meegeven dat Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen wordt geprofessionaliseerd. Zij werken, voor alle duidelijkheid, in volle onafhankelijkheid.
De heer Warnez heeft het woord.
Dank u wel, minister. Studenten met kanker verdienen uiteraard meer dan een bureaucratisch kluwen en lange wachttijden. Dus ik ben heel blij dat u stappen zet richting de uniformisering. Ik denk dat dat zelfs een van de eerste vragen is die ik ooit in het parlement heb gesteld.
Maar als we echt die uniformisering willen, dan is de ‘next step’ denk ik wel echt het realiseren van uniforme statuten voor Vlaanderen. Ik denk niet dat dat de flexibilisering achteruit helpt. Je moet gewoon een aantal basisvoorwaarden koppelen aan zo’n statuut. Als je een functiebeperking hebt, is dat in hogeschool x hetzelfde als in universiteit y. Misschien kan dat andere faciliteiten opleveren, maar het statuut zelf is denk ik overal in Vlaanderen hetzelfde.
De vraag om uitleg is afgehandeld.