Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Pieters heeft het woord.
Op 12 september 2023 heeft het Europees Parlement ingestemd met de tekst voor de nieuwe richtlijn inzake hernieuwbare energie, genaamd Renewable Energy Directive III (RED III), waarmee onder meer RED II, de voorganger, wordt herzien. Tegen 2030 dient minstens 42,5 procent van de verbruikte energie in Europa uit hernieuwbare bronnen te komen, met als streefdoelstelling zelfs 45 procent, terwijl dit in RED II nog 32 procent was. Er moeten ook kortere vergunningsprocedures voor hernieuwbare energie- en energie-infrastructuurprojecten komen, onder meer door de introductie van een maximum proceduretermijn in functie van het type hernieuwbare energie- of energie-infrastructuurproject. Voor hernieuwbare energieprojecten in speciale gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie zal een vergunningsprocedure met een maximumduur van twaalf maanden gelden. Als het gaat om vergunningen voor offshore hernieuwbare energieprojecten mag de proceduretermijn maximaal twee jaar bedragen. Ingeval van gerechtvaardigde buitengewone omstandigheden kan de termijn met maximaal zes maanden verlengd worden.
Er zijn bovendien ook projecten waarvoor zelfs een twee keer zo kort vergunningstraject zal gelden, onder andere voor nieuwe installaties met een elektrisch vermogen van minder dan 150 kilowatt, energieopslaginstallaties en bij ‘repowering’ van centrales die elektriciteit door middel van hernieuwbare energie opwekken. Daarnaast zijn er door een meerderheid van het Europees Parlement ook nieuwe sectorspecifieke doelstellingen vastgesteld voor het aandeel hernieuwbare energie in de bebouwde omgeving, een jaarlijkse indicatieve toename in de industrie, een jaarlijkse toename van hernieuwbare warmte en koude, het aandeel hernieuwbare energie in de transportsector en minder uitstoot van broeikasgassen door hernieuwbare biobrandstoffen. Mijn collega in de Kamer stelde hier reeds vragen over aan federaal minister Tinne Van der Straeten. Zij zegt dat ze met de gewesten zal onderhandelen over ‘burden sharing’.
Minister, wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot Red III in de EU, België en Vlaanderen? Welke impact zal RED III op het Vlaamse omgevingsbeleid hebben en in welke mate dient de Vlaamse regelgeving inzake omgevingsvergunningsprocedures bijgestuurd te worden om conform RED III te zijn? Wat betekent RED III voor het Vlaams Energie- en Klimaatplan? In welke zin zijn bijsturingen nodig om dit plan conform RED III te maken? Hebt u reeds aan tafel gezeten met de Federale Regering en de andere gewesten? Werd de burden sharing reeds besproken? Hebt u zicht op welke percentages van de last Vlaanderen zal moeten betalen en hoeveel dit ons zal kosten? Welke initiatieven neemt u, minister?
Minister Demir heeft het woord.
De RED III-richtlijn is zeer recent definitief goedgekeurd en ook gepubliceerd, met name op 31 oktober 2023. De ontwerpteksten zijn natuurlijk wel reeds langer bekend. Het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) heeft ook een highlevelanalyse uitgevoerd over de omzetting van de verschillende artikelen uit de richtlijn om te bepalen welk niveau er bevoegd is voor de omzetting – dat is wel belangrijk, wie is waar bevoegd voor –, welke artikelen reeds zijn omgezet, en waar bijkomende aanpassingen nog nodig zijn aan het Energiedecreet en aan het Energiebesluit. Voor het grootste deel van deze bepalingen voorziet de richtlijn een omzettingstermijn van achttien maanden, om de noodzakelijke aanpassingen te kunnen doen. Die worden dus verder uitgewerkt.
Met de voorgestelde RED III-wijzigingen wil men inderdaad de vergunningverleningsprocedure voor hernieuwbare energie-installaties versnellen en vereenvoudigen. Zo legt de gewijzigde richtlijn vast hoelang administratieve vergunningsprocedures in eerste administratieve aanleg voor hernieuwbare energieprojecten maximaal mogen duren. Naast algemeen geldende termijnen worden er ook enkele strakkere termijnen opgelegd voor specifieke vormen van hernieuwbare energie, zoals zon en warmtepompen, voor projecten met een beperkte schaal en voor repoweringprojecten.
Er wordt ook voorzien in een aangepaste MER-procedure (milieueffectrapport) – ja, heel die MER-richtlijn – voor hernieuwbare energie.
In hoeverre, en op welke wijze, deze wijzigingen een aangepast beleid en ondersteunende wetgeving vereisen, moet allemaal nog verder uitgeklaard worden. Zo kan worden vastgesteld dat de huidige Vlaamse proceduretermijnen in veel gevallen al een stuk competitiever zijn dan de termijnen die nu in de RED III-wijzigingen worden voorgesteld. U weet dat wij daar een aantal aanpassingen hebben gedaan rond vergunningsprocedures hernieuwbare energie. We hebben het provincieniveau daartussenuit gelaten, waardoor we toch redelijk wat termijn inwinnen. Dat valt nog af te wachten, maar wij denken dat we qua termijnen toch al een stuk competitiever zijn dan wat wordt voorgesteld. Maar de oefening loopt. Uit de oefening moet ook blijken welke gebieden bijzonder geschikt zijn voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Binnen deze gebieden mag de uitrol van specifieke hernieuwbare energiebronnen naar verwachting geen aanzienlijk milieueffect hebben.
Momenteel is nog niet duidelijk voor welke hernieuwbare energiebronnen en op welke schaal deze zones worden aangeduid. De aanduiding van zones moet worden onderworpen aan een plan-MER, waarna er kortere termijnen en een versoepelde project-MER-procedure zal gelden voor de aangeduide hernieuwbare energieprojecten binnen deze zones.
Uw vraag 3 en 5 zal ik samennemen. Gezien de RED III-doelstellingen reeds bekend waren uit de ontwerpteksten, voordat het ontwerp van Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) werd opgesteld, zijn er momenteel geen verdere aanpassingen gepland. We zullen het Vlaams Energie- en Klimaatplan volgend jaar wel actualiseren op basis van de ontvangen adviezen, nadat de we de opmerkingen van de Europese Commissie ontvangen hebben, alsook de resultaten van de publieksbevraging over ons Vlaams Energie- en Klimaatplan.
De actualisatie van dat plan loopt verder, alsook het overleg rond burden sharing.
De drie gewesten en de federale overheid moeten nog verdere afspraken maken met het oog op de naleving van de klimaat- en energiedoelstellingen die gerealiseerd moet worden. Wij komen vaak samen met alle collega’s. Ook over de burden sharing lopen de gesprekken momenteel. Brussel heeft dit dossier morgen op de agenda gezet van het Overlegcomité. Brussel wil daar de indiening van het Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP) koppelen aan een akkoord over de burden sharing, maar een akkoord over de burden sharing acht ik morgen in ieder geval niet realistisch. De verschillende partijen rond de tafel hebben immers nog geen akkoord gevonden over onder meer de verdeling van de klimaatdoelstelling 2030, maar ook niet over de verdeling van de verschillende doelstellingen in het kader van de hernieuwbare-energiedoelstelling. Die gesprekken die daar gevoerd worden, zijn nog verder noodzakelijk, en dat zal dan ook gebeuren onder het voorzitterschap van de Nationale Klimaatcommissie (NKC). Dat is nu de heer Maron, die verder initiatieven zal moeten nemen.
De heer Pieters heeft het woord.
Dank u, minister, voor het antwoord. Het is duidelijk geen ‘walk in the park’, zoals ze dat zeggen. Maar RED I was 12,5 procent, RED II 21,5 procent, en nu wil men naar 42,5 procent, en dat elke keer in één decennium. Tien jaar had men daarvoor. 42,5 procent zou dan tegen 2030 gerealiseerd moeten zijn. Acht u dat mogelijk? We moeten dat uiteraard niet alleen doen. We moeten inderdaad rekening houden met de andere gewesten. Maar we moeten daar wel – zoals u zegt – een overeenkomst over krijgen. Nogmaals: acht u dat een mogelijkheid voor Vlaanderen, of zult u daar de doelstelling naar een andere datum verschuiven?
Minister Demir heeft het woord.
Ik denk dat we nu even moeten afwachten wat de evaluatie geeft. We hebben achttien maanden de tijd om dat te implementeren. Aan de hand van de evaluatie die nu gebeurt, moeten we kijken hoe we daar verder mee aan de slag gaan.
De heer Pieters heeft het woord.
We zullen inderdaad moeten afwachten. Daar hebt u groot gelijk. Alleen, we zijn bijna 2024. Binnen achttien maanden zijn we over 2025. Als dat tegen 2030 gerealiseerd moet worden, is dat natuurlijk wel heel snel. In welke mate we het kunnen realiseren, en of we een overeenkomst vinden met de andere gewesten, is nog niet duidelijk. Wordt vervolgd, zou ik zeggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.