Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, tot voor kort konden onderwijspersoneelsleden die hun politiek verlof tijdelijk wilden opschorten, dit doen onder een beperkt aantal voorwaarden. Wie het volume aan politiek verlof wou wijzigen, kon dit op 1 september en moest dit uiterlijk op 30 juni melden. Politiek verlof tijdelijk opschorten kon ook als de leerkracht overstapte op een andere vorm van dienstonderbreking die de inrichtende macht of het schoolbestuur niet kan weigeren zoals bijvoorbeeld ouderschapsverlof of palliatief verlof.
Gelukkig ging u in op mijn vraag om deze regeling te versoepelen. Op voorwaarde dat de inrichtende macht of het schoolbestuur ermee instemt, kunnen onderwijspersoneelsleden hun politiek verlof voltijds of deeltijds opschorten om tijdelijk een extra opdracht in het onderwijs op te nemen. Als er een mogelijkheid is om die op te nemen, dan zal het bestuur daar wellicht ook mee akkoord gaan. In alle gevallen die ik nu al ken, is dat ook zo. De opschorting kan alleen om een opdracht als onderwijzer, kleuteronderwijzer of leermeester op te nemen.
Jammer genoeg blijkt dat deze regeling niet geldt voor personeelsleden die aangesteld zijn in bijvoorbeeld het ambt van directeur. Nochtans is deze nood ook bij directies hoog. Bovendien worden heel wat directies die deeltijds politiek verlof nemen, vervangen door een leerkracht die dan op zijn of haar beurt ook moet worden vervangen. In dat opzicht lijkt het dus zeker aannemelijk dat een dergelijke soepele regeling ook zou moeten kunnen voor directieleden in het onderwijs.
Minister, hebt u eerder al signalen uit het onderwijs gekregen omtrent deze regeling? Bent u van plan deze soepelere regelgeving voor het opschorten van politiek verlof die nu al geldt voor leerkrachten, ook door te trekken voor directies en personeelsleden die in andere ambten binnen het onderwijs aangesteld zijn? Zo ja, wat is de timing? Zo niet, waarom niet?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben daar natuurlijk principieel niet tegen. Ik ben altijd best bereid om dat onder ogen te zien, alleen is de vraag of de nood inderdaad zo hoog is als u schetst want ik heb het casuïstiek laten nagaan. Het blijkt dat het totaal aantal personeelsleden binnen het onderwijs dat gebruikmaakt van politiek verlof op zich al redelijk beperkt is. Vorig schooljaar waren dat iets meer dan tweehonderd personeelsleden en het aantal directieleden is beperkt tot een tiental. De vraag is of het sop de kool waard is. Ik heb door mijn administratie laten bevragen in welke mate er effectief een vraag bestaat, maar ik heb er nog geen antwoord op gekregen. De vraag is of je de hele besluitvormingsprocedure moet doorlopen als er geen vraag zou bestaan. In principe ben ik er best toe bereid maar of het sop de kool waard is, blijft vooralsnog, wat mij betreft, enigszins een open vraag.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, er zijn tweehonderd mensen die politiek verlof aanvragen. Ik was er ook ooit één. Ik herinner me een situatie waarin er een korte vervanging nodig was. Dan ben je misschien wel ter beschikking, dan kun je twee weken ondersteunen, maar het was toen niet mogelijk. Ondertussen hoor ik van collega-schepenen, trouwens van alle partijen, dat die daarvoor openstaan. Als er tien directeurs zijn, dan zijn er toch een aantal die ik gehoord heb die aangeven dat het gemakkelijk zou zijn om flexibel – als schepen kun je je eigen agenda goed organiseren – tijdelijk wat extra uren te doen. Ik noteer dat u het voorstel niet zomaar aan de kant schuift, maar dat u er verder over wilt nadenken. Ik hoop dat we dat in de toekomst ook hier opnieuw op de agenda kunnen zien.
De heer Laeremans heeft het woord.
Klopt het wat er in de inleiding staat? “De opschorting kan alleen om een opdracht als onderwijzer, kleuteronderwijzer of leermeester op te nemen.” Waarom zou dat niet gelden voor mensen uit het middelbaar? En hetzelfde voor parlementsleden: wij mogen ook niet lesgeven. Maar in geval van nood, als iemand veertien dagen vervangen moet worden en men vindt niemand, en als het niet tijdens mijn werkzaamheden valt, wil ik daar ook gerust voor inspringen. Maar dat mag blijkbaar niet. Het is misschien toch nuttig om dat te verduidelijken.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Misschien nog aansluitend: het is inderdaad zo dat erbij moest staan ‘in het basisonderwijs’, want er zijn ook regelingen in het secundair onderwijs. Maar u hebt dat zeer goed gelezen, of uw medewerker heeft dat zeer goed gelezen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ja, ik heb ze niet bij de hand, de opsplitsing. Ik heb enkel de opsplitsing per provincie bij de hand. Het blijkt eigenlijk vooral in Antwerpen verhoudingsgewijs iets meer te zijn; in Vlaams-Brabant maar 25 en in Antwerpen 61. Dat is zowat het opmerkelijkste verschil. Vlaams-Brabant het laagste cijfer en in Brussel tien – maar ja, dat is natuurlijk het getal dat daar speelt, de populatie is daar sowieso kleiner. Maar ik heb geen opsplitsing naargelang het onderwijsniveau of de onderwijsvorm. We spreken alleszins over de kleinere getallen. Ik ben best bereid om eens te bekijken in welke mate ik dat in een andere trein kan meenemen, wanneer er nog eens een besluit in die zin ter tafel komt. Dan kan ik dat misschien wel meenemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.