Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Collega’s, er is slechts één vraag, en het is er eentje van mezelf. Als het goed is, zal ik die van hieruit stellen.
Minister-president, onlangs konden we in de nieuwsbrief van Demos een kritisch betoog lezen over de nieuwe invulling die u met uw Vlaamse Regering geeft aan participatie. We hebben er al heel wat debatten over gehad in deze commissie. De uitdagingen rond participatie zijn er al sinds het ontstaan van het Participatiedecreet. Sindsdien zijn ze er alleen maar groter op geworden. We leven op dit moment in een steeds diversere samenleving, met steeds meer mensen die in de armoede dreigen terecht te komen, en er gelukkig ook uit komen. Maar die kloof is in ieder geval groot. Dat zijn heel wat uitdagingen die een impact hebben op cultuur- en vrijetijdsparticipatie.
Het Participatiedecreet wordt ingekanteld in een decreet Digitale Transformatie. Dat is zo door deze meerderheid beslist, maar het is veel breder dan digitalisering. Ook dat debat hebben we hier al gevoerd. Het voltrekt zich immers via netwerken en organisaties van mensen.
Vandaar de volgende vragen, naar aanleiding van de nieuwsbrief van Demos.
Wat zijn uw speerpunten op vlak van cultuurparticipatie? Hoe wilt u deze gerealiseerd zien, gezien ook de kritiek die hier te lezen is?
Heel wat organisaties worden via het Participatiedecreet ondersteund. De werking van Demos zal worden ingekanteld in publiq. Hoe ziet u die inkanteling concreet? Of zegt u dat u zich daar niet aan zult wagen, omdat dat te operationeel is? Maar het heeft natuurlijk wel een aantal strategische gevolgen.
De netwerken lokale vrijetijdsparticipatie zijn cruciaal om kansengroepen te bereiken. Hoe zult u garanderen dat die netwerken blijvend ondersteund worden?
Ook cultuurparticipatie en bibliotheekwerking van gedetineerden worden via het Participatiedecreet ondersteund. Met het oog op herintegratie is dat ook essentieel. Kunt u garanderen dat deze groep mensen in de toekomst ook over een cultuur- en bibliotheekaanbod zal beschikken?
Ten slotte, hoe wilt u die sectoroverschrijdende aanpak met betrekking tot participatie blijven behouden?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Ik zal uw eerste en uw laatste vraag samen beantwoorden.
Uit het Vlaams Regeerakkoord 2019-2024 blijkt al de ambitie van deze regering en mezelf om blijvend in te zetten op de verbreding en verdieping van de vrijetijdsparticipatie van alle Vlamingen.
In mijn beleidsnota Cultuur bevestigde ik deze ambitie, maar gaf ik ook aan de beleidskaders en reglementering te zullen afstemmen op recente evoluties in de sector door middel van een optimalisatie van het Participatiedecreet, dat toch al dateert van 18 januari 2008.
Bij deze optimalisatie en heroriëntering vertrok ik van drie uitgangspunten.
Eerste uitgangspunt: de vrijetijdsparticipatie is een opdracht van de verschillende ministers en beleidsdomeinen. Het Participatiedecreet bevat tal van subsidielijnen om vrijetijdsparticipatie te stimuleren. Het was de verdienste van het Participatiedecreet dat het bij zijn inwerkingtreding in 2008, over de beleidsdomeinen heen expliciete aandacht voor vrijetijdsparticipatie op de agenda zette en een aantal methodieken en instrumenten ingang deed vinden. Vijftien jaar later stel ik vast dat participatie verankerd is binnen verschillende sectordecreten, hetzij binnen Cultuur, hetzij binnen andere beleidsdomeinen. Dit illustreert dat men participatiebeleid beschouwt als een kernopdracht van de verschillende ministers en de verschillende beleidsdomeinen. Het leek me dan ook aangewezen om de methodieken en instrumenten die hun nut hadden bewezen, een plaats te geven binnen deze sectordecreten.
Tweede uitgangspunt: minder versnippering, en meer focus en impact. Momenteel voorziet het Participatiedecreet in tal van zeer uiteenlopende subsidielijnen. In sommige gevallen zijn de middelen die hiertegenover staan, eerder beperkt. Daarnaast is soms ook sprake van overlap met andere subsidielijnen. Bovendien zijn er tal van steunpunten en organisaties, erkend en gesubsidieerd vanuit dit decreet, die overheden en actoren op het terrein ondersteunen. Soms werken ze vanuit dezelfde doelstellingen en zijn er raakvlakken in hun opdrachten. Die versnippering in het landschap wil ik aanpakken.
Derde uitgangspunt: lokale besturen zijn de regisseurs van het participatiebeleid. Dat is logisch, want zij staan het dichtst bij de burger en hebben het beste zicht op de uitdagingen die zich lokaal stellen. Ik wil hen dan ook ten volle ondersteunen in die regierol, enerzijds door subsidielijnen waar relevant te focussen op lokale besturen, anderzijds door de ondersteunende actoren uit de bovenbouw een duidelijke rol te geven in het ondersteunen van lokale besturen via kennis en expertise op het vlak van vrijetijdsparticipatie.
In het kader van deze optimalisatie- en heroriënteringsoefening ging ik per subsidielijn na welke oplossing te verkiezen is: ten eerste het overhevelen naar een ander Vlaams beleidsveld of -domein; ten tweede het onderbrengen in een ander cultuurdecreet; of ten derde het stopzetten van een subsidielijn wegens niet meer doelmatig. Een aantal subsidielijnen uit het Participatiedecreet worden inderdaad ondergebracht in het nieuwe decreet Digitale Transformatie, maar het is zeker niet zo dat alle subsidielijnen worden ondergebracht in dat decreet.
Ik wil ook benadrukken dat dit geen besparingsoperatie is: subsidielijnen worden telkens overgedragen met de corresponderende budgetten. Meer nog, met de recente begrotingsopmaak heb ik zelfs nog extra recurrente middelen vrijgemaakt voor vrijetijdsparticipatie, onder andere voor de verdere uitrol van de UiTPAS via publiq.
Uw tweede vraag ging over Demos en de inkanteling van Demos in publiq. Op 13 oktober 2023 heeft de Vlaamse Regering het voorontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het lokaal cultuurbeleid, het decreet van 10 maart 2023 over de subsidiëring van het sociaal-cultureel volwassenenwerk en het decreet van 23 juni 2023 tot structurele subsidiëring van kernorganisaties om de digitale transformatie van de cultuursector aan te sturen en tot opheffing van het Participatiedecreet van 18 januari 2008, een tweede keer principieel goedgekeurd. We kunnen het ook kortweg het ‘Opheffingsdecreet’ noemen, dat is misschien wat gemakkelijker in taal. Momenteel ligt dit voorontwerp voor bij de Raad van State.
Dit voorontwerp voorziet vanaf 1 januari 2025 in een uitbreiding van de rol van publiq inzake de vrijetijdsparticipatie van kansengroepen. De huidige taken van Demos worden daarbij toegevoegd aan deze van publiq.
Het voorontwerp bepaalt niet hoe de integratie van Demos in publiq dient te gebeuren, en evenmin hoe de toekomstige werking vormgegeven wordt. Dit is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van beide organisaties. De gesprekken daarover tussen beide organisaties verlopen constructief, en ik heb dan ook alle vertrouwen in de onderlinge afspraken die zij hierover zullen maken.
Wel bepaalt het voorontwerp dat er op 15 juni 2024 één dossier ingediend moet worden door publiq voor de geïntegreerde werking vanaf 1 januari 2025. En mijn administratie zal er vervolgens uiteraard op toezien dat publiq al deze taken correct uitvoert.
Wat de kansengroepen betreft, werd de subsidielijn voor de netwerken voor de bevordering van de vrijetijdsparticipatie van personen in armoede geïntegreerd in het ontwerp van decreet over de bovenlokale cultuurwerking, dat de Vlaamse Regering op 27 oktober 2023 definitief heeft goedgekeurd en dat nu aan het Vlaams Parlement zal worden voorgelegd.
Concreet voorziet dit ontwerp van decreet in een nieuwe subsidielijn werkingssubsidies aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden voor een bovenlokaal netwerk vrijetijdsparticipatie. Hiermee worden de netwerken opgeschaald tot bovenlokale netwerken en worden deze gekoppeld aan de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met een bovenlokale cultuurwerking. Zo kunnen de middelen efficiënter ingezet worden om tot een slagkrachtiger bovenlokaal participatiebeleid te komen.
Om de bestaande lokale netwerken vrijetijdsparticipatie voldoende tijd te geven om de transitie te maken naar bovenlokale netwerken, voorziet het ontwerp van decreet in een overgangsregeling, waarbij bestaande lokale netwerken gedurende de eerste subsidieperiode – dat is die van 2027 tot en met 2032 – nog eenmaal werkingsmiddelen kunnen ontvangen. Ze hebben dus een hele beleidsperiode om dat perspectief in te vullen. Dit garandeert de continuïteit van de bestaande werkingen en biedt tegelijk perspectief voor een nieuw bovenlokaal participatiebeleid.
Publiq zal vanaf 2025, dus na de overname van de taken van Demos, deze netwerken ook inhoudelijk ondersteunen.
Uw vierde vraag ging over cultuurparticipatie en bibliotheekwerking van gedetineerden. Het is zeker mijn bedoeling dat gedetineerden ook in de toekomst over een cultuur- en bibliotheekaanbod kunnen beschikken.
Ten eerste is er De Rode Antraciet. Die organisatie richt zich op de bevordering van de culturele, en ook sportieve participatie van gedetineerden en hun directe omgeving. Omdat de coördinatie van de Vlaamse hulp- en dienstverlening aan gedetineerden en geïnterneerden tot het beleidsveld Justitie en Handhaving behoort, wordt de ondersteuning van deze organisatie met ingang van 1 januari 2024 ondergebracht binnen dit beleidsveld. Via medeondertekening van de beheersovereenkomst met De Rode Antraciet door mijn collega-minister van Sport en door mezelf, blijft structurele afstemming en samenwerking gegarandeerd.
Ten tweede zijn er de gevangenisbibliotheken. Om voldoende tijd te voorzien voor het vinden van een adequate oplossing voorziet het voorontwerp van Opheffingsdecreet dat deze subsidielijn van kracht blijft tot en met 31 december 2025. De administratie zal scenario’s uitwerken voor de toekomstige inbedding van deze subsidielijn, zodat de nieuwe Vlaamse Regering snel na haar aantreden hierover een beslissing kan nemen.
Dank u wel, minister-president. Dat is een hele boterham. Ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Ik zal een en ander nog eens goed nalezen en laten bezinken, maar er zijn twee zaken waar ik mee zit.
Eerst en vooral, het is niet toevallig een heel hot item. In tijden van digitalisering, in tijden van onzekerheid, ook algemeen maatschappelijk, is het belangrijk dat mensen kunnen participeren. Maar het participatievraagstuk alleen oplossen via digitalisering werkt natuurlijk niet. Ik ben blij dat u dat ook wel onderkent, en dat u zegt dat het niet om één subsidielijn gaat, dat het niet enkel die inkanteling van Demos is. U zegt dat het meer is dan dat, maar dat we doelmatig moeten werken. Tot daar kan ik u absoluut volgen, in dat doelmatig werken.
Ik kijk ook uit naar het voorstel dat vanuit die twee organisaties zal komen over hoe die inkanteling er concreet zal uitzien. Maar ik maak me eerlijk gezegd wel zorgen over in hoeverre de transversale opdracht opgenomen kan worden als er geen sterke motor is die breed kan gaan, en die ook die verschillende elementen kan aansturen. Ik versta eigenlijk dat u enerzijds zegt dat lokale besturen regisseurs moeten worden. Er komt een ontwerp van decreet – en het ontwerp is klaar, dus we krijgen dat binnenkort ook als parlement – rond die bovenlokale cultuurnetwerken, met nieuwe subsidielijnen. En dan heb je Demos en publiq.
Ik maak me een beetje zorgen over dat werken op verschillende niveaus – met dan één organisatie die heel wat expertise heeft, die ingekanteld wordt, maar die niet de motor zal zijn van de andere niveaus – waar we, via een bovenlokale opschaling eigenlijk, met die lokale besturen zullen kijken hoe we op andere niveaus een regierol zullen opnemen, wat betreft die netwerken lokale vrijetijdsparticipatie.
Ik hoop dat ik helder ben. Ik zie een beleid op verschillende sporen, maar ik zie niet één heel grote duidelijke motor. Dat hoeft op zich misschien geen probleem te zijn op dit moment, maar ik hoop – en dat is mijn vraag aan u – dat er ergens een evaluatie of een manier is om te kijken of het wel voldoende zal werken.
Want de expertise die via Demos ingekanteld wordt in publiq, die ging natuurlijk veel breder dan digitalisering, en dat is ook de inspiratie voor mijn vraag, samen met de kritische nieuwsbrief die er geweest is binnen Demos zelf.
Het is belangrijk om die regierol te ondersteunen met andere subsidielijnen, zeker als je lokale besturen regisseurs maakt, en dat men door de manier van financieren ook soms keuzes moet maken. Maar daar zit ik wel met een vraag. Misschien dat het concrete ontwerp van decreet mij daar een antwoord op zal geven. Hoe zal dat sporen met die expertise die ingekanteld wordt met Demos?
Ten tweede, u zegt dat u het op een hoger niveau zult brengen via intergemeentelijke samenwerking. Ik weet uit ervaring – maar het blijkt ook uit expertise en onderzoek met betrekking tot het werken met mensen in armoede, en het betrekken van mensen die kwetsbaar zijn – dat nabijheid zeer belangrijk is. Ik vraag me af hoe dat vorm krijgt in die concrete samenwerking.
De eerste vraag is die met betrekking tot de motor die het overzicht heeft. De tweede is het belang van werken met kwetsbare groepen – van heel nabij, zodat ze vertrouwen kunnen voelen in die nabijheid, en dat zij daar ook aan kunnen deelnemen – door het naar boven trekken van die lokale werking, via die intergemeentelijke samenwerking.
Effectiviteit en beleid kan misschien goed klinken, maar kan misschien ook de participatie van de doelgroepen zelf bemoeilijken. Is daar een evaluatie van gebeurd? Hoe kijken jullie daarnaar? Is daar in het kader van het ontwerp van decreet – dat we dus nog moeten krijgen – een discussie of een gedachtenoefening over geweest? Hoe zul je tegelijkertijd voldoende betrokkenheid hebben van de doelgroep die beoogd wordt? Want het zou toch wel jammer zijn indien we binnen twee-drie jaar vaststellen dat we het opgeschaald hebben op een hoger niveau, maar we de groepen en mensen kwijt zijn die in hun eigen gemeente of wijk wel deelnamen, de mensen om wie het eigenlijk gaat.
Dat zijn dus de twee bijkomende vragen die ik nog heb, minister-president.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor de vraag. Het is een zeer belangrijke vraag. Participatie is ook voor Vooruit een ongelooflijk prioritaire zaak in het cultuurbeleid. Helaas, minister-president, weet u dat ik vind dat het voor u vooral een blinde vlek is gebleken. Ik meen nu te horen, op basis van de vraag van collega Almaci, dat er nu toch wel over wordt nagedacht. Maar we zitten natuurlijk met een aantal problemen.
Ten eerste is er het loslaten van de lokale werking, door het niet meer oormerken van de middelen voor Cultuur. Bovendien zijn we het er allemaal over eens dat het decreet Bovenlokale Cultuurwerking niet werkt, terwijl daar – zoals collega Almaci aangaf – ook het werken aan participatie inzat voor onderwijs, maar ook voor lokale besturen.
In de laatste Participatiesurvey, met de cijfers van 2020, staat er letterlijk dat de sociale kloof onverminderd blijft bestaan, ondanks inspanningen. Wil dat zeggen dat we participatiebeleid moeten opzeggen? Neen, integendeel. We moeten er, denk ik, veel harder op inzetten op alle niveaus.
De laatste cijfers die we hebben van de Participatiesurvey, dateren van 2020, en werden in 2022 gepresenteerd. Zijn er middelen om die volgend jaar opnieuw te doen, zodanig dat we toch continuïteit krijgen?
Kunt u de laatste vraag nog eens herhalen, mevrouw Segers, want we hebben ze niet goed verstaan? Het was een beetje stil.
Ik vroeg wat er in de begroting ingeschreven is voor een vijfde editie van de Participatiesurvey.
Dank u wel. We hebben ze begrepen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik zal eerst de vragen van mevrouw Almaci behandelen. Natuurlijk zullen we evalueren. (Lacht)
Ik denk dat het een kwestie van goed beheer is om op regelmatige tijdstippen te evalueren, zeker als je een reorganisatie of een herschikking doorvoert.
Ik denk dat je ook goed de gelaagdheid moet zien. De opdracht van publiq/Demos is om die netwerken te ondersteunen, en de opdracht van de lokale overheden is juist om te zorgen voor die toeleiding naar cultuur. Laat ons zeggen, vanuit de OCMW’s heeft men het beste zicht op waar die kansengroepen zitten en hoe die kansengroepen bereikt kunnen worden.
Daarom heb ik ook aangegeven dat de lokale besturen een essentiële partner zijn in het welslagen ervan. Ook in de beheersovereenkomsten met de netwerkorganisaties zal daar bijzondere aandacht naar uitgaan. Dat is hun opdracht. Hun grootste opdracht is om de mensen die het moeilijk hebben om te participeren aan cultuur, te gaan vinden.
Dit is wat ik denk. We zullen evalueren. Publiq en Demos is inderdaad meer dan digitalisering. We moeten ook die netwerken ondersteunen, en de nabijheid moet er komen door de lokale besturen, door lokale besturen in samenwerking.
In deze legislatuur hebben we alle grote decreten van het cultuurbeleid onder de loep genomen. We hebben in alle decreten veel meer aandacht naar cultuurparticipatie laten uitgaan. In plaats van een apart decreet, hebben we die opdracht van cultuurparticipatie in de verschillende werkvormen ingestoken.
Mevrouw Segers, de Participatiesurvey is voorzien in 2026. Daarmee houden we de regelmaat van om de vier jaar aan.
Dank u wel, minister-president. Ik zal rustig het omstandige antwoord nog eens nalezen.
Ik ben blij dat er een evaluatie komt. Ik zou willen aandringen om dat al na één jaar te doen. Ik zal u zeggen waarom. We hebben hier niet alleen het debat gehad over de inkanteling en de grote zorgen daaromtrent. We zien effectief op het terrein dat de kloof groter wordt. Er is een soort mattheuseffect ontstaan door digitalisering. Je had het omgekeerde kunnen verwachten, maar dat blijkt in de praktijk dus niet waar.
Mensen hebben het door de digitalisering moelijker om aan te knopen bij razendsnelle ontwikkelingen. Heel veel dienstverlening gebeurt vandaag via apps en tools waar zij vaak niet de nodige skills voor hebben. Dat is iets waar we in het onderwijs aan werken, maar het is iets wat ook de cultuursector parten speelt.
Het is gelaagd, dat klopt. Het is daarom ook dat ik oproep om sterke motoren te voorzien in die diversiteit, in die gelaagdheid, ook vanuit de bezorgdheid uit de kennis die we al decennia aan het opbouwen zijn, rond hoe moeilijk het is om die kloof te overbruggen.
Ik hoor u praten over het OCMW. Ik weet dat er voor OCMW’s, een beetje zoals voor het onderwijs, heel veel taken toegewezen worden. Wat mevrouw Segers zegt, klopt ook. Door het feit dat de middelen niet meer geoormerkt worden, zal wat naast het OCMW zou kunnen gebeuren rond cultuur en rond het dichten van de kloof, ook door de moeilijke financiële situatie, voor heel veel besturen niet meer evident zijn. Het is niet meer evident om die keuze te maken, of om daar op andere manieren op in te zetten.
Samen met de Vlaamse Regering moeten we goed kijken hoe cultuurbeleid, ook richting mensen die vandaag weinig participeren, in concreto nog vorm krijgt. Moet de regierol niet nog harder gestimuleerd worden, ook los van het OCMW? Dat is voor mij een belangrijk aandachtspunt dat in die evaluatie, na een jaar, aan bod zou moeten komen.
Ik voel dat u bereid bent om dat ook mee te nemen. In die zin ben ik hoopvol, maar wil ik die oproep wel heel concreet doen om de aandacht voor dat mattheuseffect daarin op te nemen, gezien de bezorgdheden die vanuit de sector komen, en die ook in deze commissie geuit zijn naar aanleiding van de inkanteling.
Ik heb niet echt een antwoord gekregen op mijn vraag met betrekking tot het belang van nabijheid versus die intergemeentelijke samenwerking, waar dan ook vertegenwoordiging voorzien wordt – of zo had ik het begrepen – van de doelgroepen zelf. Het is heel erg zo dat mensen in kwetsbare posities bezig zijn met overleven, en weinig bandbreedte hebben om andere dingen erbij te nemen. Hoe groter de bureaucratie, hoe minder tijd ze hebben om hun stem te laten horen in die participatie, iets wat we nochtans belangrijk vinden.
Ik maak me echt zorgen dat de intergemeentelijke samenwerking misschien wel efficiënter is voor het beleid, en voor overheden, ook lokale overheden, maar misschien remmend werkt op die participatie en op de aanwezigheid van die stem om de tafel. Dat is toch een aandachtspunt dat ik vandaag nog extra wil benadrukken voor die kant van het verhaal. Ik hoop dat u dat meeneemt, en dat u sneller dan binnen een jaar ingrijpt, mocht dat zich veruitwendigen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.