Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik even de uitzendarbeid kaderen. Ongeveer 700.000 mensen werken op jaarbasis via een uitzendcontract. 90 procent daarvan werkt via weekcontracten. Wij zijn eigenlijk een van de landen in de wereld waarin dat het best gereguleerd is. Een uitzendkantoor heeft een erkenning nodig. Dat gaat voor een commissie. Dat loopt allemaal vrij streng en strikt. Uitzendarbeid kan ook niet zomaar toegepast worden. Er moeten bepaalde motieven zijn. Dat wordt allemaal heel strikt en goed geregeld.
Als we kijken naar wat gebeurt met uitzendkrachten, dan zien we eigenlijk dat uitzendarbeid de beste manier is om richting vast en duurzaam werk te geraken. Meer dan de helft van de mensen die met een uitzendcontract hebben gewerkt, stromen door naar vast werk. En als je kijkt naar sectoren als de industrie, de retailsector of de logistieke sector, dan erkennen die allemaal – en ook objectieve cijfers tonen dat aan – dat het merendeel van hun werknemers, op een heel krappe arbeidsmarkt, gevonden wordt via uitzendarbeid, en dan ook effectief doorstromen naar een vaste baan in die sectoren.
Vrij vertaald: haal uitzendarbeid weg, en een van de sokkels van onze Vlaamse welvaart is gebroken. Uitzendarbeid is – zeker nu, in een krappe arbeidsmarkt – vitaal voor onze economie. Ik zeg dat nu heel bewust, om u allen mee te doen realiseren wat nu als voorontwerp van wet op tafel ligt in de Kamer. Het is een voorontwerp van wet van minister Dermagne, en ik zal één paragraaf voorlezen. Het is een voorontwerp van wet tot wijziging van de regelgeving op uitzendarbeid, een wet uit 1987, en wat wil hij doen?
Hij zegt: “Op straffe van nietigheid kan een niet-afwervingsbeding slechts gesloten worden voor arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid met een duurtijd van minstens één maand en mits naleving van volgende voorwaarden: de geldingsduur van het beding mag de duurtijd van de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid niet overschrijden, en bedraagt maximaal twee maanden vanaf de aanvang van deze arbeidsovereenkomst.”
Collega’s, ik overdrijf niet, maar als dit goedgekeurd wordt, als dit realiteit wordt, dan betekent dat de doodsteek – en letterlijk de doodsteek – voor de hele uitzendsector in België, niet alleen in Vlaanderen, maar in heel België. Dat betekent de doodsteek voor het belangrijkste aanwervingskanaal voor onze economie, voor een kanaal dat mensen in kwetsbare posities kansen geeft en opleidt richting duurzaam werk. Dat zou een ontzettend grote ramp zijn.
Ik ben daar persoonlijk gigantisch bezorgd over. Ik ben daar ook kwaad over, want eigenlijk zegt Dermagne dat de toegevoegde waarde die de uitzendsector biedt nul euro waard is. Wat doet de uitzendsector? Hij trekt kandidaten aan, ziet potentieel in mensen, screent mensen, neemt vacatures op, probeert de cultuur van een bedrijf in te zien, wat het bedrijf juist wil, wat er jobinhoudelijk nodig is qua competenties. Hij leidt mensen op.
Als je dan het project-Dermagne hebt, waar eigenlijk aan de uitzendsector wordt gezegd dat ze geen afwervingsbedingen meer mogen maken … Courant wordt bij een niet-afwervingsbeding zes maanden genomen. Waarom? In veel paritaire comités wordt het motief tot uitzendarbeid voor instroom altijd op zes maanden gezien. Bovendien laat dat een uitzendkantoor toe om een garantie te hebben. Als de klant sneller wil aanwerven, na twee maanden, dan kan er nog voor vier maanden een afwerving gegeven worden, zodanig dat minstens de kosten en de waarde die het met zich meebracht, worden betaald.
Wat Dermagne hier doet, is vergelijkbaar met naar andere sectoren gaan en zeggen dat hun economische activiteit er eigenlijk niet toe doet. Dat mag geen waarde hebben, men mag daar eigenlijk geen geld meer voor vragen. Hij komt eigenlijk tussen in private relaties en verhoudingen tussen klant en aanbieder. Dat is, los van het feit dat hij daarmee onze arbeidsmarkt volledig zou ontwrichten, ook ideologisch wat mij betreft totaal not done.
Als een bedrijf akkoord gaat met een afwervingsprocedure, waarom zou de overheid zich dan moeten moeien en zeggen dat het niet kan? Als dit erdoor komt – ik zeg het nogmaals, collega’s – dan droogt een heel belangrijk, het allerbelangrijkste instroomkanaal van onze economie gewoon op.
Minister, ik gebruik het woord ‘belangenconflict’ niet snel. Ik denk niet dat ik het ooit al in de mond heb genomen hier in dit parlement, ook gisteren niet. Maar als dit echt op tafel komt, dan vind ik dat Vlaanderen onder uw leiding een belangenconflict moet indienen. Mijn vraag is hoe u daarover denkt.
Minister Brouns heeft het woord.
Ten eerste wil ik benadrukken dat ik een voorstander ben van het initiatief om te voorzien in een wettelijk kader omtrent de niet-afwervingsbedingen. Er moet op worden toegezien dat de uitzendkracht niet de dupe wordt van buitenproportionele afwervingsvergoedingen, waardoor de gebruiker uiteindelijk afziet van de vaste aanwerving van deze uitzendkracht.
Maar langs de andere kant begrijp ik ook heel goed dat er bezorgdheden daaromtrent leven in de uitzendsector, zoals u ze schetst. Ik denk dat het daar kwestie is van dat evenwicht te vinden. Indien het bedrag van zo’n afwervingsvergoeding kan worden verantwoord op basis van reëel gemaakte kosten – de uitzendsector moet uiteraard ook een rendabele sector kunnen zijn – voor het selecteren en het opleiden van de uitzendkrachten, zie ik geen probleem in het opnemen van een afwervingsbeding. Ik denk dat dat het evenwicht is dat daar gezocht en gevonden moet worden, want ze zijn inderdaad een belangrijke hefboom om mensen toe te leiden naar werk.
Zoals u zelf hebt aangegeven, is dit een federale aangelegenheid, waarvan de impact nu goed ingeschat moet worden. Ik zal dat verder opnemen, bilateraal met collega Dermagne, en we zullen dat ook in de context van de interministeriële conferentie (IMC) met hem kunnen bespreken.
De heer Ronse heeft het woord.
U hebt eigenlijk A en B gezegd. U zegt dat u voorstander bent van een wettelijk kader in niet-afwervingsbedingen, want u wilt de uitzendkracht beschermen. Als een klant iemand vast wil aanwerven, maar dat te duur vindt omdat hij dan moet afwerven … Vandaag is dat zo. Vandaag wordt dat op zes maanden gelegd, wat volgens mij zeer redelijk is.
Als je kijkt naar studies die tonen wat er gebeurt met uitzendkrachten, blijkt dat meer dan 50 procent effectief vast wordt aangeworven. Voor industrie, logistiek en retail is dat het belangrijkste instroomkanaal. Dat is er al.
Tegelijk, en dat stelt me dan een beetje – ik zeg wel een beetje – gerust, zegt u dat we een evenwicht moeten vinden, want een afwervingsvergoeding is te verantwoorden ten aanzien van de gemaakte kosten.
Bedoelt u daarmee dat u akkoord gaat met de huidige situatie, met name een afwervingsvergoeding van zes maanden zoals die bestaat, of laat u de deur open om dat toch naar beneden te trekken?
Maar mijn vraag is vooral: zal Vlaanderen zich verzetten tegen dit wetsontwerp? En bent u het met mij eens dat, mocht dit goedgekeurd worden – dat is eigenlijk mijn belangrijkste vraag –, de Vlaamse arbeidsmarkt compleet ontwricht zou worden?
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Ik heb een korte algemene opmerking, collega Ronse, die u wellicht bekend in de oren zal klinken: federale debatten worden het best in het federale parlement gevoerd. Er zal in de Kamer nog over het wetsontwerp gedebatteerd worden. Ik vind eerlijk gezegd dat hier elke keer opnieuw debatten voeren over dingen die nog in de Kamer moeten komen, redelijk redundant is. Maar ik heb begrepen dat u die strijd in de toekomst aan de overkant kunt voeren. Dat is dus iets om naar uit te kijken.
Het tweede waar ik me toch een beetje aan stoor, collega Ronse, is de vurigheid die u hier tentoonspreidt in de verdediging van de interimsector. Interim heeft inderdaad zijn waarde, maar laat ons niet blind zijn voor de problemen die die sector met zich meebrengt.
Bijvoorbeeld: u spreekt terecht over de overstap naar vast werk, maar het is net de bedoeling om ervoor te zorgen dat we mensen uit die interimsector in dat vast werk krijgen, en dat we daar ook kijken hoe we drempels kunnen wegwerken. Ik spreek me niet uit over het detail van wat nu voorligt, maar ik denk wel dat we daarnaar moeten kijken.
Ik zou graag hebben dat u de hevigheid die u vandaag tentoonspreidt, ook tentoonspreidt als het bijvoorbeeld gaat over het aanpakken van de houding van Federgon inzake bijvoorbeeld de poetshulpen. Zij zijn daar ook voor verantwoordelijk, en daar zijn ze toch een stuk minder vocaal, en zou ik toch graag uw steun hebben om mee te strijden voor bijvoorbeeld het vast plaatsbezoek. Dat is een discussie die we al gevoerd hebben, ook in het belang van de Vlaamse arbeidsmarkt, ook van mensen die werkzekerheid willen.
Dus, ten eerste: laat ons het debat in de Kamer voeren. En ten tweede: de hevigheid staat in schril contrast met de kritische noot die er toch geplaatst mag worden bij de interimsector.
Ik wil zelf ook kort tussenkomen. Ik heb begrip voor de bezorgdheid van collega Ronse. De rendabiliteit van de interimsector is belangrijk, omdat die inderdaad een heel belangrijk aanwervingskanaal is, en heel nuttig werk doet op onze arbeidsmarkt. Ze hebben in vele gevallen ook een goede naam, alleen heb ik de laatste maanden veel te veel horrorverhalen gehoord van werkgevers die aanwervingsfees van duizenden tot tienduizenden euro’s moeten betalen voor mensen waarvoor het interimkantoor juist niks heeft gedaan.
Iemand gaat binnen in een interimkantoor. De betrokkene weet niet goed in welk spel hij terechtkomt. Die arbeider wordt toegeleid naar een werkgever. Dat zijn twee telefoons en één plaatsbezoek, en voilà: de betrokkenen is gevangen, gekluisterd voor maanden. Er wordt een aanwervingsfee van 10.000 tot 15.000 euro aan vastgehangen. Het resultaat is dat de betrokkenen niet wordt aangeworven. Hij krijgt geen vast contract. Dat is niet goed voor de betrokken werknemer. Dat is niet goed voor de betrokken werkgever, want de loonkost in dit land – en daarover zijn we het eens – is al voldoende hoog. Dergelijke aanwervingsfees schrikken gewoon af om mensen kansen te geven op de arbeidsmarkt. Zeker op arbeidersniveau is dat echt stuitend.
Die misbruiken moeten er dus uit. En dat er daar een regulerend kader voor komt, lijkt mij wel nuttig. Dat mag wel iets strenger zijn dan hetgeen vandaag voorligt. Maar ik ben het erover eens dat er bezorgdheid is over de rendabiliteit. Ik ben dus blij dat de minister de dialoog aangaat en kijkt op welke manier we kunnen bijsturen, zodat dit een evenwichtig compromis kan worden.
Ik heb begrepen dat er op het niveau van de Nationale Arbeidsraad (NAR) nog geen compromis gevonden is, want daar is al overleg geweest onder sociale partners. Uiteraard begrijp ik dat de mensen van Federgon heel hard hun sector verdedigen. Maar ik denk dat het ook in het belang van hun sector is om tot een redelijk compromis te komen in dezen, en een regeling te hebben die er effectief voor zorgt dat mensen niet gefnuikt worden in hun kansen, en dat de bonafide werkgevers niet nodeloos op bijzonder hoge kosten en aanwervingsfees worden getrakteerd.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik kon het niet beter verwoorden, voorzitter. Het zal u niet verbazen dat ik op die lijn zit. Ik denk inderdaad dat het een genuanceerd debat is. Collega, u hebt terecht de zorgen geuit die leven in de uitzendsector. Het kan zeker niet de bedoeling zijn – ook al is het federaal, met impact op het Vlaamse arbeidsmarktbeleid – dat er wetten goedgekeurd worden die deze sector zouden uitroken of uitdrogen. Maar de zorgen die leven omtrent hoge fees die ons bereiken, zijn ook zorgen die ik wel deel, naast het vele goede werk dat de sector verzet om mensen toe te leiden.
Ik denk dat het hier perfect mogelijk is om naar dat evenwicht te gaan waarbij die sector wel degelijk een toekomst heeft, maar waarbij inderdaad ook streng gekeken wordt naar misbruik. Het is vanuit die filosofie, vanuit die houding, dat ik naar dit dossier kijk, en het is ook vanuit die houding dat ik daar met collega Dermagne over zal spreken.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil toch op een aantal zaken reageren. Eerst en vooral, collega Verbeurgt: ik neem het niet meer, die opmerkingen van dat het om federale materie gaat. Ook gisteren: het opblazen van het flexistatuut en dat fors duurder maken. Sorry, maar er zijn nu eenmaal heel veel zaken die op Europees of federaal niveau beslist worden, of hangende zijn, die een onvoorstelbaar grote impact hebben op onze Vlaamse economie, op onze Vlaamse welvaart, en waarop onze eigen Vlaamse Regering, en dit parlement, ook invloed kan uitoefenen. Dat kan ook op die federale besluitvorming.
Er is zoiets als een IMC, een Overlegcomité, het instrument van een belangenconflict. Ik vind dat het belangrijk is dat we die zaken ook in dit parlement in de gaten houden en de vinger aan de pols houden, zeker als het gaat over het belangrijkste instroomkanaal richting werk, zijnde de uitzendarbeid. Ik wil daar dus echt op mijn strepen staan.
Voorzitter, eerst en vooral dank om de bezorgdheid te delen, maar ik ben het niet eens met het tweede stuk dat u gezegd hebt. Ik zal zeggen waarom. Elke klant van een uitzendkantoor heeft de autonomie en de vrijheid om een contract met een uitzendkantoor te tekenen. Elk uitzendkantoor kan ook zelf afwijken van het afzeggingsbeding. Het is een concurrentiële markt. In de realiteit zijn er uitzendkantoren die al onder die zes maanden gaan. Eenmaal een prijs en condities worden afgesproken, wordt dat gedaan tussen een uitzendkantoor en een klant, die dat beiden volledig autonoom en vrij doen.
Ik vind niet dat het aan de overheid is om dat te reguleren. Dat zou net zijn alsof de overheid zou zeggen dat ze ervoor zal zorgen dat een MacBook Pro nu nog maar precies de helft van de prijs kost. U wilt een zetel gaan halen, of een ingebouwde kast? Dan zullen we die prijs plafonneren. U wilt met Deloitte een audit laten doen, Dan mag Deloitte voortaan nog 40 procent factureren van wat in hun offerte staat. U hebt die offerte getekend? Geen probleem, we zullen dat aftobben tot 40 procent.
Sorry, maar gaan we echt over alles waar een klant voor moet betalen, en waar die uit vrije wil, in nuchtere en intellectueel heldere toestand zaken voor tekent, dat allemaal beginnen te reguleren? Dat kan niet. Dat is echt overheidsinmenging op een businessmodel dat heel vaak – en vaak zeer onterecht – slecht wordt afgeschilderd. Ik vind dat persoonlijk echt niet kunnen. Dat is ideologisch.
Maar ik hoop echt, minister, dat u aan die boom zult schudden op die IMC, dat u duidelijk meegeeft dat dat voor Vlaanderen onaanvaardbaar is, dat wij onze werkzaamheidsgraad verder willen blijven behalen.
We hebben het hier ook vaak over werknemers van allochtone origine en zo meer. 90 procent van de asielzoekers zit op uitzendcontract. Ze geraken op die manier ook aan vast werk.
Alstublieft, het is toch ook niet het moment, in deze conjunctuur – we gaan naar een lichte vorm van recessie – om een hele sector volledig te killen en te fnuiken. Ik zou dat ontzettend jammer vinden, en ik hoop, minister, dat u daar met heel veel daadkracht de komende weken die onrust die in de sector leeft … U moet zich inbeelden hoeveel mensen vast werken in die sector, hier in Vlaanderen. Die zijn allemaal, al die spelers, op dit moment, volledig in dubio over wat er met hun businessmodel moet gebeuren. Als dit wordt goedgekeurd, voorspel ik dat die sector volledig plat gaat. Waar gaan sectoren dan nog werknemers kunnen vinden? Waar zullen ze die vinden? Het zal voor niemand een goede zaak zijn. Alstublieft minister, doe er iets aan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.