Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, begin september werd algemeen directeur van Volley Vlaanderen, Geert De Dobbeleer, aan de deur gezet na een vernietigende audit van Sport Vlaanderen. Daarop besloot de voorzitter van het overkoepelende Volley Belgium, Guy Juwet, openlijk de verdediging van De Dobbeleer op zich te nemen en de verantwoordelijkheid voor het financiële debacle volledig in de schoenen te schuiven van de voorzitter van Volley Vlaanderen, Johan Van Riet. Volleybalbonden die met verwijten gooien en discussies over postjes, het is tekenend voor de crisis waarin ons volleybal is terechtgekomen. In de kranten is er sprake van potjes toedekken, bastion van oude witte mannen, vriendjespolitiek, netwerk van vertrouwelingen, machtsgrepen en vriendjescultuur.
Terwijl de positie van algemeen directeur nog steeds vacant is, is er nog een andere post bij Volley Vlaanderen die straks vrijkomt, namelijk die van technisch directeur topsport. Koen Hoeyberghs gaat in april 2024 met pensioen en zijn mogelijke opvolger zou naar verluidt niemand minder dan Gert Vande Broek zijn. Gert Vande Broek is de man die zich volgens de tuchtraad als coach van topclub Asterix Kieldrecht en als bondscoach van de Yellow Tigers schuldig maakte aan pestgedrag, machtsmisbruik en manipulatie. In de kranten wordt de link gelegd tussen Gert Vande Broek en enkele van zijn vertrouwelingen, onder wie Guy Juwet, huidig bondscoach Kris Vansnick en Kris Eyckmans, de huidige directeur van de Topsportschool volleybal in Vilvoorde. Zij zouden de macht naar zich toe willen trekken in het volleybal. Dat de prestaties van de Yellow Tigers ondertussen lijden onder deze machtsspellen, is blijkbaar van minder groot belang voor de betrokkenen.
Ik heb dan ook de volgende vragen, minister.
Ten eerste, klopt het dat Gert Vande Broek aanspraak maakt op de functie van technisch directeur topsport? En tot wanneer kunnen kandidaturen worden ingediend?
Ten tweede, is er al contact genomen met de verschillende betrokkenen om duidelijkheid te scheppen in dit hele verhaal rond belangenvermenging en vriendjespolitiek?
Drie, wat is uw reactie op de beschuldiging dat Gert Vande Broek zijn eerdere posities als kabinetschef van voormalig minister van Sport – mijnheer Muyters – en als lid van de Taskforce Topsport, zou misbruikt hebben om meer centen naar Volley Vlaanderen te laten stromen?
Vier, waarom behoort Volley Vlaanderen al jaren tot een van de best gesubsidieerde federaties binnen de topsport?
Minister Weyts heeft het woord.
Misschien eerst een persoonlijke bede: ik zou toch behoedzaam zijn en behoedzamer omspringen met het rondstrooien of versterken van persoonlijke verdachtmakingen en beschuldigingen allerhande. Dat is niet alleen in het belang van de betrokken individuen, maar ook de volleybalsport ‘in global’. Het is niet omdat wij hier in een parlement zitten, dat wij zomaar alles kunnen gaan rondstrooien of gaan versterken, laat staan dat we geruchten een megafoon geven. Want als het dan gaat over het gerucht met betrekking tot de persoonlijke situatie van Gert Vande Broek en zijn vermeende aanspraak op de functie van technisch directeur topsport, dan kan ik dat formeel ontkrachten. Er is zelfs geen kandidatuur geweest in zijnen hoofde. Er is vanuit Volley Vlaanderen een andere kandidaat voorgedragen aan de Taskforce Topsport. Dus: hij heeft daarvoor zelfs niet gekandideerd.
De rol van experten in het topsportbeleid is essentieel om tot een kwaliteitsvolle besluitvorming te komen. Ik denk ook dat het een van de sleutels en ingrediënten is van ons succesvol topsportbeleid in Vlaanderen. Het is inderdaad zo dat experten op dat vlak mogelijk ook die functie kunnen cumuleren met andere functies. Net daarom worden adviezen geformuleerd volgens een heel transparant proces en met de betrokkenheid van verschillende instanties. Die rollen en verantwoordelijkheden zijn ook duidelijk omschreven in het Topsportactieplan dat wij hier altijd in alle openheid aandienen. Dat geldt zowel voor de Stuurgroep Topsport als voor de Taskforce Topsport en dus alle leden die daartoe behoren.
De besluitvorming daarbinnen verloopt via een transparant proces, zo objectief mogelijk. Ik zal misschien formeel die verschillende trappen duiden.
De federatie dient een aanvraag in bij Sport Vlaanderen. Die aanvraag moet natuurlijk passen binnen ons Topsportactieplan, dat is de globale chapeau waarvan we vertrekken. De aanvraag wordt door de betrokken programmamanagers besproken in een bilateraal gesprek met de technisch directeur topsport. Alle aanvragen van alle topsportfederaties worden daarna collectief besproken en kritisch bekeken binnen de afdeling Topsport, die vervolgens een gemotiveerd voorstel aandient voor de Taskforce Topsport. Die Taskforce Topsport behandelt de aanvragen aan de hand van geobjectiveerde criteria, opnieuw zoals die zijn opgenomen in het Topsportactieplan.
Het gaat hier over de uitvoering van een gedetailleerde beleidsvisie. Via de aanwezigheid van een raadgever Sport in mijn kabinet, ben ik als minister vertegenwoordigd bij de bespreking van die dossiers.
Er is ook een duidelijk vastgelegd huishoudelijk reglement, dat bepaalt dat alle leden de deontologie moeten respecteren. In geval van persoonlijke betrokkenheid of mogelijke belangenvermenging moet een lid zich onthouden van de discussie en dus vanzelfsprekend ook van de beslissing. Die deontologische richtlijnen worden nageleefd. Dat geldt ook voor de Stuurgroep Topsport.
Wij hebben Volley Vlaanderen gevraagd om een evaluatie uit te voeren met betrekking tot een ander deel van het verhaal, namelijk de beschuldiging die wordt geuit dat één volleybalclub wordt bevoordeeld. Wij hebben aan Volley Vlaanderen gevraagd om de vorige en de huidige systematiek – waarbij bepaalde clubs uit de hoogste klasse een professioneler programma hebben en een bepaald statuut verwerven – onder de loep te nemen, met betrokkenheid van alle clubs. Alles wordt op tafel gegooid, zodat er in alle openheid een discussie ontstaat. Ik denk dat er lessen kunnen worden getrokken uit het verleden, zonder dat we zo nodig de positieve elementen van de huidige systematiek zomaar overboord moeten gooien.
Ik denk dat het aan Volley Vlaanderen is om vernieuwde systemen uit te denken en voor te leggen aan Sport Vlaanderen. Het klopt dat Volley Vlaanderen op het vlak van topsport tot de best gesubsidieerde federaties behoort. Daar zijn ook redenen voor, objectieve redenen.
Ten eerste is volleybal een ploegsport, die omwille van het aantal spelers en omkadering per definitie ook meer kost dan de programma’s voor individuele sporters. Bovendien worden omwille van het aanwezige potentieel in die sport, de programma’s – zowel bij de dames als bij de heren, zowel bij de senioren als bij de jeugd – ondersteund.
Ten tweede, volleybal is een volledig Vlaamse aangelegenheid. Zowel bij de dames als bij de heren zijn de nationale ploegen bij de senioren en de jeugd bijna uitsluitend samengesteld uit Vlaamse spelers. Er is bijgevolg geen cofinanciering van de Franstalige collega’s voor de nationale ploegen bij de jeugd en de senioren, dus vanuit de Administration de l'Education Physique et des Sports (ADEPS) is er eigenlijk nauwelijks financiering. Vanuit het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) is er slechts een heel beperkte bijdrage. Dus het is vooral op Vlaams conto dat er het een en ander komt. Als je dat bijvoorbeeld gaat vergelijken met voetbal of met hockey, dan liggen die verhoudingen totaal anders.
Daarnaast heeft Volley Vlaanderen voor haar talentontwikkelingsprogramma, conform de krijtlijnen van ons Topsportactieplan Vlaanderen, een sterk gecentraliseerde werking, ook op jonge leeftijd. Dat is dus vanaf de eerste graad secundair onderwijs in Leuven, en vanaf de tweede graad in de topsportschool van Vilvoorde. Dat is dus zowel voor jongens als voor meisjes in zaalvolleybal. De afgelopen olympiade kwam daar nog de werking rond beachvolleybal bij, die vanaf de eerste graad in Leuven wordt georganiseerd. De topsportschoolwerking voor zaalvolleybal levert het gros van de kernspelers en speelsters af voor de nationale ploegen.
In het kader van de topsportschool wordt er ook deelgenomen aan internationale toernooien, wat natuurlijk ook absoluut noodzakelijk is om beloftevolle jongeren ervaring te laten opdoen en om ze te leren presteren onder druk. Een sterk gecentraliseerd programma voor zaal- en beachvolleybal, gekoppeld aan nationale en internationale stages en wedstrijden, kan enkel kwalitatief worden georganiseerd en omkaderd als er daar ook voldoende middelen tegenover staan, dus er is geen sprake van half werk.
Ik denk dat dat ook wel vruchten afwerpt. Ik denk dat je de inspanningen kunt aflezen uit de resultaten, niettegenstaande dat we op internationaal vlak toch een kleine natie zijn, moet je toch vaststellen dat zowel de mannen als de vrouwen recent hebben bewezen dat ze zeer dicht aanleunen tegen de doelstellingen die we in ons Vlaams topsportbeleid vooropstellen: namelijk de top acht op mondiaal niveau.
De vrouwen werden negende op het wereldkampioenschap (WK) in 2022. De mannen konden zich, ondanks een erg sterk olympisch kwalificatietoernooi afgelopen maand, helaas net niet kwalificeren voor de Olympische Spelen (OS). Dat was een tegenvaller, maar uiteindelijk hebben ze sterke prestaties neergezet.
Een belangrijke kanttekening daarbij zijn ook de recente sterke prestaties van onze jongeren. Ik verwijs dan naar de U19 en de U21. Je ziet ook wel dat de forse investering die we doen in topsport en topvolleybal – ook via onze topsportscholen – wel vruchten afwerpt. Dat zit misschien op iets langere termijn – dat is de evidentie zelve –, maar daar kunnen we wel de vruchten van plukken. De integratie van talenvolle spelers uit onze jeugdreeksen in de nationale ploeg op seniorenniveau kan op termijn de resultaten natuurlijk naar een nog hoger niveau tillen.
Dus ik denk dat wat de werking van Volley Vlaanderen betreft, er absoluut iets voor te zeggen valt dat er grondig geremedieerd moet worden, maar laat ons vooral niet het kind met het badwater weggooien.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, ik noteer dat er dus niet gekandideerd werd voor de functie van technisch directeur. Dat is denk ik geruststellend nieuws voor veel mensen. Ik wil toch ook zeggen dat wat ik hier heb vernoemd, niet allemaal geruchten zijn, want ik heb gepraat over dingen die de tuchtraad heeft gezegd. Woorden als ‘pestgedrag’, ‘machtsmisbruik’ en ‘manipulatie’ komen niet van mij, maar van de tuchtraad.
Binnen het volleybal zelf worden er toch al jaren vragen gesteld over de verschillende functies die de heer Vande Broek doorheen de jaren heeft gecumuleerd: coach, bondscoach, adviseur topsport, dan nog eens kabinetschef. Hij heeft doorheen de loop der jaren een enorme machtspositie en een enorm netwerk uitgebouwd. Een netwerk uitbouwen is op zich zeker niet slecht. Dat kan zelfs goed worden gebruikt, maar zo komt ook toch steeds terug dat de toptalenten van de Vlaamse topsportschool Volleybal bijna integraal doorstromen naar Asterix Avo Beveren, de ploeg waar de heer Vande Broek ook al jaren actief is als coach, en nu als sportief directeur. Ik had dan ook nog uw mening willen weten over het feit dat Asterix Avo Beveren bijna al de grootste talenten uit het Belgisch volleybal, jaar na jaar aan zich bindt.
Ik zou ook willen weten – maar ik meen te hebben verstaan dat u vindt dat dat kan – hoe u staat tegenover het opleggen van een decumul, zodat een clubcoach in het volleybal, geen opdracht meer mag hebben binnen de Vlaamse topsportschool of de nationale ploeg. Maar dan gaat u misschien zeggen dat er in het Topsportactieplan Vlaanderen staat dat dat kan. Maar moet dat Topsportactieplan dan niet worden herbekeken – in de eerste plaats voor het welzijn van heel wat speelsters – als we zien tot welke problemen al dat cumuleren van functies de voorbije jaren heeft geleid?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, ik heb het graag over volleybal, vooral omdat de topkwaliteit die we vanuit Vlaanderen afleveren, zo opmerkelijk is. Ik heb het dan over de Yellow Tigers, de Red Dragons en over alles wat er op het veld gebeurt. Ik val een beetje in herhaling, aangezien we het op 4 oktober ook al hadden over perikelen naast het veld en problematieken buiten de spelers om. Het is spijtig dat het alleen daarover gaat wanneer we binnen deze commissie over volleybal spreken.
Ik stel me een vraag die ik toen niet heb gesteld. Ik vraag me af wat de parlementaire meerwaarde van deze bespreking momenteel is. Begrijp me niet verkeerd: grensoverschrijdend gedrag mag zeker niet onder de mat worden geveegd en stilzwijgen mag zeker ook niet worden afgekocht. Maar dat is hier allemaal niet aan de orde. Dit is als het ware een heksenjacht. Hier wordt een persoon geviseerd. Ik kan geen parlementaire meerwaarde afleiden uit het stellen van deze vragen. Het is koren op de molen van de roddelpers, waar we niemand een plezier mee doen, en nog in het minst de spelers die telkens als ze op het veld staan, alles geven. Ik vind dat ongelooflijk betreurenswaardig.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Wat betreft de schijn die rond dit dossier verschijnt, wil ik me alleen maar bij de vorige spreker aansluiten. Ik betreur ook het beeld dat van Volley Vlaanderen wordt opgehangen. Ik denk dat we allemaal beseffen dat Volley Vlaanderen een heel belangrijke organisatie is, die zeer veel goede prestaties levert in het belang van alle sporters die vandaag die sport beoefenen.
Ik heb een bijkomende vraag, minister, over de evaluatie die wordt gevraagd en die aan de betrokkenen zal worden voorgelegd. Wanneer verwacht u die evaluatie? Hebt u zicht op de timing? Dank u wel.
Minister Weyts heeft het woord.
Heel concreet wat de vraag rond Asterix betreft: daar heb ik wel degelijk op geantwoord. Het gaat erom dat men met de clubs in alle openheid de systematiek, ook uit het verleden, op de tafel moet leggen. Ze moeten ook een hernieuwde systematiek uitdenken en ter goedkeuring aan Sport Vlaanderen voorleggen.
Als het gaat over de vraag naar decumul: let wel, een deel van het succes van een topsportbeleid zit ook vervat in de kwaliteit en het professionalisme van onze coaches. Die coaches zijn internationaal absoluut gegeerd. Als je spreekt over iemand als Gert Vande Broek: hij heeft ongelooflijk veel aanbiedingen op internationaal niveau gekregen en hij is er blijkbaar niet op ingegaan. Je mag toch ook soms wel iets zeggen in het voordeel van de man. Als we een generieke regel zouden gaan uitvaardigen dat elke coach een cumulverbod zou hebben, dan zouden we, denk ik, heel veel talent aan onze neus zien voorbijgaan. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Wel is het vanzelfsprekend zo dat deontologie en het vermijden van belangenconflicten voorop dienen te staan. Daar ben ik het grondig mee eens. Als er zich ter zake problemen aandienen, dan moet er worden opgetreden. Maar ik zou niet het kind met het badwater weggooien door te zeggen dat alle coaches honderd procent, zich enkel en alleen met een bepaalde coachende functie moeten bezighouden. Ik denk dat het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de federaties is, maar die bevinden zich in een internationale, concurrentiële wereld. Wanneer we zo’n verregaande beperking zouden opleggen aan kandidaten of geïnteresseerden, dan zouden er veel kandidaten afhaken, denk ik. Dat zou niet verstandig zijn.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
De parlementaire meerwaarde van deze vraag is heel duidelijk. Als parlementslid moeten we ijveren voor gezond en ethisch sporten. Ik denk dat dat onze taak is. Het welzijn van de sporters moet centraal staan, naast, inderdaad, goede resultaten, zoals u hebt gezegd.
Dit heeft niets met een heksenjacht te maken. Als men een rapport van de tuchtraad als een heksenjacht begint te zien, ben ik blij dat ik dat op de tafel leg, in de hoop dat in de toekomst dergelijke discussies kunnen worden vermeden en dat het alleen nog over de goede resultaten kan gaan, maar niet meer over de termen – ik zal ze niet meer noemen – die de tuchtraad heeft uitgesproken in verband met wat er gaande is. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.