Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, collega’s, het laatste jaar verschijnen er steeds meer berichten, onder andere op sociale media, over jonge sporters die aan een plotse hartdood sterven, vaak zonder verklaring voor de hartstilstand. Volgens Tom Teulingkx, sportarts en voorzitter van SKA, de vereniging van Sport- en Keuringsartsen, zijn er echter geen concrete cijfers. De sporters die het nieuws halen vormen het topje van de ijsberg. De werkelijke omvang is niet gekend. Daardoor missen we veel kennis die ons kan helpen bij preventie, volgens de sportarts. Hij vindt dan ook dat hieraan dringend iets gedaan moet worden. Sportartsen vragen dan ook meer onderzoek naar plotse hartstilstanden in de sport.
In 2019 werd er bij de collega’s aan de overkant een wet goedgekeurd die een betere registratie en opvolging mogelijk moet maken. Maar vier jaar later is de wet nog steeds niet van toepassing. Er wordt dan ook gepleit voor een centraal meldpunt waar alle data worden verzameld. Zo’n meldpunt kan meteen aanwijzingen geven over waar, hoe en welk onderzoek moet gebeuren. Dat meldpunt is vooralsnog niet opgenomen in de wet, zogenaamd door de complexiteit, volgens minister Vandenbroucke.
Welke visie hebt u op het gebrek aan onderzoeken naar hartstilstanden, in het bijzonder in de sport en dan vooral bij jonge mensen?
Hebt u overleg gehad met uw federale collega-minister over deze problematiek?
Welke initiatieven neemt u vanuit uw bevoegdheid om ook op Vlaams niveau bij te dragen aan een betere dataverzameling omtrent hartstilstanden in de sport?
Bent u het ermee eens dat veel kennis rond deze problematiek kan helpen bij preventie?
Minister Weyts heeft het woord.
Uiteraard laat elke hartstilstand, elk medisch probleem op een sportterrein mij niet onberoerd. Ook al ben ik geen minister van Welzijn, noch van Volksgezondheid, ik probeer wel vanuit mijn sportbevoegdheid een steentje bij te dragen, zowel aan het preventieve als aan het curatieve luik.
Ik som even enkele initiatieven op. Steeds meer sporters, clubs en federaties gebruiken Sportkeuring.be en het daaraan gelinkte platform voor sportmedisch onderzoek, dat door de sport- en keuringsartsen werd ontwikkeld. Dat platform slaat op de hele sportmedische geschiktheid van een sporter. Mensen kunnen daar een vragenlijst over hun gezondheid invullen om na te gaan of ze een sportmedisch onderzoek nodig hebben.
Het blijkt dat sportartsen ongeveer 3 procent van de sporters moeten doorverwijzen voor verder cardiologisch onderzoek. Bij sporters vanaf 14 jaar kan het nuttig zijn om een rust-ECG (elektrocardiogram) af te nemen, waarmee al veel verborgen hartafwijkingen aan het licht kunnen worden gebracht.
Uiteindelijk is ons doel dat alle sporters de vragenlijst invullen, niet alleen voor ze starten met sport, maar ook met een bepaalde regelmaat nadien, afhankelijk van de leeftijd, de sporttak en de intensiteit waarmee men sport. Zo creëer je de bewustwording dat ook de sporters zelf een verantwoordelijkheid hebben, dat ze moeten luisteren naar signalen van hun lichaam en gepast medisch advies moeten inwinnen.
We maken ook werk van een kwaliteitsstandaard rond sportmedisch geschiktheidsonderzoek, waarbij we een duidelijker kompas voorzien voor artsen. De werken hierrond zouden we volgend jaar willen opstarten. Niettegenstaande Welzijn en Volksgezondheid niet in onze portefeuille zitten, denk ik dat we in goede samenwerking met sportartsen en de groeperingen, ter zake onze verantwoordelijkheid opnemen.
We zetten ook in op preventie. Je hebt primaire en secundaire preventie. Dat is met name voorkomen dat mensen die een hartstilstand krijgen, er ook aan overlijden. Daarom ijvert het Sportcardiaal Actieplan (SCA) al enkele jaren voor betere campagnes om mensen te leren reanimeren en om meer permanent beschikbare hartstarters te installeren. Ook dat ondersteunen we met initiatieven.
Er is de e-learning EHBO waarin reanimatie verwerkt zit. Dat is een digitale module die volledig geïntegreerd werd in de opleiding Start 2 Coach, die sinds 2021 in heel Vlaanderen geldt als de basismodule in de trainersopleidingen. Dus, daar maakt het deel van uit. We zien een groeiend succes van het aantal kandidaten voor die opleiding.
Ten tweede bieden we via Sportspurt de mogelijkheid aan sportaanbieders om via een groepsaankoop reanimatiemateriaal aan te kopen, zoals een automatische externe defibrillator (aed's), en zelfs oefenpoppen met feedbacktechnologie, dat kan ook.
Wat het reanimeren betreft, moeten we als overheid natuurlijk maximaal omstaanders adviseren om hartmassage te geven, want dat kan al het verschil maken. De mond-op-mondbeademing werkt vaak drempelverhogend, mensen deinzen daarvoor terug. Beademen blijkt geen extra overlevingskansen te bieden als het door onervaren leken gebeurt.
Kinderen kunnen leren reanimeren vanaf 12 jaar. Dus hoe eenvoudiger de boodschap, hoe groter de kans dat men die ook oppikt. Daarom is de essentie: 112 bellen, meteen een hartmassage starten en iemand anders op zoek laten gaan naar een hartstarter. Dat is de essentiële boodschap die we meegeven. Dat is natuurlijk niet de verantwoordelijkheid van de sportsector alleen, maar we dragen er wel aan bij.
Ook de evolutie naar een nieuw decreet ‘veilig sportklimaat’, biedt wel wat opportuniteiten om een aantal zaken rond het sportmedisch geschiktheidsonderzoek opnieuw onder de aandacht te brengen. Daarover zijn we nog in gesprek met de federaties Gezond Sporten, SKA, de Vlaamse Sportfederatie (VSF) en de andere sportfederaties. Dat zijn denk ik allemaal belangrijke initiatieven, maar ik wil er ook wel wat meer op inzetten, ook al is het een complex geheel van bevoegdheden en bevoegdheidsniveaus.
We weten niet over hoeveel gevallen het precies gaat. Sportgerelateerde plotse dood wordt niet systematisch geregistreerd via de overlijdensaangifte. SKA vermoedt dat er enkele tientallen gevallen per jaar zijn in ons land, maar dat kan een onderschatting zijn.
Ten tweede worden de gevallen lang niet optimaal onderzocht. Bij een onderliggende aandoening kan lichamelijke inspanning hartritmestoornissen triggeren, of een impact hebben op de evolutie van de aandoening. Maar vaak zijn er vooraf aanwijzingen, die eigenlijk ook niet systematisch worden opgepikt, laat staan onderzocht, maar uiteindelijk heeft dat wel fatale gevolgen.
Ik ben natuurlijk vooral geïnteresseerd in de impact van sport op de gezondheid, maar je zou kunnen overwegen alle gevallen van onverklaard overlijden bij jonge mensen systematisch te onderzoeken. Maar goed, dan zit ik ook buiten mijn bevoegdheidsdomein.
Zo’n systematische autopsie en datavergaring over de omstandigheden en fysieke activiteiten van het slachtoffer, zouden natuurlijk wel extra data kunnen opleveren. Dat is net ook een van de doelen die de wet van 2019 – waar u naar verwijst, ook beoogt – dus ervoor zorgen dat autopsie gefaciliteerd wordt door de nabestaanden niet de kosten ervan te laten ophoesten. Maar opnieuw, dat is federale materie en het blijft tot op vandaag dode letter.
Het ontbreken van die officiële of systematische registratie is denk ik een van de redenen waarom SKA in 2016 het SCA hebben gelanceerd. Het actieplan ijvert onder andere voor een federaal meldpunt voor sportgerelateerde hartstilstand, zodat men ten minste meer zou weten en meer zicht zou krijgen op de frequentie.
Bovendien is men federaal ook verantwoordelijk en verplicht om de aed-toestellen in kaart te brengen, maar dat gebeurt onvoldoende duidelijk. Het betreft een lijst die je per mail kunt opvragen. Ik denk dat dat wat klantvriendelijker zou kunnen worden ontsloten. Dat zijn mijns inziens ook elementen die we vanuit het Vlaamse niveau moeten blijven aankaarten bij onze federale collega’s. Wij staan open voor samenwerking met het beleidsdomein Volksgezondheid op het federaal niveau.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Er zijn inderdaad al heel wat initiatieven genomen om sporters te screenen, om te leren reanimeren en voor de cursus eerste hulp bij ongevallen. Dat is heel goed. Maar mijn vraag en ook de vraag van de sportartsen gaat eigenlijk over de nood aan meer onderzoek om het aantal te weten en onderzoek bij het overlijden. Als autopsie geen verklaring geeft voor een plotse dood, dan kan er ook nog onderzoek gebeuren bij de familie. Er is in 2015 een schatting gebeurd bij het federaal kenniscentrum op basis van buitenlandse cijfers, namelijk dat er ongeveer tien jonge mensen per jaar zouden sterven. Andere schattingen hier in België geven echter tot zestig gevallen van plotse hartstilstand. Minister, ik weet dat het heel complex is en dat overleg met de bevoegde ministers nodig is. Bent u bereid om ook met federaal minister Vandenbroucke hierover te praten om die regelgeving te bekijken en toch iets van preventieve acties te ondernemen?
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Ik wilde nog even ingaan op het aspect van de aed-toestellen. Er is vanaf dit jaar een verplichting voor voetbalclubs om aed-toestellen te hebben. Ik vind dat heel goed. Ik zie ook in mijn gemeente dat voetbalclubs er aandacht voor hebben. Minister, ik wil alleen een oproep doen om vanuit uw kabinet en de minister van Welzijn nog eens de nadruk te leggen op het belang van aed-toestellen en vooral het gebruik daarvan. Ik merk in bepaalde gemeenten dat het toestel er wel hangt, maar dat het daarbij blijft. Vaak is er te weinig kennis van hoe het toestel moet worden gebruikt. Ik weet ook wel dat er lokale instanties zijn die daar cursussen over geven, maar clubs zien dat nog niet echt als een noodzaak maar eerder als een last. Maar als het dan nodig is, weten ze vaak niet hoe het moet worden gebruikt. Daarom mijn oproep om ook in te zetten op preventie en om te bekijken op welke manier de club zou kunnen worden gesensibiliseerd om effectief een opleiding te volgen om het goed te kunnen gebruiken.
De heer Muyters heeft het woord.
Ik moet eerlijk zeggen dat we van heel ver komen. Ik herinner me de tijd toen men een attest moest hebben om zich bij een sportclub te mogen aanbieden. Men moest naar de huisarts gaan, tien keer pompen, men nam de hartslag ervoor en erna en dan kreeg men een attest en kon men voor de rest van zijn leven gaan sporten. Vandaar zijn we gekomen. Vandaag zien we de keuring in functie van de sport en de intensiteit van de sport. Ik ben heel blij om te zien en te horen dat de minister verder gaat met die kwaliteitsstandaard van het sportmedisch geschiktheidsonderzoek maar ook met initiatieven zoals de trainersopleiding of de aed-toestellen, waar ik de collega volledig in ondersteun.
Ik denk dat registratie een belangrijk aspect is. Voor de rest zou ik vooral willen vragen, minister, dat u bij gelijk welke maatregel altijd voor ogen houdt dat het geen nieuwe drempel mag zijn om mensen tot sporten te brengen. Want laat ons eerlijk zijn, voor 99 procent van de gevallen is sporten gezonder dan niet sporten. Laat ons dat toch voor ogen houden en zorgen dat er geen drempels worden ingebouwd voor die ene procent – die ook heel belangrijk is, laat me dat wel duidelijk zeggen –, waardoor er van die 99 procent verschillende procenten zouden afhaken. Mijn vraag is om dat altijd voor ogen te houden.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat betreft de vraag over de bereidheid tot samenwerking met het federale niveau en het beleidsdomeinen Volksgezondheid: ja, vanzelfsprekend. Ik denk dat ik dat uitvoerig geïllustreerd heb. Ik ben er ook van overtuigd dat we vooral ondersteunend moeten werken. We hebben verschillende initiatieven uitgerold, trouwens samen met de zeer vakkundige SKA. We zetten vanuit ons sportbeleid ons beste beentje voor, maar vanuit de notie van ondersteuning eerder dan om te gaan reguleren, te gaan verplichten of allerhande drempels op te werpen om te kunnen gaan sporten. Dat is niet de bedoeling. Maar het is wel goed, ook misschien via deze vraagstelling, dat we het platform Sportkeuring.be nog eens extra onder de aandacht kunnen brengen. Ik denk dat we daar zoveel mogelijk mensen naartoe moeten leiden vanuit een preventief oogpunt.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, we zitten hier met een blinde vlek, namelijk dat we kennis missen. Die kan ons helpen bij preventie. Die preventie is voor onze fractie heel belangrijk. En dat is investeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.