Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het activeren van Oekraïense vluchtelingen
Vraag om uitleg over de impact van individuele begeleiding bij de activering van nieuwkomers
Verslag
We konden lezen dat taal de belangrijkste drempel blijft voor Oekraïense werkzoekenden in Vlaanderen. Dat is niet verwonderlijk. VDAB deed ook een onderzoek om na te gaan welke drempels Oekraïense nieuwkomers in Vlaanderen ervaren in hun zoektocht naar werk en wanneer ze effectief aan het werk zijn. Het onderzoek geeft aan dat voor 92 procent van de Oekraïense werkzoekende respondenten taal een drempel naar werk vormt. Daarnaast is voor een op drie het gebrek aan kennis over de Belgische arbeidsmarkt een belangrijke drempel, gevolgd door kennis over het jobaanbod, gebrek aan kinderopvang en de schooluren.
Ik denk dat niemand echt verwonderd is over de resultaten van dit onderzoek.
Uit de bevraging blijkt bovendien dat de helft van de Oekraïense ontheemden hun toekomst in België zien. Dat is wel heel belangrijk als we het hebben over het activeringsbeleid en de begeleiding van de betrokkenen. Nu verblijven ze alvast hier tot 2025 onder het statuut van tijdelijke bescherming. Wie nadien in België wil blijven, zal een beroep moeten doen op het reguliere systeem, zoals bijvoorbeeld via arbeidsmigratie.
We hebben hierover in het verleden al vaak gediscussieerd en beslissingen genomen. Daarom is dit onderzoek een perfecte aanleiding om een aantal vragen te stellen.
We hebben de tewerkstellingscijfers van Oekraïense vluchtelingen van Nederland en Vlaanderen al vaker in het debat gehad. Nederland werd dan als het beste voorbeeld naar voren geschoven. In werkelijkheid blijken de cijfers vergelijkbaarder dan eerder gedacht. Minister, vanwaar de andersluidende berichten en hoe verklaart u de vastgestelde verschillen?
Hoe evalueert u de verplichte inschrijving bij VDAB van de tijdelijk ontheemden die we hier vorig jaar decretaal hebben geregeld? In welke steden en gemeenten blijft het aantal inschrijvingen achter? We moeten uiteraard rekenen op de medewerking van de lokale besturen. Hoe wordt hieraan gewerkt?
Hoeveel Oekraïners kregen al een taalopleiding? Dat is de belangrijkste drempel naar werk. Hoeveel met succes? Wat gebeurt er met de mensen die niet slagen of afhaken? Het is belangrijk dat we daar ook oog voor hebben.
In welke sectoren zijn ondertussen de Oekraïners aan de slag? Kunnen we succesverhalen communiceren en zo meer mensen motiveren?
Hoeveel Oekraïners volgen of volgden al een beroepsopleiding? Hoeveel daarvan slaagden? En hoe succesvol is de doorstroom naar werk na zo’n beroepsopleiding?
Welke verdere initiatieven plant u om deze groep aan de slag te krijgen?
Wordt er een speciale procedure voorzien in 2025 voor de aanvragen tot een gecombineerde vergunning voor de Oekraïners?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik ben hier niet alleen. Ik word vandaag gevolgd door een YOUCA-student: Simon Pollentier. Hij zal eerst nog eventjes de commissie volgen en zien hoe het eraan toegaat. Hij zou dan graag, voorzitter, de volgende vraag stellen.
Samen met collega Axel Ronse lanceerden we eind 2022 het voorstel om de Oekraïense vluchtelingen die een leefloon ontvangen, verplicht in te schrijven bij VDAB. Op dat moment gebeurde dat enkel op vrijwillige basis. We stelden immers vast dat, in tegenstelling tot onze noorderburen in Nederland, zeer weinig Oekraïense vluchtelingen aan de slag waren. VDAB wist op dat moment gewoonweg niet wie de Oekraïense vluchtelingen waren. Men beschikte immers niet over de gegevens om hen te contacteren voor een activeringstraject of een opleiding. Dit hiaat heeft de Vlaamse Regering opgelost en sinds het voorjaar 2023 geldt de verplichting om zich bij VDAB in te schrijven. VDAB heeft 21 bemiddelaars aangesteld om de Oekraïense vluchtelingen te begeleiden om de stappen naar de arbeidsmarkt te zetten.
Deze aanpak werpt vruchten af, zien we nu. Eind september waren er 13.463 Oekraïense vluchtelingen ingeschreven bij VDAB. Van hen heeft 42 procent al gewerkt of is nog aan de slag. Ze doen dat vaak onder hun diploma, niveau of competenties. Opvallend, 91 procent van de Oekraïense vluchtelingen wil effectief werken. VDAB stelt tevens vast dat vooral de kennis van het Nederlands de drempel is om aan de slag te gaan. Uit een bevraging van VDAB blijkt dat 92 procent van de respondenten de taal als drempel bestempelt. Daarnaast ziet een op de drie de kennis van de arbeidsmarkt en een op de vier het gebrek aan kinderopvang als knelpunten om aan het werk te gaan.
Tot slot, de helft van de Oekraïense vluchtelingen wil in Vlaanderen blijven wonen en hier ook een toekomst uitbouwen. Ook daar zien we het cijfer stelselmatig stijgen.
Welke initiatieven nemen VDAB en de OCMW’s om de Oekraïense vluchtelingen Nederlands te leren? Hoe worden de Oekraïense vluchtelingen gestimuleerd om een taalopleiding te volgen? Hoe worden de andere drempels, zoals kennis van de arbeidsmarkt, bemiddeling naar een job en kinderopvang aangepakt? Hoe wordt de verplichte inschrijving bij VDAB opgevolgd en gemonitord?
We stellen vast dat tal van vluchtelingen onder hun diplomaniveau of competenties aan de slag zijn. Hoe gaat VDAB daarmee aan de slag, en hoe kunnen de talenten en vaardigheden van deze mensen beter worden ingezet?
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Mijn vragen zijn aansluitend, maar met een licht andere insteek, omtrent de impact die individuele begeleiding kan hebben bij de activering van nieuwkomers, in dit geval specifiek Oekraïense nieuwkomers. We weten allemaal dat het activeren van werkzoekenden vandaag in Vlaanderen maatwerk is. De werkzoekenden die er vandaag nog zijn in Vlaanderen, vragen een aanpak op maat. Dat telt des te meer voor nieuwkomers die de arbeidsmarkt niet kennen, geen groot sociaal netwerk hebben, en zich de Nederlandse taal nog eigen aan het maken zijn.
Daarom heeft men in Antwerpen, onder impuls van onze schepen Tom Meeuws, de krachten gebundeld om vluchtelingen, nieuwkomers onder individuele begeleiding sneller en duurzaam de stap naar de arbeidsmarkt te kunnen laten zetten. Via het project Ukraine@work is er een samenwerking opgezet tussen de stad Antwerpen, JobRoad en het internationaal comité.
Door de persoonlijke en multidisciplinaire aanpak en samenwerking werden heel wat bedrijven enthousiast en bereid om deel uit te maken van het project. Daardoor zien we bovendien ook een grote diversiteit aan deelnemende sectoren: retail, horeca, schoonmaak, logistiek, industrie.
Een van de grote uitdagingen bij het naar werk oriënteren van Oekraïense nieuwkomers is dat die – dat bleek ook uit cijfers die ik opvroeg – heel vaak in dezelfde sectoren terechtkomen, bijvoorbeeld schoonmaak, tijdelijke medewerker in de fruitteelt, maar dat matcht niet altijd met hun competenties. Dus hoe breder de bedrijven zijn die intekenen op zulke projecten, hoe meer we mensen duurzaam aan het werk kunnen krijgen binnen hun sector.
Het begeleidingstraject is gericht op een kwetsbare doelgroep, die voor een groot deel bestaat uit alleenstaanden met kinderen, en vaak ook met traumatische ervaringen. Het ging gisteren in de plenaire vergadering nog over hoe we die het best kunnen activeren. Toch zijn de resultaten van dit project veelbelovend. Het toont aan dat individuele begeleiding een grote impact heeft op activering.
Van de deelnemers die al drie maanden in begeleiding zijn, blijkt dat 80 procent aan het werk is. Vandaar mijn vragen voor u, minister. Welke lessen trekt u uit het project Ukraine@work? Op welke manier zullen de eventueel getrokken lessen structureel verankerd worden binnen de werking van VDAB? Zult u stappen ondernemen om deze individuele en multidisciplinaire aanpak ook uit te breiden naar andere steden en doelgroepen?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Ik ga eerst de vragen van collega De Vreese en Bothuyne beantwoorden, die sterk op elkaar leken. Daarna ga ik in op de vragen van collega Verbeurgt over het concrete project.
Laat ons zeggen dat als we kijken naar Nederland – en we hebben de voorbije maanden heel vaak de vergelijking gemaakt met Nederland – de Nederlanders in hun gekende stijl nogal optimistisch waren in het interpreteren van hun eigen cijfers.
Er werd gekeken naar het aantal contracten, in plaats van het aantal Oekraïners met werkervaring. Wetende dat er veelvuldig gebruik wordt gemaakt van interim-, nuluren-, en oproepcontracten – per dag als het ware een ander contract – waren er veel meer contracten dan unieke personen aan het werk.
Ze hebben het nu zelf bijgesteld. Uit onderzoek blijkt dus dat het geen 80 procent is, maar 50 procent. Dus dat is een serieuze bijstelling van die Nederlandse cijfers, waar wij zo vaak naar hebben verwezen. Met andere woorden, we doen het eigenlijk even goed, misschien op sommige vlakken zelfs nog beter, als we zien dat de Nederlanders nu naar ons komen kijken hoe we de begeleiding en ondersteuning doen van Oekraïense vluchtelingen.
Zoals jullie – als initiatiefnemers van het decreet dat Oekraïners verplicht om zich in te schrijven bij VDAB – weten, ligt de informatieplicht en opvolgingsbevoegdheid rond deze inschrijving bij de lokale besturen.
Eenmaal ingeschreven, gaat VDAB aan de slag met deze mensen.
Die monitoring is niet zo eenvoudig als die op het eerste gezicht lijkt, maar ik kan u wel een globaal beeld geven. VDAB informeert de lokale besturen over het aantal Oekraïners dat bij VDAB ingeschreven is. Op basis van die gegevens kunnen de lokale besturen nagaan of alle Oekraïners die een leefloon ontvangen, ingeschreven zijn bij VDAB. Elk OCMW bezorgt maandelijks het aantal Oekraïners dat recht heeft op een leefloon aan de dienst Maatschappelijke Integratie. Deze data zijn met enige maanden vertraging beschikbaar omdat elk OCMW de informatie individueel dient te bezorgen.
Ik kan u vandaag meegeven dat 65 tot 70 procent van de Oekraïners ingeschreven is bij VDAB; voor het decreet lag dit op 50 procent. VDAB zal ook contact opnemen met de gemeenten die minder goed scoren om ze aan te manen deze regelgeving toe te passen. Op dit moment ligt het aantal Oekraïners dat bij VDAB ingeschreven is al op een kleine 14.000.
Of het nu gaat om Oekraïense nieuwkomers of andere nieuwkomers, VDAB werkt steeds op maat van de werkzoekende. Zoals terecht aangegeven in de vraagstelling, collega’s, ervaren Oekraïners net als andere nieuwkomers heel wat drempels. Op de taal, een van de belangrijkste drempels, kom ik straks terug.
Ook ontbreekt het hen aan kennis over onze arbeidsmarkt. Het Agentschap Integratie en Inburgering heeft aparte trajecten opgezet voor Oekraïense nieuwkomers. In het kader van de lessen Maatschappelijke Oriëntatie krijgen zij info over hoe onze arbeidsmarkt werkt.
Daarnaast gebeurt er afstemming met de andere beleidsdomeinen binnen de Vlaamse taskforce. Tekorten op het vlak van kinderopvang worden door de taskforce doorgegeven aan het beleidsdomein Welzijn.
Collega De Vreese, u stelt terecht dat er Oekraïners zogezegd ‘onder hun niveau’ aan de slag zijn. Ik vind dat ‘onder hun niveau’ wat denigrerend klinkt, maar ik begrijp zeker wat u hiermee bedoelt. Voor mij is het belangrijk dat Oekraïners een job kunnen invullen die binnen de lijn van hun talenten en competenties ligt.
VDAB heeft een specifiek aanbod voor hoogopgeleide anderstaligen om drempelverlagend te werken. Daarnaast wordt er ook met het National Academic Recognition Information Centre (NARIC) samengewerkt om die diploma’s, indien nodig, efficiënt en effectief te laten erkennen of gelijk te schakelen.
Finaal blijven werkgevers ook sterk sensibiliseren om ontheemden kansen te geven om op niveau te werken, ook al blijft de talenkennis vaak een drempel.
Vermits de Oekraïners een leefloon krijgen, staat het OCMW in voor de begeleiding, maar natuurlijk is er de verplichte inschrijving bij VDAB. VDAB bekijkt op maat van de Oekraïner hoe het traject naar werk er kan uitzien. Dat verhaal deed ik hier al verschillende keren uit de doeken. In functie van het doelwit wordt bepaald welk niveau van talenkennis vereist is. Samen met de Oekraïner wordt dan een traject uitgestippeld. Om de talige competenties correct in te schatten, kunnen onze VDAB-medewerkers ondersteuning vragen aan de NT2-instructeur (Nederlands als tweede taal) en de toolbox taalscreening.
Specifiek voor de kennis van het Nederlands zijn er verschillende mogelijkheden. Er wordt samengewerkt met het volwassenenonderwijs. Via aangepaste taaloefenopdrachten of Nederlandstalige taalbuddy’s kunnen anderstalige burgers Nederlands oefenen. Er zijn opleidingen en vooropleidingen Nederlands toegespitst op specifieke sectoren, bijvoorbeeld de secundaire sector, verkoop, zorg en transport. Via Nederlands op de opleidingsvloer ondersteunt en coacht de NT2-instructeur cursisten en vakinstructeurs tijdens de vakopleiding. Op die manier wordt zo’n vakopleiding geïntegreerd. Er zijn ook een aantal geïntegreerde opleidingstrajecten waarbij werkzoekenden tegelijkertijd technische, talige en andere competenties, zoals de geïntegreerde bediendeopleiding voor anderstaligen.
Anderstalige werkzoekenden die wegens hun werkervaring al aan de slag kunnen bij een werkgever, kunnen ook op de werkvloer taalcoaching krijgen. Zo bieden VDAB en zijn partners taalcoaching op de werkvloer aan: taalcoaching tijdens de individuele beroepsopleiding (IBO) en job- en taalcoaching. Met een IBO kunnen dus ook technische competenties versterkt worden op maat van de werkvloer en op maat van de werkgever.
Een kleine helft – ongeveer 40 procent – van de Oekraïense ontheemden die bij VDAB zijn ingeschreven, heeft een beperkte kennis van het Nederlands. Bij het begin van het conflict had een overgrote meerderheid uiteraard geen kennis van het Nederlands. In juni 2022 lag dit aandeel nog op 9 procent en het aandeel zonder kennis van het Nederlands op 89 procent, vandaag is dit nog slechts 53 procent. Dat is dus toch wel een serieuze verbetering. De OCMW’s en het Agentschap Integratie en Inburgering staan in voor de taalopleidingen. Tussen het begin van het conflict en de maand mei van dit jaar werden 13.127 Oekraïners toegeleid naar een opleiding Nederlands. Daarvan behaalden 3619 het niveau A2 of hoger. 3291, of de overgrote meerderheid, zet het traject dus nog verder om een hoger niveau Nederlands te bereiken.
Dit toont toch hoe groot het engagement is bij deze doelgroep. Van inburgeraars verwachten we een taalniveau A2, vele Oekraïners willen hier dus over gaan. 3536 personen behaalde niveau A1. Ook hier zien we dat 2964 personen hun NT2-traject nog aan het verderzetten zijn om een hoger niveau te halen. 4560 personen zijn bezig in aanbod om A1 te behalen, waaronder 352 personen in een traject bij een centrum voor basiseducatie.
Eind september 2023 zijn er door 283 Oekraïense vluchtelingen in totaal 336 beroepsgerichte opleidingen gestart. 82 procent werden beëindigd met een positief resultaat.
De uitstroom naar werk wordt gemeten drie maanden na het beëindigen van het volledige opleidingstraject. Eind september 2023 hadden 95 Oekraïense vluchtelingen hun beroepsgericht opleidingstraject beëindigd. In totaal zie ik dat 56 procent van hen binnen de drie maanden uitstroomde naar werk. Dit ligt hoger dan het gemiddelde voor andere anderstalige klanten, waar het aandeel op 18 procent ligt.
De twee sectoren die er boven uit steken zijn de ‘zakelijke dienstverlening’ met 24 procent, waaronder het dienstenchequesysteem valt, en de uitzendsector met 17 procent van de tewerkstellingen. We merken dat de Oekraïense gemeenschap in Vlaanderen onderling veel informatie met elkaar deelt. Zo zien we vaak op jobbeurzen dat er meer Oekraïners opduiken dan uitgenodigd. Dat is zeer positief.
Oekraïners zullen na het aflopen van de tijdelijke beschermingsmaatregel een single permit kunnen aanvragen. De Dienst Economische Migratie zal zich op een toestroom van dergelijke aanvragen moeten voorbereiden. Vermits het gaat om mensen die hier op dat moment tewerkgesteld zullen zijn, lijkt het mij wenselijk om deze aanvragen op dat moment ook prioritair te behandelen.
Een eerste belangrijke les is dat samenwerking en het samenbrengen van expertises belangrijk is. Het is echt Samen Sterk voor Werk. JobRoad werkt samen met de stad Antwerpen, het Internationaal Comité, bedrijven, de uitzendsector en VDAB via de samenwerkingsovereenkomst die VDAB heeft met de stad Antwerpen. In de samenwerking wordt bijvoorbeeld ook gebruikgemaakt van de IBO-T, een product aangeboden door VDAB.
Ten tweede blijkt dat de moeilijkheden die ontheemden en andere nieuwkomers ervaren zich nog steeds als drempels manifesteren. Door het gebrek aan kinderopvang kan men, ondanks de wil en intentie tot werken, toch niet aan de slag, gezien het hier vaak om alleenstaande vrouwen met kinderen gaat. Daarnaast wordt er een balans gezocht tussen het inzetten op taal en het inzetten op werk, om ervoor te zorgen dat een basiskennis Nederlands na verloop van tijd zeker aanwezig is.
Een derde les die we noteren is het belang van het engagement van het lokale bestuur of OCMW om de motivatie van ontheemden te verhogen, dit wil zeggen het verbinden van concrete financiële gevolgen als iemand geen bereidheid toont om aan het werk te gaan, het bekende tijdelijk verlies van het leefloon. Dat zien we heel duidelijk in dit project Ukraine@Work, waar er een strikte opvolging is, ook wanneer ze bijvoorbeeld door de dienst activering van de Stad Antwerpen naar een partner zoals JobRoad of VDAB worden doorgestuurd.
Ten laatste leren we ook dat de bereikbaarheid van de diensten en werken op maat essentieel zijn, en daarvoor moet er bij elke partner rond de tafel voldoende capaciteit zijn.
Deze lessen neemt VDAB ook mee ten aanzien van andere lokale besturen en in andere lokale projecten. Specifiek naar aanleiding van de Oekraïneoorlog werkt VDAB aan een draaiboek dat ingezet kan worden bij gelijkaardige crisissen.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreid antwoord. Het is een uitgebreid antwoord maar het roept toch ook weer wat vragen op, onder andere over de manier waarop we omgaan met mensen die niet slagen in de taal- en beroepsopleidingen. Ook de manier waarop we de lokale besturen die achterblijven bij de inschrijving van Oekraïense vluchtelingen bij VDAB, benaderen, is een aandachtspunt. Welke lokale besturen zijn dat, is het een stedelijk fenomeen, zit er een lijn in welke lokale besturen minder actief zijn en minder samenwerken met VDAB? Mijn vraag betreft dus wie achterblijft, zowel op het niveau van de lokale besturen als op het niveau van de Oekraïense vluchtelingen. Wat doen we met die lokale besturen en die vluchtelingen?
Als we willen toeleiden naar werk, is samenwerking met werkgevers bijzonder belangrijk. Er zijn vanuit VDAB inspanningen geleverd om werkplekken te vinden voor mensen die uit Oekraïne komen. Worden er op dat vlak inspanningen geleverd met werkgevers of sectoren om mensen toe te leiden naar die vacatures? Ik heb onlangs bijvoorbeeld een jobbeurs gezien gericht op anderstalige werkzoekenden. De werkgevers werden op voorhand duidelijk gebriefd over wat dit zou betekenen. Is dat een initiatief dat navolging krijgt in de rest van Vlaanderen? Kunnen we op dat vlak nog een tandje bijsteken?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, wij hebben hier net heel wat cijfers en statistieken gekregen. Het was zeer uitgebreid. Maar ik wil hier eventjes een heel grote frustratie kwijt. Ik heb op 29 september een schriftelijke vraag gesteld over die cijfers, heel uitgebreid, tot in detail. Die vraag was ingediend, toen ik op 6 oktober, onmiddellijk daarna, zag dat door de VDAB daarover zelf werd gecommuniceerd, ook met u, om daar een antwoord op te geven. Nu zijn we 19 oktober en ik heb op die schriftelijke vraag nog geen antwoord gekregen. We krijgen hier die cijfers heel uitgebreid, maar eigenlijk vind ik dit geen manier van werken. Eigenlijk vind ik dat tenminste ook aan mij, die de vraag schriftelijk had gesteld, toch al die cijfers hadden kunnen worden bezorgd, want dan had ik die al eventjes kunnen bekijken en analyseren. We krijgen hier een overvloed van cijfers die we nu niet kunnen verwerken en noteren, tenzij de andere collega’s dat wel kunnen? Ik vind dat eigenlijk geen manier van werken. Ik denk dat hier heel duidelijke afspraken over zijn binnen het parlement, en ik zou die heel graag gerespecteerd zien.
Ten tweede, hoor ik u zeggen: “Mevrouw De Vreese, u was nogal denigrerend over ‘onder het niveau’ ”. Zo hebt u het genoemd. En u weet heel goed dat ik daarmee bedoel dat die mensen onder hun opleidingsniveau aan het werken zijn. Dus ook daar vind ik het helemaal niet correct van u om die woorden in de mond te nemen, terwijl het heel duidelijk is dat dit niet zo is bedoeld.
Ten laatste, inderdaad, kijken we naar de cijfers in het Nederlands. Dat is vijftig procent. Maar wat we zagen is dat er bij ons veel minder mensen aan het werk waren. Daarom was het meer dan terecht dat we gevraagd hebben om daar een tand bij te steken en daar een inschrijving te gaan doen. We zien nu dat dat resultaat geeft. U weet dat ik, samen met collega Axel Ronse, vragende partij ben – en dat komt er ook aan – om dat voor alle leefloners te doen. Daarover heb ik een bijkomende vraag. Er zijn lokale besturen die nu al een bepaalde achterstand hebben met die Oekraïners. Hoe gaan we dat dan doen als er een veel grotere groep aankomt? Ik denk dat u daarop voorbereid moet zijn en nu al een analyse moet maken om te zien hoe we alle lokale besturen in dat verhaal, heel breed door de meerderheid ondersteund, kunnen meetrekken.
En een laatste punt gaat over het Nederlands. Ik denk dat er heel veel initiatieven zijn om die mensen Nederlands op de werkvloer te leren. We moeten daar kijken, als nog altijd zoveel mensen aangeven dat dat een drempel is, op welke manier we ervoor kunnen zorgen dat er echt werk wordt gemaakt van Nederlands op de werkvloer.
Zo, dat waren een aantal puntjes en een bijkomende vraag.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Ook van mijn kant zijn er een paar bijkomende vragen en opmerkingen.
Eerst en vooral zijn er hier inderdaad heel wat cijfers genoemd. Ik respecteer het recht van collega De Vreese om die eerst in te zien, maar ik denk dat het handig zou zijn om die cijfers dan vervolgens helder in de commissie te kunnen bespreken. We delen een frustratie, over deze commissie heen, namelijk als we cijfers vragen rond activeringsbeleid, dan komen die vaak versnipperd, verdeeld en heel onduidelijk. VDAB zegt soms ook dat ze ze niet hebben en dat ze structureel worden opgevolgd. Die frustratie leeft, ook bij mij. Zeker als het gaat over het activeren van Oekraïense nieuwkomers, moet het helder zijn hoe de cijfers ervoor staan. Als we heel specifiek kijken, bijvoorbeeld naar de ondersteuning van het Nederlands op de werkvloer, blijven die cijfers wel heel beperkt. Toch zijn die cijfers van belang om te kijken hoe we de ondersteuning daar nog kunnen versterken. Dat is een eerste element.
Een tweede element betreft uw verwijzing naar lokale besturen. Ik denk dat het belangrijk is – het is ook mijn vraag – om de kennis uit de goede voorbeelden, bijvoorbeeld uit Antwerpen, te verbreden en te verdelen naar lokale besturen. Mijn vraag is of u met uw collega van lokale besturen, minister Somers, wilt bekijken hoe er nog meer informatie-uitwisseling kan gebeuren.
Een volgend punt betreft de kinderopvang waarnaar u verwees.
Voorzitter, u moet me verontschuldigen. U zei zelf dat het veel informatie was en veel stof tot nadenken. Ik ga dus een paar dingen aanhalen en ik probeer dat binnen de voorziene tijd te doen.
Nu heb ik het over kinderopvang. Iets is me niet helemaal duidelijk. U verwijst altijd naar extra plaatsen die u voorziet en de voorrang voor mensen die werken. Wat met mensen die werk zoeken, die nog geen werk hebben? Hoe gaan we ervoor zorgen dat zij ook op die kinderopvang kunnen rekenen? Hebt u hefbomen voorzien voor mensen die vandaag niet werken maar die werkzoekend zijn? Zij hebben misschien niet meteen zicht op een werkgever, maar willen wel graag aan de slag.
Een laatste element is de voldoende capaciteit voor maatwerk. Ik ben het daarover honderd procent met u eens. Mijn vraag is: hebben we die voldoende capaciteit? Er waren 26 extra bemiddelaars specifiek ingeschakeld bij de VDAB voor Oekraïne. Als we dat provinciaal bekijken zijn het toch maar een paar mensen. Dat zijn er in Oost-Vlaanderen twee, in Antwerpen acht. Is dat wel voldoende om die begeleiding te blijven bieden? Op welke manier zult u ervoor zorgen dat er voldoende middelen zijn om de capaciteit voor maatwerk te garanderen?
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Goedemiddag, collega’s, ik volg Tom Ongena op in de hoedanigheid van lid van deze commissie. Hij heeft ondertussen andere dringende bezigheden. (Opmerkingen van de voorzitter en Maurits Vande Reyde).
Minister, ik kijk uit naar de fijne samenwerking. Ik sluit me aan bij de vraag naar cijfers en meer duidelijkheid op dat vlak. Ik denk dat dat nodig is om goed te weten hoe de situatie er precies voorstaat.
Ik zou daar ook graag nog wat inhoudelijk aan willen koppelen. We hebben net het voorbeeld van Antwerpen, Ukraine@work, gehoord. Die hebben dan natuurlijk de mogelijkheid om dat direct gestructureerd aan te pakken. Ik ben zelf uit een kleinere stad. We zoeken natuurlijk wel hoe dat moet. Maar het zou gewoon helpen als we een soort best practices zouden hebben. Als men op andere plaatsen aan het werk is en ziet dat bepaalde zaken werken, laat dan al die andere gemeentebesturen niet ploeteren en zelf het warm water weer uitvinden.
Ik heb dus een dubbele vraag. Een, ik vraag precieze cijfers, meten is weten, dan kunnen we beter kijken hoe we het doen in vergelijking met die andere landen en waar het goed gebeurt en waar minder. Twee, ik vraag ook om inhoudelijk de best practices te verzamelen.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, het is geen enkel probleem om de cijfers hier te brengen en dat VDAB uitgenodigd wordt om in alle transparantie alles te komen toelichten van de start van de crisis tot op vandaag, heel de evolutie, ook de vergelijking met het buitenland. Ik denk dat er een aantal interessante inzichten zijn die nu ook vandaag steeds meer naar voren komen.
Voor diegenen die achterblijven denk ik dat er inderdaad extra ondersteuning mogelijk moet zijn en geboden kan worden door VDAB.
Wat de vacatures betreft, op de website werkplekvrij zijn de vacatures beschikbaar. Die kunnen daar ook aangemeld worden.
Collega De Vreese, ik begreep dat uw schriftelijke vraag op 2 oktober ingediend is, dat we tijd hebben tot 8 november en dat die vandaag op het kabinet beland is. Maar goed, ik begrijp in uw positie dat dat natuurlijk altijd vervelend is, maar u stelt tegelijk ook de vraag om uitleg. (Opmerkingen van Maaike De Vreese)
Goed, ik zal het met VDAB opnemen. Ik weet niet wat VDAB in die eerdere communicatie al gezegd heeft van hetgeen ik hier vandaag zeg. Ik ken niet al die cijfers vanbuiten. Ik begrijp uw opmerking. Ik heb ook heel duidelijk gezegd dat ik begrijp wat u bedoelt met het niveau waarin men moet werken. Dat is als je vandaag inderdaad hooggeschoold bent en je hier onder je diploma start, ik begrijp u daar heel zeker.
Ik denk dat de samenwerking met de lokale besturen cruciaal is, dat die ook steeds beter loopt. Misschien moet ook de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) mee uitgenodigd worden in het kader van de evaluatie of het tonen van de resultaten om dat samen te bekijken. Ik denk dat daar de good practices zeker gedeeld kunnen worden.
Collega Verbeurgt vraagt naar de cijfers. Ook daar herhaal ik dat dat geen enkel probleem is.
Wat de kinderopvang betreft, is het inderdaad zo dat de werkzoekende, of degene die een beroepsopleiding volgt, bij die definitie is meegenomen. Bij de begrotingsbesprekingen hebben we er ook over gesproken dat het belangrijk is om degenen die actief op zoek zijn naar werk, daarin mee te nemen.
Dan ga ik over naar de vraag over de capaciteit van het maatwerk. We hebben daar inderdaad extra miljoenen euro’s voorzien. Ik dacht dat we 4 miljoen euro extra hebben voorzien.
Collega’s, ik heb net aan de minister voorgesteld om VDAB eens uit te nodigen. Dan kunnen we het over alle cijfers hebben, en kunnen we bekijken wanneer een eventueel evaluatierapport beschikbaar kan worden gemaakt. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en eventueel andere interessante sprekers zijn ook welkom om in dit kader uitgenodigd te worden.
De secretaris zal daartoe een oproep verspreiden om uw namen te noteren. Een hoorzitting over de activering van Oekraïense vluchtelingen op onze arbeidsmarkt komt er dus aan.
Inhoudelijk lijkt het mij dan belangrijk dat er heel veel initiatieven genomen worden. Ik deel ook wel een beetje het gevoel dat het nog meer moet of mag zijn. Er zijn ondertussen goede praktijken beschikbaar, met begeleiding op de werkvloer. Alleen moeten we het een en ander proberen op te schalen. Zeker de samenwerking met werkgevers lijkt mij heel belangrijk om ervoor te zorgen dat we nog meer mensen richting de arbeidsmarkt kunnen brengen. Dat is mensenwerk en gaat niet altijd even snel.
We moeten ons ook niet altijd laten leiden door foute berichtgeving over de tewerkstelling in Nederland die zogezegd op 80 procent zit, dat blijkt nu helemaal anders te zijn. Dat heeft voor een stuk ook stigmatiserend gewerkt ten aanzien van die groep Oekraïense vluchtelingen, en ten aanzien van mensen die hen in Vlaanderen aan de slag proberen te krijgen. Bij deze ook een oproep om cijfers met een zekere voorzichtigheid te benaderen. Het gaat nog altijd over mensen.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Ik zou niet weten hoe en op welk vlak die cijfers uit Nederland stigmatiserend zouden hebben gewerkt, maar tot daar aan toe.
Ik zou eerst en vooral collega Rutten hier welkom willen heten. Ik ondersteun haar ook in haar vraag om die best practices in de kleine steden aan te bieden, en inderdaad te gaan naar de opschaling van de initiatieven die er zijn. Ik kijk ook uit naar een hoorzitting die wij daaromtrent voeren, en naar het antwoord op mijn schriftelijke vraag.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Ook van mijn kant, collega Rutten, welkom in deze commissie. Ik ben blij om te zien dat de rede terugkeert in deze commissie. (Gelach. Opmerkingen van de voorzitter)
Ik reken op begeleiding op de werkvloer. Alle gekheid op een stokje, wat de begeleiding betreft, minister, denk ik dat het goed is dat we hier met VDAB eens dieper op ingaan. Ik zal daar een bijkomende vraag over indienen, want de tijd is mij nu te beperkt om op die kinderopvang in te gaan. Ik vind het een interessant element dat u aangeeft dat, wie in een beroepsopleiding zit, ook aanspraak maakt daarop. Natuurlijk zit niet iedereen in een beroepsopleiding. We hebben ook heel veel werkzoekenden die van de ene interim naar de andere springen. We moeten daar toch ook eens naar kijken. Zeker als we de beroepsopleidingen bekijken, als ik de cijfers goed heb genoteerd, dan zijn dat 95 van de tienduizend ingeschrevenen bij VDAB. We moeten daar toch bekijken dat we iedereen de ondersteuning bieden die nodig is.
Ik denk dat we echt eens moeten kijken hoe we die capaciteit naar individuele begeleiding – dat was mijn voornaamste vraag – breed kunnen uitrollen. Het is echt maatwerk, maatwerk, maatwerk. We hebben hier al vaak gezegd hoe we, binnen de budgettaire ruimtes, het maatwerk kunnen versterken door samenwerkingsverbanden aan te gaan.
Ik kijk er dus naar uit om met VDAB een gesprek daarover te voeren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.