Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega’s, het is al vele jaren verplicht in Vlaanderen om op regelmatige basis de cv-ketel te laten onderhouden. Wie verwarmt op gas, moet elke twee jaar een onderhoud en nazicht van het toestel laten uitvoeren, bij stookolie is dat jaarlijks.
In het verleden was er geen handhaving, al was het maar omdat er geen databank bestond. Vanaf dit jaar zijn erkende installateurs echter verplicht om het onderhoud van cv-ketels digitaal te registeren op een platform van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA). Zo zal er eind volgend jaar normalerwijze een compleet overzicht zijn van alle ketels die al dan niet in orde zijn.
In eerste instantie leek het erop dat, na een reactie door een woordvoerster van het VEKA, de Vlaamse overheid wel degelijk van plan is om het verplichte onderhoud streng te handhaven. Het zou niet zonder gevolg blijven als iemand niet voldoet aan de verplichting tot onderhoud. Een overtreding kan volgens die woordvoerster geklasseerd worden als een milieu-inbreuk of milieumisdrijf, afhankelijk van het type overtreding. Ook de straffen die eraan verbonden zijn, zijn niet min, gaande van boetes over strafrechtelijke vervolging tot in het extreemste geval zelfs een gevangenisstraf. Dat lijkt volgens mij toch wel op overshooting.
Het lijkt ons belangrijk dat we, naast handhaving, vooral werken aan de communicatie en sensibilisatie over die verplichting tot onderhoud en de frequentie ervan. In die zin is zo’n databank wel degelijk een nuttig instrument om mensen te begeleiden en te ondersteunen, om ervoor te zorgen dat ze op een veilige manier hun woning verwarmen. Ik veronderstel en vrees namelijk dat er op dit moment nog heel veel eigenaars en bewoners van woningen zijn die eigenlijk niet weten dat er zo’n verplichting bestaat, laat staan dat ze weten hoe belangrijk het is om dat onderhoud op regelmatige basis te laten uitvoeren.
Minister, u hebt in uw latere communicatie het VEKA teruggefloten. Er zou geen handhavingsbeleid komen. Anderzijds moeten we er natuurlijk voor zorgen dat wat voorzien is, ook gerealiseerd wordt, namelijk dat zoveel mogelijk mensen hun woning op een veilige manier verwarmen en dat er structureel onderhoud wordt voorzien, conform het vastgelegde ritme.
Ik heb hierover een aantal vragen, minister.
Staat u nog altijd achter het idee om een frequent onderhoud effectief te verplichten, zowel voor stookolie- als gasbranders? Er werd een verschillend ritme opgelegd: het ene om het jaar, het andere om de twee jaar. Misschien is het op dit moment, met de huidige stand van de technologie en de nieuwere toestellen die er de voorbije jaren geplaatst werden, wel de vraag waarom die behouden moet blijven. Blijft u dus achter die verplichting staan? Op basis waarvan werd de frequentie van het verplicht onderhoud beslist? Is de eventuele bijsturing van die frequentie relevant en nuttig?
Is volgens u een bijsturing of evaluatie van deze regelgeving nodig of op komst?
Zoals gezegd, lijkt sensibilisering mij belangrijker dan handhaving. Welke sensibiliseringsacties voorziet u in de toekomst om ervoor te zorgen dat dat onderhoud en dat nazicht wel degelijk gebeuren en dat mensen op de hoogte zijn van deze verplichting?
Om dat te doen, zijn er natuurlijk mensen nodig op het terrein. We weten allemaal dat de installateurssector het moeilijk heeft om mensen te vinden. Hebt u een inschatting van het aantal mensen dat bezig is met dit onderhoud?
Als we hier actiever rond werken, zal er allicht meer onderhoud gebeuren. De vraag is of de sector daar klaar voor is. Hebt u overleg met de sector om ervoor te zorgen dat er voldoende technische profielen zijn om dit in de praktijk te brengen?
Minister, in uw reactie op de VEKA-verklaringen gaf u aan dat een handhavingstraject “een louter theoretische mogelijkheid” betreft en dat u eerder zou inzetten op de sensibilisatie over de noodzaak van een nieuw onderhoud. Mijn vraag is dus heel concreet: welke stappen zult u op dat vlak zetten? Zal het VEKA communiceren naar mensen die geen onderhoud laten uitvoeren hebben of laten registreren hebben in de databank? Op welke manier zal dat gebeuren? Wanneer zal dat gebeuren?
Minister, als er op geen enkel moment een handhaving komt, is het dan nog zinvol om die regels te laten bestaan, met de bijhorende zware sancties? Voorziet u op dat vlak een aanpassing aan de regelgeving?
Minister Demir heeft het woord.
De onderhoudsverplichting werd in 2006 in Vlaanderen ingevoerd via een besluit van de Vlaamse Regering door de toenmalige Vlaamse minister voor Energie. De bedoeling van deze maatregel was het verbeteren van de luchtkwaliteit in Vlaanderen, het beschermen van de gezondheid van alle Vlaamse burgers en het bevorderen van de energie-efficiëntie van stooktoestellen.
We evalueren ons beleid constant. Ik heb, naar aanleiding van uw vraag, aan de administratie gevraagd om een grondige evaluatie uit te voeren om vervolgens te bekijken wat er moet gebeuren. Ik denk namelijk dat heel veel mensen dit niet weten. Tot ik minister van Energie werd, wist ik het zelf ook niet. En als je jezelf kent, ken je de rest van de wereld, denk ik.
Daar zou ik van alles over kunnen zeggen, maar dat ga ik niet doen. (Gelach)
Ik denk dat vele eigenaars van een installatie hier niet van op de hoogte zijn. Dan mogen mijn administratie en mijn medewerkers nog zeggen dat ze die informatie toch verschaffen via de website en dergelijke, maar als je een enquête zou uitvoeren, zou blijken dat een groot deel van de bevolking dit niet weet. Daar schort dus nog veel aan.
We moeten bekijken wat we doen met deze regelgeving, die in 2006 met alle goede wil van de wereld werd ingevoerd. Ik vind dat je dat altijd met een open blik moet bekijken en dat je sommige dingen ook grondig in vraag moet durven stellen.
Verder is het ook zo dat er vanaf volgend jaar via de woningpas specifieke en gepersonaliseerde informatie beschikbaar gesteld zal worden aan de eigenaars van een installatie. Het gaat dan bijvoorbeeld over de historiek van het uitgevoerde onderhoud, een indicatie voor het opnieuw laten uitvoeren van het onderhoud en het aangeven van eventuele tekortkomingen.
Er volgt dus een evaluatie en we zullen bekijken waar we kunnen bijsturen. Zodra we bijgestuurd hebben, zullen we op een grondige manier aan de burgers uitleggen wat er van hen wordt verwacht.
Er zijn in Vlaanderen 3724 erkende technici voor vloeibare brandstoffen en 7406 erkende technici voor gasvormige brandstoffen. De effectieve inzet van deze erkende technici is niet gekend, aangezien er voor 2023 geen meldingsplicht was van de uitvoering van de activiteiten rond keuring en onderhoud van centrale stooktoestellen. Dit gaat beter opgevolgd kunnen worden dankzij de recent ingevoerde meldingsplicht.
In overleg met de sector tracht ik nog andere acties te ontwikkelen die ervoor zorgen dat deze technische profielen zich ten volle op de technische acties kunnen focussen, bijvoorbeeld door digitalisering en automatisering van de verplichte meldingen. Zo ontwikkelde het VEKA een koppeling tussen de systemen van de technici en de verwarmingsdatabank, die op 1 september 2023 van start is gegaan. Hierdoor worden de onderhoudsgegevens automatisch in de verwarmingsdatabank geüpload en moeten technici dit niet meer manueel doen.
Dan kom ik tot uw vijfde vraag. De handhaving van de verplichtingen met betrekking tot het laten uitvoeren van de keuring voor eerste ingebruikname en het onderhoud van centrale stooktoestellen is een bevoegdheid van de lokale overheden. Ik denk dat er zich op dat vlak al een groot probleem stelt en dat de lokale overheden dat niet weten of alleszins niet doen. Dit is dus geen bevoegdheid van het VEKA.
Gezien het subsidiariteitsprincipe werd het lokale niveau in 2006, bij de invoering van dat besluit, aangeduid voor deze handhaving. Het zijn dus de lokale overheden die kunnen optreden bij inbreuken van particulieren tegen deze verplichtingen. Het zijn dus ook de lokale overheden die eventueel stappen kunnen zetten rond handhaving.
Er is dus geen Vlaamse handhaving. Ik heb inderdaad verklaard dat het VEKA-platform, waarin de installateurs keuringen en onderhoud moeten melden, enkel ingezet zal worden om particuliere eigenaars en gebruikers verder proactief en gepersonaliseerd te informeren.
Samenvattend kan ik stellen dat ik denk dat we dit beleid grondig moeten bijsturen, want vandaag trekt het op niet veel.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Bedankt voor uw korte samenvatting op het einde, minister. Ik denk dat er inderdaad goede intenties waren toen die verplichting in 2006 werd ingevoerd. Het idee om een ketel regelmatig te onderhouden is heel logisch, denk ik. Het feit dat we dat nu kunnen registreren, is ook een troef waarmee we aan de slag kunnen gaan om mensen te sensibiliseren. Ik denk echter dat er eerst eens ten gronde bekeken moet worden of de frequentie van het onderhoud die nu in de regelgeving voorzien is, wel degelijk noodzakelijk en wenselijk is in functie van de doelstelling die voorzien wordt. Het is vrij logisch dat je, als je een nieuwe auto koopt, daar niet elk jaar opnieuw mee naar de keuring moet. Ik kan me voorstellen dat bij mensen die een heel recente verbrandingsinstallatie of -ketel hebben geïnstalleerd, de noodzaak tot onderhoud verschilt van die bij mensen met een installatie van twintig jaar oud. Dat is een eerste vraag die ten gronde bekeken zou moeten worden en die aanleiding kan geven tot een bijsturing van de regelgeving.
Ik hoop dat het VEKA hierover in overleg gaat met de installateurs en met de bedrijven die dergelijke toestellen produceren om de noodzaak tot onderhoud in kaart te brengen maar tevens de haalbaarheid van zo’n onderhoud. Zijn er genoeg mensen? Is het betaalbaar voor mensen die onderworpen zijn aan deze verplichting? Dat moet geëvalueerd worden.
Verder ben ik blij dat er geen Vlaamse handhaving wordt voorzien. Ik denk dat we in dezen geen boetes of straffen nodig hebben, maar wel sensibilisatie, het liefst op individueel niveau. De woningpas kan hierbij een instrument zijn. Misschien is dit een aanleiding om de woningpas zelf ook bekender te maken bij de Vlamingen. Daarom stel ik voor om die communicatie zo persoonlijk mogelijk te doen. Hoe ziet het VEKA dat? Op welke termijn mogen we daarvan een resultaat verwachten?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dit is inderdaad een belangrijk probleem, minister. Als je weet hoeveel verbrandingsinstallaties er zijn en veronderstelt dat een technicus 1600 uur per jaar kan werken, dan kom je tot de vaststelling dat de technici waarover u het had – 7600 voor de gasvormige brandstoffen en 3600 voor liquide brandstoffen – fulltime enkel daarmee bezig zullen zijn. Dat is dus volgens mij een eerste probleem: het vinden van de bevoegde technici. Je merkt ook dat het beroep niet meer in trek is omdat er meer en meer sprake is van elektrificatie en warmtepompen en omdat technici niet meer de bijscholing volgen om te werken als erkende brandertechnicus. Dat is dus een probleem.
Collega Bothuyne, deze maatregel werd in 2006 vooral ingevoerd omdat men wilde dat de installaties een goed rendement hadden. Als een installatie onderhouden wordt, kan namelijk het rendement verbeterd worden en dat is goed voor het klimaat en goed voor het leefmilieu. Dat was eigenlijk de basisreden waarom men dat heeft ingevoerd.
Bij vele nieuwe installaties is een systeem aanwezig dat detecteert wanneer een onderhoud nodig is. Dat kan getracet worden, net zoals bij een nieuwe wagen. Dat lost natuurlijk het probleem bij de oudere installaties niet op. Ook bij warmtepompen is het nodig dat er een adequaat onderhoud gebeurt. Mensen bellen dan wel een technicus als er een panne is, als ze geen verwarming meer hebben, maar dan kan het al te laat zijn.
We hebben gezien dat de controles bij koelinstallaties wel werken, maar er zijn misschien wel tien keer meer verwarmingsinstallaties dan koelinstallaties. We zullen dus een systeem moeten bedenken dat betaalbaar blijft voor de eindklant maar dat ook een zekere comfortgarantie biedt. Het is altijd vervelend als je ketel in panne valt en je dan twee of drie dagen moet wachten op een technicus en ondertussen in de kou zit. Er moet dus preventief gewerkt worden, maar op een verstandige manier. Volgens mij wordt het vinden van de juiste mensen het grootste probleem.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel voor de verschillende bijkomende opmerkingen. Collega’s, ik denk dat ik eerst die regelgeving van 2006 ga evalueren. Zoals collega Bothuyne zei, is die regeling met goede bedoelingen ingevoerd. We moeten nu kritisch bekijken hoe we die kunnen bijsturen. Uiteraard moeten de lokale besturen ook betrokken worden bij die evaluatie.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Inderdaad, de lokale besturen moeten betrokken worden, maar zeker ook de sector van installateurs en producenten van dergelijke toestellen, zodat we weten wat een goed ritme voor onderhoud is. Zoals collega Gryffroy zei, is het belangrijk om proactief te werken en goed te communiceren opdat mensen niet wachten tot er een probleem is. Zeker als er een probleem is dat kan leiden tot onveilige situaties, is het volgens mij heel belangrijk om proactief te sensibiliseren en actie te ondernemen.
Minister, we kijken uit naar de evaluatie en de bijsturing en we zullen u daar ongetwijfeld later nog mee lastigvallen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.