Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Vorige week trokken zeventig experts en academici aan de alarmbel: steeds meer leerkrachten, ouders, kinesisten en kindercoaches volgen de Bodymapmethode. Het bedrijf achter Bodymap beweert via oefeningen rond motoriek invloed te hebben op cognitieve vaardigheden, het zou een evidencebased methode zijn, hoewel dat wetenschappelijk absoluut niet bewezen is.
Er stond een heel artikel in Knack waarbij mensen aanklagen dat de site van Bodymap tot voor kort verwees naar 41 zogenaamde wetenschappelijke artikels in vakbladen. Bij nader onderzoek blijken de meeste artikels niet eens te bestaan, en als ze wel bestaan, behandelen ze vaak een ander thema dan Bodymap aangeeft.
Tweehonderd scholen en crèches stuurden ondertussen hun personeel naar een Bodymapopleiding, tientallen kinesisten en ergotherapeuten lieten zich bij Bodymap omscholen tot beweegcoach. Het feit dat ook Ketnet mee op de kar sprong door samen met Bodymap het programma voor kinderen ‘Biba en Loeba’ te maken, wekte bij scholen en ouders alleen nog maar meer vertrouwen, terwijl ik me steeds meer vragen stel, zeker als ik de feedback lees van professor emeritus kinesitherapie Van Waelvelde. Zij zegt dat het goed is dat kinderen worden aangezet tot beweging, maar Bodymap belooft veel meer. Zij presenteren zich als een wetenschappelijk onderbouwde methode die ontwikkelingsproblemen kan voorkomen of remediëren. Zij noemt die claim eenvoudigweg schadelijk, nog los van de geldverspilling, want Bodymap is duur. Het kost de ouders en kinderen veel tijd, tijd die ze hadden kunnen spenderen aan behandelingen die wel werken.
Bovendien leidt in veel gevallen het volgen van die methode zelfs tot frustratie. Er is geen enkel bewijs dat Bodymap echt helpt, nog los van de valse hoop van ouders die verwachten dat hun kind met cognitieve problemen misschien geholpen gaat zijn, terwijl er in de feiten geen stap vooruit wordt gezet. Dat lijkt me geen goed voorbeeld.
Ik wil het bruggetje maken naar het bredere debat over professionalisering. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat er sterk moet worden ingezet op de professionalisering van onze leerkrachten, begeleiders en mensen in de kinderopvang. We moeten er natuurlijk voor zorgen dat de professionalisering die wordt aangeboden, kwalitatief is.
Minister, hoe wilt u ervoor zorgen dat scholen voortaan enkel professionaliseringsinitiatieven volgen waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat ze werken?
Minister Weyts heeft het woord.
Scholen hebben de autonomie om een eigen professionaliseringsbeleid te voeren. Ze ontvangen hiervoor budgetten, voor het basisonderwijs zijn die gevoelig verhoogd en voor de nascholing zelfs verdubbeld, voor het secundair onderwijs komt er 50 procent bij. Er bestaat natuurlijk geen limitatieve positieflijst met een opsomming van koosjere professionaliseringsinitiatieven waar ze vervolgens een beroep op kunnen doen. Wat we wel aanbieden is een kijkwijzer via KlasCement en we hebben ook Leerpunt.
Dat professionaliseringinitiatieven gebaseerd zijn op wetenschappelijke evidentie is voor mij zo klaar als een klontje. Zowel de inhoud als de vorm van de professionaliseringsinitiatieven zouden wetenschappelijk onderbouwd moeten zijn. Dat is evident.
Bij projecten en initiatieven die we subsidiëren is het wetenschappelijk onderbouwd werken een vereiste, bijvoorbeeld bij de pedagogische begeleidingsdiensten. De wijze waarop de wetenschappelijke onderbouw van de begeleiding vorm krijgt, is een beoordelingscriterium bij de begeleidingsplannen. Ook bij projecten zoals prioritaire nascholing is de mate van wetenschappelijke onderbouwing een selectiecriterium.
Ook de commissie Beter Onderwijs adviseerde om de kwaliteit van de professionalisering op wetenschappelijke wijze te evalueren om zo onwetenschappelijke aanpakken te weren. Onder meer daarom heb ik het kenniscentrum Leerpunt opgericht. Leerpunt heeft expliciet als doel om wetenschappelijk onderbouwde didactische methodieken te verspreiden naar het onderwijsveld.
Een eerste toolkit die men al heeft opgeleverd, is die van ‘Leren en lesgeven’. Ik denk wel dat Leerpunt een belangrijke bijdrage kan leveren aan het ‘evidence-informed’ werken in het onderwijs. In brede zin is het namelijk de bedoeling om te stoppen met die nieuwlichterij en dat geëxperimenteer. Als je twijfelt over bepaalde didactische methodieken, heb je Leerpunt om je te duiden wat het nut is van een didactische methodiek, wat daar de wetenschappelijke onderbouw voor is, wat de kosten daarvan zijn en wat de baten daarvan zijn, en dat allemaal met wetenschappelijke evidentie.
Ik hoop dat Leerpunt aan de verwachtingen gaat kunnen voldoen. We moeten hen natuurlijk enige tijd geven om een afdoende kennisbasis te kunnen opbouwen, maar ik denk dat dat snor zit. Daarnaast moet iedereen natuurlijk ook zijn verantwoordelijkheid opnemen: de pedagogische begeleiding, schoolteams, lerarenopleiding moeten er mee voor zorgen dat er meer wetenschappelijk onderbouwd wordt gewerkt.
Wat concreet de vraag over Bodymap betreft, heb ik de betrokkenen – naar aanleiding van het aanhangig maken van de problematiek – ook ontvangen op het kabinet. Ik ben gevoelig voor wat ze aanhaalden. Daarom hebben we ook afgesproken dat ik een initiatief zou nemen richting de onderwijspartners, zowel de pedagogische begeleidingsdiensten als de koepels, om naar aanleiding van deze specifieke problematiek – maar ook wel ruimer – toch iets kritischer te zijn, iets alerter te zijn. Om meer eens na te gaan in eigen rangen of er niet nodeloos wordt gebruikgemaakt van wetenschappelijk discutabele technieken en/of professionaliseringsinitiatieven.
Ik ben nu net ook bezig met een schrijven naar onze onderwijspartners om hen daar toch ook attent op te maken.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
U zei het, minister, het professionaliseringsaanbod zou wetenschappelijk onderbouwd moeten zijn. Dat is zo klaar als een klontje, maar ik denk dat het voorbeeld van Bodymap aantoont dat dat helaas absoluut niet altijd het geval is. U geeft aan dat er meer budget is voor scholen voor professionalisering. Ik heb in het verleden ook al gezegd dat ik dat alvast één stap in de goede richting vind, maar de realiteit blijft natuurlijk dat scholen met dat budget daarna gewoon de keuzes maken die zij willen maken. We zien het: tweehonderd scholen en kinderdagverblijven die met dat budget intekenen op een methode waarvan experts zeggen dat ze absoluut niet doet wat ze belooft te doen en daarom eigenlijk gevaarlijk is.
Ik hoor uw argumentatie over Leerpunt. Ik denk dat dat absoluut een rol is die Leerpunt zou kunnen opnemen. Maar gewoon een toolkit maken met good practices is niet voldoende. We moeten nadenken – en dat is ook mijn vraag aan u – over een kwaliteitskader voor professionalisering, of misschien een label voor het professionaliseringsaanbod, waarbij Leerpunt misschien ook proactief een screening doet van het aanbod dat vandaag wordt aangeboden. Want je ziet gewoon dat professionalisering ook een markt aan het worden is. Zeker als scholen meer budget gaan krijgen, vrees ik dat die realiteit alleen nog maar groter gaat worden. Aanbieders waarvan vandaag dus absoluut niet gegarandeerd is dat die met hun methodes doen wat ze beloven te doen. Dat soort nieuwlichterij, ik ben er ook absoluut tegen, maar ik denk dat we vanuit de overheid de rol en de verantwoordelijkheid hebben om daar beter op te controleren. Als het gaat over professionalisering, krijg ik van scholen vandaag de feedback dat zij door de bomen het bos niet meer zien. Ik ben het eens met u dat scholen en pedagogische begeleidingsdiensten natuurlijk ook zelf een verantwoordelijkheid hebben, om te checken of om te kijken naar de wetenschappelijke onderbouwing van de professionalisering die ze hun leerkrachten laten volgen. Ook daar hoor ik de roep naar houvast, de roep naar richtlijnen welke professionaliseringstechnieken wel of niet werken.
Mijn concrete vraag is: als het gaat over Leerpunt, vindt u dan niet dat er moet worden gewerkt aan een kwaliteitskader, kwaliteitscriteria voor het professionaliseringsaanbod, en misschien zelfs een label voor kwalitatieve professionaliseringsparcours waarbij Leerpunt zelfs proactief screent.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega, dank u wel voor de vraag. Ik had er ook één in opmaak, maar ik was net te laat. Maar goed, we kunnen het er hier over hebben.
Ik ga akkoord met u. U zegt dat de professionalisering wetenschappelijk onderbouwd moet zijn. Ik denk dat alles in onderwijs wetenschappelijk onderbouwd moet zijn. Ik las toch met hele grote ogen in krantenartikels dat de mensen die het project Bodymap opgestart hebben, eigenlijk via ChatGPT hun wetenschappelijke onderbouwing deden. Dan denk ik: waar zijn we in godsnaam mee bezig? En hoe kun je als school doorprikken dat dit eigenlijk een mooie verpakking, maar dat dit helemaal niet correct is? Ik ga dus akkoord dat Leerpunt daar het vehikel is waar de scholen op kunnen bouwen, waar de wetenschappelijke kennis ook opgebouwd is door echte professoren en kenners.
Minister, ik las dat de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) en de pedagogische begeleidingsdiensten (PBD’s) aangaven dat ze toch ook proberen te wijzen op wat fout is en wat goede theorieën en methodes zijn. Maar we hebben hen hier twee weken geleden gehoord. Daar is de roep naar tijd en ruimte om effectief op de klasvloer die zaken te gaan duiden. Hoe kijkt u daarnaar?
Er zijn stappen gezet naar de Kwaliteitsalliantie. Ik was van plan om eens na te gaan of er iets op KlasCement staat over Bodymap, maar ik heb er de tijd niet voor gehad. Het is een goed instrument, maar daar worden soms ook zaken voorgesteld die helemaal niet wetenschappelijk onderbouwd zijn. Hoe gaat u aan de slag met het verhaal van de Kwaliteitsalliantie om ervoor te zorgen dat wat scholen aangeboden wordt, niet alleen een mooie verpakking is, maar ook echt wetenschappelijk onderbouwd?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik heb een deeltje gemist, dus als ik in herhaling zou vallen, op voorhand mijn excuses.
Ik denk dat het duidelijk is – het wordt hier ook herhaald door de collega’s – dat die wetenschappelijke onderbouwing een zeer belangrijk gegeven is. Twee weken geleden was er hier ook een hoorzitting naar aanleiding van de resultaten van Progress in International Reading Literacy Study (PIRLS). Mevrouw An De Moor en de heer Tim Surma zaten hier toen in de zaal. Ook hij bracht heel duidelijk aan dat we ons veel meer moeten richten op die wetenschappelijke onderbouwing voor we inderdaad onze scholen laten overtuigen om bepaalde methodes te hanteren.
Wat Bodymap betreft, ik heb daar vroeger ook nog mee gewerkt. (Gelach. Opmerkingen)
Maar – daarom dat ik het ook wil zeggen – je moet dat ook gebruiken waarvoor het dient. We hadden toen in de kleuterschool wat tekorten. We moesten wat schrijven voor zorg. We hadden aan de kleuterjuffen gevraagd om de lessen lichamelijke opvoeding zelf te geven. Dan hebben kleuterjuffen soms wel wat ondersteuning nodig. Daarvoor was Bodymap wel heel goed, niet voor alles wat ze beweren, maar voor die bewegingsoefeningen, voor die nieuwe manieren om kinderen in beweging te krijgen, is dat eigenlijk wel een leuke tool voor scholen. Maar inderdaad, als je het gaat gebruiken omdat het zogezegd leerstoornissen kan voorkomen: dat kan niet zonder wetenschappelijke onderbouwing als je daar logisch over nadenkt. Een leerstoornis is er natuurlijk omdat het ergens knettert in de hersenen, verbindingen die er niet zijn, die maken dat je een bepaalde stoornis hebt. Dat los je niet zomaar op. Maar als je moeilijkheden kunt voorkomen of als je zaken kunt voorkomen door kinderen meer te laten bewegen, dan moet je dat uiteraard doen. Daarvoor was die Bodymap wel een heel leuke methode.
Ik ga dus absoluut akkoord om de wetenschap opnieuw wat meer in onze tools te brengen en zeker ook de bewustwording daarvan, ook bij de pedagogische begeleiding, dat ze voor ze iets aankaarten, zich zeker vergewissen van de wetenschappelijke onderbouwing van die methodes.
De heer Danen heeft het woord.
Het is een heel interessante vraag, dank u daarvoor.
Ik heb me al vaker geërgerd over het feit dat zaken waarvan we weten dat ze werken in het onderwijs, in een bepaalde context, soms heel moeilijk doorsijpelen naar de werkvloer. Ik wil zeker niet veralgemenen, maar we stellen soms toch vast dat zaken die minder goed of niet werken vaak hardnekkig zijn. Ik ben blij dat we de discussie hier voeren. Ik wil daarbij wel zeggen, wat niet werkt, moeten we natuurlijk niet doen, maar het is niet omdat iets nieuw is dat het automatisch niet werkt. Nieuwlichterij als term vind ik een beetje ongelukkig, maar dit gezegd zijnde ben ik er zeker voorstander van om hier verder werk van te maken en debat rond te voeren.
Minister, u hebt gezegd dat KlasCement een niet-exhaustieve lijst heeft waaruit mensen of scholen kunnen kiezen voor bijscholingsinitiatieven. Ik ben nog aan het denken, misschien kan er een positieve lijst worden gemaakt naast een negatieve. Die zullen nooit helemaal volledig zijn maar kunnen wel verduidelijking geven.
Ik ben wel gevoelig voor de vraag van mevrouw Goeman, ik had die vraag ook willen stellen, naar een label of een kwaliteitskeurmerk voor bepaalde bijscholingen. Is daar al over nagedacht? Ik kom soms mensen tegen met een fantastisch bijscholingsaanbod die moeilijk binnen geraken in het onderwijs. Hun aanbod is wetenschappelijk onderbouwd, het gaat vaak om academici. Het zou voor hen gemakkelijker zijn als ze vanuit de administratie een ‘oké’ kregen, dat hun aanbod kwaliteitsvol is.
We kunnen dit binnen een vraag om uitleg natuurlijk niet uitklaren. Minister, denkt u eraan om dit eventueel in te voeren? Wilt u erover nadenken? Als initiatieven niet meer voldoen aan de eisen kunt u het label ook weer afnemen natuurlijk. Het is zeker belangrijk, als er meer middelen gaan naar bijscholing, ook in het kader van levenslang leren, dat scholen geen kat in een zak moeten kopen, maar echt kwaliteit kunnen kopen, zodat ze weten waar ze aan toe zijn.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil even aansluiten in het licht van de onderwijskwaliteit. Uiteindelijk gaat het daarover in het licht van bepaalde pedagogische methodes. Ik denk dat deze Vlaamse Regering, deze minister, daarrond al twee belangrijke zaken heeft gedaan. Ten eerste: Leerpunt. Dat is het vergrootglas, de spiegel, de spotlight op wat werkt en wat niet werkt. En ten tweede houdt hij ook de vinger aan de pols met de centrale Vlaamse toetsen. Die Vlaamse toetsen gaan wel degelijk in scholen die in een bepaald stramien van ‘het werkt’ zijn gestapt, naar boven brengen dat achteraf blijkt dat ze de doelen niet realiseren. Dat is ook een belangrijke spiegel die we moeten voorhouden.
Dan valt het me toch op dat het constructivisme ooit door een aantal pedagogen naar voren gebracht is als dé methode, dat was boekenwerk, weg met de leraar, leraarscoach, constructivisme, het ging allemaal uit het kind opborrelen. Vandaag weten we wel dat één ding niet meer borrelt, en dat is de onderwijskwaliteit. Die borrelt niet op. Daar is alle borrel weg.
Wat betreft directe instructie, verwijs ik naar de laatste Programme for International Student Assessment (PISA) en Trends in International Mathematics and Science Study (TIMSS). Wat kwam daaruit? Dat krijg je bijna niet te zien in de kranten. De directe instructie is over alle OESO-landen (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) heen de sterkst voorspelbare waarde in het kader van onderwijskwaliteit en het realiseren van bepaalde resultaten. Wie de term ‘directe instructie’ vandaag uitspreekt in bepaalde pedagogische kringen, krijgt felle weerstand.
Minister, u hebt Leerpunt aangehaald, dat is belangrijk. Ik denk dat Bodymap een veruitwendiging is van iets dat werd gepropageerd maar niet deed wat het doet. Vandaag zijn er ook nog altijd zaken die het niet doen. Wij hebben onderwijsvrijheid, dat weet u, collega’s. Ik hoor sommigen in dit parlement al zeggen: kunnen we niet een lijst maken met artikel 1, gemeenschapsmaterie, artikel 2, in bijlage wat werkt en wat niet werkt, en artikel 3 gaat daar in op? Dat kunnen we niet, dat mogen we niet. Dat is de vrijheid van scholen.
Wat we wel kunnen? Leerkrachten, het valt altijd op, zeggen dat nieuwlichterij – ik ga het woord wel gebruiken – niet werkt. Zij hebben ervaring en dat werkt niet. Dat wordt dan op allerlei manieren, pedagogische wenken, toch doorgedrukt, soms zelfs met de steun van de pedagogische begeleiding, dat het toch zo moet. Dan krijgen we leerkrachten, zoals ik vorige week heb gezegd, met een intern conflict. Ze realiseren geen kwaliteit maar moeten wel iets doen waarvan ze vaststellen dat het niet werkt. Dat is dan Leerpunt dat we daar oprichten, plus de toetsen waarmee we de scholen een spiegel voorhouden zodat ze opnieuw aan het stuur zitten van hun onderwijskwaliteit.
Minister Weyts heeft het woord.
In onze debatten gaat de slinger soms heen en weer. “Vrijheid van onderwijs!” “Laat ons gerust en geef ons centen, wij zullen het wel doen.” En aan de andere kant: “Minister, u moet een lijst aanleggen met alle technieken en didactieken die door u zijn afgezegend en die u gaat borgen.” (Opmerkingen van Johan Danen)
Die krijgen dan het label van salonfähig en toepasbaar. Het gaat soms wel verschillende richtingen uit, moet ik zeggen. Ik zou niet met labeltjes en regeltjes allerhande willen gaan werken. Laat staan dat de administratie elk professionaliseringsinitiatief zou moeten gaan afzegenen en een labeltje geven. Bij wat we vandaag via KlasCement doen, is er wel degelijk al op grond van kwaliteitscriteria een kijkwijzer. En ten tweede: Leerpunt bewijst toch de noodzaak. Ik heb wel wat weerstanden moeten overwinnen om uiteindelijk tot Leerpunt te kunnen geraken, maar het blijkt toch dat het wel zeer gelegen komt. Er is gewoon echt nood om bepaalde discussies over nieuwlichterij en geëxperimenteer allerhande te stoppen, om die discussies te overstijgen en waarbij je op grond van wetenschappelijke evidentie kunt zeggen dat die methodiek om kinderen al springend te laten leren, misschien niet zo effectief is. Dat het afschaffen van huiswerk misschien geen goed idee is. Dat in de namiddag in de lestijd tijd vrijmaken voor invulling via hobby’s – ergens ook opgepikt in Finland – misschien geen goed idee is. Het is duidelijk dat we daar met Leerpunt echt een nood kunnen invullen. Het is nu net gestart, maar het komt – zoals eerder gesteld – zeer gelegen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, het is soms zo vermoeiend dat u een aantal zaken altijd in het belachelijke trekt en, wat mij betreft, niet genoeg openstaat voor een genuanceerd debat. Want onze lijn in dezen is bijzonder duidelijk, denk ik. Ja, scholen hebben de vrijheid om zelf hun keuzes te maken als het gaat over hoe ze hun pedagogisch project willen vormgeven en welke professionalisering daartegenover moet staan. Maar dat neemt niet weg dat ik vind dat een overheid hun wel houvast kan geven en richtlijnen kan geven. Dat is trouwens iets waar scholen zelf om vragen. Daarom lijkt zo’n piste van een kwaliteitslabel, van een screening, van een aantal criteria, voor mij goed en blijf ik zeggen dat ik denk dat Leerpunt daar bijvoorbeeld een verantwoordelijkheid in kan opnemen. Voor mij moeten de overheid en haar partners ook toezien, zijn ze ook verantwoordelijk voor het controleren en garanderen van de kwaliteit van ons onderwijs. Dat is een fundamenteel onderdeel van heel het kwaliteitsdebat. Ik moet gewoon zeggen dat je vandaag ziet dat wat er bestaat, niet voldoende is. Bodymap kan gewoon zijn gang gaan en ondertussen zijn tweehonderd scholen daarmee aan de slag. Ik mis nog altijd een bredere visie rond kwaliteitsbewaking in ons onderwijs. Wat is de rol van de inspectie? Wat is de rol van de pedagogische begeleidingsdiensten? Hoe gaat Leerpunt daarmee interageren? Dat is ook de feedback die ik krijg vanuit het terrein. Maar ik vrees dat we daarop gaan moeten blijven wachten tot het einde van de legislatuur.
De vraag om uitleg is afgehandeld.