Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, tot 2013 waren natuurverenigingen niet onderworpen aan de Europese staatssteunregelgeving. Tot dan ging men er eigenlijk van uit dat natuurverenigingen geen ondernemingen waren en dat ze dus als zodanig ontsnapten. Maar deze zienswijze veranderde vanaf 2013, toen een Duitse regeling onder de aandacht werd gebracht van de Europese Commissie. Sindsdien worden natuurverenigingen steeds meer beschouwd als ondernemingen, eigenlijk zodra zij iets of wat economische activiteiten hebben, wat soms minimaal is. Het uitbaten van een onthaal of een bezoekerscentrum, of het verkopen van brochures of nestkastjes, weet ik veel, wordt al meteen als een commerciële activiteit beschouwd.
Dat zorgt toch wel voor een cascade in de hele Europese Unie. In Nederland werd een vereniging opgericht, de Vereniging Gelijkberechtiging Grootgrondbezit, met als doel om die vermeende discriminerende subsidies aan terreinbeherende natuurverenigingen door middel van een klacht bij de Europese Commissie te bestrijden. Deze klacht leidde ook tot een uitspraak van het Hof van Justitie, dat oordeelde dat het inderdaad om staatssteun ging, in tegenstelling tot eerdere uitspraken van Nederlandse rechtbanken.
Ook de Vlaamse subsidieregeling aan terreinbeherende natuurverenigingen werd door de Vlaamse tegenhanger van de Vereniging Gelijkberechtiging Grootgrondbezit – bij ons heet dat dan Vlaamse Vereniging Gelijkberechtiging Natuurbeheer (VVGN) – voor de Europese Commissie aangevochten. Die vzw werd blijkbaar uitsluitend opgericht om de subsidies aan de natuurverenigingen bij ons aan te vechten, met een terugvordering die dan als een soort van zwaard van Damocles boven het hoofd hangt, een terugvordering voor de aankopen die in het verleden gebeurd zijn.
Minister, we weten dat we intussen, sinds 2017, een nieuwe regeling hebben waar ook particuliere eigenaars aan terreinbeheer kunnen doen. Voortaan zouden die klachten eigenlijk van de baan moeten zijn, maar de klacht slaat dus op de oude regeling. Graag zou ik dus het volgende aan u willen vragen.
Is die klacht nog steeds aanhangig bij de Europese Commissie? Indien ja, kunt u een stand van zaken geven over dit dossier en ook het standpunt van de Vlaamse overheid, van het Vlaamse Gewest, in die materie misschien even toelichten?
Minister Demir heeft het woord.
Is de klacht nog aanhangig bij de Europese Commissie? Ja, de klacht tegen de oude Vlaamse subsidieregeling is nog hangende.
Wat de stand van zaken betreft, zal ik me beperken tot de hoofdlijnen, aangezien het hier om een hangende procedure gaat. In juli 2013 werd een klacht ingediend door vzw Vlaamse Vereniging Gelijkberechtiging Natuurbeheer tegen de aankoop- en onthaalsubsidies ten behoeve van drie erkende terreinbeherende natuurverenigingen, met name Natuurpunt, vzw Durme en Limburgs Landschap. Het gaat in casu om de subsidies die werden toegekend in de periode van 28 februari 2003 tot en met 28 oktober 2017 voor de aankoop van gronden met het oog op de erkenning ervan als natuurreservaat en de onthaalsubsidies voor de inrichting van de onthaalpoorten. De klager voert aan dat deze maatregelen onrechtmatige en verboden staatssteun vormen in de zin van de Europese staatssteunregels en dus moeten worden teruggevorderd.
Naar aanleiding van de klacht zijn er verschillende contacten geweest tussen de Europese Commissie en het Vlaamse Gewest. In 2016 deelde de Europese Commissie mee dat op vraag van de klager, en dit naar aanleiding van de procedure voor het gerecht en het Hof van Justitie in de Nederlandse gelijkaardige zaak, de klacht on hold werd gezet. Op 15 februari 2022 werd echter bericht ontvangen dat op verzoek van de klager dit dossier opnieuw is heropend. Het dossier is sindsdien hangende bij de Europese Commissie. De voorbije maanden heb ik alsnog geprobeerd in overleg te gaan met de klager in verband met die eisen over het verleden. De eisen van de klager zijn echter verregaand en tonen aan dat de klager door middel van deze klacht een oneigenlijk doel nastreeft, waardoor ik onmogelijk tegemoet kon komen aan diens eisen.
Wat uw vraag over het standpunt van het Vlaams Gewest betreft: de discussie gaat over de vraag of het oude subsidiesysteem, dat sinds eind 2017 niet meer van kracht is, te beschouwen is als onrechtmatige en onverenigbare steun in de zin van de Europese staatssteunregels, en bijgevolg teruggevorderd moet worden. De klager meent van wel, ik meen van niet.
Ik zal in het belang van het Vlaams natuurbeleid, maar ook van de Vlaming wiens belastinggeld daarvoor werd aangewend, alles op alles zetten om het Vlaams natuurbeleid niet onderuit te laten halen. In tegenstelling tot de klager, zal ik als minister van natuur aan de kar van het algemeen belang trekken.
Dat de ondergeschikte commerciële activiteiten aan de kerntaak van deze natuurverenigingen zoals gidsenwerking, hakhoutbeheer of de occasionele wafelenbak ervoor zorgen dat deze organisaties als ‘onderneming’ zouden worden bestempeld, en daardoor mogelijks activiteiten ontwikkelen die de interne markt zouden verstoren, is een standpunt dat moeilijk kan worden bijgetreden. Ik denk dat er dan nog heel wat organisaties daaronder zouden vallen, en dan is het de vraag waar dat eindigt.
Een negatieve beslissing van de Europese Commissie in dit dossier zou betekenen dat het Vlaamse Gewest subsidies waarmee natuurreservaten zijn aangekocht en waarvan de natuurverenigingen de eigenaar zijn – maar des te belangrijker, instaan voor het beheer ervan – zal moeten terugvorderen.
Zoals ik al zei, heb ik na de heropening van dit dossier de voorbije maanden geprobeerd om in overleg te gaan met de klager, om tot een vergelijk te komen. De eisen van de klager zijn echter verregaand. Het gaat onder meer over maatregelen zoals de terugbetaling van de aankoopsubsidies uit de periode 2003-2017, verleend aan de drie terreinbeherende verenigingen, een fonds voor aankopen dat ten goede komt aan grondeigenaars, en de stopzetting van de toekenning van aankoopsubsidies in het algemeen. Verder eist men dat er wordt afgezien van de verplichting om Type 3 en 4 structureel open te stellen voor het publiek, en dat de regels die gelden in natuurreservaten drastisch worden versoepeld, zodat jacht de norm wordt in deze gebieden. Ook eist men het voorzien van werkingssubsidies voor private natuurbeheerders, en het voorzien van gunstregimes inzake belastingen voor private domeinen.
Dat is een hele lijst. Het is dus heel moeilijk om met de klager te onderhandelen. Dit wordt dus vervolgd, maar ik zal in ieder geval de belangen van het Vlaamse Gewest blijven verdedigen, en ik zal proberen om bij de Europese Commissie de zaken duidelijk te stellen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister, en ook voor de toonzetting ervan. Ik vind het immers wel verregaand dat mensen op die manier ons beleid van jaren, en ook de natuurverenigingen aanpakken. Ik vind het eigenlijk niet alleen verregaand, maar ook ongehoord. Ik denk dat we als overheid blij moeten zijn dat onze natuurverenigingen doen wat ze doen, en dat ze met de inzet van heel veel vrijwilligers en de inbreng van heel veel particuliere middelen en giften van Vlamingen terreinen aankopen en beheren.
Ik hoop dat u er inderdaad in slaagt om dit beleid van vroeger – want sinds 2017 is het wat veranderd – kunnen rechthouden. Ik hoop dat het lukt, minister.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik wil me graag aansluiten, zowel bij uw antwoord, minister, als bij de bezorgdheid van collega Vandaele. We hebben die discussie al eerder gehad in deze commissie. Ik vind het extreem absurd om dit hier ‘staatssteun’ te noemen, als je weet dat wat die organisaties eigenlijk doen, met beperkte steun van de overheid, neerkomt op het helpen van de staat in het uitvoeren van het beleid.
Als iemand hier de staat steunt, dan is het die massa vrijwilligers en betrokkenen, die zich belangeloos voor die terreinen inzet, vaak ook met financiële inspanningen, zonder dat ze ooit eigenaar wordt van die terreinen. Die wafelenbak en de andere dingen waarnaar men verwijst, dienen om het algemeen belang te steunen, en om het beleid van de overheid – dat ze in alle verschillende regeringen heeft uitgetekend – mee te helpen uitvoeren.
Het is inderdaad schrijnend, om niet te zeggen ‘schandalig’, dat de inspanningen van private burgers, die dienen om het algemeen belang mee vorm te geven en uit te voeren, op deze dwaze manier worden bestreden, omdat ze eigenlijk in de weg lopen van een aantal private belangen. In dit geval gaat het zelfs om een onnozele private hobby.
Ik hoop dus dat de Vlaamse overheid niet alleen opkomt voor zichzelf, maar ook voor haar burgers, en niet voor dit soort waanzin.
De heer Van Hulle heeft het woord.
Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken om even kritisch te zijn over het huidige reglement of de huidige wetgeving. Ik stel bijvoorbeeld vast dat, om aankoopsubsidies voor ‘type 4: natuurreservaat’ te kunnen krijgen, de aanvrager al minimum één reservaat in beheer moet hebben. Dat lijkt me ergens niet correct, omdat de privé daar op afhaakt en meestal maar in één natuurreservaat geïnteresseerd is, met name dat van hen. We moeten deze drempel dus bekijken en ons afvragen of we die moeten weglaten.
De andere drempel is om erkend te worden om subsidies te krijgen als terreinbeheer in de vereniging. Daar zijn een aantal voorwaarden aan verbonden, waaronder het minstens negen jaar beheren van 35 erkende natuurreservaten met een minimum oppervlakte van duizend hectare in ten minste vier verschillende provincies. Ik vraag mij af waarom wij, als wetgever, die eisen zo streng maken, want op dit moment zijn er de drie gewestelijke terreinbeherende verenigingen die de minister heeft opgesomd: Limburgs Landschap vzw, Durme vzw en, voor 90 procent van de subsidies, Natuurpunt vzw.
Stel dat wij of anderen geïnteresseerd zijn om erkend te worden, om zo subsidies te krijgen, en vandaag starten, dan moet je minstens negen jaar wachten om daarvan gebruik te kunnen maken.
Dus dat lijken me twee zaken die we als parlement kunnen opnemen om te bekijken of dat correct is, en of we beide al dan niet moeten versoepelen. Daarover had ik graag de mening van de minister en die van de heer Vandaele vernomen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om toch nog eens te stellen dat ik het absoluut absurd vind om de ondersteuning die natuurbewegingen krijgen om natuurgebieden aan te kopen en in te richten ten behoeve van ons allemaal, als staatssteun te beschouwen. Ik begrijp ook niet waarom een private eigenaar nu een poging doet om dat op die manier te laten catalogiseren. Bij dezen geef ik mijn steun aan de uitspraken van de minister en vraag ik om verder te doen om te voorkomen dat het die richting zal uitgaan.
Minister, u weet dat het voor ons als partij heel belangrijk is dat de private eigenaars op een gelijke manier behandeld worden. Hoe meer individuen, hoe meer verenigingen zich wensen in te zetten voor meer groen en meer natuur in ons Vlaanderen, hoe meer dat, denk ik, zeker op een gelijke manier behandeld moet worden.
Ik vraag aan u in welke mate private actoren in de toekomst op een gelijke manier behandeld kunnen worden. Bij natuurbeheer en verenigingen zien we bijvoorbeeld een voorkooprecht, wat bij private eigenaars niet het geval is. Er zijn dus een aantal ongelijke behandelingen. Mijn vraag is zeer eenvoudig: denkt u om in de toekomst zaken te versoepelen voor private actoren die effectief goede bedoelingen hebben en een meerwaarde willen bieden voor de natuur in Vlaanderen?
Minister Demir heeft het woord.
Wat de voorwaarden voor type 4 betreft: er zijn voorwaarden verbonden aan de toekenning van de aankoop- en onthaalsubsidies. Ik denk dat het logisch is dat daar voorwaarden aan gekoppeld zijn. Zolang het waarborgen van de natuurkwaliteit centraal staat, maakt het voor mij niet uit wie aan natuurbeheer doet, en daardoor in aanmerking kan komen voor de betrokken subsidies. De nieuwe regeling biedt daar trouwens aan eenieder die zich wil en kan inzetten voor de natuur alle mogelijkheden toe, maar die moet zich daarvoor natuurlijk ook wel engageren. Dat engagement moet er echt wel zijn, dat wil ik duidelijk zeggen. Het is toegankelijk en open voor iedereen.
De verzuchtingen van de doelgroepen hebben er destijds toe geleid dat de oude subsidieregeling in 2017 is hervormd. De betrokken doelgroepen zaten toen ook aan tafel en hebben de principes van de nieuwe subsidieregeling mee onderschreven. Daarom vind ik het dus verrassend dat men nu met een nieuwe lijst van eisen komt zwaaien. Er is trouwens al heel wat voorzien in de wetgeving, maar de klager vindt dat allemaal verregaand. Ik denk dat de klager gewoon een heel andere agenda heeft, en daar pas ik voor.
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega Van Hulle, ik begrijp dat private eigenaars individueel niet zo gemakkelijk aan de voorwaarden voldoen, maar zij zijn natuurlijk ook niet van gisteren. Ik denk, als zij de handen in elkaar slaan, dat ze dan wel een en ander kunnen doen.
Wat die zogenaamde staatssteun betreft, collega’s, denk ik dat we de definitie hier omgekeerd moeten lezen. Het gaat erom dat natuurverenigingen de staat ondersteunen. In dit geval ga ik er natuurlijk vanuit, collega Tobback, dat Vlaanderen een staat is. In die zin deel ik uw analyse: de staatssteun bestaat hierin, dat de Vlamingen en de natuurverenigingen onze Vlaamse staat ondersteunen. Dat kunnen we alleen maar aanmoedigen, minister. Dus, als u verder het pad bewandelt dat u bewandelt, dan hoop ik dat dat resultaten geeft.
De vraag om uitleg is afgehandeld.