Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Aerts heeft het woord.
Het nieuwe VN-rapport is duidelijk. Alleen als de internationale gemeenschap ‘meedogenloos’ – zoals ze het zelf verwoorden – ingrijpt, kan de opwarming van de aarde beperkt blijven tot de 2 graden Celsius die de wereld als uiterste grens heeft gesteld. Om die te beperken tot 1,5 graad opwarming, moeten er vier keer zoveel klimaatmaatregelen komen als afgesproken werd.
Vandaag zijn die emissies ongelijk verdeeld tussen verschillende landen en ook binnen landen zelf, wat wijst op globale patronen van ongelijkheid. We stevenen nu af op een wereldwijde opwarming van 2 tot 3 graden Celsius. Dat is afhankelijk van of je kiest voor een optimistisch of pessimistisch scenario. In het allerbeste scenario zou er nog 14 procent kans zijn om de globale opwarming en de daarbij horende klimaatverstoring te beperken tot anderhalve graad. Het rapport pleit dus nogmaals voor een heel dringende, strenge afbouw van broeikasgassen en ons gebruik van fossiele brandstoffen.
U schoof de verantwoordelijkheid door, door te stellen dat we in Vlaanderen maar invloed hebben op 0,13 procent van de werelduitstoot en dat u daarom vooral zult inzetten op klimaatadaptatie. Begrijp me niet verkeerd. Klimaatadaptatie is ook nodig. De overstromingen in de Westhoek maken het pijnlijk duidelijk. Maar tegelijkertijd moeten we ook het probleem bij de bron aanpakken. Zolang we daar niet ingrijpen, zullen de schade en het menselijk leed ook in onze regio gigantisch zijn en blijven komen. Daarom zijn inspanningen nodig om het probleem aan te pakken, en om dus meer in te zetten op mitigatie.
Het VN-rapport zet daar ook op in. Het zegt dat er meer nood is aan mitigatie, en meer nood aan transformatie naar een koolstofarm maatschappij, om er zo ook voor te zorgen dat de armste landen beschermd zijn tegen de gevolgen van de klimaatopwarming. Zij zijn vandaag de eerste slachtoffers. De rijkere landen, waaronder Vlaanderen, moeten hun deel doen in plaats van hun verantwoordelijkheid af te wenden en enkel zichzelf proberen te beschermen via klimaatadaptatie. Dat is exact wat u dus wel verkondigde.
Minister, wat is uw reactie op dit rapport? Erkent u dat Vlaanderen, als welvarende regio, ook zijn bijdrage moet leveren om de CO2-uitstoot drastisch te verminderen? Hoe zult u ervoor zorgen dat ook in Vlaanderen de sterkste schouders de meeste inspanningen leveren?
Welke extra inspanningen zult u doen om de uitstoot in Vlaanderen te verminderen en de bij Europese wet opgelegde inspanningen om de Vlaamse uitstoot met 47 procent te verminderen, te leveren?
Tot slot – en dit werd al besproken in de plenaire met minister Peeters –, hebt u vanuit uw bevoegdheid nog extra klimaatadapatiemaatregelen naar aanleiding van de overstromingen in West-Vlaanderen voorzien?
Minister Demir heeft het woord.
Het nieuwe rapport bevat wat mij betreft geen verrassende elementen. De voornaamste conclusies zijn al heel lang gekend. De bevindingen in het rapport liggen in lijn met andere klimaatpublicaties van de Verenigde Naties en internationale en wettenschappelijke instellingen.
Uiteraard doet Vlaanderen ook zijn inspanning. Wereldwijd moeten er inspanningen gedaan worden. Wij hebben ons klimaatplan, met tal van maatregelen. Die zetten wij voort.
Wat betreft de min 47 procent: dat is een Belgische doelstelling, zoals u weet. Vlaanderen neemt 40 procent voor zijn rekening. Zoals u weet, zet ik meer dan ooit het accent op klimaatadaptatie. Ik vind dat voor Vlaanderen veel belangrijker dan klimaatmitigatie. We hebben de overstromingen gehad in 2021. We hebben toen een expertenpanel geïnstalleerd om een onderbouwd advies te formuleren om Vlaanderen beter voor te bereiden. De implementatie daarvan verloopt onder meer via het Vlaams klimaatadaptatieplan 2030. Het jaar ervoor hadden we ook de Blue Deal al gemaakt.
Ruimte voor water in functie van waterveiligheid is een van de zes hoofdstrategieën van het klimaatadaptatieplan. Daarom investeer ik zowel in 2023 als in 2024 telkens 100 miljoen euro in natte natuur, ruimte voor water, groenblauwe dooradering, circulair watergebruik en klimaatadaptief natuurbeheer. Daarnaast vrijwaar ik in totaal 1000 hectare watergevoelige open ruimte van verharding en bebouwing. En deze legislatuur vernatten we ook 6300 hectare natuur, vooral wetlands.
De experts geven ook aan dat we onze valleigebieden moeten benutten. Via de Water-Land-Schapsprojecten maximaliseren we de kansen tussen ruimte voor water en het herstel van de sponsfunctie.
Uiteraard passen we ook wetgeving aan. De watertoets en het kaartmateriaal werden verfijnd, en de informatieplicht werd duidelijker, zodat wie een woning of perceel koopt weet waar hij aan toe is.
Ook de Hemelwaterverordening werd sterk aangepast en uitgebreid naar het openbaar domein. Door die extra bufferruimte en het bijkomend hergebruik van regenwater, ook in onze bebouwde omgeving, maken we Vlaanderen weerbaarder tegen de klimaatverandering.
Ten slotte hebben we met de Vlaamse Regering ook een taskforce opgericht, naar aanleiding van de wateroverlast in de Westhoek. Deze is volop aan de slag en binnen enkele weken worden ook de conclusies voor de regering bekendgemaakt. Op basis daarvan zullen we kijken welke bijkomende inspanningen nodig zijn, specifiek in die regio.
De heer Aerts heeft het woord.
Minister, u bent begonnen met te zeggen dat er geen verrassende elementen in zaten, en dat het al heel lang gekend is. Dan geeft u een uitleg die eigenlijk ingaat tegen die conclusies, want die stellen namelijk dat we niet alleen moeten inzetten op adaptatie, maar ook op mitigatie.
Wat zegt u? Dat u vindt dat we in Vlaanderen vooral moeten inzetten op adaptatie, maar niet op het aanpakken van het probleem bij de wortels, namelijk: voorkomen dat de klimaatopwarming ons alleen maar meer in de problemen brengt, waardoor we ons daar nog meer aan moeten aanpassen.
De westerse landen moeten ook hun verantwoordelijkheid nemen. Op dat vlak schuift u opnieuw de verantwoordelijkheid door voor de doelstelling voor 47 procent minder uitstoot, die in Europa werd beslist. U zegt dat dat niet uw verantwoordelijkheid is en dat jullie daar niet op gaan inzetten.
Ik begrijp dat niet. Als u zegt dat er geen verrassende elementen in zitten, en dat het al heel lang gekend is, neem die conclusies dan ter harte en pas uw Vlaams beleid daar ook op aan. Ik zal daarop blijven hameren hier, en ik hoop dat er heel veel mensen daarop gaan hameren komende zondag tijdens de klimaatmars.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u wel aan de vraagsteller en de minister.
Uiteraard is mitigatie belangrijk. We nemen daar in het kader van het klimaatplan ook heel grote stappen in met deze regering en in dit parlement, denk ik. Uiteraard is het een ‘work in progress’ en kan er meer en beter.
Straks stel ik een vraag over de manier waarop we onze woningen gaan renoveren in de toekomst. Dat is heel belangrijk als het gaat over mitigatie en het beperken van de uitstoot. Dat is inderdaad het probleem aan de bron aanpakken.
Ik had twee vraagjes over de maatregelen die de minister heel terecht citeert als het gaat over adaptatie. We moeten ervoor zorgen dat we water een plaats geven in ons landschap. Dat is een heel terechte bezorgdheid. Er werden een aantal maatregelen genomen, zoals de hemelwaterverordening op het openbaar domein, en zoals de nieuwe overstromingskaart, pluviaal en fluviaal.
Die maatregelen zijn de voorbije maanden stapsgewijs doorgesijpeld tot de realiteit van concrete projecten. Om een voorbeeld te geven: als schepen van Openbare Werken in de mooiste gemeente van Vlaanderen, ben ik samen met Aquafin en het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) bezig met de heraanleg van een steenweg. Dat is een klassieke Vlaamse steenweg met heel mooie lintbebouwing. Als we de nieuwe Hemelwaterverordening toepassen, hebben we niet minder dan elf waterbuffers nodig achter de huizen van die lintbebouwing, om te voldoen aan de gevraagde kubieke meters aan buffer. Dat heeft een gigantische impact op dat project en op de financiering van het project. Aquafin en AWV hebben dat eigenlijk gebudgetteerd en voorzien.
Dat geldt uiteraard voor alle projecten die nu en in de toekomst gebeuren op het openbaar domein. Dus in welke mate kunnen we daar voor een stuk aan tegemoetkomen? Is er een evaluatie voorzien van de impact van deze verstrengde regelgeving voor concrete projecten?
Hetzelfde geldt voor heel veel private eigenaars die plots beseffen dat het stukje bouwgrond dat ze vorig jaar, twee jaar geleden, of jaren geleden hebben verworven, blauw kleurt op de overstromingskaarten en dat die bouwgrond plots niets meer waard is, dat niemand meer geïnteresseerd is om daar op te bouwen, of dat banken geen financiering meer zouden geven om daar een project op te realiseren, als men er al een vergunning voor kan krijgen. De vraag is: heeft men al een analyse gedaan van wat de economische impact is, en wat de eventuele schadevergoeding daarvoor zou kunnen betekenen?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Wat de basisstelling dat we dergelijk rapport hebben, betreft: zo kunnen er nog veel rapporten komen. We kunnen zo oneindig veel rapporten schrijven, die altijd hetzelfde zeggen.
Weet je, in Vlaanderen proberen we naar 40 procent minder uitstoot te gaan. Dat is een gigantisch grote inspanning, omdat we per capita al meer verbruiken dan andere regio’s. Dat is dankzij het feit dat we een hoogwaardige industrie hebben, veel meer dan andere regio’s. Als je dat niet leuk vindt, ben je altijd welkom om te verhuizen naar Oostenrijk bijvoorbeeld, die dat wat minder heeft. Die hebben wel meer waterkrachtcentrales enzovoort.
Als u spreekt over het feit dat we onvoldoende aan mitigatie doen, dan moet u ook zelf eens in eigen boezem kijken. U gaat twee gascentrales bouwen. Die gaan ook uitstoten, al zal dat dan binnen het emissions trading system (ETS) gebeuren, niet buiten het ETS. Wij zijn daar geen voorstander van geweest. Wij hebben gezegd dat je het best meer kerncentrales langer kunt openhouden. Maar neen, u hebt gekozen om wat meer gascentrales open te houden.
U zit de minister eigenlijk iets aan te wrijven, dat globaal uit een rapport komt. Als u kijkt naar onze eigen bevoegdheid, dan doen we heel wat rond mitigatie. Al de maatregelen over energie-efficiëntie gaan over mitigatie. Al de maatregelen over elektrisch transport gaan juist over mitigatie. We doen ook aan adaptatie. Dan zou ik voorstellen dat u, in plaats van altijd te doemdenken, een keer begint op te lijsten wat we allemaal wel goed doen.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik wil misschien verder ingaan op collega Gryffroy. Als al die rapporten iedere keer opnieuw hetzelfde zeggen, dan is dat het teken dat niet alleen wij, maar vooral heel veel anderen, op dit moment niet genoeg doen. Misschien zouden we dan beter eens wat zaken in vraag stellen, en proberen wat verder te gaan en alles te doen wat we kunnen. Ik wil daar toch eens een ander argument voor geven dan het verhaal dat we met Vlaanderen het klimaat moeten redden. We kunnen in Vlaanderen het klimaat inderdaad niet op ons eentje redden. We gaan dat nooit doen. We gaan hoe dan ook moeten investeren in adaptatie, want een deel van de klimaatverandering is stilaan onvermijdelijk. We zitten op dit moment al boven een opwarming van 1 graad Celsius. Iedere 0,1 graden daarboven die we kunnen vermijden, scheelt 15 centimeter bij de overstromingen in de Westhoek. Ik denk dat we allemaal weten wat voor een verschil die centimeters kunnen maken in termen van menselijk leed.
Minister, het feit dat we het alleen niet kunnen redden, is geen excuus om niet alles te doen dat we kunnen. Ik heb het onlangs eens nagekeken, en de cijfers gezien: vorig jaar alleen, in 2022, is er 4000 miljard dollar gevloeid naar olieproducerende landen, 4000 miljard dollar op één jaar tijd. 311 miljard dollar ging alleen maar naar Saoedi-Arabië. Dat is een veelvoud van het Vlaamse budget. Dat is allemaal geld dat uit de zakken van de burgers komt, die daar olie of gas mee kopen en dat geld zo zien wegvloeien. Iedere euro die we minder moeten besteden aan fossiele brandstoffen, is een euro meer die we hier kunnen besteden aan nieuwe technologie, aan de investeringen die we nodig hebben in onze netwerken, en aan adaptatie waar we miljarden euro’s voor zullen moeten uitgeven.
Ik weet dat daar grenzen aan zijn, en we kunnen dat vandaag niet allemaal. Maar er is geen excuus om niet iedere inspanning te doen die we kunnen om iedere euro hier in het land te houden, in plaats van dat naar Saoedi-Arabië te laten transporteren en daar te laten gebruiken voor technologie die men vervolgens weer aan ons zal verkopen. Ik begrijp het niet dat we daar niet met de voeten vooruit, zonder remmen, aan 200 kilometer per uur gas voor zouden geven, om het op een verouderde manier uit te drukken. Laat ons wegblijven uit die eeuwige discussie van adaptatie, mitigatie, en meer of minder. Al wat we kunnen doen – en liefst dan nog iets meer – is een investering in onze toekomst, en is een besparing op onze portemonnee, zowel die van de overheid als van de burgers. Er is gewoon geen excuus om 47 procent, of zelfs 70 tot 100 procent te reduceren als we dat kunnen, en zo snel mogelijk. Laat ons alstublieft uit die eeuwige discussie komen. De lat moet zo hoog liggen als ze maar kan liggen.
De heer Pieters heeft het woord.
Wij vinden het goed dat er eindelijk wat meer op die adaptatie wordt ingezet, want wij hebben daar duidelijk de nadruk op gelegd bij het begin. Het is ook zo dat we wel iets van mitigatie moeten doen, maar wij vinden wel dat de doelstelling en de timing daarrond, toch wel heel hoge doelstellingen, een te korte termijn hebben. Dat brengt natuurlijk een gigantische financiële inspanning met zich mee. Ik denk dat we een probleem hebben om dat allemaal geklaard te krijgen.
Dat gaat niet alleen over een financiële inspanning, maar ook naar de mensen toe. We zeggen alom dat er een draagvlak moet zijn. We moeten er rekening mee houden dat het qua snelheid mogelijk is voor iedereen die meewil. Dat is nog een van de grootste problemen, want de timing is veel te kort om überhaupt die inspanningen te doen.
Minister Demir heeft het woord.
Vlaanderen heeft een ambitieus klimaatplan, daar blijf ik bij, ondanks wat de tegenstanders daar ook van mogen beweren. Een vermindering van 40 procent, en we zitten nu aan een vermindering van 14 procent qua CO2-reductie. Dit gaat over 2030, niet over 2040. 2030, dat is zo goed als overmorgen. Wij blijven dat klimaatplan uitvoeren.
Het is allemaal gemakkelijk om te zeggen dat het meer moet zijn, maar bedenk de maatregelen maar eens. Ik weet het niet, maar soms heb ik de indruk dat sommigen van jullie echt op een andere planeet leven. Nogmaals: een vermindering van 40 procent van de CO2-uitstoot tegen 2030, dat zal heel pittig zijn. Dat is binnen zes jaar, collega’s. Wij gaan nu voluit voor wat daar in zit. Ik blijf daarop hameren, dat is ook de reden waarom ik vrij snel met die Blue Deal ben gekomen, en het jaar erna met collega Lydia Peeters waterveiligheid heb gelanceerd.
Vlaanderen is verantwoordelijk voor 0,13 procent van de globale emissies, en iedereen zou op zijn hoofd kunnen gaan staan, maar ook al is iedereen hier in Vlaanderen klimaatneutraal, dan nog bereik je niet veel. Zelfs als heel Europa klimaatneutraal is tegen 2050 – en dat hoop ik, ik ga daar ook van uit – dan nog gaat dat maar over 8 procent van de werelduitstoot. Als de rest van de wereld niks heeft gedaan, dan zit je hier nog steeds met de gebakken peren.
In die zin houd ik vast aan een tweesporenbeleid. Enerzijds een normale, verstandige klimaatmitigatie. Een reductie van 40 procent is al pittig genoeg. De maatregelen zijn moeilijk te nemen. Ik stel eenieder die met doelstellingen goochelt voor om tegelijk te zeggen welke maatregelen er genomen moeten worden. Anderzijds ligt het accent bij mij vanaf het begin van mijn beleid op klimaatadaptatie. Ik denk dat Europa dat ook meer dan ooit zou moeten doen.
De heer Aerts heeft het woord.
De VN schrijven altijd maar dezelfde rapporten. Ja, op één ding na: de tijd wordt altijd maar korter en de urgentie steeds groter. Waarom is dat zo? Omdat er te weinig gebeurt om die klimaatopwarming aan te pakken. Dat is keer op keer de vaststelling, jaar na jaar. De tijd wordt dus altijd maar korter. En om dat aan te pakken, wordt de kostprijs alleen maar groter. Vandaag zou het 1 à 2 procent van het bbp van de wereld kosten om dat aan te pakken. In 2050 gaan we naar 20 procent van dat bbp. Dat zijn gigantische bedragen, en daarom moeten we daar vandaag op inzetten, en niet alleen op adaptatie.
We moeten aan adaptatie doen, maar dat is eigenlijk dweilen met de kraan open. Dat moet gebeuren, maar zolang die kraan niet wordt dichtgedraaid – en daarmee bedoel ik de wereldwijde kraan – dan zul je altijd maar meer en meer moeten blijven dweilen. Er moet meer ingezet worden op klimaatbeleid, om ervoor te zorgen dat die klimaatopwarming aan de oorzaak wordt aangepakt en dat die achteruitgaat.
U schuift dan de verantwoordelijkheid van ons af door te zeggen dat wij maar voor 0,13 procent van de wereldwijde uitstoot instaan, maar dat is nog altijd groter dan ons aandeel in de wereldbevolking. We hebben daar dus een verantwoordelijkheid in te nemen. Zullen wij het alleen oplossen? Neen. Moeten wij onze verantwoordelijkheid nemen hier in Vlaanderen? Absoluut, ja, en dat gebeurt vandaag te weinig.
De vraag om uitleg is afgehandeld.