Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Deze vraag om uitleg werd via videoconferentie behandeld.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, het omzetten of opmaken van natuurbeheerplannen komt voort uit de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen en de doelstellingen van de Vlaamse Regering inzake het onder effectief natuurbeheer brengen van natuurgebieden. In het Vlaamse regeerakkoord is de doelstelling opgenomen om 20.000 bijkomende hectare natuur onder effectief natuurbeheer te brengen. Momenteel liggen er elf dossiers ter publieke consultatie. Op regelmatige basis volgen er dus nog nieuwe dossiers.
Er is al langer kritiek op de manier waarop andere bestemmingen dan natuur worden opgenomen in natuurbeheerplannen. Ook houden de goedgekeurde plannen niet of onvoldoende rekening met de ruimtelijke afspraken, bijvoorbeeld binnen de visie van een lokaal bestuur of binnen een goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP).
Uit uw antwoord, minister, op mijn schriftelijke vraag nr. 416 van 27 januari 2023 blijkt dat de administratie binnen het tijdsbestek van een schriftelijke vraag geen analyse kon uitvoeren van de oppervlaktes aan agrarisch gebied die worden opgenomen in een globaal kader of de goedgekeurde natuurbeheerplannen. U verwees naar eerdere analyses uit 2022. Ik citeer: “Voor de effectief deelnemende percelen ligt 9 procent van de percelen in agrarische bestemmingen, 1 procent in herbevestigd agrarisch gebied en 90 procent in andere gewestplanbestemmingen. Voor het globaal kader ligt 25 procent in agrarische bestemmingen, 2 procent in herbevestigd agrarisch gebied en 73 procent in andere gewestplanbestemmingen.” Einde citaat.
Uit deze cijfers blijkt naast een aanfluiting van het herbevestigd agrarisch gebied dat voorzien werd voor professioneel landbouwgebruik, ook een onterechte voorafname aan de uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) om bijkomende natuurdoelen op een geïntegreerde wijze via de aanpak van ruimtelijke uitvoeringsplannen te bepalen.
Wanneer een natuurbeheerplan type 4 wordt goedgekeurd, krijgt de indiener in het globale kader aankoopsubsidies in functie van natuurreservaten. Dit heeft tot gevolg dat terreinbeherende verenigingen hun aankoopbeleid steeds meer richten op deze gronden, los van de ruimtelijke bestemming. Voor bebossing kan de subsidie oplopen tot 90 procent. Daardoor zien we al snel dat ze een concurrent vormen op de grondenmarkt, bijvoorbeeld van landbouwers die landbouwgebied willen verwerven.
Bovendien – en niet het minst – bestaat het risico dat het agrarisch gebied gelegen in een globaal kader stelselmatig wordt uitgehold door aankopen in functie van natuurrealisatie. Ik had van de minister graag een antwoord gekregen op volgende vragen.
Hoe wilt u ervoor zorgen dat de natuurbeheerplannen met bijhorende globale kaders niet in strijd zijn met de visie en/of de goedgekeurde plannen van lokale besturen?
Hoe wilt u verhinderen dat het herbevestigd agrarisch gebied of het agrarisch gebied op sluipende wijze wordt ingenomen door de opname van deze gronden in de ruimere globale kaders?
Op welke manier wilt u de aankoopsubsidies voorbehouden voor gronden die gelegen zijn in de ruimtelijke bestemmingen voor natuur?
Hoe wilt u het herbevestigd agrarisch gebied uitsluiten van deze globale kaders?
Momenteel bestaat er geen verplichting om het opnemen van agrarisch gebied in een globaal kader te verantwoorden. Bent u bereid om deze verantwoording te vragen bij de indieners van een natuurbeheerplan?
Minister Demir heeft het woord.
Ik wil vooraf meedelen dat ik omtrent dit thema geen letter veranderd heb aan de regelgeving van mijn voorgangster. Ik denk dat het wel belangrijk is om dat te onderstrepen.
Voor zover voldaan wordt aan de wettelijke voorschriften en voorwaarden, is de goedkeuring van effectief deelnemende percelen van een natuurbeheerplan mogelijk in verschillende ruimtelijke bestemmingen, ook in het agrarisch gebied. Er is geen rechtstreekse relatie tot een goedgekeurd natuurbeheerplan en de ruimtelijke ordening.
Voor de goedkeuring van een natuurbeheerplan type 4 op deelnemende percelen buiten de gebieden die hiervoor voorzien zijn vanuit de natuurregelgeving en ruimtelijke ordening, zijn bijkomende voorwaarden voorzien in het artikel 16ter decies van het Natuurdecreet. Met andere woorden: de regelgeving die werd goedgekeurd onder mijn voorgangster, sluit niet uit dat een perceel met agrarisch en landschappelijk waardevol agrarisch gebied, gelegen buiten de gebieden afgebakend in uitvoering van internationale overeenkomsten of verdragen betreffende het natuurbehoud, kan worden opgenomen in een natuurbeheerplan type 4. Aan die regelgeving van mijn voorgangster heb ik niets veranderd.
Mijn administratie beoordeelt de aanvraag voor het verkrijgen van aankoopsubsidies dossier per dossier op basis van een doelmatigheidstoets. De regelgeving sluit dus niet uit dat er aankoopsubsidies worden verleend in het agrarisch gebied.
Binnen herbevestigd agrarisch gebied kunnen geen aankoopsubsidies verkregen worden voor gronden in landbouwgebruik, zoals vermeld in artikel 34, §2, van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de subsidiëring van de planning, de ontwikkeling en de uitvoering van het geïntegreerd natuurbeheer.
Opname van herbevestigd agrarisch gebied in een globaal kader is niet uitgesloten. Er zijn natuurlijk wel voorwaarden voor de goedkeuring als deelnemend perceel van een natuurbeheerplan type 4 en aankoopsubsidies.
Tot slot kom ik tot uw vijfde vraag. Om een goedgekeurd natuurbeheerplan te kunnen krijgen in agrarisch gebied moet men, zoals eerder gezegd, voldoen aan de voorwaarden uit artikel 16ter decies van het Natuurdecreet dat er al was.
De heer De Roo heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik begrijp dat u op al mijn vragen antwoordt met de stelling dat u daar niets aan zult veranderen. U verwijst … (onverstaanbaar) … aan de regelgeving. Maar de context is natuurlijk wel gewijzigd. Ik heb die context ook meegegeven, onder andere de doelstelling in het Vlaamse regeerakkoord om 20.000 hectare extra onder effectief natuurbeheer te brengen.
U verwijst naar twee belangrijke artikelen, ten eerste naar artikel 16ter decies. In dat artikel – en dat zult u zeker goed weten – staat, als je dat goed leest, dat er in principe geen natuurreservaat erkend kan worden als dat gronden zijn met een hoge geschiktheid voor normaal landbouwgebruik of gronden waarvan de erkenning de agrarische structuur zou aantasten. Als je dan een ruimer globaal kader met herbevestigd agrarisch gebied intekent, waardoor de deelnemende percelen kunnen uitbreiden richting dat agrarisch gebied of dat herbevestigd agrarisch gebied, dan staat dat eigenlijk haaks op het gegeven dat een natuurreservaat de agrarische structuur niet mag aantasten. In paragraaf 3, eerste lid, staat heel duidelijk “de erkenning mag die agrarische structuur niet aantasten”. Dus dan zou er toch een manier moeten zijn, als men kan aantonen dat agrarische percelen een hoge landbouwwaarde hebben, waarop die niet opgenomen kunnen worden in die erkenning van een natuurreservaat. Dat staat heel duidelijk te lezen in dat artikel 16ter decies. U hebt er ook rechtstreeks naar verwezen en vandaar dat uw antwoord mij ook verbaast. Als u daarnaar verwijst, zou u volgens mij eigenlijk moeten zeggen: gezien de huidige feiten, en zeker gezien een aantal recente dossiers, zien we toch dat het decreet – waarin duidelijk de richting is aangegeven dat het niet de bedoeling kan zijn dat de agrarische structuur aangetast wordt – daar vandaag eigenlijk niet aan tegemoetkomt. Daarom legde ik u de vraag voor om daar iets aan te kunnen veranderen.
Ten tweede hebt u ook verwezen naar artikel 34, dat gaat over de doelmatigheidstoets. Wanneer kunnen subsidies verleend worden aan terreinbeherende verenigingen? Daar wordt ook in de berichtgeving wat mee geschermd. Het is inderdaad niet zo dat er automatisch aankoopsubsidies kunnen worden gegeven. Maar er staan ook wel een aantal heel duidelijke criteria in, waarbij de bestemming van de percelen eigenlijk maar het zesde criterium is op basis waarvan men zal toetsen. Maar eigenlijk is het feit dat het perceel in een visiegebied, in de reeds bestaande – dus de oude – regelgeving of in een globaal kader gelegen is, al voldoende om die aankoopsubsidie eraan toe te kennen.
U verwijst dus naar die twee artikelen, die eigenlijk net mijn vragen staven. Ik wil dus mijn vragen herhalen, minister. Volgt u met uw antwoord dat u hebt gegeven en de artikelen waarnaar u hebt verwezen, de vaststelling dat er zich bij een aantal heel recente voorbeelden toch wel een aantal problemen voordoen? Eigenlijk zit je met een onrechtstreekse voorafname op de ruimtelijke bestemmingsplannen, op de AGNAS-processen (afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur) die er nog moeten worden gevoerd. Ik vraag u dus nogmaals, minister: bent u bereid om daarvan een bijsturing te doen?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, onze partij doet niet mee in een spel waarbij de landbouw en de natuursector tegen elkaar worden opgezet. Wij denken dat het behoud van de open ruimte een taak is die zowel door de landbouw als de natuursector moet worden opgenomen. We moeten hen daarin ondersteunen. Dat is ook nodig voor ons klimaat. Het verhaal dat de natuur een grote bedreiging is voor de landbouw, is niet ons verhaal. We verzetten ons daar ten stelligste tegen. We denken dat we, ook als politici, de taak hebben om die twee met elkaar te verzoenen.
Wat wel een grote bedreiging voor de landbouw vormt, is de inname van boerderijen en de bijkomende verharding. We hebben in studies van het Departement Omgeving kunnen zien dat door functiewijzigingen in het openruimtegebied rond boerderijen, er heel wat verharding bij komt. Dit is eigenlijk een aanslag op het gebruik van landbouwgrond voor landbouwdoeleinden. Ik wil u dan ook vragen, minister, hoever het staat om die zonevreemde functiewijzigingen aan te pakken. Door dit aan te pakken kunnen landbouwgronden gebruikt worden voor de landbouw, en niet voor allerhande nevenfuncties zoals nu, waar hoeves en landerijen gebruikt worden voor andere doelstellingen dan landbouw.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, u weet dat er al verschillende projecten zijn geweest met de aankoop van landbouwgrond tegen hoge prijzen, prijzen die de landbouw niet kan betalen. Dat zijn dan aankopen voor natuur. U verwijst naar uw voorganger, maar als u daar niets aan doet, dan bent u eigenlijk akkoord met hetgeen uw voorganger heeft bedongen.
U zegt dat de natuur geen bedreiging is voor de landbouw, maar men moet een kat een kat noemen. Natuurpunt is wél soms een bedreiging voor de landbouw. Natuurpunt doet goede zaken in natuurbeheer. Dat hebt u ook aangegeven: het zou ons meer kosten indien we dat zelf zouden doen en we kunnen het niet zo goed doen als zij dat doen. Daar ben ik volledig mee akkoord, maar het grondprincipe dat gevoerd wordt bij Natuurpunt, gaat te ver. U moet inderdaad maatregelen nemen waarbij natuur en landbouw op een gezonde manier kunnen worden gecombineerd.
De heer Vandaele heeft het woord.
De minister zei al dat er eigenlijk niets nieuws onder de zon is. Het decreet is het decreet en het bestaat ook al enige tijd. Ik ben natuurlijk al oud genoeg om nog te kunnen verwijzen naar het Structuurplan Ruimte Vlaanderen, waar we reeds wisten dat er wat landbouwgebied weg moest en natuurgebied bij diende te komen.
Collega De Roo vraagt blijkbaar hardere tussenschotten tussen landbouw en natuur. Misschien kan dat wel wat voordelen bieden, maar we weten ook dat de omgekeerde beweging evengoed bestaat. Er is nog altijd grond met bestemming natuur die in landbouwgebruik is. Het zou dus wel eens kunnen, als we die discussie ten gronde voeren, dat we ergens anders uitkomen dan waar we willen uitkomen.
De heer Van Hulle heeft het woord.
Je kunt je de vraag stellen – en ik stel mij ook die vraag – waarom er de laatste jaren zoveel protest is tegen natuurbeheersplannen, terwijl dat in het verleden niet zo was. Ik denk persoonlijk dat er verschillende redenen zijn, en ik zou daar toch eens graag op doorgaan. Het feit dat 25 procent van het globaal kader van de natuurbeheersplannen in agrarische bestemmingen ligt, is vrij veel.
Wat is eigenlijk de wrevel bij de landbouw? Ik zal het proberen te verwoorden op een eenvoudige manier. De landbouw wordt geconfronteerd met een extra concurrent, want het is een strijd om grond. En wie is die extra concurrent? Dat is de vereniging, meestal toch, die een natuurbeheerplan voor zijn eigen gronden indient en daar een perimeter rond maakt. Dat heet dan een globaal kader. Daarin kunnen ze dan een natuurbeheerplan type 4 aanvragen. Die aanvraag wordt dan meestal goedgekeurd waardoor ze tot 90 procent subsidie bij de aankoop kunnen bekomen met een maximum tot 50.000 euro. In realiteit is het altijd 50.000 euro, want landbouwgrond is duurder dan 50.000 euro. De landbouwers hebben dat niet graag, want die willen zelf ook die grond kopen. Dan zien ze iemand die met subsidies van de Vlaamse overheid gronden opkoopt. Die terreinbeherende verenigingen – want het gaat het om terreinbeherende verenigingen in de meeste gevallen – zeggen dat ze schappelijk zijn en niet agressief te werk gaan. Ze zeggen dat ze in een openbare verkoop niet tegenbieden. Ze mogen dat wel doen, maar ze zeggen dat ze het niet doen. Ik ga ervan uit dat dat ook zo is, maar er is iets anders. Terreinbeherende verenigingen gaan naar landbouwers die 60 jaar zijn en waarvan ze weten dat ze geen opvolging hebben. Die landbouwer heeft zeventien verschillende gronden in het globaal kader van het natuurbeheerplan. Ze vragen aan die landbouwer of hij niet geïnteresseerd is om alle zeventien percelen te verkopen voor een bepaald bedrag. Ze geven de landbouwer bovendien de garantie dat hij nog vijf jaar, of wat hij wil, verder mag doen en dat hij al zijn gronden in één keer kan verkopen.
Daar zit dan een kleine, jonge boer naast, en die wil het stuk naast zijn deur kopen, maar hij heeft daar de kans niet toe, want er is iemand die – laat ons duidelijk zijn – kapitaalkrachtig is en hem voor zal zijn. Dat is de wrevel die op dit moment bestaat bij de landbouwers. Alle respect dat er natuurgebieden bij komen. Mensen die er iets van weten, en dat professioneel doen, gaan daar ook achter staan en zullen dat begrijpen. Die natuurgebieden moeten erbij komen, alle respect daarvoor, maar daarmee kun je de angel of wrevel uit dit verhaal niet weghalen.
Een tweede punt komt uit een schriftelijke vraag van collega De Roo. Daarin lees ik dat de aanvragen voor natuurbeheerplannen – en dan praat ik niet over dat globaal kader, maar enkel en alleen over de eigendom en het beheer – in 2019, 2020 en 2021 gemiddeld ongeveer 2500 hectare was. Dat was respectievelijk 2700, 2300 en 3000 hectare. In 2021 en 2022 is dat verhoogd naar respectievelijk 14.000 en 19.000 hectare. Wat heb je dan? In de tijd van de vorige minister was het eigenlijk minder een item, want er waren minder landbouwers die daar de impact van ondervonden. Nu merken heel veel landbouwers de impact daarvan. Onderschat dus niet dat dit veel meer wrevel opwekt. Alle respect dat er natuur bij komt, en alle respect dat dat gebeurt, maar is de manier waarop wij het nu doen, de juiste manier, minister, met name de weinige verantwoording van het globale kader? Stel dat dat nog grotere proporties aanneemt, dan denk ik dat de landbouwers daar op een bepaald moment terecht een punt van kunnen maken.
Ik wil ook die transparantie aanhalen. Dat komt uit de tweede vraag van collega De Roo. Dat kan toch veel beter. Ik stel voor om het beleid of de regelgeving van de vorige minister te herzien om op een zachte manier meer natuur te creëren, zodat er minder weerstand komt uit de landbouwsector.
Minister Demir heeft het woord.
Ik krijg verschillende vragen om de wetgeving aan te passen. Ik denk dat wij op dit moment heel wat andere zeer dringende dossiers moeten behandelen, zowel voor de landbouw, maar bij uitbreiding de hele samenleving. Ik noem één dossier op, met name het stikstofdossier. Als men van mening is dat de decreten moeten veranderen, dan denk ik dat de volgende regering – wie dat ook mag zijn – dat grondig kan bekijken. Ik heb nog zoveel andere dossiers te verwerken dat dat voor mij op dit moment geen prioriteit is. Ik wil wel een aantal andere zaken aanstippen.
Natuurbeheerplannen binnen herbevestigd agrarisch gebied (HAG) moeten volgens de regelgeving van mijn voorgangster aan enkele voorwaarden voldoen, en kunnen enkel op gronden na een vrijwillige verkoop en op voorwaarde dat ze niet meer in landgebruik zijn. Daar zijn dus wel redelijk wat voorwaarden aan verbonden. Ik wil daar toch eens op wijzen. Niemand wordt gedwongen onteigend. Het gaat altijd om een vrijwillige verkoop, en het mag niet meer in landbouwgebruik zijn. Daarnaast zijn er nog tal van andere voorwaarden. Dat gaat slechts om 1 à 2 procent van alle natuurbeheerplannen. Jullie zeggen dat ik die regelgeving moet aanpassen. Ik zeg dat ik op dit moment andere katjes te geselen heb die veel urgenter zijn. De volgende regering mag dat doen, maar waar jullie het over hebben, gaat dus over 1 à 2 procent. Voor mijn part kan de volgende regering daarnaar kijken.
Mijn administratie doet een beoordeling. Het is niet zo dat alles zomaar wordt goedgekeurd in agrarisch gebied zonder ecologische redenen. Ook daar hebben we immers verplichtingen. We moeten een lange weg bewandelen. Wat de aankoopsubsidies betreft: die gelden voor iedereen, niet enkel voor de terreinbeherende organisaties. Iedereen kan daar aanspraak op maken. We zien de laatste tijd al meer private eigenaars die dat ook doen.
Mijnheer Van Hulle, u verwijst naar de aankoopsubsidies die 90 procent zouden bedragen. Dat is niet correct. Ze bedragen 90 procent als het gaat over groene bestemmingen, natte natuur en bos. Voor gronden met een agrarische bestemming krijgt de koper, met het oog op een reservaat, veel minder aankoopsubsidies, omdat we vooral richting die groene bestemmingen willen wijzen.
Ik heb al verwezen naar 1 à 2 procent van het HAG. Een derde van de speciale beschermingszone (SBZ) is in landbouwgebruik. Collega Vandaele zegt dat we het debat ooit ten gronde moeten voeren, het liefst met de organisaties aan de tafel. Ik zal dat vragen. Dat wordt een heel belangrijke discussie.
De heer De Roo heeft het woord.
Collega Schauvliege spreekt over een spel – een opmerkelijk woord in dezen – tussen landbouw en natuur. Wij zijn niet … (onverstaanbaar) … maar, mevrouw Schauvliege, het zijn natuurlijk die terreinbeherende verenigingen die via de afbakening van dat globaal kader heel duidelijk aangeven waar ze willen uitbreiden en waar ze willen aankopen. Dan zit je per definitie met een tegenstelling.
Collega Vandaele, ik hoor u spreken over de tussenschotten. Ik denk niet dat u voorstander bent van voorafnames aan het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen noch dat er via de natuurbeheerplannen een extra laag in de lasagne wordt gecreëerd waarbij eigenlijk zelfs afspraken van het ruimtelijk uitvoeringsplan niet gevolgd hoeven te worden.
Tot slot, minister, u hebt uitgebreid verwezen naar uw voorganger. Ik wil erop wijzen dat uw voorganger gebieden durfde te schrappen. Het ANB geeft nu een standaardantwoord inzake het schrappen of de vraag tot schrappen van agrarische bestemmingen die in landbouwgebruik zijn. Dat gaat niet over 1 of 2 procent. Dat gaat over 25 procent die ook in die globale kaders zit, plus 2 procent herbevestigd agrarisch gebied. Dat is samen 27 procent. Zij geven daar eigenlijk een standaardantwoord dat de opname in het globaal kader van gronden nog niet … (onverstaanbaar) …
Ik vraag u twee dingen, minister. Ten eerste, zelfs zonder de regelgeving te wijzigen, kunt u ervoor zorgen dat herbevestigde agrarische gebieden worden uitgesloten van die globale kaders? Ten tweede, kunt u ervoor zorgen dat de opname van het agrarisch gebied verantwoord moet worden in zo’n globaal kader? Ook daar hebt u de instrumenten in handen om dat tot uitvoering te brengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.